GEORG FRIDERIC HANDEL BRITS FLEGMA redt auto-industrie Georg Friederich Handel werd A 607 Hij was geestdriftig en levenslustig, vriendelijk en voorkomend, humoristisch en gevat, zeer onafhankelijk en niet met geld te vangen. Een grote, knappe man met flair. Prettig gezelschap voor zowel het gewone volk als de adel. Een Bourgondiër, hetgeen op den duur aan zijn omvang was af te lezen. Een man van de wereld die in zijn jonge jaren door Europa trok en het volle leven absorbeerde. Deze kosmopoliet had daarbij een uitstekend commercieel inzicht en het vermogen om binnen zeer korte tijd met belangrijke personen goede contacten op te bouwen. Maar bovenal was hij een virtuoos musicus en componist van aansprekend werk. Deze combinatie van talenten bood de Duitser Georg Friederich Handel de gelegenheid begin achttiende eeuw als George Frideric Handel binnen een paar jaar het Verenigd Koninkrijk aan zijn voeten te krijgen. e Bótten waren zeer enthousiast over y.iË&fflëtk, maakten hem zelfs Brits staffllbstrger en het koningshuis pronkt# met zijn werken op hoogtij dagen: waar de Europese adel zich veÉ^öfelde. Na zijn dood werd hij oikfer toeziend oog van zeker drie duizend belangstellenden begraven in Westminster Abbey in Londen waar hij ook nog een monument op zijh gótf kreeg. Handels roem bleek niet tf&n zijn aardse leven gebonden. De Britten zijn altijd van hun Handel blijven houden. Zijn koninklijke composities zijn nog steeds mateloos populair en worden bij tal van offi ciële gebeurtenissen ten uitvoer ge bracht. Er zijn verschillende redenen voor Handels succes. „Hij was en is bij zonder populair in het Verenigd Ko ninkrijk omdat hij een groot compo nist was die Engelse teksten gebruik te, vooral voor oratoria en lofzangen, in een tijd dat geen Britse componist van vergelijkbaar niveau dat deed", zegt professor Michael Talbot, voor aanstaand Brits musicoloog die als hoogleraar aan de universiteit van Li verpool is verbonden. In diverse pu blicaties wordt gesteld dat hij zijn succes dankte aan de import van de Italiaanse opera in het Verenigd Ko ninkrijk. Dat is zeker waar, maar ver klaart niet zijn mateloze en aanhou dende succes. Zelfs niet als zijn pret tige persoonlijkheid daarbij in ogen schouw wordt genomen. Handel was vooral de juiste man op het juiste moment op de juiste plaats. Hij presenteerde de Britten, op het moment dat de natie daar be hoefte aan had, nieuwe muziek van een uitstekende kwaliteit die na tweeënhalve eeuw nog niets aan be tekenis heeft verloren. Zijn persoon lijkheid en zakelijk inzicht compen seerden zijn buitenlandse komaf ruimschoots. De Britten hebben Ge org Frideric zozeer in hun armen ge sloten dat de meesten waarschijnlijk niet eens weten dat hij van Duitse origine was. LEVENSERVARING Zijn levenservaring is zeker een be langrijke factor voor zijn succes ge weest Op 23 februari 1685 werd hij in het Duitse Halle geboren. Zijn toen 60-jarige vadër was arts, een geres pecteerd burger die na het overlijden van zijn eerste vrouw was hertrouwd met een 32-jarige domineesdochter. Zijn opvoeding in het gegoede mid denklasse-milieu was Lutheraans en bood gelegenheid voor de eerste mu zikale ontplooiing. Op 12-jarige leef tijd werd hij assistent-organist in de grote kerk van Halle en kreeg hij les van Friederich Wilhelm Zachau. Daarnaast bekwaamde hij zich in het spelen van viool en clavecimbel. Op 17-jarige leeftijd, kort na het overlijden van zijn vader, schreef hij zich in voor een rechtenstudie aan de plaatselijke universiteit; tegelijk werd hij organist van de protestantse grote kerk. Na een jaar liet hij Halle, de kerkmuziek en zijn studie voor wat ze waren en vestigde zich in Ham burg, als violist en clavecinist bij de opera. Hij deed zijn werk goed, maar liet zich door een rijkeluiszoon die op kosten van pa de nodige ervaring had opgedaan, overhalen naar Italië te reizen - op eigen kosten wel te ver staan. Hij bleef daar drie jaar, bezocht Florence, Rome, Napels en Venetië. Hij ontmoette er Arcangelo Corelli, Alessandro en Domenico Scarlatti, Antonio Lotti en Antonio Vivaldi en aldoende maakte hij zich de fijne kneepjes van de Italiaanse opera, cantates en oratoria eigen. Die muzi kale ervaring bleek later van door slaggevend belang voor zijn carrière in het Verenigd Koninkrijk. Maar in Italië bleek ook al dat zijn toeganke lijke persoonlijkheid deuren opende die voor anderen gesloten bleven: de rooms-katholieke kerk nodigde hem - als Lutheraan - uit diverse werken te componeren. OPERA RINALDO In 1710 keerde' Handel terug naar Duitsland om Kapellmeister te wor den van de keurvorst in Hanno'ver. Bij de onderhandelingen voor zijn aanstelling bedong hij regelmatig rei zen te mogen maken en hetzelfde jaar al bezocht hij Londen. Ook hier bleek hij zeer snel contact te leggen met de juiste mensen, want in Queen's Theatre in Haymarket ging dat jaar zijn opera Rinaldo in premiè re. Het publiek was laaiend enthou siast. De jaren erop was hij meestal in Londen en soms in Hannover. In 1719 werd hij muzikaal leider van de Royal Academy of Music. Toen na het overlijden van koningin Anne de keurvorst van Hannover koning Ge org I van het Verenigd Koninkrijk werd, was zijn kostje gekocht. Het succes van Handels opera's voor speciale gelegenheden gecor poneerde stukken was ongeken Aangezien vrijwel niemand de Ita aanse teksten begreep, ging het g heel aan de protestante Britten voc bij dat de gebezigde metaforen komstig waren uit de rijke histoi van de roomse kerk. Vooral de ac vond zijn stukken prachtig, mi schien wel voornamelijk vanwege buitenlandse invloeden. Londen w de vooral in niets onderdoen vo Parijs en andere steden op het con nent en Handel haalde de crème la crème van de Italiaanse vocalist* en musici naar Londen. Dat trok heel Europa de aandacht. FAILLISSEMENTEN Maar na een jaar of twintig hadd< de Britten het wel gehad met Ha dels producties. Hij realiseerde zi< dat zijn werk uit de mode raak maar wist twee faillissementen t dens een paar matige seizoen* (1737 en 1745) toch niet te voork men. Overigens wordt de muziek c hij juist in deze moeilijke perio* componeerde, zoals de Messi; (1741), tegenwoordig hooglijk g waardeerd en door sommigen als zi beste werk geoormerkt. Maar Hanc wist binnen korte tijd, na in Aken zijn hersteld van een onduidelij ziekte (hartproblemen, reuma en e* zenuwinstorting worden in de liter tuur opgevoerd), het publiek we voor zich te winnen: hij presenteer* oratoria met Engelse teksten. r Eigenlijk deed hij dat met tegenzifl want zijn hart ging uit naar de zevefi tiende eeuwse muziek. Maar moest brood op de plank komen het Britse publiek was waanzinrj enthousiast over deze Engelstali werken, ondanks de mindere kwa teit van de Britse zangers. Daar stoi tegenover dat hij veel orkestrale fecten in zijn stukken kon verwerk* en onafhankelijk werd van de cor plexe organisatie die een opera verj j De werken uit deze periode zijn n altijd zeer populair in het Vereni Koninkrijk. Handels gezichtsvermogen li* rond 1753 snel terug. Diverse oper ties verbeterden weinig aan zi slechtziendheid, hetgeen hem ni belette door te gaan met compon ren. Op 14 april 1759 overleed de Duitse Brit in Londen. Een gravure van Handel naar een schilderij van Sir Thomas Hudson. RUDOLF KLEUN i slordig geparkeerde UFO rijst het halfronde bakstenen gebouw op uit het golvende land schap van Warwickshire. Hier, bij Gaydon, op een voormalig vlieg veld uit de Tweede Wereldoorlog, ontmoeten verleden en toekomst elkaar. Op een steenworp van de plek waar nieuwe auto's worden ontwor pen en getest is het Heri tage Motor Centre gehuis vest. Het museum van de Rover Group herbergt de veelbewogen geschiedenis van een complete industrie. Een zwartwit foto op de omslag van de catalogus van het muse um. Honderden ernstig kijkende mannen in stofjassen staan langs de lopende band. De een veegt een pluisje weg. Een ander schroeft nog iets aan een portier. Met achteloze trots zien ze hoe weer een glanzend zwarte Morris naar buiten rolt. De oorlog is net voorbij. Exporteren of sterven, luidt het devies van de Britse regering 'in de jaren veertig en vijftig. De auto-indu strie levert haar bijdra ge. Heel de wereld neemt met grote gretig heid de Britse producten af. Tientallen merken heb ben ieder hun eigen klan tenkring. Betaalbare sportwagens van MG, iets duurdere van Aus- tin-Healey en hoger in de markt de Jaguar. Gezinsvervoer van Morris en Austin, de Wolseley heeft wat meer cachet, de dokter heeft een Rover, de Riley is chic- sportief en bovenin de markt is er de Vanden Pias-limousine. Vrachtauto's komen van Ley- land. Al deze merken komen na een reeks van fusies in één concern. En bijna allemaal zijn ze in luttele jaren verdwenen. Niemand op de foto van eind jaren veertig zal zich kunnen voorstellen dat de industrie twin tig jaar later aan de rand van de afgrond staat en uiteindelijk de hulp moet inroepen van nota be ne het Japanse Honda om te overleven. 'Ronda's' worden ze spottend genoemd door de Britse autopers, de pro ducten die uit die sa menwerking ontstaan. Maar zonder Ronda's was er nu helemaal geen Rover meer geweest. De Ronda's staan in middels ook alweer in het museum. Net als de Rover uit 1970 die koningin Elisabeth nog maar een paar jaar geleden als dagelijks vervoermiddel gebruikte. De allereerste MG-sportwagen, 'Old Number One', staat er, evenals een galerij met ral ly-Mini's en een verzameling Land Rovers. Maar het is vooral de collectie unieke prototypes die liefhebbers tot nadenken stemt. Wie langs ranke MG-sportwagentjes met Mini-techniek loopt, langs een Rover-stationcar of een Triumph sportcoupé met V8-motor, krijgt een gevoel van gemiste kansen. Prachtige ideeën, mooie ontwer pen, die de ontwerpafdeling nim mer mochten verlaten. In plaats daarvan vergastte British Leyland, zoals het bedrijf in de jaren ze ventig heette, zijn klanten op de akelige Austin Allegro met een onbegrijpelijk vierkant stuur, op een MG-B met lelijke zwarte bumpers en een verpeste weglig- ging en op de Morris Marina met bewezen techniek van dertig jaar geleden. Auto's die één ding gemeen hadden. Het was spannend om er mee te rijden, want je wist nooit hoe lang ze dat zouden doen. De jaren zeventig waren immers de tijd waarin auto's tussen stakin gen en theepauzes door moes(en worden gebouwd in Engeland. En ja, wie wist waar hij was gebleven toen hij het werk weer oppakte. Zo bezien is het een klein won der dat er nog een Britse auto-in dustrie is. Waarschijnlijk is dat te danken aan het Britse flegma. Een thuismarkt, waar het altijd regent, waar een echte man zijn sportwa gen zomer en winter met de kap open rijdt, waar auto's olie hóren te lekken en inventieve sleutelaars hoog aangeschreven staan in de pub. CULTUURGOED Dat de Britten handig zijn met steeksleutel en schroevendraaier staat wel vast, want in geen enkel westers land worden zoveel klas sieke auto's uit eigen land nog steeds dagelijks ingezet. En voor iedere auto, zelfs voor de lelijkste Morris uit de jaren zeventig, is er een club van eigenaren die zich collectief inspannen voor het behoud van een stukje Brits cultuur goed. The classic car mo vement is in het Verenigd Ko ninkrijk dan ook een factor van belang. Niet alleen kreeg ze net als in Nederland voor elkaar dat er voor oldtimers geen belasting hoeft te worden betaald, maar ze is ook zo groot dat oliemaat schappijen er nog steeds brood in zien gelode benzine te leveren. En bij iedere dreiging voor de toe komst van de oude auto, milieu maatregelen, strengere keuringen, komt d groep in het geweer. I,agerhuis-leden wor den aangesproken en aangeschreven. Een aantal parlementsle den schaamt zich er niet voor deel uit te ma ken van de beweging en komt er rond voor uit zelf ook ou de auto's te verzamelen. De con servatief Alan Clark bezit er zelfs tientallen. Voor de liefhebbers en deelge noten van the movement is het Heritage Centre een waar bede vaartsoord. Maar het is meer dan dat. Het museum met een collec tie van ruim driehonderd voertui gen biedt samen met attracties op het terrein alle mogelijkheden voor een dagje uit. Daar naast is er een docu- mentatiecentrum, met een bibliotheek en een film- en foto-archief. Stu denten doen er wetenschap pelijk onderzoek en jaarlijks ko men er meer dan tienduizend scholieren om kennis te nemen van de geschiedenis van een in dustrie. Eigenaars van een groot aantal klassieke auto's kunnen er de productiegegevens van hun voertuig opvragen. Voor 25 pond krijgen ze een certificaat met alle gegevens, de productiedag, de eerste koper, kleur, nummers van motor en versnellingsbak, uitvoe ringsdetails, niets ontbreekt. Verbazingwekkend is dat et Heritage Centre, waarvan het gebouw al leen al zo'n acht mil joen pond kostte, in zijn eigen onderhoud kan voorzien. Om dat mogelijk te maken is het museum gekoppeld aan een aparte dochteronderne ming van Rover, British Motor Heritage (BMH). Een bedrijf ge specialiseerd in de productie van onderdelen voor klassieke auto's. Klanten kunnen er zelfs terecht voor carrosserieën voor MG's en Triumphs. British Motor Heritage verleent bovendien een keurmerk aan restauratiebedrijven en be heert de historische merkrechten. Wie een logo van een van de Ro ver-merken op de gevel van zijn bedrijf wil schroeven moet daarvoor toestemming vragen aan BMH. Directeur Fred Coultas van BMH steekt niet onder stoelen of banken dat hij trots is op zijn bedrijf. Een trots die hij blijft uitstralen als hij bezoekers rondleidt door het museum langs successen als de Mini. „Uniek, na veertig jaar nog steeds in produc tie." Maar ook langs missers. „We moeten de geschiedenis vertellen, de goede én de slechte tijden. Na de oorlog kon de Britse auto-in dustrie werkelijk alles maken en verkopen. We zijn daardoor te ar rogant geweest. Op een gege ven moment slaat dat terug. Na de oorlog moesten Duitsland en Japan opnieuw begin nen, met nieuwe technologie. Onze industrie was dertig jaar oud. Toen zij weer opnieuw be gonnen stonden wij op achter stand." De cirkel van heden en verleden sluit bij de ingang van het museum. In een hoekje staat daar een vuurrood autootje met Duits kenteken. Het lijkt als twee druppels water op een Austin Seven. Al leen prijkt op de ra diator niet de naam Austin, maar het blauw-wit van BMW. Dat Duitse merk begon in de ja ren twintig als autofa brikant met het in licentie bouwen van, jawel, de Austin Se ven. Deze BMW Dixi uit 1928 is een persoonlijk cadeautje van BMW-topman Bernd Pischetsrie- der. Hij kwam het brengen in 1994 toen BMW, tot groot ongenoegen van Honda en verrassing van de wereld, het Britse Rover overnam. Pischetsrieder heeft wat met En gelse auto's. Hij schijnt een Mini- fan te zijn en er persoonlijk de hand in te hebben gehad dat het autootje vorig jaar nog één keer is gemoderniseerd. Coultas weet te vertellen dat de nieuwe eigenaren BMH als een belangrijk onderdeel van Rover zien. Een lange, zorgvuldig gekoesterde historie geeft Rover als merk cachet. En dat is iets dat bij met name de Japanse concurrentie ont breekt. „BMW is vast van plan het erfgoed van Rover te exploiteren."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 54