5PORT 'Ik ben te laat met mijn verstand gaan voetballen' Het relaas van een geslaagde vlucht [TERDAG 27 SEPTEMBER 1997 Rol van 'supersubbij Quick Boys ligt Van der Kleij wel International Jaap Stam werd onlangs tijdens een interview op tv rvraagd naar zijn amateurverleden. Stam: 'Als zeventienjarige bij Dos lampen kon ik al bekende namen uit het amateurvoetbal zoals Frenk an der Kleij van Quick Boys, uit de wedstrijd te spelen'. De PSV-er zal iet kunnen vermoeden dat diezelfde Van der Kleij, zeven jaar nadat e persoonlijke duels uitvochten, nog steeds in de hoofdklasse actief is. Al lagen de twee invalbeurten die de in Zoetermeer woonachtige aanvaller de afgelopen weken bij Quick Boys maakte, niet in de planning.Aan de ene kant is het te gek voor woorden dat mijn jibreng nog af en toe nodig is. Maar nu ik merk hoe relatief makkelijk het me afgaat, mag het ook nog wel even doorgaan zo. Negentig minuten houd ik niet meer vol maar de rol van 'pinchhitter' of 'supersub' of hoe je het ook wilt noemen, ligt me wel." Het verlichte trainingsveld van Nieuw Zuid snakt naar een regenbui. De grond is gortdroog en vol kleine kuilen. Deson danks laat coach Arie van Duijn van Quick Boys 2 zijn manschappen met onvoor spelbaar botsende ballen wat afwerkoefe- ningen verrichten. Om de inzet te verho gen heeft hij de trainingsgroep naar leef tijd in twee zeventallen verdeeld. Dat werkt, want jong en oud willen niet voor elkaar onderdoen. Als de stofwolken zijn opgetrokken, blijken de 'oudjes', met"de 33-jarige 'nestor' Van der Kleij als top schutter, glansrijk te hebben gewonnen. „Sommige gasten in de groep waarin ik nu zit, zijn zó jong dat ze volgens mij maar half snappen wat ik allemaal achter de rug heb. Ze vertelden me laatst dat ze als junior, in de goede tijd van Quick Boys - de periode dat we twee keer kampioen werden - al om twaalf uur bij het hoofd- veld stonden om een goed plaatsje te krij gen. Ze hebben me dus zien voetballen, maar dat ik er tóén al een halve carrie're op had zitten, dat kunnen ze gezien hun leeftijd ook niet weten." Het was deze zomer zeker de bedoeling van Van der Kleij niet om bij terugkeer op Nieuw Zuid met een groep 'jonge honden' op te trekken. „Van Duijn vroeg me voor het tweede, om als een soort verlengstuk van de trainer in het veld te fungeren. Nu ben ik niet zo'n aanvoerderstype en Cees Tempelaar (hoofdtrainer, red.) zag dat oorspronkelijk ook niet zo zitten. Quick Boys presteerde goed in de oefenperiode, maar door het tijdelijke vertrek van een paar spelers (Arie van der Padt en Guido Smits, red.) kwam ik zelfs een paar keer op de bank bij het eerste terecht. Als ze den ken dat ik van nut kan zijn, heb ik er geen problemen mee." Zoals Jaap Stam al opmerkte en zijn huidige ploeggenoten zich nog kunnen herinneren, is Van der Kleij vooral bekend als (voormalige) amateurtopper. Als het gaat over zijn verblijf in het betaalde voet bal geeft hij ruiterlijk toe daar te zijn mis lukt. „Mijn carrière wordt vooral gety peerd door foute keuzes. Daar ben ik eer lijk in. Er had veel meer ingezeten. Neem dat ene seizoen '85/'86 dat ik voor SW uitkwam. Dat was de armste en slechtst georganiseerde profclub van Nederland. Omdat ik er in dat seizoen vijftien in schoot, konden ze voor mij nog een paar stuivers vangen en ik koos voor een drieja rig contract bij De Graafschap, met Pim Verbeek. Een pure gevoelskwestie. Het leek me een club met ambitie. Ik kon ook naar NEC en Heerenveen. Wat gebeurt: drie jaar lang bivakkeert De Graafschap in de grauwe middenmoot. In de tussentijd promoveren NEC en Heerenveen, terwijl Frank Snoeks is deze week niet aanwezig. Volgende week keert zijn column weer op deze pagi na terug. SW wordt gered door Van Dijk en ook binnen twee jaar in de eredivisie zit." Ook zijn eigen instelling in die tijd, he kelt hij achteraf. „Voordat ik naar SW ging, zat ik een seizoen bij Haarlem. Daar werd op een gegeven moment het stap pen belangrijker dan het trainen. Ik miste het karakter dat nodig is voor topsport, voor zes, zeven keer in de week presteren. Dat had zijn weerslag op de wedstrijden. Ik wilde dolgraag langs de lijn rennen, een actie maken, de bal voorgeven: klaar. Een man van momenten. Ik ben te laat met mijn verstand gaan voetballen. Meeverde digen, overtredingen uitlokken, het spel lezen, allemaal onderdelen die ik pas op latere leeftijd ben gaan beheersen." Toch kent de Katwijkse Hagenaar uit zijn tijd bij de profs momenten om te koesteren. Want wie staat daar tussen grootheden als Cruijff en Gullit op de elf talfoto van Feyenoord in het kam pioensjaar 1983-1984? Juist, Frenk van der Kleij, als achttienjarige gescout bij Quick Boys en met een a-contract op zak rich ting De Kuip vertrokken. Met een grote glimlach zegt hij: „Dat weten mijn huidige teamgenoten vast ook niet. Alleen in de voorbereiding deed ik toen een paar keer mee en al snel zeiden ze: 'Ga jij het maar een wat lager proberen, in het c-team'. Nu was dat zo slecht nog niet. Thijs Libregts was trainer maar zoals iedereen weet, had Cruijff het voor het zeggen. Dus speelde ik met jongens in wie Cruijff het niet zag zit ten zoals Mario Been, Pierre Vermeulen en de Bulgaar Andre Jeliazkov. Op de Co- olsingel heb ik dus niet gestaan, maar die elftalfoto pik ik toch mooi mee." Na Feyenoord, Haarlem, SW en drie jaar Doetinchem had Van der Kleij het in het betaalde voetbal wel gezien. „Ik werk te als kok bij de Bruine Boon in Leiden - mijn hele familie komt uit de horeca - en reed iedere middag op en neer naar het oosten. Dat werd me te veel. Ik was 26 jaar, kon nog wel naar RBC of Excelsior, maar koos voor een terugkeer bij Quick Boys. Daar bleek dat ik toch het één en ander bij de profs had opgestoken. Ik maakte twee kampioenschappen mee en nu nog wórdt hier op die tijd teruggeke ken als de gouden tijd." Na drie seizoenen in Katwijk vond Van der Kleij het in het voorjaar van 1993 tijd om zijn maatschappelijke carrière voor rang te geven. Hij kreeg de kans om met zijn vader en broer een horeca-bedrijf in Vlaardingen op te zetten. Bij de dichtstbij zijnde club, derdeklasser Zwaluwen, schreef hij zich in.Als je weet hoe snel je je aan dat niveau aanpast. Ik vond het niets. Het familiebedrijf liep ook al niet goed en toen trainer Hans van der Zee me vroeg om bij Kozakken Boys te komen, was dat een hele opluchting." Zijn beslissing om het hoogste amateur- niveau gedag te zeggen, bleek achteraf te vroeg genomen. In Werkendam sloot hij zijn debuutjaar zelfs af met een kam pioenschap. Daarna ging hij beseffen dat de gretigheid en de prestatiedrang ver minderden, terwijl hij steeds blessurege- voeliger werd. Van der Kleij besloot begin dit jaar er maar eens een punt achter te zetten. Hij kreeg een baan als hoofd cate ring bij een groot vergadercentrum in Den Haag en om een beetje fit te blijven zou er bij zijn oude liefde Quick Boys nog wel er gens een plaatsje in een elftal met oudge dienden over zijn. Dat liep even anders. Quick Boys bleek door diverse oorzaken wat mager in de aanvallers te zitten en dus werd Van der Kleij vriendelijk doch dringend verzocht zich beschikbaar te stellen. Zo is Marco Kleijn, die vurig hoopt ergens als brood- voetballer aan de slag te kunnen, uit de se lectie gezet omdat hij niet kan garanderen dat hij het seizoen in Katwijk volmaakt. „Mijn advies als oud-prof aan Marco zou zijn: speel hier een goed seizoen, dan ko men de aanbiedingen vanzelf. Aan het handje van een of andere makelaar tus sentijds stage lopen bij clubs op het ni veau van uitgerangeerde rugbyers in En geland, daar schiet je toch niets mee op." Het heeft er dus veel van weg dat Quick Boys de terugkeer van Van der Kleij met zijn sloot aan ervaring optimaal benut. De man die zichzelf geen leiderscapaciteiten toedicht, lijkt desondanks een soort onge regelde. onbeschreven en onafhankelijke functie in de selectie te hebben gekregen. 1 lij brengt zijn ervaring over op de jongere garde, helpt het eerste elftal met inval beurten over een dood punt heen en hij zou problemen, zoals die gerezen zijn met Kleijn. kunnen oplossen. Het onverwachte heroptreden van de rossige speler bij Quick Boys is toch min of meer tegen de zin van Tempelaar. Zelf bewust zegt Van der Kleij: „Ze moeten me nemen zoals ik ben. Als de trainer vindt dat mijn manier van voetballen eigenlijk botst met het spelsysteem dat hij voor ogen heeft, dan is mijn antwoord dat pun ten halen belangrijker is dan het systeem." Niet dat hij overloopt van kritiek op de huidige oefenmeester, maar volgens de veteraan moet er nog heel wat gebeuren voordat het huidige elftal ook maar in de schaduw kan komen te staan van het team waarmee hij begin jaren negentig successen boekte. „Ie hoeft eigenlijk niet eens zo'n denderende ploeg te hebben, als zaken als sfeer, instelling en uitstraling maar kloppen. In de goede tijd waren er jongens die, als ik een gat liet vallen, voor mij een stapje extra deden omdat ze wis ten: 'nu laat hij zijn man lopen, maar straks beslist hij misschien de wedstrijd'. Niet dat we bij elkaar over de vloer kwa men, maar als team voelden we elkaar aan. Dat mis ik bij het huidige elftal. Op donderdagavond na de training eten we tegenwoordig samen en je merkt dat het onderling contact stroef loopt. Ook de uit straling en het respect is niet zoals vroe ger. Als Katwijk ergens op bezoek komt dan is het 'daar komen Zwaan en De Rid der, houd ze in de gaten'. Onze tegenstan der zegt hooguit 'Quick Boys? Valt daar die Van der Kleij niet af en toe in'. Dat bedoel ik nou." Hoewel hij zijn terugkeer bij Quick Boys anders had voorgesteld, geeft hij toe het weer naar zijn zin te hebben. De techni sche staf heeft een gemakkelijke jongen aan hem. Invallen bij het eerste of spelen bij twee, hij kan zich overal in vinden. Bij het Katwijkse publiek, dat hem nog altijd ziet als een exponent van hat Quick Boys dat toon in het amateurvoetbal aangaf, kan hij niet stuk. „Natuurlijk moet ik toe geven dat spelen voor 3000 man nog altijd aanspreekt. Zaterdag tegen ASWII ging ik ver in de tweede helft warmlopen. Ik deed wat rekoefeningen langs de lijn, vlak voor de radioverslaggever van de lokale om roep. Hoor ik hem zeggen 'nee luisteraars, het gejuich dat u op de achtergrond hoort is niet voor een doelpunt van Quick Boys. krenk van der Kleij is zich aan het warm lopen'. Dat is en blijft prachtig." Irena Macliovcak na Tsjechoslowaaks zestal nu spil Nederlands volleybalteam na Machovcak: „We leerden op school al dat je verraders moet zoeken in je meest naaste igeving. Wij werden opgevoed in een sfeer van wantrouwen." foto cpd Apetrots is Irena Machovcak op haar aan voerdersband. Stiekem droomt de 28-jarige volleybalster ervan straks als eerste een me daille in ontvangst te nemen tijdens het EK volleybal. Een medaille voor het Nederlands volleybalteam maar verdiend op haar ge boortegrond. Tsjechië, het land, toen nog Tsjechoslowakije geheten, dat ze in 1988 ontvluchtte. In de verwachting dat ze er nooit meer terug zou keren. Midden in de nacht stond ze klaar om het hotel in Papendal uit te sluipen. Het was in 1988, Tsjechoslowakije was in Nederland voor een aantal oefenwedstrijden. De 19-ja- rige speelster van het Tsjechische volleybal team, Irena Machovcak, durfde uiteindelijk niet. „Het was midden in het bos, ik vond het eng. Bovendien had ik geen idee waar ik heen moest. Arnhem lag een flink aantal ki lometers verderop. Maar waar?" De volgende dag greep ze haar kans. De ploeg ging winkelen in Ede. Machovcak stak haar paspoort bij zich, een tandenbor stel en een schoon slipje. „Meer kon niet, het mocht niet opvallen. Ik wist niet of het zou lukken want ik moest mijn teamgeno ten nog afschudden. We moesten in groep jes van drie winkelen. Toen die andere twee een winkel ingingen, zei ik dat ik in een an dere zaak iets leuks had gezien." Met de woorden 'Ik zie jullie zo' verliet ze de ploeg en haar vaderland, verbaasd over haar kalmte. Ze rende naar het station en kocht een kaartje Amsterdam. Dat leek haar de juiste plaats voor het aanvragen van politiek asiel. Ze herinnert zich nog de verbazing dat de trein exact op tijd binnenrolde. „In Tsjechië zijn alle treinen te laat. Als ze vijf minuten te laat zijn, zijn ze op tijd." Ze keek haar ogen uit onderweg in het land dat haar nieuwe vaderland zou wor den. „Ik vond het zo mooi, zo schoon, zo groen. Ik was niet bang, heel rustig juist. We zouden om vier uur verzamelen, eerder zouden ze me niet zoeken. Het, had wél iets avontuurlijks natuurlijk. Opgewonden („Wat een leuk land, wat een aardige mensen!") kwam ze aan in Am sterdam, waar ze als eerste een ansichtkaart naar haar ouders stuurde. Ik kom niet meer terug, schreef ze. Met niemand had ze over haar plannen gepraat. Ook haar teamgenoten waren niet te vertrouwen. „We leerden op school al dat je verraders moet zoeken in je meest naaste omgeving. Wij werden opgevoed in een sfeer van wantrouwen." Dat uitgerekend zij, speelster van politieclub Rode Ster, overliep zou hard aankomen bij het communisti sche bewind, besefte ze. „Het werd opgevat als desertie. Ik was kapitein bij de politie, zulke mensen lieten ze niet gaan." De Vreemdelingendienst was snel met haar klaar. Haar verhaal klopte en was ge makkelijk te verifiëren. Ze wist niets van Nederland, alleen de naam Dynamo/Apel doorn schoot haar te binnen. Ze had er ooit een toernooi gespeeld, vandaar. De vreem delingenpolitie legde het contact en mana ger Leo Dadema van Dynamo ving Macho vcak op. „Hij heeft veel voor mij gedaan. In plaats van in een kamp kwam ik bij hem in de familie terecht. Vanaf het begin werd er bewust alleen Nederlands tegen me gespro ken." Stiekem trainde ze mee met de Apel- doornse eredivisieclub. Het moest in het diepste geheim want veilig was ze nog aller minst. Ze vreesde de lange arm van de Tsjechoslowaakse veiligheidsdienst die ze met een briefje in haar hotelkamer op Pa pendal nog op het verkeerde spoor had pro beren te zetten. „Ik kom nooit meer terug naar Tsjechië," schreef ze. „Een vriend is me komen ophalen." Ze hoopte met die laatste mededeling te bewerkstelligen dat de inlichtingendienst ook zou gaan speuren in België en Duits land. Achteraf heeft ze gemerkt dat er in derdaad naar haar is gezocht. Vreemde mannen met vreemde accenten deden na vraag naar haar. Dadema ontdekte regel matig verdachte auto's. Intussen werd ze in Tsjechië zwart ge maakt. Door haar oud-trainers, ploeggeno ten en de pers. Ook haar ouders, beiden rechter en overtuigd communist, konden haar vlucht niet accepteren. Machovcak verwijt het ze niet. „Ze zijn vijfenveertig jaar gehersenspoeld. Ze wisten niet beter." Toch was het pijnlijk, bekent ze. „Ze hebben een officiële verklaring afgelegd dat ze geen dochter meer hadden. Dat was de enige manier waarop ze hun positie konden handhaven." Machovcak doet haar relaas met droge ogen, uiterlijk onbewogen. Toch klinkt iets van emotie in haar stem door als ze zegt: „Maar ik heb ook ouders gezien die het an ders deden. Die zijn door een hel gegaan. Echt een hel, maar ze deden het wel." Toen haar oudere zuster een half jaar na Irena eveneens de benen nam, volgde opnieuw de aan een dood-verklaring gelijkstaande getuigenis van haar ouders. Ze moest wel weg uit Tsjechoslowakije, zegt Machovcak. „Als speelster van Rode Ster, en dus als onderdeel van de politie, had ik een verklaring ondertekend dat ik niet met criminelen om zou gaan. Zij ver stonden daar ook mensen met andere poli tieke denkbeelden onder. Ze zeiden dat ik die wel ontmoette en dat was ook zo. Ik kwam bij hen in huis, ontmoette ze in cafés. Ik was nieuwsgierig. Ik was bovendien al op mijn dertiende met een jeugdploeg in Italië geweest en ik had gezien dat de werkelijk heid anders in elkaar zat dan men zei." Alleen met haar beste vriendin, Hanka Obrucova, eveneens Tsjechoslowaaks inter national, had ze het binnen de ploeg wel eens over dat soort dingen. Ze zag haar een jaar lang niet na haar vlucht, tot ze tijdens het internationale toernooi in Dedemsvaart in 1989 een geheime ontmoeting arrangeer den. „Op het toilet. Het was geregeld door de Nederlandse internationals. We zijn el kaar huilend in de armen gevallen, terwijl het Nederlands team de deur stond te be waken. Voor mij was het niet gevaarlijk, ik werd al beschermd door de Nederlandse staat. Voor Hanka wel. De Tsjechische ploeg mocht absoluut geen contact met mij hebben. Voor de andere internationals was ik lucht. Ik had niet anders verwacht." Volkomen geruisloos werd ze eigenlijk opgenomen in de Nederlandse ploeg. In 1990 trainde ze al mee, omdat haar club Martinus voor de helft uit internationals be stond. In mei 1991 kreeg Machovcak een Nederlands paspoort en was ze op slag speelgerechtigd. Ze deed direct mee met het EK in datzelfde jaar in Italië, maakte ook de Olympische Spelen van 1992 in Barcelo na mee en in 1993 ging ze met het Neder lands team naar het EK in Tsjechië! Ze vond het eng, al was ze één keer eerder te ruggeweest. „Bijna onmiddellijk toen ik mijn paspoort kreeg met mijn afgekorte naam. Ja. eigenlijk heet ik Machovcakova. Dat ova heb ik eraf gelaten. Voor Tsjechen is het dan een heel andere naam." Ze bezocht wat vrienden en, kort, haar ouders. „Het lag toen nog niet goed. Ik ben er maar twee uur geweest. Inmiddels gaat het een stuk beter. Tijd is een geweldig me dicijn. Er zijn geen littekens meer al zullen mijn ouders niet meer genezen." Het spijt Machovcak dat het EK niet in Praag wordt gespeeld, maar in de indus triesteden Zlln (bekend van schoenenfa briek Bata) en Brno (de locatie van de Tsje chische wapenindustrie. „Praag is de mooi ste stad van Europa maar het is er te duur geworden. Mensen hebben soms twee of drie banen om het hoofd boven water te houden in Praag. Dat is jammer. Cultureel en historisch is het echt het juweel van Eu ropa." Ze voelt zich voor haar tweede EK in Tsje chië sterker dan in 1993. Haar ouders zullen op de tribune zitten. „Het zal moeilijk wor den de aandacht helemaal bij het volleybal te houden, maar ik heb ze gewaarschuwd dat ik heel weinig tijd voor ze zal hebben." Haar Oostblok-opvoeding heeft haar toch ook iets positiefs opgeleverd, vindt ze. „Dis cipline. Mentale hardheid. Dat heeft me vaak op de been gehouden. Nederlandse speelsters zeuren meer. Tijdens de Grand Prix klaagden ze over van alles en nog wat. Ik heb toen gezegd: Jullie zouden eens on der Nikolaj Karpol (Russische bondscoach red.) moeten trainen. Verder vertel ik dan wat dingen over hoe het in Tsjechië ging. Zeggen ze: Echt? Ze geloven het gewoon niet. Haal eens een boek uit de bibliotheek, heb ik toen gezegd." „Te humaan", vindt ze als ex-vluchteling het Nederlandse vluchtelingenbeleid. „Er zijn teveel mensen die alleen om economi sche redenen hier komen. Jullie willen te veel mensen helpen. Er zijn veel vluchtelin gen die echt hulp nodig hebben, veel ande ren die alleen criminaliteit veroorzaken." Alsof het is om haar eigen vlucht achteraf te rechtvaardigen, zegt ze erbij: „Ik had het in Tsjechië ook goed. Mijn ouders zijn rech ters, die verdienen overal in de wereld veel." Rest de vraag wat zou zijn als ze niet i Ede/Wageningen ee had gekocht. „Dan zi hebben. En déér ook nie goede vrienden. Er zijn erdwen van haar geworden 1988 op het station kaartje Amsterdam ik hier niet gezeten Ik had zeven echt r twee overgeble- Vijf zijn er verdwenen. Naar de gevan genis gegaan en nooit meer teruggezien. Ik heb navraag gedaan bij de gevangenis. Ze staan niet in de archieven. „Ik hoop voor hen dat ze nog in leven zijn", vervolgt Ma chovcak. „Maar eigenlijk heb ik de hoop opgegeven. Als je niet meer in de archieven voorkomt in dat systeem, besta je niet I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 25