Een druk, maar fantastisch leven' Rare spellingen ZAI tKUACj ZU btr I bMbtK iyy/ Tonny Eyk: een man van hard werken en veel lachen - 'ireweg de gezelligste an in de wereld van uziek en amusement v Tonny Eyk uit tdhoevedorp, een 'htelijke workaholic, ij componeert in itrailleurtempo. Voor ojjof en Bie, Carrell, hij erkte met Willy 'berti, Johnny i tdaan, Bill Haley, Ifs Lou Bandy, j heeft een combo, fi rijft, gastronomeert is een thalenverteller. 11 ijftig procent van het 'rkaanbod zegt hij af ii te kunnen lachen. Mijn hoofdvak op het conservato- riiim in Den Haag was trombone. Ik kwam er in 1958 en hoorde voor 't eerst Brahms. Dat veranderde op slag mijn hele leven, terwijl ik oor spronkelijk uit het variété kwam. Na de oorlog had dat een vaste formule: een accordeonduo om de zaal los te spelen, daar na een goochelaar, een jongleur, een zanger en een conferencier. Mijn tweelingzusje en ik speelden accorde on. Als Lou Bandy ons aankondigde zei hij: dames en heren, Les deux Jeateux, het is geen ziekte, maar zo heten ze. En dan kwa men er twee kinderen. Tien jaar later stonden we in het voorprogramma van Bill Haley in Oostende en ik zal nooit vergeten dat ik na afloop naar zijn kleedkamer ging voor een handtekening. Ik klopte op de deur en hij riep: Yes. Toen ik 'm open deed stond hij in de wasbak te urineren. Dat beeld ben ik nooit meer vergeten. Hij stond gelijk op een ander plan. In de tijd van het conservatorium werkte ik al voor Rudy Carell en nu bijna veertig jaar later nog. Ik deed ook Voor de Vuist Weg en had als enige student een auto. Maar die par keerde ik wel een straat verder, want ik vond dat niemand hoefde te weten dat ik schnab belde. Ik heb met veel beroemdheden gewerkt. Toen Danny Kaye bij Mies Bouwman optrad was er niet eens tijd voor een voorgesprek. Wat gaat hij zingen?, vroeg ik. Geen idee, zei den ze. En toen hij het toneel opkwam en ik hem moest begeleiden, wist ik 't nog niet. Ik heb alleen maar zitten improviseren en hij improviseerde mee. Een heerlijke man. Toen ik Tommy Cooper moest begeleiden kwam zijn stand-in naar Nederland. Die goo chelde net zo goed of net zo slecht als hij en ik hoor hem nog zeggen: Als mister Cooper met deze blauwe vaas komt en hij gooit er een rood doekje omheen, dan speelt u dat. Gooit hij een kaars weg, dan wil hij een pasa- doble horen en moet u met het slagwerk een roffel geven. Zo had ie bij elkaar wel zeshon derd cues die je moest onthouden. Ik denk: dat wordt God zegen de greep. De volgende avond kwam de echte, toen zag ik hem voor het eerst. Maar hij blééf lachen. Na afloop dook hij met Fred Kaps de kleedkamer in, ze zijn aan de neut gegaan en ik heb hem nooit meer gesproken. Grootheden zijn hele aparte mensen. Laatst repeteerde ik met Dame Ed na. U zingt heel wat anders dan dat er op de muziek staat, zei ik tegen Tlie man. Hoe doet u dat nou? Hij zegt: dat moet je morgen maar aan Dame Edna vragen. De grootste met wie ik gewerkt heb, en let op, nu gaat iedereen me uitlachen, dat was John ny Jordaan. Die man boeide op elke vierkan te meter. Hij zong geniaal, hij had geweldige teksten en ik vind het nog altijd zonde dat driekwart daarvan mee zijn graf is ingegaan. En dan die humor van die man, ongeëve naard. We moesten een keer samen optreden bij een man in Leiden. Een man van stand. Het impresariaat had gezegd: jullie zijn te gast bij Het Goede Heertje en hij heeft een avond voor zijn vrienden en personeel, dus doe je best, want het is na afloop boter bij de vis. Afgesproken was een uurtje. Goed, Johnny gooit alles uit de kast en de zaal helemaal in de wolken. Maar we zitten nog geen dertig seconden in de kleedkamer of er wordt ge klopt. Meneer Jordaan, ik vind dit zó fantas tisch, zei de man, u kunt mij één groot ge noegen doen en dat is nog 'n nummertje ex tra. Johnny kijkt me aan met een gezicht van: dat wordt kassa, dus wij terug naar het to neel. Applaus, en Johnny gooit er nog een grote meezinger uit. Tien minuten later zit ten we wéér in de kleedkamer en er wordt opnieuw geklopt. Meneer Jordaan, ik kan m'n vrienden zo niet naar huis laten gaan, alstublieft nog één lied. Een half uur later gingen we met zó'n pak honderdjes naar huis en bovendien met het verzoek of we de vol gende week zaterdag nog een keer konden komen. Dan moet je m'n neeffie nemen, zei Johnny. Enfin, ik bel Willy Alberti en zeg: Willem, er is nu een vent, die stróóit met honderdjes. Volgende week zaterdag in Leiden, maar je moet me één ding beloven, je moet niet je hele repertoire verknallen. Je moet maar heel kort zingen, want die vent komt minimaal één of twee keer terug naar de kleedkamer. In de auto naar Leiden heb ik die Willem hele maal gek zitten maken en inderdaad hij zingt twintig minuten, zo kort mogelijk en we ver trekken naar de kleedkamer. We zitten nog geen twee seconden of er wordt geklopt. En ik hoor Willem nog roepen: Teun, de vis gaat reageren. Meneer Eyk, wilt u even naar buiten ko men, zei de heer van stand. Ik doe de deur achter me dicht en wat zegt-ie? Hier is het geld voor Willy Alberti, en laat 'ie héél gauw opsodemieteren. En?, zei Willem, toen ik te rug was, wat schuift 't? Ik zei: Willem, we moeten ogenblikkelijk het pand verlaten. Met die Jöhnny en Willy kon ik lezen, schrij ven en lachen. We zijn eens oj5 Curasao. Het is warm, dus je drinkt iets meer dan normaal. Het is er bovendien gezellig en Willy en ik moeten met enkele andere artiesten een héle avond vullen. Dus van tevoren breken we die avond in stukken. Willy begint en zingt een kwartier lang. een medley van Lou Bandy. Maar het wordt nog warmer en beneden in de kleedkamer nog gezelliger, dus er komt nog meer drank en anderhalf uur later zingt hij zijn tweede kwartiertje. Dames en heren, ik ga voor u zingen, een medley van Lou Ban dy. En terwijl ik dat hoor fluister ik in paniek, hé Willem, dat heb je voor de pauze al gezon gen. Waarop hij me boos aankijkt en de on vergetelijke woorden spreekt: inzetten, kloot zak. En daar ging ie: Zoek de zon op....het is zo fijn.... Maar bij het tweede liedje denkt-ie: volgens mij heb ik 't al gezongen. Dus ineens draait hij zich om en roept: hé, pik, maak er gauw een eind aan. Ik zeg: om de sodemieter niet, nou zal je 't uitzingen ook. En toen kwa men er nog zeven liedjes van Lou Bandy. Willy was mijn vriend, dus was hij ook lid van ons gastronomisch Genootschap Hap H'mmm. We hebben een eigen clublied op de wijs van Rats, Kuch en bonen. Maar dan Tonny Eyk: „Ik heb het wel druk, maar ik doe er alles aan om óók te kunnen leven en te kunnen lachen." FOTO GPD MAURICE NEL WAN met de tekst A-li-men-tatie, want het meren deel van die mannen is vele malen geschei den, met één recordhouder: vier keer. Daar naast hadden en hebben we een eigen fiets club, Door Oefening Fit. In de statuten staat dat iedereen per jaar driehonderd kilometer gefietst moet hebben. Zo niet, dan word je uit de club geflikkerd. Daar zijn we streng in, mede omdat de club bestaat uit leden die vanuit hun maatschappelijke status niet met statuten kunnen sjoemelen. Cor van der Klugt is oud-directeur van Philips. Simon de Bree, president van DSM, we hebben oud- staatssecretaris Martin van Rooyen, oud-mi nister-president Dries van Agt en verder mannen als Gerrie Knetemann, Fred Oster en Jan Janssen. Ook Fred Stoelti is lid, een van de grootste diamantairs in Amsterdam. Op een gegeven moment kwamen er we er ach ter dat hij de driehonderd kilometer niet ge haald had. Dus moesten we overgaan tot royeren. Maar Fred zag de bui hangen, dus bood hij ons allemaal een gouden speld aan. Dat was heel fideel van hem, die speld heb ben we ook allemaal in dank aangenomen en nadat we hem in dank geaccepteerd hadden, gooiden we hem natuurlijk alsnog de club uit. Statuten zijn statuten. Ook schreven we hem een brief met de tekst: Amice, boven dien zouden we het op prijs stellen als u uw eigen gouden clubspeld inleverde. Dit soort dingen, daar ben ik gek op. Dollen en voeren, alles van tevoren in scène zetten. We hadden vroeger ook speciaal een voorzit ter die niet of nauwelijks fietste, maar die was voorzitter omdat hij wartaal sprak. Jan Nieu- wenhuizen Kroeseman hield redevoeringen van een uur en dan lag Dries van Agt languit onder de tafel van het lachen. Tijdens de Tour de France is Jan een keer gevallen, met het gevolg dat hij per ambulan ce naar het ziekenhuis moest worden ver voerd. Maar goed, hij wordt opgelapt, want bij nader inzien vielen de blessures nogal mee. Alleen toen hij dacht dat-ie weer terug mocht naar z'n peloton, werd hij keurig in bed gelegd. Enfin we gaan 's avonds op be zoek, zei de dokter: fysiek is alles oké met meneer, maar we houden hem toch nog een paar dagen onder controle, want uw vriend spreekt wartaal. Oh, riepen wij, gelukkig, stuur hem dan maar naar huis, want dan is ie hersteld. Fred Oster is ook lid van de fietsclub. Hij moest in de beginjaren zestig een keer audi tie doen voor de Keerkwis, een voorloper van AVRO's Weekendkwis. Het was Freds grote ambitie om zelf een keer een programma te mogen presenteren. Hij was producent van de grote Lou von Burg-shows en de Vuist van Willem van Duys, maar hij wilde méér. Op een zondagmorgen kwam hij hier in Badhoe vedorp even bij me langs fietsen en vertelde dat verhaal van die auditie. Ik zeg, Fred, weet je wat we doen? We gaan naar Cees de Lange, die heeft vast nog wel wat tips die je kunt ge bruiken. Cees woonde in die tijd naast me, dus het werd gezellig. De zondagmorgen gaat voorbij, de middag, dus halverwege de avond neemt Fred mijn rooie racefiets in plaats van die blauwe die van hem was en zwabbert naar huis. Allemaal lekker sjikker, maar het was een gezellige dag geweest. Nu moet je weten dat als iemand auditie moet doen om quizpresentator te worden, dan zijn er ook kandidaten nodig. Dus de volgende morgen heb ik de AVRO gebeld en gewaagd of die kandidaten er al waren. Nee, ze hadden alleen quizmasters in spe. Mogen Cees en ik dan komen, woeg ik? Nou, dat mocht. Dus wij 's morgens om zeven uur van huis en ja hoor, om half negen komt Fred op. Een beetje nerveus natuurlijk, en we horen hem roepen: laat de kandidaten maar binnen komen. En wie komen daar tot z'n grote ont zetting? Wij. Cees en ik. Die Fred, die keek met ogen alsof hij het in Keulen zag donde ren. Goedemorgen, heren, zei hij, u bent woeg uit de veren. Wat is uw naam? Nou, zegt Cees, ik ben Cees Michielsen, want zo heette hij. En wat doet u? Ik ben spraakleraar en misschien is het zinvol dat ik u mijn kaart je geef. En zo ging dat een tijdje door en toen ik. Wat is uw naam? Ik ben Teun Eikelboom. En, zegt Fred, wat doet u voor de kost? Ik ben sneeuwruimer en 's zomers duw ik dronken wielrenners. Z'n hele auditie ging de mist in. Twee dagen later komen er midden in de nacht twee enorme grote vrachtwagens Bad hoevedorp binnenrijden met zes ton sneeuwconfetti uit de Iglo-sneeuwhutten van de Lou van Burgshow. Fred er ook bij en alles werd uitgestort in de tuin van Cees de Lange. Zes ton confetti! Het was één sneeuwzee. En tenslotte ging er een briefje door de brieven bus van Cees met de mededeling: 'Uw sneeuwruimer woont op nummer 6'. Nou, ik zal niet veel zeggen, maar een half jaar later zat Cees nog met de rotzooi. Ik heb het wel druk in mijn leven, maar ik doe er alles aan om óók te kunnen leven en te kuónen lachen. Ik zal geen clubbijeen komst overslaan. Alles moet er voor wijken. Vijftig procent van het werkaanbod sla ik daarom af, want anders komt er geen eind aan. Als ik 's morgens opsta, spookt er altijd maar één gedachte door mijn hoofd en dat is: dit moet ik nog doen, en dat moet ik nog doen, hoe krijg ik 't in godsnaam af? Ik componeer, maar in tegenstelling tot wat mensen denken, doe ik het niet eens graag. Het heeft me geen windeieren gelegd, dat is waar, maar het is elke keer wéér een opgave. Ik moet 's morgens om negen uur gaan zitten en dan weet ik dat er om vijf uur een koerier aan de deur staat, die het komt ophalen. Het is net als in de journalistiek, ik werk met deadlines en ik zit altijd op het randje van de tijd. Ik word overal voor uitgenodigd, laatst heb ik met mijn combo nog gespeeld bij de brui loft van de zoon van Giscard d'Estaing en ook bij ons Koningshuis zijn we geen onbeken den. Ik kan heel moeilijk nee zeggen tegen opdrachten, behalve als Happ H'mmm sou peert. Dan wil ik erbij zijn. Laatst had Cor Coster, de schoonvader van Cruijff, voordat hij naar ons toekwam een kleine woorden wisseling gehad met zijn vrouw. Hij was dus boos de deur uitgegaan en rechtstreeks naar de club gekomen. Hoe los jij nou zoiets nu op, hoorde ik herri aan Fred Stoelti vragen? Heel eenvoudig, zei Fred. Met rozen. Goed, de clubmeeting is afgelopen en Cor gaat met Fred mee naar een bloemenzaak en koopt een prachtig boeket rozen. Vervolgens zet Fred hem voor de deur van z'n huis af, maar zegt er wel bij: ik zal voor de zekerheid nog even wachten. Cor loopt naar de deur, wil z'n sleutels pakken, maar tegelijkertijd komt ook Dien naar buiten. Ze pakt die rozen en slaat er Cor mee letterlijk en figuurlijk mee om z'n oren. De doornen zaten in z'n wan gen. Terug bij de auto zei Cor: Ik geloof niet dat dit bij ons zo werkt...." Gisteren belde het Lido in Parijs. Vanmorgen had ik Carrell nog aan de lijn. We werken al veertig jaar samen, maar we zien elkaar nooit. Ik maak de muziek voor hem per tele foon. Straks ga ik weer een groot project doen met Jaap van Zweden. Gisteren belde Annemarie Jorritsma nog. Mijn vader moest eens weten. Die was vroeger chauffeur bij de Rijks Automobiel Centrale en reed altijd - zoals hij zei - hoge Pieten. Vorige week ben ik met Willem Duys en Daniël Waayenberg in Wenen nog een vleu gel wezen kopen voor Tom Westermeijer, een zakenman uit Rotterdam, een heel gezel lige peer. Hij wilde ons advies. Dat hebben we gegeven. Hij zag een prachtige Bösendor- fer en dus kocht-ie er gelijk maar twee. Maar hij heeft er ons vorstelijk voor ge honoreerd en we zaten toch maar - ineens weer te eten in het huis van Ludwig von Beethoven. Ik be- doel maar: ik heb een druk, maar een fantastisch leven. Onze Taal Het woord ovaal bestaat al heel lang in onze taal. Het moet al in de 17de eeuw ontleend zijn aan het Frans. Samen met al die duizenden andere woorden die we uit het Frans ge haald hebben. Ik denk: voorlopig meer dan we nu uit het Engels over nemen. Hoe dan ook: ovaal is intus sen door en door Nederlands ge worden. Het betekende oorspron kelijk: 'eivormig', en hangt samen met het Latijnse ovum, 'ei'. Wat zou u schrijven? Een ovale tafel of een ovalen tafel? 't Is een goeie voor het nationaal dictee. De enig juiste spelling, zowel vroeger als tegen woordig, is en was: 'ovale'. Het is een ovale tafel, zoals het ook is: 'een mooie tafel' en 'een dure tafel'. Het gekke is echter, dat nie mand het in z'n hoofd haalt om te schrijven 'een mooien tafel' of'een duren tafel', maar 'ovalen' zie je haast vaker met -n dan zon der. Ik heb geen idee hoe dat komt. De verwarring moet op de een of andere manier komen door de regel voor de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden. We schrijven namelijk wel 'een houten tafel' en 'een zilveren ring'. Dat is waar. Maar alleen als het gaat om de stof waaruit iets gemaakt is. Een ovale tafel is niet van ovaal gemaakt. Daarover kan geen twijfel bestaan. En zo is het ook 'haar ovale gezichtje'. Die regel van de stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden is trouwens toch een rariteit. Het idee om bij houten en zilveren en gou den een -n te schrijven, gaat terug op een toestand uit het verre verleden van onze taal. Toen zei men namelijk houtijn, silveri- ne, goudijn, enz. Bij stofnamen was dat in derdaad zo, maar die achtervoegsels zijn helemaal afgesleten, en niemand zegt meer -ijn of -ine. Het is een regel die eigenlijk alleen met het verleden te maken heeft en niets met het heden. Want we zeggen die woor den zonder -n: een houte tafel, een ijzere frame, een gouwe ring. Net zoals we al lang geen -n meer zeggen in lope, fletse en zitte. Nu doet zich de merkwaardige situatie voor dat het aantal stoffen sterk is toegenomen, en dat al die nieuwe stoffen, die dus nooit een vorm op -ijn of -ine gekend hebben, toch volgens dezelfde spellingregel geschre ven moeten worden. Zo schrijven we 'een betonnen schuurtje', maar 'beton' is een heel jong woord en er is nooit een tijd ge weest dat men 'betonnijn' zei. Toch, regel is regel, beton is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, en dus moet er een -n achter. Op dezelfde manier lezen we over een ba kelieten doos, een emaillen pan, piepschui men letters, een asbesten pak, een kunst stoffen bankbiljet en een moltonnen deken. Maar bakeliet, email, piepschuim, asbest, kunststof en molton zijn allemaal tamelijk jonge woorden. De situatie is nu zo, dat de spellingregel gebaseerd is op een aantal oude stofna men (hout, zilver, goud), maar een veel gro ter aantal jonge stofnamen moet er ook aan geloven (asbest, email, piepschuim, enz.) Hoe lang kan de minderheid (hout enz.) de regel blijven bepalen voor de meerderheid (email enz.)? Al met al is dit geen excuus voor een 'ova len tafel'. En nu we het toch over merk waardige spellingen hebben: wat dacht u van 'litteratuur'? Ik hedoel de -tt- in litera tuur. Sommige mensen denken dat het 'ou de spelling' is, maar dat is niet juist. I let is nooit de officiële spelling geweest. Het Groene Boekje schrijft voor: 'literatuur'. Ook de vorige en de voorvorige spelling (De Vries Te Winkel) schreven voor: litera tuur, met enkele -t-. Die dubhele -tt- is nimmer officieel geweest. Hoe kwam men er dan aan? In het l^itijn is het woord voor letter: 'littera', met dubhele -tt-. Generaties van gymnasiasten en ande re lieden die het beter wisten, moeten ma ling gehad hebben aan de officiële spelling, nu al meer dan 130 jaar, en subversief litte ratuur gespeld hebben. Ik denk eigenlijk dat het 25 en 50 jaar geleden vaker met -tt - dan met -t- geschreven werd. Je ziet het tegen woordig steeds minder Maar Voskuil, in 'Het Bureau' spelt nog litteratuur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 43