'Klein nieuws is van groot belang' Generaal in eigen zandbak ilizenden artikelen schreef hij ihonderden columns, maar j 36 jaar journalistiek vindt iiud Paauw het welletjes. De an die jarenlang gold als 'het p zicht'van het Leidsch te agblad gaat met de VUT. Hij g p nog één keer achterom. Ruud Paauw neemt na 36 jaar afscheid van het Leidsch Dagblad :je je arbeidzame leven over mocht doen, er 11 je dan opnieuw de journalistiek in gaan? Is de journalistiek zou zijn, zoals toen ik g. fin '61 begonnen ben dan zou ik het zeer er weer doen. Want het is toch één van de loiste vakken die er bestaat. Vooral de irtjoumalistiek, dat was begin jaren zestig h een beetje het Pietje Bell-tijdperk, vol mtuur. Maar als ik nu met dat betaalde pi jtbal, dat gedonderjaag met die spelers en manier waarop ze worden voorbereid om te gaan met de pers, zou moeten begin- i, dan haak ik af. Elke vorm van spontani- 3 is verdwenen. Het is allemaal zo vastge- )at geldt ook voor de algemeenheid. Al die o svoorlichters, al die mediatrainers, dat he- iveb waar niet meer doorheen te komen is. laten we wel wezen de journalistiek zelf is natuurlijk ook veranderd. Toen ik begon had den we nog niet eens een 48-urige werkweek, dat was niet vastgelegd. We namen alleen vrij als dat kon. Nu moet dat werk allemaal in 36 uur worden gepropt, we hebben ATV-dagen, we mogen na een avonddienst 's ochtends niet eens meer komen. Het vak is verbureau- cratiseerd. Let wel, je hebt nog altijd hele goede journalisten. Maar het spannende is er wel vanaf. Het is een vak geworden als alle andere, om het zo maar eens te zeggen." Jouw allereerste opdracht, kun je je die nog herinneren? „Ter Leede - Hazerswoudse Boys 1-5. Sep tember 1961. Ik was aangenomen als tweede sportredacteur door René Vos naar aanlei ding van een serie verhaaltjes die ik had ge schreven over de Olympische Spelen. Daar voor moest ik natuurlijk eerst wel bij de di recteur verschijnen, E punt A punt E punt van Dishoeck. Die leidde in die tijd nog ge woon de redactievergaderingen. Met twaalf man maakten we de krant. Die was uiteraard veel dunner dan nu." De opkomst van The Beatles, daar mocht je niet over schrijven „Dat klopt. Met de jongere journalisten schreven we ook de wekelijkse jeugdpagina vol, Jouw Wereld genaamd. Zolang dat ging over op hun handen lopende figuurzagers, leverde dat geen problemen op. Maar toen The Beatles naar Treslong kwamen - en dat was het natuurlijk helemaal - meende hoofd redacteur Brouwer te moeten ingrijpen. 'Die vieze rotjongens met hun lange haren', dat kwam niet in zijn krant. Er brak toen een waar opstandje uit. Gelukkig was Van Dis hoeck vooruitstrevender. 'Nou ja, Rudie', sprak hij, 'als het dan moet, vooruit dan maar.' Je moet natuurlijk wel rekenen dat je in die tijd helemaal geen jongerencultuur had. The Beaües zorgden voor een schokef fect, voor een doorbraak. Ook binnen de vrij conservatieve redactie van het LD." Van alle duizenden artikelen die uit jouw pen vloeiden, welke sprongen erbovenuit? „Op drie stukken kijk ik met groot genoegen terug. Als eerste op een column getiteld: 'Wij vrouwen moeten geen dommigheden eisen'. Dit naar aanleiding van een actiegroep die 'Wij vrouwen eisen' heette. Daar kregen we wel 20 ingezonden brieven op. Of mij de pen niet uit de vingers genomen kon worden, zo luidde de strekking van de meeste brieven. Zalig. Verder uiteraard de affaire rond Daey Ouwens, de toenmalige directeur van de Groenoordhal. Met mijn gezond verstand schatte ik die zaak beduidend beter in dan al die geleerde juristen van de gemeente. Het doet me nog altijd genoegen dat ze hem tot zijn pensioen moeten doorbetalen. En daar na had ik nog die zaak rond het Medisch Op voedkundig Bureau van professor Teuns. Een buitengewoon vooruitstrevend man die in de clinch raakte met de kinderkliniek van de universiteit. Ik heb toen gezien wat jaloesie de métier is. Dat waren artikelen met impact. Daar kan je trots op zijn." Waar denk je met schaamte aan terug? „De Welzijnsbron-affaire. Daar schaam ik me diep voor. Een schimmige zaak over de Leid- se Duinwater Maatschappij die in het geheim bezig was een overdekt zwembad van de grond te krijgen. Ik kwam daar achter. Je moet weten dat Leiden in die tijd als zwem bad alleen die ondergelopen kerk in de Haar lemmerstraat had en een artikel 12 gemeente was, dus zo armlastig als de pest. Zou ik het i in de krant zetten dan ging het niet door, dan zou ik het zwembad om zeep helpen. Fout! Het deugt of het deugt niet is in dergelijke ge vallen het enige dat voor een journalist telt en ik heb me toen aan het lijntje laten hou den. Uiteindelijk hebben ze me vertrouwelijk ingelicht met de belofte te zijner tijd opening van zaken te geven. Dat duurde en duurde maar en toen hebben we het alsnog in de krant gezet. Een zwarte bladzijde in mijn car rière." Vind je dat de politiek in Leiden nog kleur heeft? „Het is wel eens spannender geweest. In 1970 bijvoorbeeld had Leiden een minder heidscollege van de christelijke partijen en de WD. Vergaderingen duurden tot drie uur 's nachts. Na weken had je als verslaggever geen droge draad meer aan het lijf. Je wist nooit welke kant het opging. Later kreeg je politici als Tesselaar, Van Dam en Waal. Die waren niet bang, die klapten nog wel eens flink uit de school. Een vruchtbare periode, want er gebeurde van alles en er kwam in die tijd kwam veel tot stand. Als journalist was je avond na avond de deur uit." Vind je dat de sport in Leiden nog wat voor stelt? „Als je kijkt naar de laatste verkiezing van sportman/vrouw van het jaar, dan is het hui len met de lamp uit. Af en toe verschijnt er een hoofdje boven het maaiveld, maar daar mee heb je het wel gehad. Gelukkig is UVS nu weer hoofdklasser, anders heb je helemaal niks. De FC Leiden had natuurlijk al lang moeten bestaan. Hoeveel goeie voetballers uit de regio zijn er niet naar elders vertrokken die hier hadden kunnen beginnen? Als Vo- lendam, Doetichem en Almelo een profclub hebben, dan snap ik niet waarom het Leidse bedrijfsleven niet de kracht kan opbrengen om zoiets te steunen. Het geeft de stad een uitstraling die het nu mist. Ik bedoel, het be taalde voetbal is toch het venster op de we reld." Als je als krant een bedrijf beschadigt dat jaarlijks voor tonnen adverteert door er nega tief over te berichten - doe je dat of verzwijg je dat? „Als er aanleiding toe is dan doe je dat ja. Dan telt niet de hoeveelheid advertenties. Daarom is er een scheiding tussen redactie en commercie. Als een lezer merkt dat je je als krant laat leiden door dergelijke zaken, dan staat je integriteit op het spel. En laten we wel wezen: echt grote bedrijven laten zich op dat gebied natuurlijk niet kennen. Het zijn eerder de lokale ondernemers. Als Ombuds man heb ik de laatste jaren herhaaldelijk moeten uitleggen hoe dat werkt, die schei ding tussen redactie en advertentie-afde ling." Je bent nooit weggegaan bij het LD. Geen spijt achteraf dat je je blik niet hebt verruimd? „Laat ik vooropstellen dat het geen aanbeve ling is dat je 36 jaar bij één en dezelfde krant hebt gewerkt. Ik heb mijn kansen gekregen, maar laten lopen. Ik had bij het Algemeen Dagblad kunnen werken, bij de GPD, bij de Dordtenaar. Maar ik heb het altijd naar mijn zin gehad, dus ik hoefde niet zo nodig. Plus ik heb ook wel carrière gemaakt, ik stond niet stil. Mijn vader heeft ook 40 jaar bij de NZH gewerkt, wij van Paauw zijn blijkbaar honk vast. En ach, zeg ik dan naar Prediker: ijdel- heid, oh ijdelheid - alles is ijdelheid." Je bent 17 jaar adjunct geweest, maar nooit hoofdredacteur. Steekt je dat? „Nee, dat zit me niet dwars. Ik was adjunct onder Han Mulder. Die had kwaliteiten die ik niet bezat. Daarna heb ik wel eens gedacht, wat zijn opvolgers konden, kan ik beter. Maar dat zegt misschien meer over zijn opvolgers dan over mij. Toen het speelde, toen de re dactie mij als hoofdredacteur wilde, wees de toenmalige directeur mij af op mijn 'arbei dersmentaliteit'. Twee nachten heb ik het moeilijk gehad, vervolgens heb ik me er bij neergelegd en daarna ben ik fluitend verder Het opgeven van de onafhankelijkheid, het vertrek van de Witte Singel, waren dat tegen vallers? „Ja. Als een pers wordt gesloten, raak je een deel van je ziel kwijt. Ik weet nog goed op de Witte Singel dat we op zaterdagmiddag om half twee samen de voorpagina veranderden toen Florijn en Rieks goud wonnen in Seoul. Dat kon gewoon, je was baas in eigen huis, daar hadden we de hele nacht en ochtend op gewacht, daar werd de pers voor stilgezet. Maar als kleine, zelfstandige krant, moesten we wel fuseren, want een nieuwe, moderne kleurenpers was niet te betalen en 'je moet met je tijd mee. Het vertrek van de Witte Sin gel vond ik destijds niet erg. Het pand was oud en uitgewoond. Maar ik dacht dat het tij delijk was en het had tijdelijk moeten zijn. Ik vind het een strategische fout dat we daar niet meer terugkeren, nu ze het aan het op knappen zijn. Het LD hoort voor de Leide- naar aan de Witte Singel. Dudok heeft het ge bouw nota bene in 1860 speciaal voor ons gemaakt. Een krant moet in de stad zitten." Wat is de sterkte/zwakte van het LD? (Stilte). „Ik vind dat we absoluut met de redacteuren meer de wijk en de regio in moeten. Dóór zijn, waar de mensen zijn. Er zijn tegenwoor dig te veel telefoonjoumalisten, zoals ik ze maar noem. Neem zo'n rel op de Lusthof laan. Een redacteur onder wie die wijk valt, had dan veel eerder in de gaten gehad wat er speelde, dan nu het geval was. Verder vind ik klein nieuws van groot belang, als je begrijpt wat ik bedoel. En als laatste moet er meer re- Zelfs in de laatste uren van zijn carrière, kan hij het niet laten. Op momenten wordt zijn toon 'gedragen', knijpt hij zijn lippen en ogen samen en fladdert zijn vinger boven het glas port. Ruud Paauw is dan even Ruud Paauw in optima forma: journalist, dominee en schoolmeester tegelijk. „Als je zolang in het vak heb gezeten, word je vanzelf een predi kantachtig figuur," wil hij aan het eind van een journalistieke loopbaan van 36 jaar dan wel bekennen. Die toon, die ogen, die beweging. Ze zijn blij ven steken in de herinnering van velen. Ruud Paauw hief de vermanende vinger heel vaak tijdens zijn lange loopbaan bij het Leidsch Dagblad. Als (sport)journalist, adjunct hoofdredacteur, columnist en als ombuds man. Het was zijn manier om collega's, spor ters, (stads)bestuurder, politici en dolle mi- na's toe te spreken. Verbaal of schriftelijk dat maakte niet uit, dat gebaar - veelal begeleid door een schuddend hoofd - was er vrijwel altijd. Paauw hing graag de moralist uit. „Een deel daarvan was gespeeld, maar ik geef toe: er heeft altijd een calvinist in me gezeten", biecht hij minzaam lachend op nu hij als net 60-jarige vervroegd is uitgetreden. Met een drukbezochte receptie in de Leidse Engelbertha Hoeve zwaaide 'Mister Leidsch Dagblad' oftewel 'De vader van het LD', afge lopen donderdag af uit de journalistiek. Hij was - na een tussenstop bij het oude Dudok- gebouw aan de Witte Singel - naar het eta blissement gebracht in een open rij tug, voor afgegaan door vier lopers (journalisten) met fakkels. Een verwijzing naar zijn passie voor de Olympische Spelen; Paauw was in zijn vrije tijd onbezoldigd archivaris van het NOC. Als cadeau kreeg hij o.m. een cheque aangeboden waarmee hij een reis naar 'Sid ney 2000' mede kan financieren. Het was het 'laatste' eerbetoon aan 'Een ge neraal in zijn eigen zandbak', zoals Ruud Paauw columnisten en daarmee zichzelf om schreef. Buiten de kolommen was hij meer de frontsoldaat van het voetvolk en het ge zicht van de krant. Met zijn onafscheidelijke sigaar, een olympische stropdas en een altijd uit de (broek)band springend overhemd, werd de geboren Haarlemmer een bekend fi guur in Leiden, de stad waaraan hij in de loop der tijd zijn hart verloor. Paauw behoorde tot de oprichters van het In stituut Burgerraadslieden, droeg z'n steentje bij aan de organisatie van de LD Cup, de Lei- dato-sportverkiezingen en de jurering van de Taptoe op 2 oktober. Voor zijn verdiensten kreeg hij de erepenning van de gemeente. IJdel genoeg om dat leuk te vinden, drukte hij de gepaste zorgelijkheid die hem daarbij overviel uit in een treffende uitspraak: „Ik voel me als een smulpaap die plotseling bief stuk is geworden." Een journalist hoort vanaf de zijlijn toe te kij ken en niet zelf als spelverdeler te fungeren, wilde en wil hij er maar mee zeggen. Een journalist dient betrokken te zijn; niet over geleverd. Paauw heeft dat onderscheid voort durend in de praktijk proberen te brengen. Met kritische nieuwsgierigheid, kennis van zaken en een rechtlijnigheid waarmee hij, in tern en extern, nog wel eens iemand tegen zich innam. Zeker in de periode dat hij op klom in de hiërarchie van de krant en 'als oorlogskind' moeite kreeg met de tijdgeest van verspilling. Als adjunct- en waarnemend hoofdredacteur vertoefde hij vaker tussen de notabelen, maar verschil bleef er en móest er ook zijn. „De vroegere Leidse wethouder Dick Tesse laar heeft eens van me gezegd: hij heeft geen ondeugden en toch deugt hij niet. En hij had gelijk", merkt Paauw niet zonder genoegen op. „Stel je voor dat je wel zou deugen, dan kon je toch geen pen meer op papier zetten." Het heilige credo van het afstand houden, hanteerde hij overigens alleen buiten de mu ren van de krant. Erbinnen kende hij een be trokkenheid die nog maar zelden wordt aan getroffen. Aan het eind van de dag gaf hij hoogstpersoonlijk de planten ter redactie wa ter en nog altijd gaat hem zeer aan het hart dat de pers uit Leiden verdween en het LD gedeeltelijk met Haarlems Dagblad samen smolt. Als adjunct- en waarnemend hoofdre dacteur kon hij dat niet tegenhouden - „Ik moest onderhandelen met het gevoel dat mijn handen gebonden waren." Nu hij zijn handen vrij krijgt voor andere za ken, legt hij de pen natuurlijk niet weg. De mooischrijver, 'een voorganger in het elegan te woordentoernooi' (de typering is van oud- hoofdredacteur Soetenhorst), die al diverse publicaties op zijn naam heeft staan, gaat weer een boek maken. Over de Spelen, uiter aard. En af en toe zal hij ook nog wel eens ter redactie verschijnen: om jonge redacteuren duidelijk te maken dat 'ze nooit in woede moeten schrijven en dat klein nieuws van groot belang is." Daarbij gaat dan ongetwijfeld de vinger van Ruud Paauw, die ondanks zijn verklaarde ongelovigheid graag bijbelse spreuken mag citeren, dwingend de lucht in. Om te wijzen op oude waarden: „Want ik ben en blijf een echte Hollandse kaaskop, met een rechtlij nigheid die me met de moedermelk is inge geven." gelmaat komen in de hoofdartikelen. Daar moet lijn in. Tenslotte wil ik wel zeggen dat de krant er prachtig uitziet met die kleuren foto's. Veel mooier althans dan in 1961. Ook de verslaggeving is correct." Is er, in dit multi-mediale tijdperk, nog toe komst vooreen regionale krant als het LD? „Oh, daar ben ik van overtuigd. De maat schappij wordt almaar ingewikkelder, bet gaat ook almaar sneller. De krant heeft daar in een belangrijke taak. Om uit te leggen, om te verklaren, om een rustpunt te zijn. En dat kleine nieuws waar ik over repte, dat zie je niet op tv, maar dat willen de mensen wel le zen." Welke kranten en tijdschriften lees je zelf met plezier? „Vrij Nederland al vanaf 1962. Maar dat blad wordt steeds minder. Vroeger las ik alles, van boven naar beneden en van links naar rechts. Verder lees ik 's ochtends De Volkskrant en 's avonds het LD en de NRC. Dan nog Sport In ternationa] en wat Olympische tijdschriften. Bij één daarvan zit ik zelf in de redactie. En boeken natuurlijk. Een almaar aanwassende lijst is dat aan het worden." Waar blijft dat boek van jouw hand dat Ne derland nog zal verbazen? (Gelach). „Dat wordt niet door mij geschreven. Wél heb ik het vaste voornemen om straks weer iets te publiceren. Ik heb al vijf boekjes op mijn naam staan, over de Spelen, over het Nederlands Elftal. Maar ach, ook een boek heeft geen eeuwigheidswaarde. Dat is de tra giek van een journalist: wat je de ene dag schrijft, is de andere dag al weer teloorge gaan." Is de VUT de beste uitvinding sinds de fles port, of had je liever nog wat doorgetikt? „Nou ja, met port en cognac bij het raam zit ten en kijken naar opwaaiende zomerjurken# lijkt me op zich wel wat. Maar sinds ik tegen over een bejaardenhuis woon, zit dat er niet echt in. Trouwens mijn vrouw zou het niet goed vinden. Nee hoor, ik kijk het drie maan den aan en besluit dan wat ik verder ga doen met mijn leven. Ik heb al wat aanbiedingen voor functies en doe al wat vrijwilligerswerk. Ik zie wel." ld Paauw, jarenlang het gezicht van het Leidsch Dagblad, voor het Dudok-gebouw Nat ik verder ga doen met mijn leven." tl y - - de Witte Singel:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 43