Henk Spaan is voetbal
Grunberg's
stijl.
ür-
4+
Henk Spaan maakte deze
maand bij Veronica zijn rentree
meteen nieuw
voetbalprogramma. Zonder
Harry Vermeegen. Zoals ook
Vermeegen terugkeert zonder
Spaan. Ze zijn nog altijd niet
on speaking terms. Dat komt er
voorlopig ook niet meer van.
Henk Spaan heeft nu andere
dingen aan zijn hoofd.
'De affaire met Harry Vermeegen heb ik achter me gelaten'
2r- - ■f'T'fc r
In Zuid-Frankrijk koop je een huis
voor een miljoen en in de Corrèze
voor vijftigduizend gulden. Daar
zit ik. Doch slechts heel af en toe.
's Zomers onder de parasol en 's
ters voor de open haard. Ik kan er onge
stoord nadenken en lezen en als ik er wil
schrijven, pak ik een blocnote en volg het
grafiet van het potlood. Ik ben namelijk in
slechts bescheiden mate meegegroeid met de
ïwste ontwikkelingen. Ze hebben me me
wel een vooroorlogse Tandy cadeau gedaan,
ïaar ik ga pas tikken als alles op papier klaar
En zodra m'n tekst met een modem ver
zonden wordt, beschouw ik dat nog steeds
als een wereldwonder. Daarom kan ik je ook
verzekeren dat het heel wat voeten in de aar
de heeft gehad voordat de aansluiting in orde
Ik ben in een heleboel dingen nog ouder
wets. Toen we de eerste aflevering van m'n
:uwe programma gingen monteren, bleek
1 men een nieuwe methode ontdekt had
de shots te selecteren. Het kon met één
druk op de knop, zei men en dan ontstond
hocus pocus, als toegift óók nog een digi
taal archief. Terwijl ik jaren gewend ben ge-
st om op de seconde nauwkeurig de be
gin- en eindtijden op te schrijven.
Dat gaan we dus vanaf nu anders doen, zei
de redactie.
Ja, riep ik, dat gaan we inderdaad anders
doen, maar vandaag nog niet.
Ik groei dus wel mee met de nieuwste tech
nologische ontwikkeling, maar geheel in m'n
eigen tempo. Bovendien moet je ook niet aan
alles willen toegeven. Als we aan Hard Gras
werken, vind ik 't nog elke keer meesterlijk
van de uitgever de geprinte velletjes toe
gestuurd te krijgen. Dat is het hoogtepunt bij
de totstandkoming van zo'n boek. Ik zou er
aan moeten denken dat de uitgever mij
bellen en vervolgens zou sommeren
'Henk, kom je 't even lezen vanaf de schijf?'
Wat schijf? Niks schijf. Het moet uitgeprint
rc>or me liggen. Ik moet het lettertype kun-
ïen zien, de regelafstand, de inspringers. Ik
noet bij wijze van spreken aan de blaadjes
kunnen ruiken en er moeten ook geen kreu
kels in zitten. Zo lees je als eindredacteur een
boek en niet anders.
Bij een krant of een weekblad logt de eind
redacteur in, ziet de tekst en denkt: oh, daar
s die shit weer. Die kijkt ook niet naar de in
houd, maar naar de lengten. Twintig jaar ge
leden was dat al zo bij de Haagsche Post. Het
interesseerde die bureauredactie absoluut
geen fluit wat erin stond. Het moest passen.
Dat was het enige dat telde. Terwijl ik bij
'Hard Gras' alleen maar geïnteresseerd ben
in wat Jean Nelissen gemaakt heeft over Willy
Dullens en Hugo Borst over Ernst Happel. Ik
ga dat met rooie oortjes zitten lezen en ik
denk dat je dat ook terugziet aan het blad.
Het is een collector's item.
Als je Voetbal International koopt, heb je
dat in een half uur uit. Over 'Hard Gras' moet
je minstens drie, vier, vijf uur kunnen doen.
Naar journalistieke normen zijn 't belachelijk
lange verhalen, met vijfduizend, tienduizend,
soms wel twintigduizend woorden. Het zijn
lengten zoals je die alleen tegenkomt in de
New Yorker. Maar wat maakt 't uit? Als 't
maar op een intelligente manier geschreven
is. Onze enige maatstaf is wat we zelf interes
sant vinden. We hebben ook geen lezerson
derzoeken laten houden. We maken 't voor
onszelf. Matthijs van Nieuwkerk en ik zijn
onze eigen lezers en zo'n blad wilden we ma
ken.
Het idee is ontstaan toen een uitgeverij
vroeg of we eens wilden nadenken over een
sportbibliotheek. Dat hebben we gedaan.
Toen Matthijs met z'n gezin met kerst bij ons
in Frankrijk was, zijn we drie dagen bij die
open haard gaan zitten. En na drie dagen
kwamen we tot de conclusie dat alles wat we
verzonnen hadden in de schaduw bleef bij
dat ene idee, namelijk om een voetbalblad op
te zetten volgens principes en normen die in
Nederland nog niet bestonden en die eigen
lijk ook internationaal vrij nieuw waren: in
boekvorm, dus uitsluitend voor mensen die
van lezen hielden en dan met een verschij
ningsfrequentie van vier keer per jaar. Het
moest een kwestie zijn van ergens naar uit
zien.
Later kwamen we een keer in Londen en
zagen we een boek van Nick Hormby, de
schrijver van het boek over Arsenal. Dat be
schrijft het emotionele leven van een man
die fan van Arsenal is. Een ongelooflijke best
steller in Engeland. Binnenkort komt de film
in Nederland.
Henk Spaan: „Ik geloof dat ze één keer aan Harry gevraagd hebben of 'ie nog met mij wilde werken, maar daar was van zijn kant geen sprake van. Hij v
ten
Dat was de eerste ondersteuning. Daar
naast had Hormby een boekje samengesteld
met voetbalverhalen, geschreven door men
sen die geen voetbaljoumalisten waren. Dus
lazen we hoe de literatuurcriticus van De Ti
mes zijn eigen favoriete club beschreef, en
dat bijelkaar heeft voor ons bij de totstandko
ming van 'Hard Gras' als katalysator gewerkt.
We grasduinen nu voornamelijk in het ver
leden. Maar ik vind ook dat bepaalde verha
len bewaard moeten blijven. Men mag niet
vergeten wie Willy Dullens was. Bovendien is
het ook elke keer weer een tocht in je eigen
verleden. Als we een portret brengen van
Faas Wilkes, Abe Lenstra of Kees Rijvers, dan
zie ik mezelf toch weer voor de radio zitten
als Nederland met 9-1 van België wint. Dan
weet ik hoe die ochtend was thuis, hoe de
middag was en wat we aten.
Holland-België op de radio; daar ging een
heel gezin voor zitten. Vader in z'n eigen
stoel, moeder met een breiwerk aan de grote
tafel. Jan de Cler begon met een rijm en als ir.
Ad van Emmenes na de eerste vijfenveertig
minuten was uitgesproken, rijmde Jan de
Cler de eerste helft ook nog beschouwelijk
na. Met voor mij als absoluut hoogtepunt van
de dag om tien voor zes in VARA's sportpro
gramma mannen als Rien Bal en Bob Spaak
die gedetailleerd de wedstrijd analyseerden.
De kracht van radio is dat je het jezelf alle
maal kunt voorstellen en dat konden die
mensen bewerkstelligen. Het was een be
schouwelijke benadering van het voetbal die
mij toen al erg aansprak en nu nog.
Maar vooral ook die herinnering en met
name de herinnering aan zo'n zondag. Daar
leefde je naar toe. Toen ik kind was had je in
het Olympisch stadion de beroemde dubbel-
wedstrijden. De zondag begon met Blauw
Wit-Volendam. Vervolgens dat vreselijke half
uur wachten en dan DWS-Feyenoord, het
duel Flinkevleugel-Moulijn, wat zelden een
duel was omdat Flinkevleugel de enige
rechtsback van Nederland was aan wie Coen-
tje zich meteen al gewonnen gaf.
Zo'n zondag had een heel ritueel, 's Mor
gens vroeg pakten m'n broertje ik onze
tassen in met brood. Dat moest veel brood
zijn, want het werd een lange dag. Om tien
uur met lijn 13 naar het Mercatorplein, over
stappen met bus F naar het Haarlemmer
meerstation en dan het laatste stuk lopen.
Een jongenskaartje kostte vijftig cent en bij
dubbehvedstrijden vijfenzeventig. Allebei vol
doende boekjes van Kuifje bij ons om de
wachttijden te doden. We hadden ook altijd
gepast geld op zak voor die smerige Koetjes-
repen; tien voor een gulden en niet te vreten.
Ik heb het Olympisch stadion ook bijna
nooit verlaten. Ik ging heel zelden naar Ajax
en een bezoek aan een stadion buiten Am
sterdam kan ik me niet eens voor de geest
halen. Op zaterdagmiddag naar de Jan van
Galenstraat naar het tweede kijken van DWS,
met Piet Kruiver, Huub Lenz en I lenk Wery.
Dat waren elftallen die nog konden scoren;
zes, zeven doelpunten per wedstrijd. Doel
punten als bestemming. Aanvallen vanuit het
principe dat verdedigen eigenlijk een beledi
ging was. Dat zie je niet meer. Ik heb Ferenc
Puskas geadoreerd, omdat alles in hem gefo
cust was op doelpunten. En hij heeft nog
steeds een van de allerbeste moyennes in het
internationale profvoetbal. Alleen die naam
klonk al super: Puskas. Terwijl ik hem waar
schijnlijk als kind maar één keer heb gezien
in een film uit 1953, Engeland-Hongarije.
Kijk, ik zie nu beter wat goed is dan toen ik
vijftien of zestien was. Maar wat nooit veran
derd is, is dat ik nog steeds even enthousiast
kan raken over doelpunten. En eigenlijk vind
ik alles nog steeds interessant aan voetbal en
voetballers, ik zou haast zeggen bijna elk de
tail. Gewoon omdat het leuke dingen zijn om
met je vrienden over te praten.
Ik bestrijd daarom ook, >en eigenlijk be
streed ik dat vijfentwintig jaar geleden al, dat
schrijven over voetbal 'n beetje dom is. In de
jaren zestig werd er vanuit het vak neergeke
ken op de sportjournalist en met name op
voetbal, terwijl als je ernaar vroeg iedereen er
wel een navelstreng had.
De NRC opende altijd met hockey. Onge
looflijk. Ik weet dat ik het toen al volslagen
belachelijk vond. Hoe haal je het in je hoofd?
Eind jaren zestig, begin jaren zeventig, met
de successen van Feyenoord en Ajax en dan
openen met hockey. Dat betekende dat die
krant dus ook buiten de maatschappij stond.
Nico Scheepmaker was de eerste die dat ta
boe landelijk doorbrak. Wat ik vond, schreef
hij. Ik keek om die reden ook huizenhoog te
gen hem op.
Ik hoor oudere sportjournalisten ook nog
steeds zeggen: 'Ja maar, ik heb geen zin meer
om met die jonge gasten te praten. Dat vind
ik echt onzin. Ik ben 48 jaar, maar ik be
schouw mezelf helemaal niet als een volwas
sen man. Ik ben gewoon nog een jongen. Ik
vind het ook altijd bezopen als er in een krant
een bericht staat over een 26-jarige man. Dan
denk ik: 26 jaar? Man?
Een man is 67. En zelfs als ik 67 ben, ben ik
nog steeds geen man. Ik ben ook niet de in
tellectueel onder de sportjournalisten zoals jij
nu zegt. Misschien dat dat beeld door 'Hard
Gras' nu weer is opgebloeid, maar dat kan
me dan geen fluit schelen, 't Is namelijk ook
niet waar, en het ging al helemaal niet op
toen wij Pisa deden. Ik ben gewoon een lief
hebber.
Ik wilde na mijn studietijd maar één ding
en dat was over voetbal schrijven. Met als ge
volg dat er één periode in mijn leven is ge
weest waarin ik met vier columns in de
maand van slechts achthonderd gulden
moest leven.
Maar ik woonde op een kamer die hon
derdvijftig gulden kostte, dus wat maakte het
uit? Ik was vrijgezel, had twee spijkerbroeken,
drie overhemden, twee T-shits en een paar
gympen. Bovendien ging ik thuis eten, terwijl
ik in het café kon opschrijven. Maar ik had
wel bereikt wat ik wilde.
Later zijn daar pas de andere journalistieke
invalshoeken bijgekomen. Het middagje
AVRO; heel snel berichten van de telex pluk
ken en omwerken tot iets komisch en dan
voorlezen. Totdat Chris van Hoorn zei: hij
spreekt Amsterdams en dat vinden onze luis
teraars, die toen nog voornamelijk bestonden
uit leden van de Oranjevereniging, niet goed.
Spaan moet eruit.
Vervolgens de VPRO, weer later de VARA.
Start en Finish. Daar is het duo met Harry
Vermeegen ontstaan en gaandeweg ook de
dialogen. En dan is het inderdaad op z'n
minst typisch als je na twintig jaar samen
werking van een ander moet horen dat Harry
in onderhandeling is met Sport7. En óók als
je je realiseert dat hij dit vier of vijf maanden
voor mij verborgen heeft gehouden. Ik weet
niet hoe jij dat vindt, maar ik vond dat gek.
Hij heeft zelfs nog tijdens Die Twee Nieuwe
Koeien een onderwerp met Jos Staatsen ge
maakt, waarmee hij hem hielp zijn imago op
te krikken in ons programma, terwijl Harry
zelf met Sport7 in onderhandeling was. Dat
kan niet. En het meest vreemde van de zaak
blijf ik vinden dat toen Sport7 failliet ging en
Harry de overstap niet kon maken, Veronica
hem ons programma gaf. Terwijl iedereen in
de leiding op de hoogte was van het feit dat
hij Veronica had willen verlaten. Hij had de
beslissing genomen om met het duo te stop
pen, niet ik.
Harry heeft ons programma vorig jaar
voortgezet. Onder een andere naam welis
waar, maar met de bestaande formule. Alleen
zonder mij. Ik zeg niet dat ik het niet goed
vond, maar ik vond 't ook niet interessant.
Want ik miste mezelf. Die boze man was een
belangrijk onderdeel en die zat er nu ineens
niet meer in. De formule die aansloeg was die
van een boze man met een sulletje en nu
bleef het sulletje over. En tegen jou gezegd is
Harry helemaal zo'n sulletje niet, maar dat
terzijde.
Ik ben daarover heel kwaad geweest op Ve
ronica. Meestal als ik boos ben, begin ik te
schreeuwen. Dat heb ik in dit geval niet ge
daan. Ik heb de zaak in handen van mijn ad
vocaat gegeven en heb me gewijd aan 'Hard
Gras'. Al die tijd heeft Veronica me keurig
doorbetaald en toen men zes weken terug te
rug met een idee kwam voor een nieuw pro
gramma, dacht ik: dat is leuk, dan kan ik
weer aan het werk.
Die affaire met Harry heb ik nu achter me
gelaten. Er zijn bij mijn weten ook nooit seri
euze pogingen gedaan om ons weer aan tafel
te krijgen. Ze zeggen van wel, maar in elk ge
val niet naar mij toe. Ik geloof dat ze één keer
aan Harry gevraagd hebben of 'ie nog met
mij wilde werken, maar daar was
van zijn kant geen sprake van.
Hij was kennelijk op z'n pik ge-
trapt, God mag weten
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1997
Onze Taal
Amon Grunberg schrijft heel mooi,
vind ik. Dat was al zo in zijn eerste
boek, Blauwe Maandagen; en het is
nog beter in zijn Figuranten. Het
mag wel eens hardop gezegd wor
den, want in het algemeen worden
taal en stijl in onze literatuur stief
moederlijk behandeld. Aan grote
ideeën, diepe gedachten, schokken
de ervaringen en schrijnend leed is
geen gebrek. Wel aan mensen die
het goed kunnen opschrijven. On
handig verteld is het al verpieterd
voordat het echt tot leven komt.
Grunberg lijkt andersom te werken.
Het eenvoudigste verhaal wordt on
vergetelijk als het onvergetelijk ver
teld wordt.
Aan het slot van
het de lezer zoals Elsschot beschreven
heeft: Hij sluit je boek en gaat heen, zijn
hoed vergetend. Onderweg blijft hij even
staan en mompelt: 'Was me dat een ge
schiedenis'. Hoe Grunberg het voor elkaar
krijgt, weet ik niet. Er is wel eens gezegd dat
hij, meer dan een ander, spreektaal schrijft,
maar dat is niet zo. Typische spreektaalzin
nen zoals "Weet ik niet' of 'Kijk ik nooit
naar' komen in zijn boeken nauwelijks
voor. Evenmin herhalingsconstructies als
'We hebben gisteren hebben we z'n vader
gezien'. Of zelfs maar zinnen als 'Bananen
hou ik niet van'. Maar dan ineens wel weer
zinnen als: - 'De laatste tijd doe ik het bijna
nooit meer, knorrende geluiden maken
(12). Grunberg lijkt er zelfs het patent op te
hebben, op zulke zinnen, want ze komen
heel vaak voor bij hem: —'Er is niets van
over, van die vijf ton' (12); -'Broccoli zei
dat veel mensen dat romantisch vonden,
bloeiende rododendrons' (33); —'Ik dacht:
Ja, dat is precies wat ik ben, een geldwolf
(9); -'Daar was ze erg goed in, in afwezig
glimlachen'(228); - 'Ik vroeg me af of Elvira
meegenomen wilde worden. Ik kon het me
niet voorstellen. Hoewel het uiteindelijk wel
precies is wat de meesten van ons willen,
meegenomen worden, door iets of iemand,
desnoods door God' (183).
Zeer karakteristiek voor Grunberg's stijl
zijn ook de letterlijke herhalingen, soms
in de volgende zin, soms zelfs binnen een
zin. —'Ben jij niet benieuwd hoe het komt
dat iemand op zijn twaalfde al een volleerd
loodgieter is?' Aan de blik in zijn ogen kon
ik zien dat hij weinig respect had voor men
sen die niet wilden weten waarom sommige
twaalfjarigen al volleerde loodgieters waren'
(34); --Het liedje werd telkens opnieuw ge
draaid, want Broccoli hield ervan liedjes tel
kens opnieuw te draaien' (116); —'Toen
pakte ze plotseling mijn hoofd alsof het een
voetbal was en kuste me. Ik vond het niet
erg dat ze deed of mijn hoofd een voetbal
was. Hield ze mijn hoofd maar vaker vast
alsof het een voetbal was' (165); —'Mensen
met een verfijnde smaak praten niet over
geld en seks. Ik heb een tijd tussen mensen
met een verfijnde smaak gezeten. Ik voelde
me net alsof ik aan het front zat tussen die
mensen met een verfijnde smaak, maar ik
voel me wel vaker alsof ik aan het front zit
V (16).
Niet minder karakteristiek voor Grunberg
zijn zijn algemene uitspraken. Midden
in het verhaal wordt het verhaal als het wa
re even stilgezet en zegt hij iets dat op dat
moment bij hem opkomt maar geen ver-
haal-zin is. Bijvoorbeeld hier: - 'Ik draaide
me om. Sommige dingen wil je niet zien. Er
zijn eigenlijk veel dingen die je niet wilt
zien' (57). Overal in het boek zijn zulke al
gemene uitspraken te vinden. Bijvoorbeeld
in: —'Ik had geen idee wat ik tegen hem
moest zeggen. Ik was niet bekend met der
gelijke situaties. Daarom knikte ik heel
vriendelijk. Vriendelijk knikken, dat is vaak
het beste' (84); --'Uit haar mond rook me
vrouw Lopez naar een oud zoldertje. Mis
schien was ze daarom zo scheutig met de
parfumfles. Niemand wil naar oude zolder
tjes ruiken. Vroeger dacht ik altijd dat men
sen het onmogelijke willen, het grote on
mogelijke. Mensen willen helemaal niet het
grote onmogelijke. Dat is maar goed ook.
Mensen willen niet uit hun mond naar ou
de zoldertjes ruiken en ze willen zo af en
toe een schone onderbroek, en op een war
me zomerdag een lekkere perzik is ook
nooit weg' (88) --'Misschien bewonderde ik
Elvira te veel. Dat schijnt niet goed te zijn'
(182).
Het is niet moeilijk kenmerken van Grun
berg's stijl te noemen. Maar daarmee is
helemaal niet duidelijk geworden waarom
dat alles zo perfect werkt. De volgende zin
nen bijvoorbeeld zijn schitterend, maar ik
zou niet goed kunnen zeggen waarom. -'Ik
vind je lief,' fluisterde Broccoli. Het is de
enige keer dat ik Broccoli zoiets heb horen
zeggen. Misschien had hij zich voorgeno
men het maar drie keer in zijn leven te zeg
gen, of twee keer' (98).
Vooral de toevoeging 'of twee keer' ver
raadt de meester.