Laat bedrijven alles zelf regelen' ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1997 ,i-i ,t jf/t s Blankert: „We hebben ii n werkweek van 36 uur toe leidt. Tot sluiting van gemeentehuizen. Was dat n FOTO ROLAND DE BRUIN De strijd van werkgeversvoorman Hans Blankert tegen collectieve regelingen Misschien komt het door de rustige, gecontroleerde uit straling van Hans Blankert (57) dat hij nog niet zo bekend is. Maar mis schien komt het ook wel omdat hij na ruim een jaar voorzitterschap van VNO-NCW, de grootste werkgeversorganisatie van Neder land nog geen enkele keer in het openbaar flink met de vuisten op tafel heeft geslagen. Zulk gedrag past simpelweg niet in zijn straatje. Problemen met de vakbeweging of een mi nister bespreekt hij liever eerst achter de schermen. Eep persoonlijk gesprekje, een in formeel etentje of een partijtje golf met een vakbondsbestuurder doen wonderen. Blan kert vindt die werkwijze nu eenmaal pretti ger. Hij is het vleesgeworden poldermodel, dat typisch Nederlandse systeem dat valt of staat met de bereidheid van werkgevers, vak beweging en overheid om met elkaar over problemen te praten en naar oplossingen te zoeken. De overlegeconomie wordt steeds saaier. Ruzies worden niet meer in het openbaar uit gevochten en akkoorden worden niet langer voor de poorten van de hel weggesleept. Werkgevers en vakbeweging lijken het voort durend met elkaar eens. „Maar onderling wordt er nog best stevig geknokt", verduide lijkt Blankert. „Dat gebeurt tijdens informele gesprekken. Alle ideeën die werkgevers en werknemers presenteren zijn van tevoren ruimschoots besproken. Als we informeel bij elkaar zijn, worden er ook veel ideeën gebo ren. Soms blijkt het niets te zijn, dan komt zo'n plan gewoon nooit naar buiteil." Nieuwe kansen Loonmatiging en lastenverlichting, daar ha mert de werkgeversvoorman keer op keer op. Blankert laat geen mogelijkheid onbenut om uit te leggen hoe belangrijk deze maatregelen zijn voor de economie. Ook nu bekend is dat er volgens de paarse begroting volgend jaar 3,5 tot 4 miljard extra te verdelen valt, ruikt hij nieuwe kansen. „Het is broodnodig dat er een flink gedeel te van die meevaller naar lastenverlichting van het bedrijfsleven en de burgers gaat", zegt hij. „Bedrijven houden meer geld over om te investeren als ze minder belastingen en premies hoeven af te dragen. Dat levert uiteindelijk weer banen op. Ook lastenver lichting voor de burgers heeft positieve effec ten. Als de gemeentelijke belastingen omlaag gaan, of de overheid de toegestane huurver hoging beperkt, houden burgers meer geld over om goederen te kopen. Het bedrijfsleven floreert daarbij." Blankert heeft zich twee weken geleden geërgerd aan de uitspraak van FNV-voorzitter De Waal. Die benadrukte dat de FNV geen rekening houdt met lastenverlichting, wan neer de loonruimte voor volgend jaar moet worden vastgesteld. De onderhandelings ruimte van de werkgevers wordt daar volgens De Waal niet door beïnvloed. „Die uitspraak kan ik zo weerleggen", zegt Blankert fel. Zijn vingers glijden langs de lij nen van een grafiek waarop de invloed van lastenverlichting op de loonstijging in beeld wordt gebracht. „Zie, iedere keer wanneer er bijna geen lastenverlichting is, schieten de lo nen de jaren daarna omhoog. Dus wat De Waal zegt is gewoon niet waar." Het beleid van loonkostenmatiging moet echter gewoon doorgaan, meent Blankert. „Als die kosten binnen de perken blijven, is dat goed voor de werkgelegenheid." De vak beweging overlegt momenteel hoeveel pro cent loonruimte zij volgend CAO-seizoen aan de onderhandelingstafel gaat opeisen. De Waal noemde eerder al een percentage van 5 procent. Maar op de vraag of dat getal ge rechtvaardigd is, wenst Blankert niet te ant woorden. „Percentages zult u mij niet horen roepen, nooit!" Gespannen Het is een antwoord dat past bij de werkge versvoorzitter, want Blankert is per definitie een exponent van het anti-collectivisme. „Collectieve looneisen staan op gespannen voet met de realiteit", verduidelijkt hij. De ene bedrijfstak doet het nu eenmaal beter dan de andere. Je kunt dus niet in alle secto ren dezelfde looneis op tafel leggen. De vak beweging maakt het zichzelf nu alleen maar moeilijk. Als de bonden er in een bepaalde sector minder uitslepen, moeten ze dat weer verantwoorden aan de achterban." Blankert heeft er wel begrip voor dat de vakbeweging met een collectieve looneis wil voorkomen dat in de ene sector de lonen omhoog schieten, terwijl werknemers in een andere bedrijfstak er bijna niets bij krijgen. „Maar het zou beter zijn als de vakbeweging zou streven naar meer loondifferentiatie in de verschillende sectoren, bijvoorbeeld door het invoeren van prestatiebeloning." De eis voor de collectieve 36-urige werk week vindt Blankert al helemaal een dood doener. „De werknemers in Nederland heb ben niet massaal behoefte aan vrije tijd. Ze willen flexibelere werktijden, zodat ze hun ei gen leven beter kunnen inrichten. Maar dat betekent niet dat je Nederland collectief op 36 uur moet zetten." Een ironisch lachje. „We hebben in mei gezien waar dat toe leidt. Een deel van de gemeentehuizen was geslo ten. Was dat nou zo prettig?" Een jaar geleden was de 36-urige werkweek voor Blankert nog een bron van zorg. De vak beweging wilde die eis ingewilligd zien, in ruil voor een lagere looneis. Die eis wordt nu ingeruild voor afspraken over scholing voor werknemers. Het doet Blankert duidelijk deugd dat de verkorte werkweek een stille dood sterft. Weer verschijnt het bekende iro nische lachje op zijn gezicht. Dan: „We heb ben er weinig moeite voor hoeven doen, daar zijn we dus mooi vanaf." In kringen van ondernemers, politici, econo men en vakbondsmensen staat Blankert be kend om zijn gezonde dosis humor. Hij is vooral ironisch, maar soms ook sarcastisch. Zijn grappen hebben duidelijk een functie: ze Een erg bekend gezicht heeft Hans Blankert (57) na een jaar voorzitterschap van de werkgeversvereniging VNO- NCW nog niet. Maar hij houdt er dan ook niet van om in het openbaar flinke ruzies uit te vechten. Blankert doet dat liever achter de schermen. Daar knokt hij tegen de collectieve regelingen, want afspraken maken die gelden vooralle werknemers tegelijk, dat slaat nergens op. Zijn credo's: meer toonverschillen per bedrijfstak, voer prestatiebeloning in en laat werknemers zelf hun pensioen regelen. „Want bedrijven hebben genoeg verantwoordelijkheidsgevoelen werknemers zijn mondig genoeg." door SYLVIA MARMELSTEIN scheppen een ontspannen sfeer. Wanneer bij onderhandelingen, een debat of persconfe rentie het gesprek even stil dreigt te vallen, kunnen de aanwezigen steevast rekenen op een prikkelende opmerking van de werkge- Zo verscheen hij in een kanariegeel vestje op het afscheidsfeestje van voormalig FNV- voorzitter Johan Stekelenburg. Terwijl Blan kert op het podium zijn verhaal deed, vroeg iedereen zich in de zaal af waarom hij zo raar gekleed was. Van werkgevers is men namelijk gewend dat zij in pak rondlopen. Later bleek dat Blankert het vestje had gekocht omdat Stekelenburg er ook zo een heeft. Blankert gebruikte zijn grappen ook al toen hij voorzitter was van de FME (1986-1992), de werkgeversvereniging voor de metaal. Be stuurders van de Industriebond FNV verha len nog geregeld over de grap die hij uithaal de tijdens een CAO-ronde eind jaren tachtig. De vakbonden gaven de werkgeversdelegatie met sinterklaas banketletters cadeau die sa men de looneis vormden. Tijdens een bijeen komst rond kerst sloeg Blankert terug. Hij haalde lachend een kerstkrans tevoorschijn en zei, wijzend op de nul van de krans: „Dit is wat wij te bieden hebben." Met zijn relativerende manier van omgaan met geschillen, verschilt Blankert van zijn voorganger Rinnooy Kan. Die moest het vaak hebben van doorwrochte, theoretische analy ses voordat uit zijn mond gespierde taal kon worden opgetekend. Blankert daarentegen praat nooit onduidelijk of cryptisch. Hij is recht voor zijn raap en laat niet na om hard op te filosoferen, waarmee hij vakbonden en politici zonder al te veel moeite op de kast jaagt. Dat kreeg hij laatst nog voor elkaar door te roepen dat alle verlofregelingen (bijvoorbeeld vakantiedagen, studieverlof en zwanger schapsverlof) maar op één hoop gegooid moeten worden. Werknemers zouden dan zelf kunnen kiezen waaraan zij die dagen be steden. De FNV noemde het plan „onuitvoer baar". „Oké, geeft Blankert nu toe, „het klonk misschien een beetje kort door de bocht." Maar hij heeft er wel iets mee bereikt, want op dit moment overlegt hij met de vakbewe ging hoe dat plan handen en voeten kan krij gen. Werkloosheid De tweede keer dat Blankert hardop filoso feerde was toen hij begin dit jaar de vakbe weging en de politiek opriep om een pact te vormen tegen de werkloosheid. De FNV rea geerde verbolgen: „We zijn al jaren bezig met het bestrijden van de werkloosheid. Het is een overbodige oproep waar je het niet mee oneens kunt zijn." Maar Blankert vond zijn oproep wel zinvol. „Je kunt niet vaak genoeg de koppen bij elkaar steken om naar ideeën te zoeken om de werkloosheid aan te pak ken." Het woud aan regelgeving belemmert de speurtocht naar oplossingen. „Voorbeelden? Kijk naar het onderwijs. Duizenden leraren zitten in een wachtgeldregeling en dat kost veel geld. Dat geld kun je ook besteden aan het invoeren van kleinere klassen, waardoor er meer banen bijkomen voor leraren. Maar als je de klassen wilt verkleinen .stuit je weer op allerlei regelingen. Nou, dan moeten we die regels maar veranderen!" Blankert ergert zich ook aan de beperkin gen in het leerlingwezen. Ondernemers mo gen leerlingen die vier dagen in de week wer ken en één dag naar school gaan niet méér uitbetalen dan het minimumloon. Doen ze dat wel, dan gaat de subsidie (ongeveer 5000 gulden per jaar) aan hun neus voorbij. „Zo'n maatregel slaat nergens op. Er is een tekort aan goed opgeleide werknemers. Maar zodra bedrijven het aantrekkelijk willen maken om het leerlingstelsel op te leiden, worden ze daarvoor gestraft. Die regeling moet dus ook op de helling." Blankert heeft duidelijk een hekel aan strenge regelgeving. Het kabinetsplan om aandelenopties die aan managers worden verstrekt vanaf volgend jaar zwaarder te be lasten stuit hem ook tegen de borst. Straks moet de waarde van de optie bij het inkomen worden opgeteld. Wie binnen drie jaar zijn opties ten gelde maakt, moet bovendien de winst volledig optellen bij het inkomen. Het kabinet wil zo voorkomen dat managers zichzelf verrijken, terwijl het overgrote deel van de werknemers de lonen moet matigen. „Natuurlijk, ook ik vind dat er iets geregeld moet worden. Hoe dan wel ingrijpen?", her haalt Blankert de vraag. „Ondernemingen moeten gezamenlijk afspraken maken over hoe ze optieregelingen in de hand houden. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat niet alleen de managers, maar alle werknemers er gebruik van kunnen maken. Per onderne ming moeten duidelijke afspraken gemaakt worden over doel, omvang en looptijd. Dat kunnen we best aan werknemers en werkge vers overlaten. Dus zo'n overheidsmaatregel is overbodig." Hetzelfde geldt voor de pensioenregelin gen. „Die discussies in het kabinet over de invoering van het middelloonsysteem, waar bemoeien ze zich mee? Laat werknemers en werkgevers zelf bepalen hoe hun pensioen eruit moet komen te zien." VNO-NCW heeft daar al een plan voor op gesteld. Werkgevers moeten voortaan zelf een regeling aanbieden voor het aanvullende pensioen, afgestemd op de wensen en om standigheden in de bedrijven. Als werkne mers vinden dat ze te weinig opbouwen, moeten ze de rest zelf bij elkaar sparen of verzekeren. De overheid moet slechts zorg dragen voor een vangnet; een sobere, maar houdbare AOW voor iedereen. Blankert is ook een groot voorstander van het invoeren van prestatieloon omdat werk gevers en werknemers dan samen kunnen onderhandelen over de hoogte van de sala rissen. ,Als het loon voor een groter deel af hankelijk wordt van de prestaties van het be drijf, voelen werknemers zich meer betrok ken bij het reilen en zeilen van de onderne ming. Bovendien profiteren zij dan ook mee als het goed gaat met het bedrijf." Overstag De vakbonden gaan steeds vaker overstag als werkgevers aandringen op het invoeren van prestatieloon. In de chemische industrie en bij automatiseringsbedrijven is het taboe er al vanaf. Toch hebben de bonden nog één grote angst: ze vrezen dat het willekeur in de hand werkt en dat werknemers die niet om verhoging durven te vragen buiten de boot vallen. Blankert: „Maar die angst is onterecht, werknemers worden steeds mondiger en be drijven kennen hun verantwoordelijkheid. Al die collectieve regelingen zijn dus niet meer nodig. We kunnen bedrijven en werknemers best wat meer vrijheid geven."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 41