5PORT De hoge prijs voor het goud Peter Paul de Vrind is nog net zo verslaafd als toen ERDAG 30 AUGUSTUS 1997 Niels van Steenis heeft een hoge prijs betaald voor zijn gouden medaille op de Olympische Spelen. Een jaar geleden stond hij als bemanningslid van de Holland Acht op het hoogste podium dat een sportman zich kan wensen. Maar de roeier uit Enschede tuimelde vervolgens van olympische hoogte het postolympische dal in. Hij begon te kwakkelen met zijn gezondheid, zijn studie stagneerde en zijn relatie liep op de klippen. Een 'winner' veranderde binnen de kortste keren in een 'loser', die op het water alleen nog maar peddelt. Van Steenis lijkt model te staan voor de Nederlandse roeiers, die dit jaar ver verwijderd blijven van hun olympische topvorm. Maar terwijl de Nederlandse roei-equipe de laatste voorbereidingen treft voor het wereldkampioenschap in het Franse Al pendorp Aiguebelette, zit Van Steenis in Enschede middenin een verhuizing. De 27-jarige student werktuigbouw is zijn, studentenkamer van 2,5 bij 2,5 meter ont groeid, al past hij letterlijk nog wel in zijn veredelde slaaphok. De kleinste reus van de Holland Acht, die voorbestemd leek om de Nieuwe Acht gestalte te geven, heeft een jasje uitgedaan. Hij weegt weliswaar iets meer dan in zijn zwartste dagen, maar zit met 83 kilo nog altijd ver onder zijn streefgewicht. „Op een gegeven ogenblik was ik twaalf kilo afgevallen", zegt Van Steenis met een mok dampende thee aan zijn lippen. „De bovenbuurvrouw herken de me bijna niet meer." Na een sukkeljaar weet Van Steenis ein delijk dat zijn onvrijwillige vermagerings kuur geen gevolg is van een defect maag darmkanaal. Inmiddels houdt hij het op een extreme vorm van overtraind zijn, waarvan hij achteraf bezien in de olympi sche finale al last had. „Dat was zeker niet mijn beste wedstrijd. De voorbereiding op de Spelen heeft mij meer gekost dan de anderen. Voor zes van de acht roeiers was de zware trainingsarbeid van coach René Mijnders geen probleem, maar Michiel Bart man en ik waren niet zulke oermen sen. Michiel sloeg heel slim wel eens een training over, maar ik wekte kennelijk de indruk dat ik ook de duurtrainingen wel aan kon. Ten onrechte, want als je mij met een hardloper vergelijkt, ben ik meer het type sprinter dan een marathonloper. Maar ja, een roeier gaat nu eenmaal altijd trainen, zonder daarbij na te denken. Dat heeft me genekt." Ondanks alle tegenslagen van het afge lopen jaar wekt Van Steenis geen aange slagen indruk. „Zelfs als ik in de put zit, zie je dat bij mij aan de buitenkant niet zo snel. Maar toen mijn verkering net uit was, kon ik geen hap meer door mijn keel krijgen. Dat was in april, een week nadat ik met Euros een abominabele Varsity had gevaren. Naar dat studentikoze evene ment had ik aanvankelijk uitgekeken, maar gaandeweg werd het een sleur. Ik ging de trainingen zelfs aftellen. Na de Varsity, waarbij ik als een lijk in de boot zat, besloot ik voorlopig niet meer te roei en. Sportief gezien had ik toen dus ook niets meer om naar uit te kijken." Zonder wedstrijden, zonder vriendin („Ik ben zo boos geweest dat zij er niet meer voor mij was in tijden dat het slecht met me ging") en zonder veel schot in zijn studie nam Van Steenis een opmerkelijk besluit. Hij boekte een groepsvakantie naar Marokko. „Normaal gesproken vind ik Schiermonnikoog al ver genoeg." Overtraind Van Steenis knapte op van het uitstapje, maar zag pas licht aan het einde van de tunnel nadat sportarts Peter Vergouwen hem grondig had doorgelicht. Lichamelijk mankeerde de roeier, die zich voor 7000 gulden aan allerlei onderzoeken had on derworpen, weinig. Hij was alleen gruwe lijk overtraind. Zijn klachten waren van psychosomatische aard. De diagnose van dokter Gee van Enst van de roeibond, die hem pillen voorschreef om zijn maagpro blemen kwijt te raken, had Van Steenis, die na elke inspanning moest overgeven, op een dwaalspoor gebracht. „Dat neem ik Van Enst kwalijk. Uit bloedonderzoek voor de Spelen had hij hetzelfde moeten concluderen als Vergouwen een jaar later: ik was overtraind. Maar de medische be geleiding liet bij de roeibond zo veel te wensen over, dat we nog beter geen bege leiding hadden kunnen hebben." Nog vreemder dan zijn permanente ver moeidheid, vond Van Steenis het dat hij in Atlanta nimmer echt blij is geweest. Hij maakte veel huldigingen mee, maar kreeg nooit het euforische gevoel waarop hij had gerekend. „Ik ben niet gelukkiger gewor den door die olympische medaille. Kenne lijk was ik te moe, te gelaten om te genie ten van ons succes. Ik liet in die tijd ook te veel dingen over mijn kant gaan. Daar door kwam ik in die hectische periode bij voorbeeld niet toe aan tentamens. Ik had me meer moeten opstellen als Koos Maas dijk, al is hij weer het andere uiterste. Hij wilde studeren. Punt uit." Van Steenis wacht nu op betere tijden. Als hij werkelijk overtraind is geweest, dan is rust de enige remedie. De roeier denkt niet meer in termijnen om zichzelf vooral niet onder druk te zetten. Net zo geleide lijk als hij zijn studie heeft opgepikt, wil hij ooit weer de riemen ter hand nemen. Het liefst met plaatsgenoot Joris Loefs, die net als de oud-Achters Bartman en en zijn grote voorbeeld Ronald Florijn behoort tot de vriendenkring van Van Steenis. De Acht heeft hij nog niet uit zijn hoofd gezet. Met coach Kris Korzeniowski zou hij graag sa menwerken. „Hij stelt zich autoritair op, maar kan ook als geen ander mensen le ren roeien. Mocht hij op enig moment te ver gaan, dan zou ik er wat van zeggen, al ben ik niet zo 'n type dat veel zeurt. De Acht De handelwijze van de coach, die de nieu we Acht naar het WK loodste zonder te hoeven deelnemen aan de Rotsee Regatta, kan Van Steenis' goedkeuring wegdragen. „De Acht moet prioriteit hebben. Anders was dat project een zachte dood gestor ven. Dat zou zonde zijn, want volgens de laatste berichten gaan die jongens be hoorlijk hard. Als ik weer gezond ben, hoor ik er ook bij. En mocht de Acht er niet inzitten, dan kan ik altijd nog samen met Joris Loefs een tweetje vormen." Maar voor het zo ver is, moet de zin in het roeien terugkeren. Peddeltochten van acht kilometer vormen een onvoldoende basis voor nieuwe successen. De gevallen olympiër troost zich met de gedachte dat zijn voormalige maten dit seizoen geen onoverbrugbare kloof hebben geslagen. Boekte Nederland voorheen na een teleur stellend optreden op de Olympische Spe len nog wel eens goede resultaten op een na-olympisch WK, dit jaar lijkt het tegen overgestelde het geval. De Spelen van At lanta leverden de roei-equipe goud, zilver en brons op, maar zo'n oogst lijkt in Ai guebelette, waar het WK op zondag 31 au gustus begint, ondenkbaar. „En dat komt niet omdat het niveau bij andere landen zo omhoog is gegaan." Om duurzaam aan de mondiale roeitop te blijven, hangt Van Steenis het 'Redgra- ve-model' aan. De Engelse roeiprof kan in 2000 in Sydney als 38-jarige zijn vijfde gouden medaille in de wacht slepen. Met dank aan de geldschieters die hem van al le andere vormen van arbeid vrijwaren. Met twinkelende ogen trekt Van Steenis de parallel. „Stak een Nederlands bedrijf ook maar wat centen in Rienks en Florijn. Zonder zorgen om hun dagelijkse brood winning zouden zij zo weer in een Acht stappen. Zo'n investering verdient een sponsor dubbel en dwars terug. Die jon gens weten wat winnen is." Van Steenis weet dat sinds vorig jaar ook, maar hij heeft zich nooit winnaar ge voeld. „Als ik om me heen kijk, vermoed ik dat ik niet de enige ben die last heeft van een 'post-olympische depressie'. Er wordt volgens mij te hard doorgetraind. Na zo'n olympisch jaar, waarin we harder hebben getraind dan ooit, mag je best wat gas te rugnemen." Als hij zijn rampjaar de revue heeft laten passeren, staat Van Steenis op. Goed, zijn postuur mag dan zijn geslonken, geestelijk heeft hij, met dank aan Vergouwen, alles op een rijtje. „Het leven staat me niet te gen. Ik heb de naam een zwartkijker te zijn, maar ik probeer overal altijd een po sitieve draai aan te geven. Wel relativeer ik alles meer door de nasleep van de Spelen. Ik vertaal het hele leven niet steeds maar weer in roeitermen. Want zeg nou zelf: dat roeien is welbeschouwd maar een kinder spelletje." De tafeltenniscirkel is rond voor Peter Paul de Vrind nu hij terugkeert bij Scylla. Met zijn vrienden Gerard Bakker junior en Martin van Rijn komt de Leiderdorper dit seizoen uit in de eredivisie. Dat betekent na zes Duitse wedstrijdja ren een terugkeer in de vaderlandse tafel- tenniscompetitie en een terugkeer bij de Leidse club waar hij begon, zo'n zestien jaar geleden. Drie jaar geleden zei het trio al dat het leuk zou zijn om nog een keer samen in de Nederlandse top te spelen, net zoals vroeger. De tijd is er nu rijp voor. Peter Paul de Vrind: „Ik werk nu full-time en dat is niet meer te combineren met het spelen in Duitsland. Bovendien ben ik nu 28 en dat betekent toch dat het allemaal wat minder wordt. Ik heb bijvoorbeeld niet meer zoveel zin om elk weekeinde van huis te zijn. Dus is de terugkeer naar Scylla een logische stap. En we vinden het ge woon heel leuk om hier weer samen te gaan spelen." Het vuur is overigens nog niet gedoofd, ambitie is er nog genoeg: „Ons uitgangs punt is om bij de bovenste vier te eindi gen. Dan doen we mee aan de play-offs om het Nederlands kampioenschap." De trainingsarbeid is inmiddels flink te ruggebracht, van minimaal vier uur per dag in de tijd tot niet meer dan drie keer in de week. Dat is noodgedwongen, door tijdgebrek, want het liefst zou de Leider dorper nog elke dag in de zaal staan. Wat dat betreft is er weinig veranderd sinds hij voor het eerst een batje in zijn handen hield. Dat was tijdens een strenge winter. Het voetbal lag lang stil en dat vond de toen 12 jaar oude Peter Paul helemaal niets. Hij wilde toch wat aan sport doen en ging ta feltennissen. Al snel had hij door dat het waar is wat mensen zeggen: als je het een maal een beetje onder de knie hebt is ta feltennis verslavend, omdat je steeds maar beter en beter wilt worden. Peter Paul de Vrind speelde twee avon den in de week bij de Rijnsleutels in Lei derdorp en vertrok al snel naar Scylla, waar hij bij wijze van spreken 24 uur per Peter Paul de Vrind: „De terug keer naar Scylla is een logische stap. We vinden het ge woon heel leuk i hierv dag kon trainen, want de Leidse club be schikte toen immers al over een eigen hal. De Leiderdorper bleef tien jaar bij Scyl la, waar hij werd getraind door Theo Bak ker en Frits Kantebeen. Van z'n veertiende tot zijn zeventiende speelde hij in het Ne derlands jeugdteam en vanaf zijn twintig ste behoorde hij tot de nationale selectie. Zijn beste prestatie leverde hij in 1991, toen hij op de nationale kampioenschap pen een tweede plaats behaalde achter Danny Heister. Het was een hoogtepunt uit zijn carrière, net zoals die keer in 1990 toen hij bij de landenwedstrijden tijdens de Open Poolse Kampioenschappen de voormalige wereldkampioen Jean Philippe Gatien uit Frankrijk versloeg. In de jaren dat hij competitie speelde voor DJK Aachen Raspo Brand en HG Nie- derkassel bestond zijn leven uit trainen, eten, slapen en spelen. Zijn leven draaide toen letterlijk om de tafeltennistafel, en nu is dat figuurlijk zo. Peter Paul de Vrind is in dienst van de Nederlandse Tafeltennisbond en is daar naast manager van de internationale spe lersvakbond. En, om het verhaal even compleet te maken: zijn echtgenote komt ook uit de tafeltennis wereld. Hij ontmoet te haar tijdens een toernooi in Italië. „Zij komt uit Ecuador en was een van de beste Zuidamerikaanse speelsters", vertelt de Leiderdorper. „Ja ja, ik kan wel van haar De Vrind begon bij de bond als assis tent-boekhouder voor twaalf uur in de week. Dat was destijds een ideale combi natie met het competitie spelen in Duits land. Inmiddels is de Leiderdorper er full time werkzaam als topsportmanager. Hij organiseert de trainingen, wedstrijden en interlands van het Nederlands team en is tevens betrokken bij evenementen als de NK en de nationale top-12. Hij 'doet de pr' en is mede-verantwoordelijk voor de sponsoring. De Vrind weet niet hoe lang hij deze functie kan blijven vervullen maar voelt zich uitstekend op zijn plaats. „Juist om dat ik weet wat de mensen aan de andere kant vinden en denken is dit een ideale si tuatie. De spelers kennen me en vertrou wen me. Met sommigen heb ik nog sa mengespeeld." Hoewel de situatie voor Nederlandse topsporters de laatste jaren is verbeterd, onder meer dankzij de inspanningen en vergoedingen van het NOC*NSF, denkt De Vrind dat hier nooit een perfect topsport klimaat zal ontstaan. Daarvoor staat een maatschappelijke carriere te hoog in aan zien in Nederland. In Duitsland onder vond hij bijna letterlijk aan den lijve het verschil.Als je daar vertelt dat je topspor ter bent, geven ze je een bemoedigende klap op je schouder. Hier wagen ze, be halve als je voetballer of tennisser bent: Joh, moet je dan niet gaan studeren of werken?" De nuchtere Hollandse kijk op de zaken zal ook niet snel leiden tot extreme uit wassen. Peter Paul de Vrind was twee keer in China en zag hoe in het tafeltennisland bij uitstek kinderen van een jaar of vijf uren per dag moesten trainen. „Dat ge beurde meestal niet goedschiks maar kwaadschiks. Ideale omstandigheden om een hoog niveau te halen, maar absoluut geen ideale omstandigheden voor de mensen zelf. Zulke extreme dingen zullen in Nederland nooit geaccepteerd worden en wat mij betreft is dat terecht." Maar alles kan natuurlijk altijd beter. Niet alleen in Nederland, ook internatio naal. Sinds Peter Paul de Vrind in 1994 tot de spelersvakbond toetrad is er al drie keer gedreigd met een staking op grote evenementen. Het prijzengeld, de hotels, de speelfaciliteiten en de tijdschema's zijn soms belabberd. „Bestuursleden zijn vaak wat oudere mensen die alles bij het oude willen laten. En op evenementen lopen vaak oude vrijwilligers rond die zelf vijftig jaar geleden ook speelden. Zij denken: toen ging het goed, dus waarom moet er wat veranderen? Er werd eigenlijk abso luut niet nagedacht over hoe de sport zich had ontwikkeld en over goede omstandig heden voor de spelers. Terwijl het heel be langrijk is dat zij tijdens toernooien in goede hotels worden ondergebracht en dat de speelzaal goed is ingericht. Dat is ook belangrijk voor de uitstraling van de sport." Gelukkig zit er volgens Peter Paul de Vrind nu wel beweging in de conservatie ve tafeltenniswereld. Zo is het prijzengeld op internationale toernooien flink om hoog gegaan, aldus de Leiderdorper, die diep moet nadenken over de vraag wat de hoogste geldprijs is die hijzelf ooit heeft gewonnen. „Poe...hooguit 500 gulden denk ik, een keer in Belgie." V/h godenzoon Normaal hoor je aan de voor avond van de Derby der Lage Landen de ene Belgenmop na de andere. Nu niet. De Belgen kunnen oris gestolen worden. Dat Nilis niet meedoet is ons bij wijze van toeval be kend, maar zal ons verder een zorg zijn. Ons interesseert slechts het vraagstuk of Kluivert niet meedoet. Kluivert stelt zich alleen voor Oranje verkiesbaar als Hiddink het trainingskamp verplaatst naar Norg, hoorde ik van de week - dit is van de Kluivert- grappen de beschaafdste die in omloop is, de meeste zijn nogal wrang van toon). Heel wat deskundigen hebben al hun licht laten schijnen op de kwestie. De algemene conclusie: Hiddink is niet te benijden. Klui vert is heet hangijzer geworden en hoe Hiddink dit ijzer ook beet pakt, zijn handen zal hij bran den, zeggen de deskundigen. Ongetiuijfeld schuilt hierin een kern van waarheid. Als Hiddink de in ongenade ge raakte brokkenpiloot annex vrouwenversierder v/h goden zoon niet opstelt, dan zullen wij Hiddink hiervoor prijzen, want de moraalridder hangen wij nu eenmaal graag uit. Verliest een schotloos Oranje daarna van de Belgen, waardoor Frankrijk plotseling niet meer om de hoek ligt, dan vinden wij het natuur lijk van diezelfde Hiddink knap stom dat hij naar ons geluisterd heeft. Kluivert had wel moeten spelen, zeggen wij dan, Hiddink had 's mans voetbalkwaliteiten moeten wegen, de rest is bijzaak en had bijzaak moeten blijven. Zo geredeneerd (ik zeg niet dat u en ik zo redeneren, dat zeggen de deskundigen) kan Hiddink het inderdaad nooit goed doen en kan hij beter meteen solliciteren bij Genclerbirligi. (Even onder ons: ergens hopen wij natuurlijk dat Hiddink Klui vert wél opstelt. Als Hiddink dat namelijk niet doet, dan kunnen wij Kluivert niet uitjouwen en dat recht, ons recht om Kluivert te laten weten wat wij van hem vinden, dat zien wij ons niet graag ontnomen worden, maar dit terzijde). Waar waren wij ook al weer? O ja, Hiddink staat dus voor een moeilijk dilemma. Nee, Hiddink zouden wij niet graag zijn in de ze voor de bondscoach moeilijke dagen. Stop... correctie. Hiddink zou ik juist wél graag zijn in deze voor de bondscoach moeilijke dagen. Dat wil zeggen, ik zou niet per sé Hiddink willen zijn, ik heb bijvoorbeeld niks met golf en Normaal, maar voor één keer bondscoach, dat lijkt Zou ik Kluivert opstellen? Dat is een makkelijke vraag, al zeg ik het zelf. (Dat zal ik op de persconferentie niet zeggen na tuurlijk, dan doe ik alsof het een netelige zaak is, zoals elke zaak voor een bondscoach een neteli ge zaak is en elke vraag een moeilijke). Het is een makkelijke vraag dus. Een abc-tje. Weliswaar heeft Kluiverteen dodelijk verkeerson geval op zijn conto en reed hij op de dag van de begrafenis door rood, pleegde hij al dan niet tegen de wil van een Hoofd dorps meisje overspel op een on gelukkig moment (bestaat daar overigens ook een gelukkig mo ment voor?) en legde hij omtrent een vechtpartij een valse verkla ring af aan de politie, daar staat tegenover dat dit door justitie (die gezien de uitkomst kenne lijk ook met uitzendkrachten werkt) is afgehandeld en dat Kluivert nooit is betrapt op een verkeerde ingooi, zelden hinder lijk buitenspel loopt en er af en toe ééntje intrapt. Had Kluivert bovendien in woord en gebaar één keer diepe spijt betuigd voor zijn gedrag buiten het veld of - beter nog - een tijdje zijn waffel gehouden, dan had ik er als bondscoach nog een nachtje over moeten slapen. Maar voor alsnog is Kluiverts enige geste ge weest dat hij taxigeld uit het raam heeft gegooid naar 'het meisje' en dat hij dreigt voor de Oranje-eer te bedanken als hij inderdaad wordt uitgefloten. Het probleem is dus uit de we reld Was ik bondscoach, dan hoefde Kluivert zich er niet druk om te maken of hij uitgefloten werd. Frank Snoeks is verslaggever van Studio Sport Niels van Steenis juicht naar de gouden race op Lake Lanier. „Ik ben niet gelukkiger geworden door die olympische medaille. Kennelijk was ik te i i te genieten FOTO r -

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 25