Zeg poep en ik bedenk even een mobiel toilet'
Pubermeisjes zijn laatste jaren stuk agressiever geworden
Verwarde herinneringen aan een verwarrende tijd
Binnenland
Graan en vissen
1IJDAG 29 AUGUSTUS 1997
vn Rietveld, 'ondernemer in ideeënontdekt gat in de markt
zijn ondernemers die handelen in auto's, anderen
bben een winkel, weer anderen fungeren als toeleve-
icier voor mede ondernemers. Tom Rietveld is on-
in ideeën, oftewel idea-manager, zoals hij
zelf noemt. Het eenmansbedrijf van de vitale vijfti-
is gevestigd in het Brabantse Zevenbergen, maar hij
waar de klant is'.
;nbergen«noèlhouben
geboren Rotterdammer be-
ooit als jongen met het ver-
jen van fruit in het St. Clara
kenhuis in de Maasstad. Dit
iatief mondde uit in de Riet-
Boutiques, een keten van
annex winkels in
ziekenhuizen,
d jaren tachtig gingen de
tveld Boutiques op in Ven-
Rietveld vond het na nog
e jaar bij het warenhuiscon-
i te.hebben gewerkt welle-
Hij was toch weer liever ei-
baas. Bovendien kon Riet-
1 zijn creativiteit in het bou-
ie-concept en bij Vendex
volledig kwijt,
opende hij zeven jaar
geleden Rietveld Rietveld
Idea-Management. De dubbele
naam heeft niets te maken met
de betrokkenheid van een fami
lielid bij de zaak. ,,Ik had de en
kele naam Rietveld met mijn
zaak verkocht. Met die dubbele
naam geef ik aan dat ik dubbel
zoveel inzet lever."
Rietveld is niet goedkoop. „Met
het ontwikkelen van een bruik
baar concept ben ik zeker drie
dagdelen kwijt. Daar hangt een
prijskaartje van vijfduizend gul
den aan." Hij doet meer dan het
bedenken van ideeën alleen.
„Ideeën genoeg, maar hoe
breng je ze in de praktijk? Met
behulp van een handzaam bid-
book leg ik kort en pakkend uit
hoe dat moet. Ik gebruik veel il
lustraties. Dat werkt beter dan
een dik rapport. Je moet men
sen enthousiast maken."
Altijd en overal is er behoefte
aan goede ideeën. Rietveld
heeft dan ook veel klanten in
het bedrijfsleven, waaronder
grote namen als Philips. Daar
naast werkte hij recent voor een
grote liftenfabrikant. „We waren
aan het brainstormen en het
verliep nogal moeizaam. Ik zei:
'Al roep je poep, maar probeer
gewoon iets'. Prompt riep ie
mand natuurlijk: Poep.'
Rietveld ging met dit woord aan
de slag. Uit de brainstormsessie
kwam het idee van een mobiele
toiletvoorziening. „Met de lift
kan iemand het toilet oproepen
op de verdieping waar hij het
wil hebben. Denk eens aan al de
ruimte die je uitspaart als je niet
op alle etages een aparte wc
hoeft in te richten."
De helft van de clientèle van
Rietveld bestaat uit overheids
diensten. De meer commerciële
aanpak van paarse kabinet bij
de overheid biedt nieuwe mo
gelijkheden. Een grote klant van
Rietveld is ook het ziekenhuis
wezen. Hij profiteert hier van de
goede contacten uit de periode
van de Rietveld Boutiques.
Zo is Rietveld de man die ver
antwoordelijk is voor de intro
ductie van de piccolo in het Me
disch Centrum Leeuwarden.
„Vroeger deed de hoofdzuster
de patiënt uitgeleide als hij ont
slagen werd. Die heeft daar te
genwoordig geen tijd meer
voor. Vandaal- de piccolo, die de
koffers van de patiënt draagt en
hem begeleidt naar auto of bus.
Deze mensen kunnen ook aller
lei klusjes verrichten in het zie
kenhuis".
De creativiteit van de Rotter
dammer lijkt oneindig. „Ik denk
altijd vanuit metaforen. Bij een
verpleegtehuis ging ik uit van
het beeld van een cruise. Daar
bestaat het gebruik vap het cap
tains-dinner: De kapitein di
neert beurtelings met enkele
passagiers. Waarom zou de di
recteur van een verpleeghuis
niet elke dag bij een bewoner en
zijn of haar familie aan de dis
plaatsnemen"?
Rietveld is niet voor één gat te
vangen: „Als ik het echt niet
meer weet, dan kijk ik uit het
raam. Uit alles kun je inspiratie
putten. In een natuurkliniek in
Bilthoven zochten ze naar een
methode om op natuurlijke wij
ze eten op te warmen. Een
magnetron was voor die men
sen niet acceptabel. Ik keek uit
het raam, maar staarde op een
blinde muur"!
Rietveld wanhoopte niet. „Ook
aan een muur valt inspiratie te
ontlenen. Ik liet mijn gedachten
de vrije loop. Ik herinnerde me
een Chinees restaurant waar ik
die morgen langsreed met het
opschrift Hier ook steengrillen.
Wat is nu een natuurlijkere wij
ze van koken, dan het werken
met verwarmde stenen"?
Niet elk idee van Rietveld wordt
toegepast. Dit tot chagrijn van
de bedenker. „Het is waarde
loos als er niets mee gebeurt.
Maar met vijftig procent van
mijn ideeën wordt iets gedaan.
Dat is niet slecht, want de nor
male score ligt tussen één en
vijf procent."
Tom Rietveld, ondernemer in ideeën: „Waarom zou de directeur van een verpleeghuis niet elke dag bij een
bewoner en zijn of haar familie aan de dis plaatsnemen?" foto gpd roel houben
Bronbekers blikken terug, vijftig jaar na de eerste 'politionele actie
Bronbeek heeft net een op
knapbeurt gekregen. De gevel
van het koloniaal aandoende
Koninklijk Tehuis voor Oud-
Militairen is opnieuw geverfd.
Binnen is de restauratie nog
niet afgerond. Een gedeelte
van de leegstaande slaapzalen
wordt omgebouwd tot muse
um. Buiten zitten enkele van
de 48 overgebleven oud-mili
tairen in het zonnetje. Als het
begint te regenen, schuilen de
gepensioneerde mannen onder
een parasol. Hoewel die paar
spettertjes hen eigenlijk niet
deert. „We zijn toch jongens
van Jan de Wit."
arnhem hans van soest
Om een tafeltje zitten verschil
lende oud-In'diëgangers: W. de
Graaf, J. van Lonkhuiyzen en
G. van Meef. Alledrie vertrokken
ze in de jaren veertig als oor
logsvrijwilliger naar toenmalig
Nederlands-Indië. Alledrie zijn
ze na terugkomst in het leger
gebleven. En alledrie hebben ze
hun herinneringen aan die tus
senliggende periode.
Toen Van Lonkhuiyzen ver
trok, zei zijn vader dat hij hem
nooit meer wilde zien. „Mijn
vader was woest en zei: 'Je gaat
daar mensen vermoorden. Ik
schrijf je niet.' Maar ik heb
nooit spijt gehad dat ik ben ge
gaan. Ik heb de tijd van mijn le
ven gehad." „Ik ook", beaamt
De Graaf. Van Lonkhuiyzen was
chauffeur op een kraanwagen.
„In de periode dat ik er zat, ge
beurde er weinig. Als we solda
ten van het Indische republi
keinse leger tegenkwamen,
groetten we elkaar.
Van Kleef valt hem in de rede:
„Dan hebben jullie zeker in een
ander leger gezeten dan ik. Jul
lie waren veel aardiger dan wij.
Wij hielden het niet bij groe
ten."
Van Lonkhuiyzen: „Waar
slaat dat nou op?"
Van Kleef: „Wij schoten ze
neer."
Van Lonkhuiyzen: „Van wie
moest dat?"
Van Kleef: „Van de comman
dant."
De twee praten over verschil
lende periodes in het conflict.
Van Kleef was 24 toen hij in
1945 naar Indonesië vertrok.
„Wij kwamen aan in Bandung
en konden meteen onze jas uit
trekken. De opstandelingen
moesten eruit worden geveegd.
Mijn maat naast me werd neer
geschoten. Eén korporaaltje van
19. Toen ging ik eventjes loos.
Alles wat er voor mijn loop
kwam, ging eraan."
Twee dagen nadat de Tweede
Wereldoorlog definitief was af
gelopen met de capitulatie van
Japan, riep Soekarno de Repu
bliek Indonesië uit. Toen Ne
derland zijn gezag in de kolonie
wilde herstellen, boden de re
publikeinen verzet in de vorm
van een guerrillastrijd. In een
akkoord tussen beide landen
werd Indonesië opgedeeld. De
economische gebieden waren
echter in republikeinse handen,
wat in juli 1947 leidde tot de
eerste politionele actie. Met een
snelle opmars wilden de Neder
landers zoveel mogelijk planta
ges en olievelden in handen
krijgen. De actie lukte. Officieel
vielen er aan Nederlandse zijde
'slechts' 169 doden.
„Achteraf is het stom dat we
er heen zijn gegaan", vindt Van
Kleef vijftig jaar later. „Als je ziet
hoe makkelijk we daarna ons
Indië hebben afgegeven, had
den we ons die doden kunnen
besparen. Die jongens zijn op
geofferd voor niets." Van Lonk
huiyzen heeft een andere me
ning. „Mijn schoonfamilie is
uitgemoord. Als we later waren
gekomen, waren er nog meer
Nederlanders omgekomen.
Maar van de andere kant: Het
was hün land. Zij vochten voor
hun vrijheid."
Nadat Nederland de onafhan
kelijkheid van Indonesië had er
kend en het eilandenrijk verliet,
nam Van Lonkhuiyzen deel aan
de zogenoemde militaire mis
sie. Deze was bedoeld om het
Indonesische leger op te leiden.
Materiaal van het Nederlandse
leger werd aan de vroegere te
genstander overgedragen. Ter
wijl Van Lonkhuiyzen dit zit te
vertellen,, zit Van Kleef hevig
met zijn hoofd te schudden.
„Jullie hebben zeker in een an
der leger gezeten", zegt hij nog
een keer.
Voor de tweede keer die mid
dag vertelt Van Kleef hoe zijn
peloton onderweg van Bandung
naar Batavia, zoals hij Jakarta
nog altijd noemt, werd aange
vallen door honderden Indone-
De 'jongens
van Jan de
Wit': van links
naar rechts:
W. de Graaf,
J. van Lonk
huiyzen en
G. van Kleef.
foto gpd
hans van soest
siërs. „Wij hadden vier doden
omdat er bij de tegenstander
een Jap tussen zat. Zij hadden
er 425. Maar eigenlijk wil ik er
niet over praten. Ik heb al ge
noeg stront over me heen ge
had. Niemand hoeft jaloers op
ons te zijn. Toen ik in 1947 met
een hospitaalschip terugkwam
in de haven van Rotterdam,
scholden de dokwerkers ons
daar uit voor moordenaars. Als
ik een geweer bij me had gehad,
had ik een paar van die dok
werkers afgeschoten, zo kwaad
was ik. Natuurlijk is er heel wat
gebeurd. Maar elke oorlog is
een klerezooi."
De Graaf was in die dagen
foerier op Sumatra. In septem
ber gaat hij voor de 23e keer te
rug naar Indonesië. „Een prach
tig land", vertelt hij. „En de
mensen zijn er veel vriendelij
ker dan de mensen hier. Als de
oorlog ter sprake komt, zeggen
ze: Vroeger waren we vijanden,
nu vrienden."
Ook Van Lonkhuiyzen is wel
eens terug geweest naar het
land waar hij heeft gevochten.
Van Kleef niet. Zij zeggen dat
ze hun tijd in Indië niet hadden
willen missen. Maar ik wel. Er
zijn mij te veel slachtoffers ge
vallen. Ik heb geen behoefte
ooit terug te gaan. Ik heb er
niets meer te zoeken, zelfs geen
kinderen, neem ik aan."
„Maar voor mij is het an
ders", onderbreekt De Graaf het
schampere lachje van Van
Kleef. „Ik heb niet in een moei
lijk gebied gezeten. Als ik net als
hij iedere dag onder vuur had
gelegen, waren mijn herinne
ringen aan die tijd ook niet zo
mooi geweest."
De drie staan op van hun ta
feltje en lopen naar binnen. Van
Kleef moet zichzelf ondersteu
nen met een wandelstok. De
andere twee zijn ondanks hun
leeftijd nog goed ter been. Van
een afstandje hebben twee
huisgenoten het gesprek aange
hoord. Zij schudden eens met
hun hoofden. Nee, ze kunnen
zich absoluut niet vinden in wat
de drie zoal te vertellen hadden.
Iedereen in Bronbeek heeft zijn
eigen verhaal over die tijd.
„Huh, 425 doden, ja ja, een
mooi getal", zegt er één. „Hoor
de je wat hij zei? Hij zei: wij
hadden vier doden omdat er
een Jap tussen zat. Dat betekent
dat er bij de tegenstander één
iemand tussen zat met een ge
weer. Schieten op ongewapen
de mensen. Ja, makkelijk is
dat."
Zijn tafelgenoot heft een vin
ger op. „Al legden ze een mil
joen op tafel, dan nog zou ik
niet teruggaan naai- Indonesië",
zegt hij. „En als die twee daar
hetzelfde hadden gezien als ik,
zouden zij het ook niet doen.
Nee, hij wil er niet over praten
en hij wil ook niet met zijn
naam in de krant. „Dan komen
er alleen maar weer herinnerin
gen boven, die ik het liefst ver
geet." Eén ding wil hij nog wel
kwijt: „Ja, het is zinloos ge
weest. In 1942 werd er in de ra
diotoespraken vanuit Engeland
al gezinspeeld op onafhanke
lijkheid van Indonesië. Als we
direct na de oorlog als vrienden
uit elkaar waren gegaan en ge
woon op economisch gebied
waren blijven samenwerken,
dan had dat een hoop levens
gescheeld."
skens» Waar hij de inspiratie vandaan heeft, is niet moeilijk te raden. Opvallend is het in ieder geval
I. De kunstenaar Johnny Beerens (31) heeft de muren van een graansilo in de haven van Breskens op-
Het schilderij van vijf broden en twee vissen in een reliekschrijn verbindt het graan in de silo met
wereld van de visserij. foto gpd
'Als jongens vechten en stelen is dat bijna nonnaai, maar als meiden zulke dingen doen is het schokkend voorpaginanieuws
iht/zetten nathalie struker
enige regelmaat duiken de laatste jaren in de
berichten op over meisjes die betrokken zijn
;eweldsdelicten. In Zoetermeer werden enige
geleden twee meisjes van veertien en zeventien
opgepakt nadat ze een ander meisje hadden
hopt, beroofd en verkracht. Eén van de meisjes
al een paar weken ruzie met het slachtoffer en
ïtte haar op bij het zwembad. Ook elders in
krijgt de politie regelmatig meldingen
waarbij pubermeisjes elkaar flink
f gaan. Is er sprake van een explosie aan mei-
of gaat het slechts om incidenten?
is vijftien jaar. Een goedgebekte pittige tante
uitdagende blauwe ogen. Ze draagt een felbe-
t T-shirt en een lange zwarte gebreide muts die
ainnenshuis op haar deels kaalgeschoren hoofd
Diane is gabber en ze heeft veel problemen. Is
egend, onhandelbaar.
op haar twaalfde yerslaafd aan de drugs en
olweigeraar. De situatie thuis was problema-
Moeder was met de noorderzon vertrokken en
vader raakte aan de drugs. Diane was agressief
eegde een reeks kleine geweldsdelicten. Op haar
werd ze voor het eerst door de politie op-
en overgebracht naar de Groningse jeugdge-
enis Het Poortje. Na twee maanden detentie
ze twee jaar geleden overgeplaatst naar de ge-
n afdeling van het Orthopedagogisch Internaat
le Heldring Stichtingen in Zetten,
me is een typisch voorbeeld van een meisje dat
omstandigheden op het slechte pad is geraakt.
ze geen gewapende bankovervallen heeft gepleegd, is
ze in het verleden bepaald geen lieverdje geweest. In
het gesloten internaat waar ze woont, wordt gepro
beerd haar met strikte regels en begeleiding weer op
het rechte pad te krijgen.
Geweld onder meisjes is de afgelopen tien jaar ge
staag toegenomen, al is het geweld onder jongens
nog steeds grootschaliger en harder. Meisjesgeweld
betreft in tweederde van de gevallen mishandeling.
„Dit zou er op kunnen wijzen dat geweld bij meisjes
hoofdzakelijk tot uiting komt in uit de hand gelopen
vechtpartijen en niet zozeer in het toepassen van in
strumenteel geweld", aldus een rapport van het We
tenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecen
trum (WODG) van het ministerie van justitie uit
1995. „Dit laatste is kennelijk steeds meer onder jon
gens het geval."
Naai- de achtergronden van geweld door meisjes is
nog vrijwel geen onderzoek gedaan. Het WODC is
onlangs begonnen met een onderzoek naar meis
jescriminaliteit, juist omdat er zo weinig over bekend
is.
Mevrouw C. van de Klomp, 'meiden-contactper
soon' van de Welzijnsinstelling Noord-Utrecht, werkt
dagelijks met zogenoemde randgroepmeisjes, die
vaak door gebrek aan opleiding en toekomstperspec
tief in het criminele circuit terecht dreigen te komen.
Met uiteenlopende activiteiten en cursussen pro
beert zij samen met haar collega's deze meisjes van
de straat en dus de criminaliteit te houden.
Van de Klomp erkent dat de agressie onder meiden
de afgelopen tien jaar is toegenomen. „Toch is het
vooral een imagokwestie. Zowel jongens als meisjes
ten en stelen wordt bijna normaal gevonden, maar
als meiden die dingen uithalen, is het ineens schok
kend voorpaginanieuws. Het imago van meisjes is
kennelijk nog steeds heel lief. Veel mensen begrijpen
niet dat meisjes dat soort dingen doen."
Volgens P. Seller, coördinator van het Meidenwerk
in Utrecht, is het probleem van de meisjescriminali
teit zeer divers: „We hebben hier zware gevallen van
meisjes waarvan we weten dat ze door hun vriendjes
de prostitutie in worden gedwongen. Dat is een be
hoorlijk probleem. Ik merk zelf dat er de afgelopen
jaren een verharding onder meisjes is ontstaan. Dat
heeft naar mijn idee te maken met de mentaliteit in
de hele maatschappij die is veranderd.
Harde cijfers over meisjescriminaliteit zijn bijna
niet voorhanden.' In de meeste gevallen gaat het na
melijk om relatief lichte vergrijpen als winkeldiefstal
of vernieling. En meisjes die betrapt worden op het
stelen van kauwgom, make-up of kleding komen
over het algemeen niet meteen niet met justitie in
aanraking. Diefstallen beneden de 250 gulden wor
den steeds vaker afgehandeld door Bureau Halt, een
organisatie die zich bezig houdt met het 'alternatief
straffen' van jongeren. Meisjes die een winkeldiefstal
hebben gepleegd moeten bijvoorbeeld een aantal
uren in de winkel werken waar ze de diefstal hebben
gepleegd. Zij moeten daarmee 'goed maken wat ze
verkeerd hebben gedaan'.
Jongeren die zo'n alternatieve straf hebben uitge
voerd, krijgen geen strafblad. Hiermee wordt voorko
men dat ze later, bijvoorbeeld bij een sollicitatie, nog
eens extra in de problemen komen.
Volgens A. van Hees, directeur van Halt Nederland,
bestond slechts vijf procent van de Halt-cliënten uit
meisjes, vorig jaar was dit percentage gestegen naar
dertig: een totaal van ongeveer zesduizend meisjes.
„We hebben het aantal meisjes bij Halt in de loop
der jaren flink zien stijgen, maar dat betekent nog
niet dat het aantal winkeldiefstallen door meisjes ex
plosief is toegenomen", benadrukt Van Hees. „Er
worden alleen steeds meer meisjes naar ons doorver
wezen. Justitie weet ons beter te vinden." Winkel
diefstal is volgens Van Hees een typisch meisjesdelict
gepleegd door doorsnee-scholieren. Van Hees: „Het
is niet het schrikbeeld van opgeschoten jongens in
een zwart leren jack, dat winkeliers vaak voor ogen
staat. Het zijn meestal gewone meisjes die jatten."
Natuurlijk blijft het niet bij alle meisjes bij een ta
melijk onschuldige winkeldiefstal. Diane bijvoor
beeld werd niet voor niets op haar twaalfde opgeno
men in een gesloten opvoedingsinternaat. Zij kwam
door haar agressiviteit en opvliegendheid wel dege
lijk flink in de problemen. „Toen ik nog thuis woonde
had ik echt overal schijt aan. Als ik al op school was,
zat ik stoned of dronken in de klas. Toen ik werd op
genomen heb ik echt moeten afkicken. De eerste we
ken ging het nog wel omdat ik een paar gram aan de
binnenkant van mijn schoenzool had weten te ver
stoppen. Maar toen ook dat op was, kreeg ik het heel
zwaar."
Pas nadat ze helemaal was afgekickt besefte Diane
wat de drugs eigenlijk met haar deden. „Door al die
speed voel je op een gegeven moment gewoon niets
meer. Ik had in die tijd een vriendje dat eigenlijk heel
lief was, maar als ik er nu op terugkijk, heb ik hem
behandeld als een beest."
een weekend met verlof naar huis. „Toen ik nog thuis
woonde, besefte ik gewoon niet wat vrijheid eigenlijk
betekende. Ieder kind probeert toch altijd net iets
verder te gaan dan wat het van zijn ouders mag?
Sinds ik opgesloten zit heb ik hard moeten vechten
om die vrijheid weer een beetje terug te krijgen. Nu
geef ik dat voor niemand meer op. Met mijn oude
vrienden heb ik gebroken. Dat zijn mijn vrienden
niet meer. Als ik die nu zie lopen, zijn het net lopen
de skeletten. Helemaal in de vernieling door de
drugs."
Maar ondanks alle therapieën en behandelingen
gaat het nog steeds wel eens mis met Diane. Afgelo
pen voorjaar bijvoorbeeld liep het weer even hele
maal uit de hand toen ze in een boze bui een jongen
uit haar groep in elkaar- sloeg. „Ja, ik ben best eigen
zinnig. Dat is mijn karakter, ik moet gewoon altijd
mijn zin hebben. Maar deze jongen maakte het er
gewoon naar. Hij was me al tijden aan het uiüok-
ken." De jongen moest zijn gesar bekopen met een
paar rake klappen. Diane kreeg drie maanden straf-
opsluiting'm de jeugdgevangenis.
Ondanks al haai- problemen ziet Diane haar toe
komst zonnig tegemoet. Eerst wil ze haar school af
maken, daarna wil ze een opleiding volgen in de ho
reca en uiteindelijk wil ze een eigen zaak: Een nacht
club of een kroeg. Over tien jaar, als ze 25 is, wil ze in
ieder geval een auto en een kind hebben.
Getrouwd hoeft ze daarvoor wat haar betreft niet te
zijn. „Ik heb liever een paar goede vrienden die me
helpen. En je vriendje of je man kan nooit tegelijker
tijd je besté vriend zijn. Dat werkt niet."