Honderdjarigen
in de boeken
'Ik hoop 2000 niet
meer mee te maken'
933
ZATERDAG 23 AUGUSTUS 1997
door MARCEL DE JONG
Catharina (Kaatje) van Dam-Groeneveld, de oudste inwoner van Ne
derland, over het naderen van de eeuwwisseling: „Ik hoop het toch
niet meer mee te maken. Ik vind het wel een keer genoeg zo...."
foto henk bouwman
Kaatje van Dam-Groeneveld,
Nederlands oudste
rnivainimft'MSivm
NAAM: Catharina Angenita van
Dam-Groeneveld.
ROEPNAAM: Kaatje.
GEBOREN: 20 november 1887.
BURGERLIJKE STA, T: Weduwe
sinds 1958.
BEROEP/FUNCTIE: Oudste in
woner van Nederland sinds een
week.
KINDEREN: „Tien, van wie vier
overleden. Hoeveel kleinkinderen
ik heb, weet ik niet meer. Mijn
zoon Cor zoekt dat wel op. Oh,
zijn het er achttien? En achter
kleinkinderen? Ongeveer vieren
twintig? Het zal wel, ik ben op een
gegeven moment de tel kwijtge
raakt."
LENGTE: „Weet ik niet. Ik ben elk
geval een centimeter of tien,
twaalf korter dan vroeger."
GEWICHT: „Ik sta nooit meer op
de weegschaal."
GELOOF: „O ja, ik ben altijd heel
gelovig geweest. Nederlands-her
vormd. Mijn man was trouwens
rooms-katholiek Waarom ook
niet?"
POLITIEK: „Dat volg ik nog wel.
Nou ja, een klein beetje. Ik ben
nog wel goed bij hoor, maar ik
kan het allemaal niet meer bij
houden hè. De wereld gaat me nu
te snel. Vroeger was alles veel
overzichtelijker."
HOOGTEPUNT: „Toen ik trouw
de, in 1911, in de Pieterskerk. We
gingen met paarden en koetsjes
de stad in. Ja joh, auto's waren er
toen nog bijna niet. Een paar
Fordjes, dat was 'L Mooie receptie
hadden we ook. Dat was een
mooie dag. Maar op huwelijksreis
gingen we niet. Dat was toen niet
gebruikelijk."
DIEPTEPUNT: „Het overlijden
van mijn man, in 1958. En ook
het overlijden van vier kinderen."
JEUGD: „Die was praGhtig. Vrolijk
ook We hadden het niet breed
thuis, maar wel gezellig. Ik woon
de op de Koolgracht en was veel
op straat. De mensen gingen toen
nog heel anders met elkaar om
dan na Men hielp elkaar hè. Nu
weten ze soms niet eens de naam
van hun buurman."
TWEEDE WERELDOORLOG:
„Erg was dat, oh wat erg! Maar we
hadden het niet echt slecht. We
hadden steeds iets om te stoken
en iets om te eten. Dankzij mijn
man en mijn kinderen. Die gin
gen altijd op pad, met de hand
kar, om eten te halen en stook-
spulletjes."
VRIJETIJD: „Heb ik genoeg. Ik
lees graag. Streekromans bijvoor
beeld. Maar mijn ogen zijn niet
meer zo goed. Dus lezen lukt bij
na niet meer. Echt een ramp!
Vroeger stond ik op en pakte ge
lijk een boek. Ik kijk nog wel eens
televisie - natuurprogramma's en
muziekprogramma's van de EO -
maar de ondertitels kan ik niet
meer lezen. En ik hoor ook niet
meer zo goed. Ik verveel me dus.
O ja, vroeger zong ik. In een chris
telijk koor. Ex Animo of zo. Maar
nu kan ik niet meer zingen. Heel
jammer.''
FAVORIETE ETEN: .Alles, ik vind
echt alles lekker. Maar het liefst
eet ik een gebakje, haha."
FAVORIETE DRANK: „Ik lust
graag een borreltje. Nog steeds.
Een advocaatje. Maar alleen op
een feestjes, een verjaardag of zo.
Ik drink zeker niet elke dag!"
ROKEN: „Hè bah! Dat vind ik
vies."
SPIJT VAN: „Van helemaal niks.
Ik heb een prachtig leven gehad."
BESTE EIGENSCHAP: „Ik ben lief
voor kinderen. Ik heb er ook tien
grootgebracht."
SLECHTSTE EIGENSCHAP: „Heb
ik niet."
MOOISTE PLEKJE IN LEIDEN:
„De Koolgracht, waar ik in mijn
jeugd gewoond heb. Nee, dat
grachtje is er niet meer. Maar
toch, voor mij blijft de Koolgracht
het mooist."
LELIJKSTE PLEKJE IN LEIDEN:
„Is er niet. Leiden is een prachtige
stad. Ook dat nieuwe station...o-
h,oh wat is dat mooi!"
DRIE OKTOBER: „Jaja, wat een
feest. Vorig jaar ben ik nog met
mijn zoon Cor op de kermis ge
weest; in de rolstoel. Mooi hoor,
die derde oktober, maar vroeger
was het toch leuker. Dan had je
van die schuitjes aan een paar
stangen. Die schuitjes gingen
hard heen en weer. Oehoe, wat
leuk! Zou ik nou niet meer in dur
ven."
BURGEMEESTER GOEKOOP:
.Aardige man. een heel aardige
man. Hij heeft me al een keer of
elf persoonlijk gefeliciteerd, geloof
ik. Ik heb een paar foto's van ons
samen aan de muur hangen.
Maar ik moet verder niks van
hem, hoor. Hij is me veel te jong."
GROOTSTE WENS: „Heb ik niet
meer. Nou ja, ik zou graag weer
willen lezen. En zingen....
OUDSTE VAN NEDERLAND: „Ik
vind het zo naar voor die vrouw
die vorige week overleed. Echt
zielig. Ja, en nou ben ik de oudste.
Eerlijk gezegd ben ik daar toch
wel trots op. Maar vraag me niet
hoe ik zo oud ben geworden. Mijn
zoon Cor is mijn geheim, denk ik.
Ik woon al jaren bij hem en hij
verzorgt me uitstekend."
EEUWWISSELING: „Tsjongejon-
gejongejonge...dat is al gauw hè.
Nog een paar jaar. Maar ik hoop
het toch niet meer mee te maken.
Ik vind het wel een keer genoeg
zo."
Het aantal honderdjarigen in
Nederland is in een eeuw tijd gigantisch
gestegen. Waren er op 1 januari 1900
nogmaarelf inmiddels zijn erzo'n
duizend. Fred van Dam (58) uit
Barneveld houdt al 43 jaar de gegevens
over de eeuwlingen bij. Bovenaan zijn
lijste/i staat sinds kort als Nederlands
oudste een inwoonster van Leiden die
toevallig dezelfde achternaam draagt
lis hij: Catharina van Dam-Groeneveld
(109).
Over drie jaar sluit Fred van Dam een
eeuw af, maar daarmee niet zijn werk.
„Ik ga in 2000 gewoon door.
Burgemeester Goekoop op de 109de verjaardag van Kaatje van Dam-Groeneveld. „Aardige man, een heel
aardige man. Maar ik moet verder niks van hem, hoor. Hij is me veel te jong....!"
foto archief henk bouwman
Een groot doel
De honderdjarigen als grote pas
sie. Fred van Dam is al ruim
veertig jaar bezig met zijn hob
by. Hij heeft inmiddels zo'n acht- tot negen
duizend hoogbejaarden die deze eeuw leef
den met naam en toenaam geturfd. Het be
reiken van de magische leeftijd is overigens
niet alleen een kwestie van een goede ge
zondheid. „Ze hebben doorgaans een heel
sterke wil en zien enorm uit naar hun hon
derdste verjaardag.
Van Dam ging ooit eens op bezoek bij een
honderdjarige uit Wijk bij Duurstede. Ze was
verloskundige geweest en vertelde over een
bevalling van jaren geleden aan de overkant
van de rivier. Het was noodweer en de men
sen die haar normaal met het bootje overzet
ten, wilden niet uitvaren. Ze vonden het te
gevaarlijk. De vrouw liet het daar niet bij zit
ten. Ze stapte zelf in het bootje en peddelde
ondanks de hoge golven en de sterke stro
ming vastberaden naar de overkant. Het liep
goed af. „Het is kenmerkend tfoor de sterke
wil die de honderdjarigen in hun leven ken
den. Niet willen opgeven. Dat proef ik bij ie
der gesprek met hen.
De interesse voor de eeuwlingen ontstond
bij Van Dam, toen hij als vijftienjarige hoorde
dat zijn grootmoeder bijna honderd was. In
dezelfde periode las hij in de krant over een
vrouw uit Wamsveld die deze mijlpaal al had
bereikt. Van Dam knipte het bericht uit. Het
was de start van een bijzondere verzameling.
„Het boeit me dat iemand een eeuw op dit
ondermaanse is."
Eigen hoofdstuk
Fred van Dam besloot op zoek te gaan naar
gegevens over alle honderdjarigen die Neder
land sinds begin deze eeuW telde. Hij heeft
inmiddels dozen en mappen vol met netjes
uitgetypte lijsten vol persoonsgegevens. Iede
re jubilaris krijgt zijn eigen hoofdstuk met
daarin minimaal data, woonplaats en beroep.
Vaak is er ook nog een foto bijgevoegd. Ko
pietjes van artikelen uit tijdschriften en kran
ten en van gemeenten en het Centraal Bu
reau voor de Statistiek (CBS) maken duidelijk
waar hij zijn informatie vandaan haalt.
Daarnaast zijn er nog mensen in het land
die hem gegevens toesturen. Soms zonder
wederdienst, soms bij wijze van ruilhandel.
Een vrouw uit Twente knipte jarenlang alle
berichten over honderdjarigen voor Van Dam
uit de krant. Als tegenprestatie verlangde ze
alles wat Van Dam kon vinden over haar
idool Willem Nijholt.
Voor zijn verzameling heeft Fred van Dam
veel te danken aan het bewind van Napo
leon. Dat zorgde ervoor dat op 1 januari 1811
het bevolkingsregister werd ingevoerd. Daar
voor bestond geen betrouwbaar systeem
waarin vastgelegd werd wie wanneer geboren
was. Het maakt de gegevens over honderdja
rigen van vóór 1911 (een eeuw na de invoe
'«1 van Dam: „Het gaat mij ook om de verhalen over de mensen. Hun levensloop boeit me." foto gpd rubenschipper
Uit zijn gesprekken met de honderdjarigen
merkte Van Dam dat het merendeel naar het
bereiken van de mijlpaal uitkijkt. „Ook al
doen ze zelf nog zo bescheiden en zeggen ze
dat ze het niet belangrijk vinden. Ze zijn heel
erg met die honderdste verjaardag bezig. Als
die eenmaal voorbij is, hebben ze vaak geen
doel meer in hun leven en houdt het meestal
snel op. Ik ben wel eens bij iemand op be
zoek geweest die honderd werd en zo vitaal
als wat was. Twee weken later kreeg ik het
bericht dat hij was overleden. Zo gaat het va
ker."
Van Dam heeft zelf nog 42 jaar te gaan
voor hij in zijn eigen cijfers opduikt. „Als de
gezondheid nog redelijk is, mag ik van mij
wel honderd worden. Ik hoop het, maar het is
geen obsessie. Ik ga niet extra op het eten let
ten en dingen laten omdat ik zo nodig zo oud
wil worden. Mijn grootste handicap is dat ik
snoep." Uit de statistieken blijkt dat een hoge
leeftijd iets is dat in de familie zit. Maar dat
zijn grootmoeder honderd werd, geeft Van
Dam geen extra hoop. „De rest van de familie
is helaas niet zo oud geworden."
'Het wordt steeds meer een vrouwenclubje'
ring van het bevolkingsregister) ook twijfel
achtig. Van velen staat immers niet precies
vast wanneer ze het levenslicht zagen.
Zo is bijvoorbeeld het eeuwfeest van Hen-
drikje Thomas Roskammer-Promstra uit het
Friese Jubbega omgeven met vraagtekens.
Diverse kranten maakten op 24 januari 1901
melding van het heuglijke feit dat zij vier da
gen eerder de magische leeftijd had bereikt.
Zeven maanden later stierf de vrouw. Op
haar overlijdensakte las Van Dam echter dat
ze maar 96 jaar was geworden. Volgens die
papieren was ze pas op 20 augustus 1805 ter
wereld gekomen. Ondanks verwoede pogin
gen viel niet te controleren welke geboorte
datum nu klopte. De burgerlijke stand was er
op dat moment nog niet. „Ik heb haar voor
lopig meegeteld maar of ze in het rijtje van
honderdjarigen in deze eeuw thuishoort, is
onzeker."
Dat Hendrikje mogelijk vier jaar jonger was
dan de mensen verkondigden, kan komen
door de tijdgeest „Als ze vroeger iemand oud
vonden, kreeg die er al snel een paar jaar bij
om maar aan te geven dat zo'n persoon wel
erg oud was." Bovendien was honderd jaar in
die dagen een zeldzaamheid zodat mensen
er graag wat bij smokkelden. De jubilaris kon
rekenen op de aanwezigheid van vele nota
belen op zijn verjaardag en ruime belangstel
ling van alle kranten. Het interview met de
jarige besloeg al snel een halve pagina en van
de feestelijke dag werd nog eens uitvoerig
verslag gedaan. De jarige was op slag een na
tionale bekendheid.
Veranderde aandacht
Tegenwoordig is het met de journalistieke
aandacht voor honderdjarigen wel anders ge
steld. Tot grote spijt van Van Dam zijn er
zelfs kranten die er in het geheel geen aan
dacht meer aan besteden. „Iedere diefstal en
iedere fietser die zijn been breekt staat wel in
de krant, maar de aardige persoonlijke din
gen over de honderdjarigen moeten we soms
missen. Het is niet meer het grote nieuws van
weleer."
Daarvoor toont de Barnevelder ook begrip.
Het aantal hoogbejaarden is zo sterk geste
gen dat het bijzondere er wat af is. Vooral
sinds de jaren zestig is de groei van het aantal
honderdplussers spectaculair te noemen.
Telde Nederland er op 1 januari 1960 nog
maar 60, tien jaar later waren het er al 165 en
in 1980 393.
In 1985, toen in Nederland 582 mensen
van boven de honderd leefden, voorspelde
het Centraal Bureau voor de Statistiek dat in
1992 de duizendste honderdjarige in de boe
ken zou staan. „Maar die is er officieel nog
steeds niet. Hoe het komt, weet ik niet maar
de groei is wat afgevlakt." In 1995 was er zelfs
sprake van een daling, van 987 naar 973. De
laatste cijfers heeft Van Dam nog niet bin
nen, maar hij schat dat de duizendste er in
middels wel zal zijn.
De grote toename schrijft hij toe aan de
bevolkingsgroei en vooral aan de ontwikke
lingen in de medische wetenschap. „Een
longontsteking bijvoorbeeld hoeft niet langer
fataal te zijn. We weten tegenwoordig zo
veel." De explosieve groei is vooral aan de
vrouwen te danken. Waar bij de gemiddelde
levensverwachting de mannen op de vrou
wen inlopen, wordt het verschil boven de 99
jaar juist groter. Jarenlang bestond eenderde
van de honderdjarigen uit mannen. Dat is al
gedaald naar twintig procent. „Het wordt
steeds meer een vrouwenclubje." Van Dam
heeft geen idee wat daarvan de oorzaak is.
Steeds hoger
De leeftijd die iemand moet halen om zich
de oudste inwoner van Nederland te mogen
noemen, ligt ook steeds hoger. Bereikten in
de eerste helft van deze eeuw maar drie vrou
wen de 106 jaar, op dit moment zijn er zo'n
dertig mensen die zo oud zijn. De 109-jarige
Catharina van Dam-Groeneveld uit Leiden is
nu koploper. Zij volgde de 110 geworden
Geertje Roelinga-De Groot uit Heerenveen
op, die vorige week overleed. De hoogste
leeftijd die volgens Van Dam in Nederland
bereikt is, staat op naam van de heer J.M.
Reyskens uit Dordrecht, een Belg van ge
boorte. Hij was 111 jaar en zeven maanden
toen hij overleed.
De leeftijd van 111 jaar is deze eeuw ook
door twee vrouwen bereikt. Een van hen, J.F.
Zandstra-Giezen, kwam ter wereld in
Leeuwarden en stierf een week na haar 111de
verjaardag in Den Haag. Ze kwam uit een
sterk geslacht. Haar moeder overleed hon
derd jaar oud in Bolsward.
Toch zijn er verhalen uit de vorige eeuw
van Nederlanders die nog ouder werden. Er
was een Van Leeuwenkamp uit Putten die de
leeftijd van 112 jaar zou hebben bereikt. Het
is nooit gelukt om dat te controleren aange
zien de geboorteplaats van de man, Ooster-
angelendorf in Duitsland, niet meer te vinden
is. Laat staan dat zijn geboortegegevens nog
ergens te achterhalen zijn.
Door zijn hobby is Fred van Dam inmid
dels redelijk bekend in Barneveld en omge
ving. „Ze schieten me geregeld aan op straat
om te vragen wie nu de oudste is." Ook jour
nalisten weten hem te vinden. Als de oudste
uit een bepaald gebied overlijdt, mag Van
Dam vertellen wie de opvolger is. Als een
echte kenner hoeft hij dat antwoord meestal
niet op te zoeken.
Dagelijks werk
Het is de bedoeling dat de Barnevelder al zijn
cijfermateriaal in een boek verwerkt zodra de
twintigste eeuw voorbij is. „Hoewel ik daarna
gewoon met de volgende eeuw begin." Hield
hij eerst alles per provincie bij, sinds kort
splitst hij het ook naar gemeente uit. Daar is
hij dagelijks mee bezig. „Door mijn deelna
me aan het arbeidsproces heb ik een giganti
sche achterstand opgelopen." Anderhalfjaar
geleden is hij vervroegd uitgetreden. Hij
werkte bij de gemeente in zijn woonplaats.
„Nee, niet bij de burgerlijke stand, maar op
het archief."
Het zijn niet alleen de statistieken die hem
bezighouden. „Het gaat mij ook om de ver
halen over de mensen. Hun levensloop boeit
me." Als het kan gaat Van Dam bij de oudjes
op bezoek. „Ze zijn er niet allemaal van ge
diend. Sommigen willen er helemaal geen
ruchtbaarheid aan geven." Zo was er een
vrouw uit Zeist die dacht stiekem de eeuw
grens te passeren. Tot er een summiere me
dedeling in het kerkblad verscheen dat aan
Fred van Dam werd doorgespeeld. Ze kwam
alsnog in zijn administratie; de vrouw over
leed uiteindelijk op 108-jarige leeftijd.
Is Van Dam welkom bij de honderdjarige,
dan kan dat aardige ontmoetingen opleve
ren. Een man gaf een demonstratie op zijn
hometrainer. „Daar zat hij dagelijks meerde
re keren op." Een ander weigerde over vroe
ger te praten. „Het leven was niet helemaal
gelukt, zei hij. Waar moet je het dan over
hebben?"