'Ik voel me soms meer Nederlander'
Zuidoost-Az
laat zich de 1<
niet meer lezs
Leiders van Bosnisch-Servische failliete republiek baden in weelde
Feiten &Meningen
MAANDAG 11 AUGUSTUS 1997
Met uitzetting bedreigde Zekeriya Gümiis gelaten onder commotie
De familie Gümüs krijgt de steun van honderden Pijp-bewoners, die vinden dat de Turken recht hebben op een verblijfsvergunning.
Niet alleen is hij de man die de discussies over
het asielbeleid heeft omgedraaid, hij is ook de
enige Turk naar wie in Amsterdam een pleintje
is vernoemd. Zekeriya Gümüs, de kleermaker
uit de Amsterdamse Pijp, lijkt onverschillig over
alles wat er wordt gezegd en geschreven over
zijn dreigende uitzetting. ,,A1 zo vaak heb ik ge
hoord: ik moet weg, ik mag blijven. Je raakt er
aan gewend en je leeft gewoon door."
Zes bij zes meter: zo groot is de
winkel van Zekeriya Gümüs.
Overal hangt kleding en binnen
is het gezellig druk. Kinderen
rennen naar binnen en buiten,
af en toe komt er een klant bin
nen en Zekeriya Gümüs staat
gebogen achter zijn sissende
stoomstrijkijzer. Buiten voor de
winkel staat een bord met aller
lei krantenknipsels, die één ding
duidelijk moeten maken: van de
Amsterdamse Pijp moet de fa
milie Gümüs blijven.
Zekeriya Gümüs (38) woont
naar eigen zeggen nu acht jaar
in Nederland. Met zijn vrouw
Esme en zijn zonen Ramazan
(13) en Samet (7). In 1989 arri
veerde hij als illegale Turk in
Amsterdam, zeven maanden la
ter voegde zijn familie zich bij
hem. De reden dat hij hiernaar
toe kwam, was dezelfde als die
van talloze andere economische
vluchtelingen: de hoop op een
beter leven.
,.In Turkije zag ik landgenoten
uit het buitenland terugkeren.
Ze hadden geld", vertelt Gü
müs. ,,Ze konden van alles ko
pen: een auto, een huis of een
tractor." Waarop Gümüs de gok
waagde en naar Amsterdam
verhuisde. Gümüs zegt het met
de nodige zelfspot:Ik wilde
naar Nederland gaan om heel
snel rijk te worden."
In Turkije had Gümüs het niet
breed, vertelt hij. Als kind uit
een groot gezin uit een klein
plattelandsdorp moest hij als
elfjarige al de kost verdienen.
,,De school was op", zegt Gü
müs in gebroken Nederlands.
Zijn zoon Ramazan, die vloei
end Turks én Amsterdams
spreekt, vult zijn zinnen af en
toe aan.
Zijn eerste baantje kreeg hij op
elfjarige leeftijd in een ijzerhan
del, wat hem als aandenken een
verkorte wijsvinger opleverde.
,,Ik wilde de machine schoon
maken en kwam met mijn vin
ger onder de machine." Gümüs
gaf echter geen kik en veegde
vlug het bloed van de machine
af.Omdat ik bang was dat
mijn baas anders kwaad zou
worden."
Pas naderhand kwam er een
buurman die zei dat de jongen
naar het ziekenhuis moest. Dat
hij daar zo laat heenging, kostte
hem uiteindelijk dus een vin
gertopje. Na deze verwonding
hield Gümüs de ijzerhandel
voor gezien en er volgden baan
tjes als autospuiter en boeren
knecht. Later verdiende hij de
kost als kleermaker te Istanbul.
In 1989 volgde de overstap naar
het onbekende Nederland, waar
hij de eerste zeven maanden in
een illegaal confectie-atelier
werkte. Hij verdiende daar tot
zon 2000 gulden in de maand.
Geen vetpot, want voor de wo
ning in de Bos- en Lommerweg
moest de familie elfhonderd
gulden huur betalen.
Gümüs vertelt dat hij na die ze
ven maanden bij een ander ate
lier terechtkwam, waar hij naar
eigen zeggen voor het eerst in
Nederlandziekenfondspremies
en belastingen ging betalen. Hij
dacht dat hij op die manier af
kwam van zijn status als ille
gaal. Maar daarmee ben ik ge
nept. zegt hij achteraf. „Ik dacht
dat ik alles wit deed, maar mijn
baas droeg die premies niet af.
Ik wist ook niet, dat het betalen
van het ziekenfonds op het sala
risbriefje moest staan. Dat moet
in Nederland, maar van dat
soort dingen wist ik niets.
Op de vraag wie dan zijn baas is
geweest, kan Gümüs niet zo
goed antwoord geven. „Hij
heette Sali, maar later heb ik
ook wel voor anderen gewerkt."
In het schimmige wereldje van
de confectie-ateliers wordt niet
altijd met echte namen gewerkt,
weet ook Gümüs.Ais iemand
zegt dat hij Sali heet, weet ik
niet of dat klopt. Ik weet ook
niet of de anderen die er werk
ten, illegaal in Nederland waren
of niet. Over dat soort dingen
werd niet gepraat."
De werktijden in die ateliers
verschilden van dag tot dag.
Gümüs moest altijd om acht
uur beginnen. Hij werkte soms
tot vijf uur 's middags, soms tot
zeven uur, en ook wel tot negen
uur 's avonds. Vooral vrouwen
kleding werd er gemaakt. Hoe
veel van dat soort illegale ate
liers er zijn in Amsterdam? De
kleermaker uit De Pijp zou het
niet precies weten. „Misschien
wel duizend?", oppert hij.
Gümüs wilde echter vooruit en
hij kwam vooruit. Op 21 sep
tember 1995 opende hij zijn
kleermakerswinkel De Zilveren
Schaar, op de hoek van de
Frans Halsstraat en de Gerard
Doustraat. En het gaat goed met
de zaken, zegt Gümüs. Normaal
gesproken is er werk zat, maar
dat is minder geworden door al
le heisa en publiciteit rond zijn
dreigende uitzetting. Zijn pas
verworven status als bekendste
Turk in Nederland brengt dus
geen geld in het laatje. „Sinds
alles is losgekomen, blijven de
klanten weg. Die denken: hij
gaat straks weg en komt niet
meer terug. Daarom kunnen we
onze kleding beter maar niet
meer naar hem toe brengen."
In de Amsterdamse Pijp voelt
de familie zich thuis. De kinde
ren gaan naar school, hoewel de
dreigende uitzetting een defini
tieve streep kan zetten door het
komende schooljaar van Rama
zan en Samet. Een lerares van
een van zijn kinderen is zelfs lid
van het comité 'Gümüs moet
blijven'. Ramazan, die deze
FOTO ANP HERMAN PIETERSE
maand voor het eerst naar de
middelbare school gaat, heeft
nog geen boeken gekocht maar
weet al wel naar welke school
hij straks gaat.
Als alles voor de familie goed
gaat tenminste. Want hoewel er
zich een meerderheid in de
Tweede Kamer lijkt af te teke
nen voor een permanente ver
blijfsvergunning voor Gümüs en
zijn familie, is hij daarvan zelf
niet overtuigd. „Mensen zeggen
tegen mij: je hebt nu honderd
procent garantie dat je mag blij
ven. Maar dat is voor mij nog
lang niet zo. Ik geloof pas dat ik
mag blijven, nadat ik een stem
pel in mijn paspoort heb gekre
gen. Eerder niet."
Mocht de Tweede Kamer straks
staatssecretaris Schmitz ertoe
dwingen om Gümüs een ver
blijfsvergunning te geven, dan
kan hij naast zijn Turkse ook
een Nederlands paspoort halen.
Op dit ogenblik weet Gümüs
niet hoe hij zich voelt: Neder
lander of Turk. „Acht jaar gele
den was ik een Turk, nu voel ik
me soms meer Nederlander.
Het is moeilijk om vragen daar
over te beantwoorden. Maar
mijn zonen, de oudste en ook
die kleine, dat zijn echte Neder
landers."
AMSTERDAM ARTHUR DE MIJTTENAERE
Zuidoost-Azië heeft meer dan
genoeg van wat het beschouwt
als westerse arrogantie. Maleisië
en Indonesië dragen dat de
laatste maanden met verve uit.
Nu de Koude Oorlog voorbij is,
kunnen ze aan die retoriek ook
handen en voeten geven. Zo
schrapte Indonesië in juni een
grote wapenorder in Washing
ton. Vorige week bevestigde Ja
karta officieel dat het in het ooit
verketterde Moskou een alter
natieve leverancier heeft gevon
den.
Al in 1947 en 1948 formuleer
den premier Sjahrir en vice-pre
sident Hatta de principes van
de Indonesische buitenlandse
politiek. Onafhankelijk en actief
waren de sleutelwoorden. Actief
in het bevorderen van vrede en
onafhankelijk van de machts
blokken rond Washington en
Moskou.
Die uitgangspunten zijn nooit
veranderd, maar na 1965 raakte
Jakarta onder leiding van de fel
anticommunistische president
Soeharto wel steeds meer in
Westers vaarwater. Een in
maart gepubliceerd rapport dat
het Newyorkse Arms Trade Re-
cources Center illustreert dat
treffend. Het vermeldt dat het
Indonesische leger (vrijwel) uit
sluitend Amerikaanse wapens
gebruikte toen het in 1975 Oost-
Timor binnentrok. De auteurs
citeren een Indonesische gene
raal die destijds zei: „Natuurlijk
werden er Amerikaanse wapens
gebruikt. Dat zijn de enige die
we hebben".
Sindsdien leverden de VS voor
nog eens dik twee miljard gul
den wapentuig aan Jakarta, al
dus het rapport. Hoewel Indo
nesië in later jaren ook winkelde
in onder meer Groot-Brittannië,
Duitsland en Frankrijk, bleef
Washington toch hofleveran
cier.
Het was dan ook geen kleinig
heid toen Soeharto zijn Ameri
kaanse ambtgenoot Clinton
jongstleden juni schreef dat hij
negen F16-gevechtsvliegtuigen
waarover al geruime tijd werd
onderhandeld, mocht houden.
Soeharto was zeer geïrriteerd
dat het Amerikaanse Congres
levering van de toestellen in
verband bracht met het Indone
sische optreden in Oost-Timor.
Ook kritiek op de Indonesische
verkiezingen beviel Jakarta niet.
Nu de Sovjetunie niet meer be
staat en de Moskouse versie van
het communisme is wegge
vaagd, gebruikt Indonesië de
nieuwe kansen die dat biedt. De
Koude Oorlog is voorbij, dus is
er niets meer op tegen om wa
pens in Rusland te kopen. Vori
ge week dinsdag liet Jakarta we
ten dat het 12 gevechtsvliegtui
gen van het type Sukhoi-30K en
acht legerhelikopters van de
Russen gaat kopen.
Opmerkelijk is, dat de Indonesi
sche regering deze mededeling
deed terwijl over de prijs en an
dere leveringsvoorwaarden nog
wordt onderhandeld. Blijkbaar
wil Jakarta het Westen een dui
delijk signaal geven. Die bood
schap luidt: als u wapenleveran
ties verbindt met mensenrech
ten, dan besteden we ons geld
wel elders.
Technologie-minister Habibie
onderstreepte dat door de na
delen van de Sukhoi-30 breed
uit te meten. Het toestel is vol
gens hem veel slechter da Ame
rikaanse en Europese concur
renten maar vier miljoen dollar-
duurder in aanschaf dan de F-
Indonesië is dus bereic
te betalen voor een pol
doel. „De aankoop van
hoi-30 is een goede gel
om vriend en vijand er
herinneren dat Indone
nooit iets laat dicteren'
klaarde politicologe De
tuna Anwar voor de rat
Ook tot de Britse minis
(Buitenlandse Zaken) i,
middels doorgedronge;
na zijn aantreden zei h
Labour-regering liever
pens levert aan regime:
mensenrechten schent
Indonesische collega A
kaatste terug dat Cook
met zaken moet bemoi
hem niet aangaan. Hoi
den vol, dan gaat de ko
zestien Britse Hawk-ge
vliegtuigen niet door ei
Indonesië net zo lief zij
elders uit.
Indonesië bewandelt di
dezelfde weg die buurlt
leisië twee jaar geleden
Kuala Lumpur besloot I
de aankoop van MiG-2'
vechtsvliegtuigen van F
makelij. Dat was even s
voor het Westen, maar
leisische premier Maha
daar niet om.
Hij was het ook die twe
geleden de Europeaner
Amerikanen op de kast
door te pleiten voor eet
ge renovatie van de Urn
Verklaring van de Rechi
de Mens. In de Verenig
ties is die verklaring vol
Mahatir in 1948 opgesti
„supermachten die de r
van arme landen niet bi
pen".
Mahatir meent dat daai
weinig recht wordt gedi
'Aziatische waarden'. VI
Westen zich volgens eei
Aziatische leiders blind
op de rechten van het ii
houden de Aziatische n
ook rekening met de rei
van het collectief.
Indonesische en Maleis:
activisten klinkt dat wijs
vals in de oren. Zo vroej
leisiër Fan Yew Teng zie
juli af waar de regerings
het lef vandaan halen oi
praten over mensenred
Fan wees erop dat de h(
juist Birma hadden toeg
als lid van Asean, de Ass
van Zuidoost-Aziatische
In Birma regeert een mi
junta die de mensenred
met voeten treedt.
In Indonesië hekelde on
meer de actiegroep Pijai
Asean-lidstaten omdatt
'Aziatische waarden' hq
slaan dat de Mensenred
klaring van de Verenigdi
„Terwijl", schrijft Pijar,
een weet dat in de prakt
nobele waarden van Azil
den gebruikt om onderd
te rechtvaardigen
Columniste Desi Anwarj
intussen ontdekt waarol
mensenrechten zoveel sj
doen opwaaien. „Omdal
mysterieuze wijze onzei
manier hebben om de nl
rechten toe te passen en
de Indonesische mens s
verschillen van alle andi
omdat het niet onze fou
niemand dat begrijpt en
degenen die het niet beg
ons niet moeten bekritis
maar zich met hun eigei
moeten bemoeien."
JAKARTA RONALD FRISART
CORRESPONDENT
Mooie auto's, luxe chalets en een ravis
sant nachtleven; het gaat de Bosnisch-
Servische elite goed in de wetteloze en
economisch aan de grond zittende Re-
publika Srpska. In Pale verrijst een nieu
we woonwijk van kapitale villa's die door
de plaatselijke bevolking al 'ons Beverly
Hills' wordt genoemd. Flet geld waarvan
de villa's zijn gebouwd is verdiend met
smokkel, zwarte handel en andere crimi
nele activiteiten.
,,We bouwen piramides voor onze fa
rao's", zegt metselaar Mica Spasic, ter
wijl hij bezweet werkt aan een enorm
chalet voor Momcilo Krajisnik, het Servi
sche lid van het driekoppige Bosnisch-
Servische presidium. „De bedelaars ver
richten slavenwerk voor de rijken", zegt
Spasic, die na een twaalfurige werkdag
achttien gulden krijgt. Daarmee behoort
hij nog tot de gelukkigen, want slechts
één op de tien Bosnische Serviërs heeft
werk. „Het is nauwelijks genoeg om mijn
gezin van de hongerdood te redden", al
dus Spasic.
De nieuwe huiseigenaar, Krajisnik, is een
bondgenoot van de politieke leider van
de Bosnische Serviërs in oorlogstijd, Ra
dovan Karadzic. Beide zijn door de
Bosnisch-Servische president Biljana
Plavsic beschuldigd van smokkel en
zwarte handel in hout, alcohol, brandstof
en sigaretten.
Karadzic is sinds een jaar ambteloos bur
ger in het vredesakkoord van Dayton
staat dat verdachten van oorlogsmisda
den geen leidende functie mogen vervul
len in het naoorlogse Bosnië. Maar hij
blijkt vrijwel immuun voor de beschuldi
ging van de hoogste gezagsdraagster in
de republiek. Karadzic bestiert achter de
schermen nog steeds het politieapparaat
en de gewone Serviërs hebben het te
druk met hun dagelijkse beslommerin
gen om iets tegen de corruptie van hun
leiders te doen.
Terwijl leden van de elite hun avonden
doorbrengen in restaurants met traditio
nele muziek en vrouwen in weinig ver
hullende kleding, lijken de meeste Bosni
sche Serviërs lijdzaam te berusten in hun
lot. Al de bouwvakkers in Pale, even ten
oosten van Sarajevo, zijn Serviërs die
meer dan een jaar geleden uit Sarajevo
vluchtten omdat de stad als uitvloeisel
van het akkoord van Dayton in zijn ge
heel onder moslim-Kroatisch bestuur
kwam. De tienduizenden Servische in
woners van Sarajevo werden tot hun ver
trek aangezet door leiders als Krajisnik,
die samenleven met de moslims als een
hel voorstelden.
Zo'n driehonderd Servische vluchtelin
gen wonen nu in de tot ruïnes verwor
den ski-hotels op de berg Jahorina, op
twintig kilometer ten oosten van Pale. De
daken van de hotels lekken, de kamers
stinken omdat er zoveel mensen op el
kaar leven en de gebouwen zijn vergeven
van de muizen. De telefoons werken er
niet. „We leven als ratten, terwijl onze
leiders als koningen leven", zegt de 70-
jarige vluchtelinge Dragica Klacar in ho
tel Sator. Ze houdt haar dagelijkse voed
selrantsoen omhoog: een mok bonen
soep en twee dikke sneëen brood.
De Bosnisch-Servische leiders hebben de
helft van Bosnië die zij beheersen grote
armoede gebracht. De meeste fabrieken
liggen stil, ouderen krijgen geen pen
sioen en ambtenaren, artsen en onder
wijzers krijgen hun maandsalaris van
honderd gulden meestal een halfjaar te
laat. Ongeveer eenderde deel van de
900.000 Bosnische Serviërs is nog steeds
ontheemd als gevolg van de oorlog, die
het land heeft verdeeld in een moslim-
Kroatisch deel en een Servisch deel. De
vluchtelingen wonen in onderkomens
als de hotels op de Jahorina of in de ver
woeste huizen, waarin moslims woon
den die uit het Servische gebied zijn ver
dreven.
De misdaad tiert welig, mede doordat de
nood zo hoog is en de goederen zo
schaars zijn. Karadzic' corrupte politie
ziet veel door de vingers.
De Bosnisch-Servische republiek heeft
slechts een fractie ontvangen van de 3,6
miljard gulden aan buitenlandse hulp
die sinds het verdrag van Dayton van
1995 aan Bosnië is gegeven, vooral om
dat ze zich niet aan de afspraken hou
den. Kroatische en moslim-vluchtelin
gen mogen niet terugkeren naar de door
Serviërs beheerste gebieden en de Ser
viërs weigeren verdachten van oorlogs
misdaden als Karadzic uit te leveren aan
het Joegoslavietribunaal in Den Haag.
„We verkopen onze identiteit niet voor
een handvol dollars", zegt de Bosnisch-
Servische premier Gojko Klickovic.
Krajisnik erkent dat er misdaad is in Ser
visch Bosnië. Maar volgens hem speelt
Plavsic 'een doorzichtig spel'. Plavsic
misbruikt de algemene armoede voor ei
gen politieke doeleinden, zegt Krajisnik.
De bevolking is niet onder de indruk van
de confrontatie Plavsic-Karadzic. „Wie er
ook wint, wij zijn verdoemd", zegt Ma-
rija Katie, die sigaretten en goedkope
brandewijn verkoopt in de hoofdstraat
van Pale. „We zijn schapen die op de
slachtbank wachten." Een zwarte Merce
des zoeft langs haar kartonnen tafel. Het
opgewaaide stof doet Marija kuchen.
„Daar gaat één van die gangsters", zegt
PALE DUSAN STOJANOVIC
De twee hoofdverdachten van het tribunaal in Den Haag, generaal Ratko Mladic en Radovan Karadzi
piratenstaatje Pale omringen ze zich met weelde ten koste van de bevolking. Het Haagse tribunaal ze
den graag aan de tand voelen over de oorlogsmisdaden waarvan zij worden beschuldigd. FOTO'