'Eerherstel? Mijn eer is nooit aangetast'! Goudkoorts van eeuw geleden gaf stimulans aan economie U Buitenland DONDERDAG 7 AUGUSTUS 1997 Duitser Peter Schilling koos in de oorlog de kont van de tegenstander Kogels dienden gespaard te worden voor het slagveld. Daarom werden tijdens de Tweede Wereldoorlog 20.000 tot 40.000 Duitse dienstweigeraars en deserteurs na evenzoveel schijnprocessen onthoofd. Een onbekend aantal deserteurs wist de dodendans te ontspringen. Eén van hen is de nu 74-jarige Duitser Peter Schilling. Hij ves tigde zich in 1962 in Nederland. Eerherstel? „Mijn eer is nooit aangetast, wat moet er dan hersteld worden?" den haag willem de haan Peter Schilling beleefde de oor log vanuit drie verschillende po sities. Op z'n 17de trad hij - in 1942 - vrijwillig toe tot de Wehr- macht en vocht als soldaat in loegoslavië, Griekenland en Rusland. Een jaar later werd hij een deserteur en - voor korte tijd - overtuigd communist. Aan het einde van de oorlog vocht hij met de Tsjechische partiza nen en doodde hij een soldaat in Duits uniform. ..Ik heb ooit geloofd dat oorlogen gerecht vaardigd konden zijn. Later werd mij duidelijk dat dat nooit het geval is." De werkelijkheid is soms vele malen wonderlijker dan wat een mens verzinnen kan. Het le vensverhaal van Schilling zou een perfect filmscript geweest kunnen zijn. Maar Peter Schil ling bestaat echt. En zijn ver haal is ook echt. Hij vestigde rich in 1962 in Nederland, werkte als tolk en vertaler en schrijft nog af en toe gedichten en 'levensliederen'. Sinds enige tijd woont hij met zijn (vierde) \touw in Almere. Al na een paar minuten tokkelt hij rijn liederen op de gitaar. Op de salontafel een verzameling pijpen en een asbak. Schilling is een beetje een 'atypische' Duitser: Hij is vrolijk, hij is mild en ironisch; als het moet ook ernstig. Maar bovenal is hij een vrijbuiter. Het aange kondigde eerherstel voor deser teurs met de bijbehorende 7.500 D-mark zegt hem dan ook niks: „Als een overheid gaat be palen of ik terecht of onterecht verzet heb gepleegd, nee, dat is iets wat niet in mijn kleine hoofd wil. Ik maak zelf wel uit wie mijn vriend of vijand is. Veel belangrijker is voor hem de vraag waarom hem destijds de ogen geopend zijn en zo vele anderen niet. Balkan 'Am Déutschen Wesen soil die Welt genesen' dat was de slogan waar de jonge Schilling heilig in geloofde. Hij groeide op in de buurt van Berlijn als zoon van een evangelisch-lutherse domi nee. De loyaliteit aan alles wat Duits was, was vanzelfsprekend. En wat doet een oorlog met jon ge mannen? Schilling: „Het was voor mij een kans om me te be wijzen, als man, als Duitser. Ik wilde maar al te graag een held worden." Schilling tekende als oorlogs vrijwilliger en belandde in 1942 op de Balkan. En daar ging het eigenlijk meteen al mis. „Ik zocht altijd contact met mensen buiten het leger. De Joegosla- viërs vertelde me vreselijke din gen die de Duitsers zouden doen. Hoe Serviërs binnen 24 uur en met veel geweld uit hun huizen werden gedreven. Dat waren verhalen, want ik was er zelf niet bij. In Griekenland zag ik met eigen ogen hoe de Grie ken honger leden. Hoe jongens op straat hun zusters en moe ders aan ons aanboden in ruil voor een stuk brood. Later in Rusland, in de buurt van Don- jetsk zag ik hoe mensen uit hun huizen werden gedreven. Een zwangere vrouw met nog een zuigeling op de arm was niet snel genoeg. Duitse soldaten rukten de baby uit haar armen en gooiden die op de vrachtwa gen. De vtouw werd afgeran seld. De reactie van mijn collega soldaten was afschuwelijk: Maak je niet druk kameraad, dat zijn maar Joden die naar de Arbeidseinsatz gaan. Schilling had de rang van 'Ge- freier'. een soort korporaal. Soms was hij betrokken bij ge vechten. „In de buurt van Don- jetsk veroverden we een klein plaatsje: Atchikulak. Ik schoot op onduidelijke doelen. Ik weet niet of ik mensen geraakt heb. Je was in een roes. Na afloop kregen we wat te drinken van de leiding. Door de drank raakte je opgewonden, niet door de strijd. Op een dag gaven twee Russische soldaten zich over, maar werden niet krijgsgevan gen gemaakt. Ze kregen een nekschot. En van onze kant werd gezegd dat het heel netjes en humaan was gegaan. Ze hadden nog een sigaret gekre gen en waren toen van achteren neergeschoten. En iedereen vond dat ook netjes. Dat was in 1942, ik was toen net achttien jaar geworden." Hepatitis Eind 1942 werd Schilling ernstig riek: met hepatitis belandde hij voor drie maanden in een hos- Peter Schilling als Wehrmacht-soldaat. Peter Schilling (74): Ik maak zelf wel uit wie mijn vriend of vijand is. foto harry tielman cpd pitaal. Daar knaagde de twijfel verder aan de jonge Duitser. „Dat is voor een deel mijn geluk geweest, want toen had ik voor het eerst de kans om na te den ken. Ik heb later vaak gedacht: een soldaat die de gelegenheid krijgt om na te denken kan geen goede soldaat meer zijn." „Het was een hele moeilijke tijd, ik ben er bijna aan kapot gegaan. Ik heb lange nachten gehuild omdat ik niet wist wat ik moest doen, terwijl ik voelde dat ik iets moest doen. Toen heb ik me met veel moeite ge dwongen tot het besluit om me tegen Hitier-Duitsland te gaan verzetten. Het moeilijkste was dat ik me realiseerde dat het een breuk betekende met m'n omgeving, met m'n kameraden en met de traditie van onze fa milie. Dat was afschuwelijk. In die maanden ben ik volwassen geworden." Schilling bezocht in Berlijn rijn oom. Onkel Fritz. Net als zijn vader ook dominee, maar eentje met een hoge militaire rang. „Ik zei tegen hem: Onkel Fritz, hoe is het mogelijk dat zulke afschuwelijke dingen in naam van Duitsland gebeuren. In plaats van met mij te praten versteende hij. Hij trok zijn uni form aan, sprong in de houding en zei: Ik wil zoiets niet horen. Verlaat u mijn huis, Gefreier Schilling - hij zei opeens u tegen mij - anders moet ik de zaak aan de militaire rechtbank doorgeven." Pas na de oorlog hoorde Schilling van een nicht dat de vrouw van Onkel Fritz half joods was en z'n oom papieren had vervalst. Doodsbang dus, om moeilijkheden te krijgen... Desertie Vanaf toen gingen de zaken snel. Schilling, nog steeds sol daat, zocht steeds vaker contact met buitenlanders die in Berlijn tewerk gesteld zijn. Bij hen voel de hij zich meer thuis dan bij zijn collega-soldaten. Met een aantal buitenlanders smeedde hij plannen voor sabotage aan de Berlijnse S-Bahn. Een Engel se spion in Berlijn waarschuwde hem om toch vooral voorzichtig te zijn. Toen begon hij een ver houding met een Fran^aise, wat door haar baas. de tuinder Prill, werd verraden. Beiden werden gearresteerd. Schilling werd vastgezet op het kazerneterrein, waar een bevriende soldaat hem adviseerde te vluchten. Schilling zat in een fuik en zag nog maar één uitweg: eind juni 1943 deserteert hij. 'Vuile buitenlander', en 'vuile deserteur' was het eerste wat Schilling in het Zwitserse inter neringskamp te horen kreeg. „Volgens de Zwitserse bewakers moesten we terug naar het Oostfront om tegen de Bolsje wieken te vechten, dat vonden ze daar allemaal. De Zwitsers waren vijandig." Deserteur Schilling werd te werk gesteld en kwam in con tact met andere Duitse deser teurs. Hij raakte bevriend met een zekere Alfred Fickenscher, vijftien jaar ouder en commu nist. Schilling: „Die man predik te een even eenvoudig als over tuigend soort communisme. Toen doorzag ik ook opeens het wezen van het nationaal socia lisme. De jodenhaat, alles. Ik wilde weg uit Zwitserland om me aan te sluiten bij het verzet tegen Hitier. Ik wilde eindelijk iets doen!" Met de Nederlander André - ook een voormalig vrijwilliger in Hitiers leger en nu deserteur - nam Schilling op 1 juni 1944 de benen, en vluchtte naar Frank rijk. Een paar dagen later werd het tweetal gearresteerd door de Franse gendarmerie en overge leverd aan de Duitse bezettings macht in Frankrijk. Uiteindelijk werd hij ter dood veroordeeld, maar het vonnis werd maar niet uitgevoerd. Hij werd overge bracht naar een gevangenis in Berlijn. Daar werd hij opnieuw veroordeeld en moest nu achter het front in de hoge Elzas een soort bunkers bouweri. Hij ont snapte opnieuw en reisde naar Tsjechië waar hij zich aansloot bij het verzet. Drama Schilling was eindelijk waar hij wilde zijn: bij het verzet. Op de allerlaatste dag van de oorlog deed hij mee aan een actie. Een Duitse opslagplaats van wapens en voedsel werd op verzoek van de Russen door de partizanen veroverd. Schilling sloop gewa pend met een handgranaat naar de Duitse wachtpost die hij moest uitschakelen. De Duitser schoot in zijn richting en Schil ling gooide zijn granaat. „Aan vankelijk wilde ik niet kijken naar het dode lichaam naast mij. Maar ik keek toch en ging zijn zakken nazoeken. Ik vond een brief die die soldaat bezig was te schrijven aan zijn ou ders. En ik las precies die din gen die ik ook vond. Dat de oor log waanzin was, dat hij niet meer wilde en naar huis wou, en hoopte dat het snel voorbij zou zijn. Toen klapte alles in el kaar. Het was alsof ik mijn broer gedood had. Ik dacht in termen van vijand-of-vriend, maar toen was de vijand iemand van mijn eigen soort. Achteraf zijn er, zegt Schilling, genoeg rechtvaardigingen. De Duitse soldaat had als eerste ge schoten, het was oorlog. „Maar uiteindelijk gelden die redene ringen niet. Ik had me vrijwillig gemeld voor de actie. Ik had ook nee kunnen zeggen." DDR „Als je een nieuwe wereld wil opbouwen moet je bij de jeugd beginnen." Die gedachte dreef Schilling in 1955 als groepslei der in een jeugdinternaat naar de DDR. Hij was toen alweer uit de communistische partij ge gooid wegens al te liberale op vattingen. De DDR werd een desillusie. Het klimaat was ver stikkend voor een vrijdenker als Schiling. Op een wandeling in Berlijn liep hij nog eens langs de tuinderij waar hij in de oorlog contact had met de te werk ge stelde buitenlanders. „Het be drijf van'Prill bleek nog te be staan. Ik liep naar de deur en belde aan. Mevrouw Prill deed open. „Bent u een oorlogska meraad van mijn man?" vroeg ze. „Nee", zei ik, „Ik ben Peter Schilling, de man die u destijds verraden heeft." Ze keek me zwijgend aan. „Na und, was wollen Sie dann eigentlich. Sie lebenjanoch..." Schilling protesteerde bij de partijleiding dat deze nazi-fami lie nog functioneerde in de DDR. „Ik dacht dat deze types 'abserviert' waren", zei ik. Uit eindelijk kwam ik bij een vrien delijke man van de Stasi. Weet je wat zijn antwoord was? „Me vrouw Prill heeft bewezen een goede burger van onze maat schappij te zijn. Herr Schilling." Na drie jaar hield Schilling het voor gezien, vertrok met zijn ge zin naar West-Duitsland en ves tigde zich in 1962 in Nederland. Schilling ziet zichzelf niet als slachtoffer, maar als ^-c is iets wat heel diepL liever schuiven dan qC worden, zoiets is he mijn eigen vrijheid., ben ik een product v« voeding, ik heb mijni mijn omgeving niel^ Maar ik geloof dat iéal ook in de oorlog zijnr zen kon maken, her' dat ook in die situa ben niet trots", zegt „dat is een woord d veel uitleg vatbaar is. me niet, dat is iets L heb alleen altijd gepri in overeenstemming overtuiging te handei steeds onderzocht o|' tieven van destijds L ren. Het is nu meel halve eeuw geleden.i wat ik allemaal gezie£R gemaakt heb? Dat is de ziekte waar mijnii aan lijdt: dat we dinaw gezien en ons afvragjp iets aan hadden kuith Of we er iets aan hal- ten doen." i Eenzaamheid v Soms, als zijn vrouwju allang naar bed jci Schilling in de woonC zijn pijp. Soms ov<a dan een diepe eetJ „Wat ik mis is het cl generatiegenoten difv hebben meegemaaktfi al kozen ze voor 95 andere weg en warde tuigde nazi's. Een pit: leden was ik met mijn een café in Beieren, p laat, en er was kroegbaas nog één aj Die begon te scheljn buitenlanders en pin De kroegbaas proteih die vent z'n mond iii' den, hij was te jongjt allemaal niet meeged kroegbaas wel. Hij Ja al die rotzooi gezien! de SS." Mijn hart p verzamelde moed eik de kroegbaas: „Watjd oorlog zei, dat het, bende was, dat wai juist. Maar als we I waren tegenkomen t- geschoten." - „Hoezo", zei die verbaasd, „U bent tol Duitser?" Ik zei: „I heb toen een ander maakt." Toch gavet de hand en zaten i als twee oude manm te maken over de scl domheid van die an< dawson david germain Eigenlijk was Robert Hender son de aanstichter van de goudkoorts die een eeuw gele den honderdduizenden men sen naar de Canadese rivier de Klondike, een zijrivier van de Yukon, deed trekken om hun geluk te beproeven. Hender son, die zelf goud aan het zoe ken was in een zijriviertje van de Klondike, was degene die George Carmack en diens in diaanse kameraden Skookum Jim en Tagish Charley adviseer de te gaan zoeken in wat later 'Bonanza Creek' is gaan heten. Toen het drietal in 1896 in hun kreek een stuk goud ter grootte van een duim vond, vertelden ze dat aan Jan en alleman door behalve aan Henderson, terwijl deze CormacK juist gevraagd had hem van hun vorderingen op de hoogte te houden. Vol gens sommige historici liet Cormack Henderson in het on gewisse omdat deze racistische opmerkingen had gemaakt over rijn twee indianenvrien- den. Hoe het ook zij. tegen de tijd dat Henderson, die zelf geen goud had gevonden, lucht kreeg van de vondsten in Bo nanza Creek en de nog rijkere Eldorado Creek, waren alle concessies al vergeven. Carmack en zijn kornuiten werden van de ene op de ande re dag schatrijk en de conces sies van 150 meter die honder den andere vanuit de omgeving toegesnelde goudzoekers ver wierven leverden in enkele ja ren tijd soms meer dan een miljoen dollar op. Bij de vind plaatsen ontsproot een nieuwe stad, Dawson, en deze werd de bestemming van de 100.000 ge lukzoekers die de reis naar het gebied ondernamen. Dat ge beurde pas een jaar later, nadat de kranten lucht hadden gekre gen van de spectaculaire vondsten en het publiek gek begonnen te maken. '?Sv' Dawson City, gelegen op het punt waar de Yukorren de Klondike bij elkaar komen, is één van de goudzoekersnederzettingen die nog bestaan. foto dave germain ap u. '...Pd' «-W.VaA Bob Ameen en Jim Hayes kijken naar een achtergelaten wiel in de Chil- koot Pass nabij Skagway. Alaska. De twee volgden de route naar de Klondike rivier die de goudzoekers eind vorige eeuw liepen op zoek naar goud en geluk. foto dave germain ap Op 15 juli 1897 arriveerde het stoomschip Excelsior in San Francisco met aan boord twin tig goudzoekers, mannen in stoffige kleren die over de kade sjokten met koffers vol goud. Twee dagen later kwam een tweede schip met Klondike- goud binnenvaren in Seattle. Ditmaal was de komst echter aangekondigd door de Seattle Post-Intelligencer. 'Goud, goud, goud, goud! 68 Rijke mannen op het stoomschip Portland. Zakken vol geel metaal!' kopte de krant en prompt stroomden duizenden mensen naar de ka de om een glimp Varrhet goud en hun haveloze eigenaars op te vangen.' „Stel je dat voor", zei de Cana dese historicus Pierre Berton, wiens boek Klondike wordt be schouwd als het ultieme ver haal over de goudkoorts. „Daar heb je mannen bij wie de mod der van de Eldorado en Bonan za nog aan de kleren kleeft en stuk voor stuk zijn zij rijk, heb ben ze zakken met goud. Dat heeft de mensen opgezweept en gek gemaakt." Politieagenten, barmannen, artsen, advocaten en winkelbe dienden - zelfs de burgemees ter van Seattle - gaven hun baan eraan en trokken met elk beschikbaar vervoermiddel naar Yukon. Sommigen bouw den sneeuwfietsen. boot-sleden en andere waanzinnige voer tuigen om de Klondike te berei ken. Er waren er die opperden per heteluchtballon naar de goudvelden te vliegen. De kranten wakkerden de gekte aan door elkaar de loef af te steken met sensationele - vaak verzonnen - verhalen over de rijkdommen die bij de Yukon te halen waren. Het land verkeerde in een de pressie en het plotselinge opti misme gaf de economie een impuls. „De depressie was deels een kwestie van geestelij ke houding. Als je een ramp verwacht, dan krijg je er waar schijnlijk één", zei de in Skag way wonende Irene Henrick- sen, wier grootvader destijds met de goudzoekers naar het noorden trok en aan de aanleg van de spoorwegen van Yukon werkte. „De Klondike bracht hoop. Mensen zagen dat er wat te halen viel als je maar zorgde dat je erbij kwam." Veel trekkers overwinterden in Alaska - stroomafwaarts aan de Yukon of in Skagway en Dyea. steden die bij de bergpassen naar het goudgebied waren ontstaan. Skagway verwierf de naam 'hel op aarde' vanwege de wetteloosheid die er heerste. De stad was het domein van de bende van Soapy Smith - die ven en zwendelaars die het ge munt hadden op nieuwkomers die stofgoud niet konden on derscheiden van hoofdroos. Tot hij in 1898 bij een schietpartij om het leven kwam zorgde Smith ervoor dat veel gelukzoe kers zonder een cent naar huis moesten terugkeren, zonder zelfs in de buurt van de Klondi ke te zijn gekomen. De meesten van de 30.000 goudzoekers die wel in Dawson aankwamen begonnen bij de Chilkoot Trail, een tocht van 53 kilometer over een hoge berg pas die bij de Yukon uitkwam. In Charlie Chaplins stomme film The Gold Rush wordt dat gesymboliseerd door een in sneeuw uitgehouwen trap waar slechts één persoon tegelijk langs kan. Films, gedichten en romans hebben van de Klondike-goud- koorts een romantisch verhaal gemaakt, maar de werkelijk heid was allesbehalve roman tisch. Een lawine langs de Chil koot Trail doodde zestig men sen. Anderen verdronken of kwamen om van de kou. Weer anderen kregen scheurbuik of bevroren ledematen. De scene uit 'Gold Rush' waarin Chaplin zijn schoenen kookt is geba seerd op een verhaal over een bisschop die dat echt zou heb ben gedaan om de bouillon te drinken en het leer te eten. Degenen die het na de bittere winter nog konden opbrengen verder te reizen naar Dawson en daar in 1898 aankwamen ontdekten dat er geen conces sies meer voor hen waren en konden weinig anders doen dan op straat rondlopen en kij ken hoe de nieuwe rijken leef den. De meeste fortuinmakers bleven overigens niet lang rijk maar vergooiden het aan drank, vrouwen of onverstandi ge zaken. „De mensen die geld verdienden waren nie die een goudmijn von Berton, wiens vader n goldrush naar de Yuk( „Zij vonden een man goudmijn had gevond De meeste laatkomer; snel naar huis terug ze de goudvelden te hebl zien, maar sommigen om te werken of een bi op te zetten. John Firtl Whitehorse, de hoofd! Yukon, zei dat zijn groP toen hij geen goud kop' in Dawson een verzeki' kantoor had geopend.? geletterd en veel mijn| konden niet lezen of sr zei Firth. „Zijn kennisl hem meer op dan hetj de aarde." Net zo plotseling als hl komen hield de goudk weer op. De aandacht; publiek verplaatste zit Spaans-Amerikaanse i de Klondike werd verj Sommige van de gout steden gingen tenondi Dyea, maar Skagway 6 Dawson bleven bestad nu veelbezochte toerij den. Er wordt nogsti uit de Klondike geha. de oude concessies ni met moderne machii werken. Na de rush op de Klorf' trokken de professioi zoekers naar nieuwe sen bij Fairbanks en Alaska. Maar zelfs de die zonder een cent teruggingen voelden gens Berton verrijkt varing. 1 „Als je hun dagboeket blijken maar weinig rrt die deelnamen teleurf zei Clay Alderson, dim het Klondike Gold Rul nal Historical Park. „D ten zeiden 'wc zijn nif worden, maar ik ben r' gegaan zijn en er deeli ben uitgemaakt'." 'c

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 6