Het raadselachtige in het leven van alledag
Dwars door de Stevenshof van snelweg naar snelweg
Leiden Regio
Het is begonnen
als een geintje'
De verbinding tussen de
snelwegen A4 en A44
loopt dwars door Leiden.
En wie geen gebruik van
de Dr. Lelylaan wil maken,
kan altijd nog op de
Stevenshofdreefterecht.
Volgens wijkbewoner P.
Helvensteijn ondervindt
de Stevenshofbewoner
daar nogal wat last van.
De Stevenshofdreef is
namelijk een
voorrangsweg, en, omdat
het als sluiproute geldt
voor het doorgaand
verkeer, bijzonder
populair. Het invoegen
wordt voor de mensen in
de woonwijken dan een
hels karwei.
Wachten op een gaatje, zoals hier op het kruispunt Stevenshofdreef/Dobbedreef. Voor bewoners van de Stevenshof valt
het vaak niet mee de drukke Stevenshofdreef op te rijden. foto hielco kuipers
Centrale hal Swetterhage is klaar
„Het is toch niet van deze tijd om dwars door
de stad van snelweg naar snelweg te rijden",
vindt Helvensteijn. Vooral in de spits is er vaak
geen doorkomen aan. Komen de auto's niet
van links, dan komen ze wel van rechts. En
lijkt de weg eindelijk vrij, dan staat er wel weer
iemand op de middenstrook te wachten. Hel
vensteijn pleit dan ook voor het afschaffen van
de voorrangsregeling. „De wijk zou zijn eigen
voorrangsregels moeten hebben, en niet ten
gunste van het doorgaand verkeer", stelt hij.
K. de Vries, verkeersexpert van de Leidse po
litie, onderkent het probleem. Hij maakt daar
bij een onderscheid tussen 'ontsluitingswegen'
en 'doorstroomwegen'. De Stevenshofdreef
hoort bij de eerste categorie, maar gedraagt
zich inmiddels als zijn grotere broer. „De weg
kent een ongewilde verhoogde mobiliteit",
zegt De Vries. Het is volgens hem een onver
mijdelijk neveneffect van de locatie van de
Stevenshof, tussen de A44 en Leiden Zuid-
West en Voorschoten. Het afschaffen van de
voorrangsregeling vindt hij echter uiterst on
verstandig. „Dan zouden we alle kruispunten
weer gelijkwaardig moeten maken, en overal
de drempels moeten verwijderen. Terwijl de
bewoners zelf op de drempels hebben aange
drongen." Bovendien is de aard van een weg
niet zomaar te veranderen. De Vries: „De Ste
venshofdreef geeft dan de illusie van een voor
rangsweg, terwijl dat in feite niet zo is. Het laat
zich raden wat er dan gebeurt."
Over de beperkte capaciteit van de Stevens
hof is De Vries het wel met Helvensteijn van
harte eens. De wijk zal in de nabije toekomst
flink ontlast moeten worden, wat een nieuwe
vrijliggende verbindingsweg tussen de beide
snelwegen onontbeerlijk maakt.
Meer zorgen
P. Helvensteijn maakt zich nog meer zorgen.
Wie de Stevenshofdreef vanaf de Dobbedreef
of de Ina Boudier Bakkerstraat op wil rijden,
heeft vanaf de linkerkant een beperkt zicht. In
het eerste geval maakt de voorrangsweg een
duikeling naar beneden, en staat een hekje op
een nogal ongelukkige plaats. „Ook de bus
chauffeurs hebben er er problemen mee",
weet Helvensteijn. Een bestuurder van lijn 16
knikt instemmend. „Het is een gevaarlijk
punt", zegt hij. „Allereerst komen de fietsers
daar van beide kanten, dus moet je goed uit
kijken. Bovendien is het een glooiende weg en
staat er een afzetting, wat het zicht op het van
links komend verkeer ontneemt. Ze zouden er
een stoplicht moeten plaatsen."
Volgens De Vries wegen de kosten echter
niet tegen de baten op. „Je moet er wel verrekt
goed uitkijken", meent hij. Toch acht hij con
crete ingrepen vooralsnog overbodig. Met ra
darcontroles wordt al wel intensief op de
maximumsnelheid gelet, maar het kruispunt is
niet zo gevaarlijk dat het plaatsen van een ver
keerslicht noodzakelijk is. De Vries: „Boven
dien vergt dat toch al gauw een investering
van zo'n zes ton."
Lastig
Komend vanaf de Ina Boudier Bakkerstraat
lijkt het met de veiligheid ook niet al te best
gesteld. Door de hoge berm aan de linkerkant
is het lastig om te zien of iemand de splitsing
nadert. „Je moet echt met de punt op de weg
gaan staan om door te kunnen steken", zegt
Helvensteijn.
Ook De Vries vindt de constructie niet bij
zonder overzichtelijk, maar het punt staat niet
als onveilig te boek. Hij ziet zelfs positieve
kanten: „Het pad langs de weg is daar zo hoog
vanwege het bruggetje. Dat is daar op voor
spraak van de omwonenden gekomen, omdat
het een rustige oversteekplaats garandeert.
Met name voor schoolkinderen en het winke-
lendpubliek is dat een stuk veiliger."
„Ik doe niets liever dan de was",
zingen De Beppies een lied uit
Sesamstraat. Bewoners van het
paviljoen De Molen bewegen
hartstochtelijk mee en beklim
men zelfs het podium. Alles
mag zondagmiddag op het
complex van de woongemeen
schap voor verstandelijk gehan
dicapten Swetterhage in Zoeter-
woude-Dorp. De gerenoveerde
centrale hal van De Molen is
klaar. En dat moet worden ge
vierd.
Een jaar lang heeft het op
knappen van het 'Door van den
Broekplein' - genoemd naar de
initiatiefneemster van het pro
ject - geduurd. Op 25 mei 1996
kreeg de groepsleidster van De
Molen een idee, waarvan nie
mand toen nog wist waar het
zou eindigen. „Het is met een
geintje begonnen, maar het is
daarna flink uit de hand gelo
pen", zegt Door van den Broek.
„Maar wel op een leuke manier,
hoor", voegt ze er aan toe:
Een jaar geleden kreeg het
personeel van De Molen bij toe
val een kleine driewieler ter be
schikking. Al gauw ontstond het
plan het speeltuig in te zetten
voor een inzamelingsactie ten
bate van de hal, die hard aan re
novatie toe was. Vanuit het
hoofdkantoor van de Stichting
Gemiva in Gouda, waarvan ook
Swetterhage deel uitmaakt,
werd een estafettetocht naar
Zoeterwoude in gang gezet. De
'alternatieve sponsorloop' werd
een groot succes: Van den
Broek en haar collega's konden
uiteindelijk 7.500 gulden aan de
opknapbeurt besteden. „We
hebben de gordijnen vervan
gen, nieuwe meubels gekocht
en kunstwerken opgehangen",
vat Van den Broek samen.
Al met al makkelijker gezegd
dan gedaan. „Het was een
spannende tijd, want niet alles
werd op tijd geleverd", zegt de
groepsleidster. Bovendien
moesten de verschillende mate
rialen met zorg worden geko
zen, want in De Molen gaat er
nog wel eens iets kapot. „Lam
pen en stoffen bijvoorbeeld,
daar gaan de bewoners toch an
ders mee om dan wij", weet
Van den Broek.
Daarbij vervult de centrale hal
een belangrijke sociale functie
in de gemeenschap van De Mo
len. Er wordt gezamenlijk gege
ten, gepuzzeld en getekend, en
de bewoners kunnen zelf hun
favoriete muziek opzetten. „Ze
houden vooral van Neder
landstalige muziek", zegt Van
den Broek met een knipoog
naar De Beppies. Het is dan ook
niet ondenkbaar dat 'Ik doe de
was' binnenkort veelvuldig over
het 'Door van den Broek-plein'
zal schallen.
Feest gisteren in de gerenoveerde centrale hal van de woongemeen
schap voor verstandelijk gehandicapten Swetterhage in Zoeterwoude-
Dorp. foto hielco kuipers
De nuchterheid van kunstschilder Lucia Steinbach (75)
et teken- en schil-
I dergenootschap Ars
Aemula Naturae in
heeft een rijke historie,
chrijver en beeldend kun-
ar Jan Wolkers kreeg er in
trlogsjaren les en legde zijn1
enissen daar vast in boe
als 'Kort Amerikaans' en
g naar Oegstgeest'. Maar
ijn naam valt, kijkt Lucia
bach plotseling alsof er een
op de tafel is neergestre-
„Ik vind die Jan Wolkers
en beetje veel poeha heb-
hoor. Ze hebben hem hier
die tors willen aanbieden
hij in Kort Amerikaans
maar toen is hij niet ko
opdagen. Zoiets vind ik
En dan daarbij: ik schat
kwaliteiten als beeldend
helemaal niet zo
in. Laat hij zich maar bij
houden. Dat doet
ed."
ie stemmige en ruime za-
m het teken- en schilder-
hangt een gevari-
keuze van Steinbachs'
Van jeugdschetsjes tot
oek dat zij onlangs maakte
aanleiding van de dood
aar moeder, die de geze-
leeftijd van 99 jaar be-
Een indrukwekkend
is 'De Hortus', waarin
en hoe een eeuwenoude
zich naar de hemel
t. De boom oogt sterk en
ïrd als een bodybuilder,
s, op een bankje, zit een
man in peinzende hou-
Het is deze man die dit
een melancholieke la-
geeft. Denkt hij aan zijn
en geliefde, denkt hij aan
od die over het grintpad
aanknerpen? We weten
En zo is het met alle
erijen van Steinbach. Ze
een geheim vast.
heb dat mannetje er zo-
neergezet", zegt Stein-
„Ik dacht: laat ik er een
in schilderen voor de ver-
ngen. Dan zie je hoe
zo'n boom is en hoe
de mens." In een schilde-
arop wat piramides zijn
egeven, komt hetzelfde
i terug. De reusachtige Fa-
aven bevinden zich in de
verte. Op de voorgrond staat
een hoedje van papier dat even
groot lijkt. En daar tussenin lo
pen mensen, die zo klein zijn
als een vliegenpoepje. 'Groot'
en 'klein' zijn hier woorden die
door Steinbach van hun beteke
nis worden ontdaan.
De kunstschilder is gekleed in
een blauwe blouse en een khaki
broek. Daaronder van die lin
nen 'kistjes' die worden gedra
gen in de film 'Out of Africa'.
Blauw, zo blijkt later, is haar fa
voriete kleur. „Ik kan met open
mond staan kijken naar een
vrouw die in blauw gekleed
voorbijkomt. Ik word geraakt
door die kleur. Ik kan me nog
herinneren dat dat blauw me in
Bretagne ook zo raakte. Prach
tig, die blauwe hemel als een
maagdelijke schaal boven de
woelige zee."
„In de jaren vijftig werd er
een wedstrijd uitgeschreven
voor een schilderij in de Trouw
zaal van het stadhuis. Ik heb
daar een doek van het Van der
Werffpark voor gemaakt. Daar
na, tijdens een uitwisseling van
kunstenaars, mocht ik een
maand gaan schilderen in Tré-
boul, een Bretons havenplaats
je. Heerlijk was het daar. Vroeg
op en dan ontbijten met zoute
boter en stokbrood. Ik pikte het
Frans snel op. Tegen het einde
van mijn verblijf dacht ik zelfs
in het Frans. Heel gek. Ik heb
daar ontzettend veel geschil
derd.. Ik krëeg een aparte kamer
om mijn schilderijen in te laten
drogen. Maar soms waren het
er zoveel dat ik ze in de dakgoot
moest zetten, in de felle zon."
„Zo op je eentje er op uit als
vrouw - dat was in die tijd best
wel wat. 'Mag jij dat zomaar van
je man?', vroegen de mensen.
Ja, dus. Ik moet er soms gewoon
alleen op uit. Heerlijk langs de
Seine wandelen of zo. Ik heb in
Parijs wel eens gelogeerd in een
kamer zonder ramen. Maakte
me niks uit. Het was proper. Ik
ging met de trein naar Parijs, de
nachttrein. Zo'n boemeltje toen
nog. Ik weet nog dat ik moest
overstappen naar Tréboul en
dat ik toen aan de kruier vroeg
of hij een mooi plaatsje voor me
wilde reserveren. 'Qui, mada-
foto dick hogewoning
De kunstschilder LuGia Steinbach (75) is nog net niet met een penseel in haar
hand geboren, maar het had weinig gescheeld. Nu zij onlangs de
vijfenzeventigjarige leeftijd heeft bereikt, kan ze terugkijken op een afwisselende
en rijke carrière. Haar werk is voornamelijk figuratief, met een hang naar het
absurde detail. Mansgrote merels die op een muziektent zitten of een
dichtgemetselde deuropening, met daarop de tekst: 'Wie leeft er achter deze
muur?' Steinbach: „Schilderen is heerlijk. Het is toch prachtig als je kunt laten
gebeuten wat je wil."
me', zei hij. 'Dans mon lit', me te gaan werken. Wat een kwam de Zwitserse garde de he- zeker niet schilderen. Ze gingen
Leuk, zoiets." bouwwerk! Daar kun je een au- le tijd kijken. Of ik eigenlijk wel me toch tekeer in het Italiaans.
„In 1964 kreeg ik een uitnodi- to starten en gewoon een stuk toestemming had! Je mocht Tot ik liet zien dat ik toestem-
ging om in de Sint Pieter in Ro- in gaan rijden. Toen ik daar zat, daar niet fotograferen en dus ming had van de een of andere
hoge pief. Wat waren ze toen
ineens beleefd! 'Zit u goed? Zal
ik het licht aandoen?' Maar bui
ten de Sint Pieter schilderen
was een crime. Die Italianen
zijn echt opdringerig, op het
onbeschofte af."
Lucia Steinbach komt uit een
harmonieus gezin. Haar vader
was beambte bij de posterijen.
Hij was zeer geïnteresseerd in
godsdiensten zoals het boed
dhisme en het hindoeïsme. „We
waren lid van de Vrije Katholie
ke Kerk. We hadden dus niets
met de paus te maken. Maar ik
vind het allemaal toch teveel
theater. Mijn vader vond het
goed dat ik niet meer naar de
kerk ging. Als ik dat wilde, was
ik daar vrij in. Dat betekent niet
dat ik niet in een leven na de
dood geloof. Al die mensen die
je hebt gekend, al die vrienden
en geliefden, die kunnen toch
niet zomaar ineens weg zijn.
Maar hoe dat allemaal in elkaar
zit, weten we niet. Dat kunnen
onze hersentjes niet bevatten.
Net zoals je ook niet kunt snap
pen waar het heelal eindigt.
Over de liefde, ook weer een
van die mysterieuze zaken in
het leven, wil Steinbach niet
veel kwijt. „Dat zoeken ze maar
uit, hoor. Dat is ieders eigen
pakkie-an. Ik ben 50 jaar ge
trouwd en kan het nog steeds
goed vinden met mijn man. Ik
vind wel vaak dat tegenwoordig
het lijflijk genot op de voor
grond wordt gesteld. Dat men
zonder liefde met elkaar naar
bed gaat. Ik hoef niet te zien
hoe mensen als krolse katten
om elkaar heen draaien. Ik vind
de liefde heel erg belangrijk.
Maar mijn werk is minstens, zo
belangrijk.
Ik heb de 5-jarige academie
gedaan. Natuurlijk heb ik in
mijn jeugd ook wel genoten en
vriendjes gehad. Maar dat was
allemaal heel- onschuldig. Als je
ziet wat meisjes van veertien nu
weten! Dat wisten wij allemaal
niet. We hadden kennissen in
het Gooi en in de vakantie
mochten we soms op hun villa
passen. Het was heerlijk om
daar buiten te zitten. Je hoorde
de bijtjes zoemen en de vogel
tjes fluiten. Het paradijs voor de
zondeval. Eén grote onschuld.
Verkeer was er nog bijna niet
Samen met mijn zusje ging ik
naar het strand aan de Zuider
zee. Dat was helemaal verlaten.
Dat kun je je nu niet meer voor
stellen."
„Ik heb een goed leven, vind
ik zelf. Ik ga rustig door met
schilderen. Het moment dat je
weer iets af hebt, geeft een grote
bevrediging. Maar dat duurt
maar kort en dan moet je weer
verder. Ik kijk ook graag naar
het werk van anderen. Heb
vroeger les gehad van Paul Ci
troen. Als je zijn' werk bekijkt,
dan zie je dat een lijn op zich
zelf al mooi kan zijn. Ach, vroe
ger waren we hier in Leiden met
een handjevol schilders. In de
jaren zeventig is dat explosief
gegroeid. Toen heb je al dat ab
stracte gekregen, iets waaraan
ik me nooit heb overgegeven. Er
is al zoveel raadselachtigs en in
teressants in de vormen van al
ledag, dat ik dat genoeg vind."
In de expositieniimte bevindt
zich ook een aantal vitrines met
daarin de krantenartikelen die
over Lucia's werk zijn versche
nen. Een zo'n artikel laat een af
beelding zien van een geblaker
de ruïne. „Dat is de afgebrande
sociëteit van Minerva. Toen die
brand daar was geweest, ben ik
in het steegje ernaast gaan zit
ten. Boven café 't Haantje. Ik
heb lange tijd naar die geblaker
de en verkoolde resten zitten
kijken. Dan zie je pas goed dat
materie ook kan sterven. Ik heb
er een tekening van gemaakt,
een tekening die later ten ge
schenke is gegeven aan Miner
va. Maar toen ik er laatst eens
was, was hij nergens meer te
bekennen."
Op een pentekening bevindt
Lucia Steinbach zich temidden
van al haar werk. Uitgeput zit zij
achterover geleund op een
stoel. Haar scherpe, meisjesach
tige, profiel is goed waarneem
baar. De tekening verraadt een
gezonde dosis zelfspot. Geen
kapsones, geen would-be ge
doe. Niets duidt erop dat we
hier te maken hebben met een
vrouw die kan schilderen wat
haar ogen zien.