Hans van Z. wil Hans van Zon zijn
VRIJDAG 16 MEM 997
Ruim tien jaar leidde de 54-jarige Hans
van Zon een teruggetrokken bestaan in
een Delfzijlse flat. Totdat begin maart
een buurman Nederlands bekendste ex-
gevangene en alom bekend als Hans
van Z. bij de politie aanklaagde wegens
poging tot doodslag. Justitie seponeerde
de zaak want de aanklacht bleek
ongegrond. Ondertussen hadden de
media in geuren en kleuren Van Zons
verleden als moordenaar opgerakeld.
Na twee jaar voorarrest werd de
Utrechter in 1969 tijdens een
geruchtmakend proces wegens drie
roofinoorden tot levenslang veroordeeld.
Na negentien jaar kreeg hij gratie. Van
Zon is de ongevraagde publiciteit rond
zijn persoon beu. Meer dan tivintig uur
sprak hij deze week met verslaggever
Taco Slagter en fotograaf Jaap de Boer.
Een exclusief marathon-interview na
dertig jaar stilzwijgen.
seesus
Ll ls de keel maar gesmeerd blijft
r met bier, praat hij honderduit.
"^^Uren achtereen, zonder zijn toe
hoorders ook maar een moment te vervelen.
uithoudingsvermogen is groot. Maar de
samenhang is niet altijd meteen te vatten.
Zijn bizarre levensgeschiedenis loopt door
een labyrint waarin hij bij tijd en wijle ver
dwaalt. Uiteindelijk vindt hij zijn weg wel
weer, maar dan kan er inmiddels veel tijd
verstreken zijn.
Hans van Zon, nog steeds afgeschilderd als
de 'gentleman killer', heeft veel te vertellen
len wil dat nu eindelijk ook prijsgeven. Een
jkeus die hij uit noodzaak en met tegenzin
maakte, dat wel.
Op verdenking van een poging tot dood-
ag op een buurman zat hij twee maanden
;leden veertien dagen vast. Maar op grond
van tegenstrijdige verklaringen en evidente
onwaarheden van het 'slachtoffer' seponeer
de justitie in Groningen de aanklacht. Onder.-
tussen was het moorddadige verleden van
'Hans van Z.' weer eens breed in de media
ïitgemeten. Over hem, maar altijd zonder
ïem. En dat is hij zat.
„Ik wil nu wel eens af van die papieren
lans van Z.", zegt hij rustig. „Die seriemoor
denaar die telkens weer in de kranten op
luikt als dat geraffineerde monster van wei
ter. Die man die in knipselverhalen is afgete
kend als de praatjesmaker, de bluffer, de
charmeur. De man die fijngevoeligheid af
wisselt met grofheid, maar die nog steeds elk
noment kan toeslaan. De man die keer op
als dossier opdoemt voor de ogen van
echercheurs en officieren van justitie als in
iet noorden een vermoord lijk opduikt waar-
an geen kaartje hangt wie de dader is. Ik wil
mens Hans van Zon worden gezien.
)aar heb ik recht op, al ben ik de rest van
n'n leven gebrandmerkt als een moorde-
Hoogste punt
t eeuwige stigma en die vermeende dood-
g op een buurman waren de redenen om
Hans van Z.' in zijn woonplaats Delfzijl op te
oeken. Veel kans op een ontmoeting leek er
liet te zijn. Behalve medewerking aan het
rROS tv-programma 'Deadline', twee jaar ge-
eden, om zich te verweren tegen een 'van
loren zeggen'-artikel vol onzin in het week
blad Panorama, heeft Van Zon zich nog nim
mer uitvoerig laten interviewen.
Van Zon woont al enige jaren in een twaalf
erdiepingen tellend flatgebouw aan de rand
Waddenzee. 'Het hoogste punt aan
M eind van Nederland', zal hij later deze
'lek ironisch benoemen. Als gevolg van een
enovatie ontbreken de naambordjes bij de
Irukbellen aan de voorzijde van de entreehal,
tangesproken flatbewoners kennen 'Van Z.'
iel, maar niemand weet precies het huis-
iiimmer. „Ik zie hem de honden wel eens
Maten", zegt een bewoner van de tweede
,Dan heeft hij wel eens zo'n rare hoed
Dpz'n hoofd. Maar dat is alles wat ik weet."
Volgens een ander heeft "Van Z' weinig
ontact met de medebewoners. Van zijn ach-
ergrond zijn de meeste flatbewoners op de
'°ogte maar daar wordt nauwelijks over ge-
poken. „Probeer het eens op de twaalfde,
taks van de lift", zegt een flatbewoonster.
Aju"
De confrontatie met Van Zon volgt nog
!een tien seconden later. In de lift staat een
vat ouwelijke man met grijze haren, een
lasbaard en een zonnebril op. Hij negeert
lnze blikken, maar we herkennen hem
pteen. Om er zeker van te zijn vragen we of
"1 'de heer Van Zon' kent. „Dat ben ik", zegt
"j en kijkt ons wantrouwend aan. Zonder te
re,en wie we zijn zegt hij er direct en ietwat
['ts achteraan: „Als jullie maar niet denken
tat ik me verberg achter die zonnebril. Ik ben
!°g niet zo lang geleden aan m'n ogen ge-
'pereerd. Vandaar
Valse aangifte
angekomen op de begane grond lopen we
net hem mee naar de brievenbus en leggen
onderwijl het doel van het onaangekondigde
bezoek uit. Onderzoekende blikken. „Jullie
weten dat ik geen interviews geef', zegt hij.
„En ik' ben ook niet te koop, want dan zou ik
inmiddels een aardige cent hebben bijver
diend. Boven liggen riante aanbiedingen,
maar daar ben ik nooit op ingegaan. Ik laat
me niet gebruiken. Jullie overrompelen me.
Ik kan dat nu helemaal niet hebben."
Later blijkt dat het toch het juiste moment
is geweest. De kwestie met de buurman zit
hem vreselijk dwars. Weliswaar heeft justitie
afgezien van vervolging, maar daar neemt hij
geen genoegen mee. De hele dag is hij al be
zig de verklaringen van de buurman tegen
over de politie uiteen te rafelen. Om de 'leu
gens' te kunnen aantonen. Hij is verstrikt ge
raakt in die warboel. Dat zint hem nog min
der, want hij wil per se zijn buurman aankla
gen wegens valse aangifte.
Een half uur later zit Van Zon onderuitge
zakt in een rotanstoel in de serre van het
Eemshotel, een merkwaardig bouwsel op pa
len in de Waddenzee dat met een loopbrug
aan de dijk vastzit. Naast de stoel ligt een
ordner met de processen-verbaal. Het blijkt
dat hij in eerste instantie uit opportunisme is
meegegaan. Hij vraagt ons de map met ver
horen uit te pluizen, een oordeel te vormen
en de verwarde en elkaar tegensprekende be
schuldigingen van het 'slachtoffer' met hem
op een rijtje te zetten.
Marathon
Wat een verkennend gesprek moet zijn, ver
andert al snel in een marathon langs zijn le
ven. „De manier waarop politie, justitie, de
media en de samenleving met mij omsprin
gen is een ontkenning van mijn bestaan",
zegt hij. „Sinds het eerste proefverlof uit de
Van Mesdagkliniek word ik achtervolgd door
mijn alter ego Hans van Z. Er was destijds uit
de samenleving veel verzet tegen een moge
lijke gratie. Ik besef ook wel dat ik er niet
meer van los kom, want tenslotte heb ik drie
mensenlevens op m'n geweten. Die vreselijke
delicten draag ik met me mee totdat ik in
mijn graf lig. Maar waarom moet het mij tel-
kens weer worden ingewreven? Waarom
wordt mij de kans ontnomen nog iets van
mijn leven te maken?"
Het lijkt op zelfbeklag. „Natuurlijk heb ook
ik mijn zielige ogenblikken", zegt hij. „Maar
ik ben niets anders dan het product van mijn
leven, iemand die bijna twintig jaar achter
gesloten deuren heeft gezeten. In feite zit ik
nog steeds geestelijk gevangen. Het is een
beknelling in het hoofd, in het denken, waar
mee ik elke dag wakker word. Er zijn periodes
waarin ik veel drink om die omknellingen in
mijn kop los te weken. Maar dat lukt natuur
lijk niet, dat weet ik ook wel."
Moorden
Hans van Zon probeert te overleven. Dat be
gon al in december 1967 toen hij in zijn wo
ning in Utrecht werd gearresteerd op verden
king van een gewelddadige roofoverval op
een weduwe. Daarvoor had hij al drie slacht
offers beroofd en met een leidingbuis vol
lood en een mes vermoord. Na z'n bekente
nissen voelde hij zich 'vrij'. Weggehaald uit
een samenleving waartegen hij genadeloos
had aangeschopt en waarin hij zich naar zijn
gevoel toen nooit als een ordentelijk burger
had kunnen handhaven.
Dat lukte hem wel in de Koepelgevangenis
van Breda en later in de Van Mesdagkliniek.
In die beschermde omgeving hoefde hij zich
slechts te houden aan simpele gedragscodes.
In de pikorde stond de 'moordenaar' Van Z.
niet laag aangeschreven, zoals dat geldt voor
kindermoordenaars of delinquenten van
seksuele misdrijven. „Je moest natuurlijk wel
gewiekst zijn en kunnen manipuleren. Maar
slaagde je daarin, dan had je geen slecht le
ven."
Ook met de bewaarders kon hij redelijk
goed overweg. Ze wisten dat ze met de tot le
venslang veroordeelde Van Z. bij wijze van
spreken tot aan hun pensioen moesten op
trekken. Dus maakten ze het elkaar zo aange
naam mogelijk. „Ik herinner me nog dat ik
Hans van Zon: „Die vreselijke delicten draag ik met me mee totdat ik in mijn graf lig. Maar waarom moet het mij telkens weer worden ingewreven?
Waarom wordt mij de kans ontnomen nog iets van mijn leven te maken?"
FOTO CPD
bij aankomst in De Koepel meteen naar de
adminstratie ben gegaan om m'n rijbewijs te
verlengen, terwijl ik wist dat ik vermoedelijk
nooit meer in die door mij verfoeide samen
leving zou terugkeren."
Het liep anders. In De Koepel van Breda
bestond in de jaren zeventig behoefte aan
meer cellen voor kortgestraften. Hoewel
hooggeleerde psychiaters Van Z. destijds vol
ledig 'toerekeningsvatbaar hadden verklaard
en de rechtbank daarom geen reden had
hem naast de ultieme straf ook nog dwang
verpleging op te leggen, kwam hij in juni
1975 in de Van Mesdagkliniek in Groningen
terecht.
Dr. Rengelink, directeur van dit peniten
tiaire psychiatrisch behandelcentrum, kon
met Van Zon goed opschieten en had zich
voor de overplaatsing sterk gemaakt. Boven
dien had hij geld van justitie gekregen om
een aparte vleugel voor delinquenten als Van
Zon te laten bouwen.
Maar Rengelink stapte al na een paar
maanden op. Van Zon voelde zich uitgele
verd aan 'jonge broekjes', beginnende psy
chiaters en therapeuten in wie hij geen enkel
vertrouwen had. ,Ik had beslist geen zin m'n
ziel en zaligheid aan die nieuwkomers bloot
te geven", zegt hij. „Zo werkt het bij mij niet.
Bovendien had ik het sterke gevoel dat ik
voor die lui een interessant studieobject was.
Die jonge artsen vochten als het ware om
mijn behandelaar te mogen worden. Ze
praatten me naar de bek, probeerden een wit
voetje bij te halen. Aan dat kat en muis spel
werkte ik wel mee, maar alleen om meer pri
vileges te krijgen."
Die 'carrière-oorlogjes' in de Van Mesdag,
zoals Van Zon de situatie van toen typeert,
leidden er volgens hem toe dat een concreet
behandelplan nooit van de grond is geko
men. „Ik ben dus nooit echt in therapie ge
weest, èl zal de Van Mesdag blijven beweren
van wel. Dat moet ook, want ik heb tenslotte
gratie gekregen omdat Van Marle* (opvolger
van Rengelink en nu hoogleraar en persoon
lijk adviseur van de minister van justitie red.)
mij genezen heeft verklaard. Dat bazuint hij
nog steeds rond."
Knettergek
Van Zon wil er niet omheen draaien. Naar
zijn zeggen is hij nog steeds niet beter. „Toen
ik die moorden pleegde was ik natuurlijk
knettergek. Maar ook nu ben ik geen normaal
mens. Met dit verschil dat ik niet meer bang
ben dat ik opnieuw mensen zal doden. Het
geweld is in mij gedoofd. Dat begon al bij de
roofoverval op de weduwe. De loden pijp en
het mes had ik bij me. Ik had haar kunnen
ombrengen, zoals ik dat drie keer eerder had
gedaan om te voorkomen dat een juist signa
lement me fataal zou worden. Maar ik deed
het niet. Toen kon ik dat niet verklaren. Nu
wel."
Wat wakkerde het vuur onder de gewelds
spiraal destijds aan? Voor het eerst valt er een
stilte. Van Zon tuurt over de Waddenzee,
waar zwakke stralen van een ondergaande
zon het deels drooggevallen wad doen op
gloeien. Vragen over zijn jeugdjaren, zijn ou
ders en de opvoeding stranden op een zand
bank van weerzin. Even zit hij muurvast. We
zijn de binnenkamers van zijn ziel te dicht
genaderd.
Hans van Zon geeft toe dat het hem erg
moeilijk valt dat deel van z'n verleden voor
zichzelf te ontsluiten. Dat doet pijn. „Jullie
komen met vragen die psychiaters mij nog
nooit hebben gesteld", verzucht hij. „Het is
een lange geschiedenis hoe ik van jeugdig
crimineeltje in een geweldpleger ben ont
aard."
Ontheffing
In de jaren vijftig was het volgens hem beslist
geen vanzelfsprekendheid dat iemand uit een
burgermansmilieu ging studeren. 'Arbeid
adelt', was het adagium voor de 'rode' familie
Van Zon. Toen hij van de lagere school
kwam, moest hij dan ook meteen gaan wer
ken. Zijn moeder had ontheffing van de leer
plicht aangevraagd en gekregen. Het lastige
'jochie' Hans, in wie de pubertijd ontluikte,
had daar behoorlijk de schurft over in, maar
liet dat niet merken. Tal van baanq'es pas
seerden de revue. Ondertussen broeide het
verzet in hem. Hij vond het onrechtvaardig
dat leeftijdgenoten naar de middelbare
school konden en hij niet.
Gezegend met een goed verstand bezag hij
de wereld en concludeerde vanuit zijn bele
ving dat 'iedereen schijt aan elkaar had'. Hij
herinnert zich de woede toen de portemon
nee van zijn moeder was gepikt waarin de
kinderbijslag zat. Geld bestemd voor kinder
kleren. Woest was hij toen hij als adolescent
zag hoe agenten met de lange lat onbarmhar
tig inhakten op demonstranten voor het
Utrechts bijkantoor van het communistische
dagblad 'De Waarheid'. Wild van drift was hij
toen de directeur van een speelgoedfabriekje
aan de Utrechtse Oudegracht hem opdracht
gaf zijn auto te wassen, terwijl Van Zon kort
daarvoor mét z'n vingers pijnlijk in een ma
chine beklemd had gezeten en gewond was
geraakt. De gehechte vingers rustten in een
draagdoek waarmee het wel erg lastig was
een auto te poetsen. Hans duwde de wagen
van de baas de gracht in („werd-ie toch ge
wassen"), haalde z'n loonzakje op en ging er
vandoor.
De emotionele reacties op deze en tal van
andere incidenten illustreren volgens Van
Zon de opstand in hem waarover hij op den
duur de controle verloor. „Maar volgens mij
is het allemaal begonnen doordat ik van
school ben gehaald", zegt hij. „Dat kon ik
niet verkroppen. Omdat ik m'n gevoelens
daarover en over andere zaken niet kon ui
ten, omdat ik slechts van binnen jankte, wek
te dat mettertijd een ontoombare agressie in
mij op."
Kapitalisme
Op latere leeftijd had zijn rebelse houding
meer te maken met zijn afkeer van het kapi
talisme. Het onderscheid tussen 'mijn en
dijn' was op een gegeven moment niet meer
duidelijk voor hem. Dat was de jonge Van
Zon trouwens thuis ook niet helder bijge
bracht. Hij herinnert zich de blufverhalen
van zijn vader en ooms die, om te overleven,
aan het eind van de oorlog van de Duitsers
alles roofden wat ze maar te pakken konden
krijgen. „Ik begon ook te stelen. Bazen jatten
van hun arbeiders en zakkenrollers pikten de
kinderbijslag van een arme moeder. Waarom
ik niet? Zo ervoer ik dat. Het kon me niets
schelen."
Die onverschillige, fatalistische houding is
hij nu wel kwijt. Die heeft hij tijdens z'n ge
vangenschap afgeleerd. Een vorm van zelf
therapie waarvan het resultaat hem goed van
pas kwam toen hij rond de kerst van 1986 de
finitief zijn vrijheid herkreeg. Vijf jaar van be
geleide en onbegeleide proefverloven waren
daaraan vooraf gegaan. Daarbij werd hij on
dersteund door zijn vrouw Riet, een voorma
lig groepsleidster van het Selectiecentrum in
Utrecht (waar hij kort na de Koepel enige tijd
verbleef) en met wie hij rond de jaarwisseling
in 1974 in het centrum huwde. Met haar ves
tigde Van Zon zich in een koophuisje in het
'Ik wil nu weieens
af van dat
geraffineerde
monster van weleer'
Groningse dorp Wirdsum. Maar de problem
men stapelden zich al snel op.
In twintig jaar was de samenleving sterk
veranderd. Van Zon kon zich maar moeilijk
aanpassen. In het begin liep een reclasse-'
ringsambtenaar de deur bij hem plat en ont
fermde een psychiater van dezelfde instelling
in Zuidlaren zich over hem, maar hij raakte
bij hen al snel in de vergetelheid. Bovendien
kon Van Zon van z'n uitkering de reizen naar
de psychiater niet eens meer betalen.
Fotografie
Tal van pogingen om weer aan het maat
schappelijke leven deel te nemen liepen op
niets uit. Tijdens z'n detentie had hij een
managementcursus gevolgd en de fotovak
opleiding afgemaakt. Fotograferen is voor
hem een passie geworden. „Ik wist dat ik
nooit bij een baas aan de bak zou komen als
hij achter mijn reputatie zou komen. Daarom
richtte ik mijn studies in de Van Mesdagkli
niek op de uitoefening van een zelfstandig
beroep. Maar geld om me als portretfotograaf
te vestigen en aanloopverliezen op te vangen
had ik niet. Een lening bij een bank kon ik
wel vergeten."
Van Zon stortte zich in het vrijwilligers-
werk. Met hulp aan daklozen in Groningen
en het afleveren van maaltijden bij bejaarden
via de stichting 'Tafeltje Dekje', vulde hij z'rj
dagen. Hij volgde naar zijn zeggen een oplei
ding bij het Consultatiebureau voor Alcohol
en Drugs (CAD) om voorlichting te kunnen
geven op scholen. Maar zodra zijn ware iden
titeit, die van Hans van Z., bekend was, kreeg
hij te horen dat hij 'er beter mee kon ophou
den'. Op die manier ging ook een sollicitatie
als voorlichter bij de stichting Delinquent en
Samenleving de mist in. „Dan zakt je de
moed in de schoenen", zegt hij.
De maatschappij zat niet op hem te wach
ten. Telkens wanneer zijn achtergrond toch
op een of andere manier uitlekte, voelde hij
in het flatgebouw, op straat of in het café ver
achtende blikken. Toch zegt Van Zon altijd
bereid te zijn geweest alles aan mensen uit te
leggen, zelfs als hij werd benaderd uit sensa
tiezucht. „Van mijn kant was dat een soort
van investering in m'n toekomst", verklaart
hij. „Anders zou ik een papieren clown zijn
gebleven. Maar tegelijkertijd besef ik dat het
tijd kost voordat de mensen je gedogen."
Schuld en boete
Het is inmiddels al laat in de avond van de
tweede dag met Van Zon. Twee prangende
kwesties resten nog. Kwellen hem gevoelens
van schuld en boete? En wat is nog de zin van
zijn leven?
„Berouw tonen heeft geen enkele zin", ant
woordt hij, „Ik kan dat soort emoties als
schuld en spijt als een warme deken om me
heen slaan, maar daar help ik niemand mee.
Net zoals het zinloos is anderen de schuld te
geven van wat je is aangedaan. Verwijten
maak ik niet. Naar niemand. Alles wat me is
overkomen, daar was ik zelfbij."
Het leven ziet Van Zon nog wel zitten. Al is
het elke dag schipperen met de bestaansmid
delen. Na aftrek van de vaste lasten houdt hij
zeshonderd gulden per maand over. Hij
draagt tweedehands kleding en om op de
hoogte te blijven verzamelde hij tot voor kort
op zondagmorgen oude kranten die de be
woners in de entreehal van de flat deponeer
den. Maar de renovatie van het gebouw
bracht met zich mee dat oud papier direct in
een aparte container moet worden gekie
perd. „Toch blijf ik nieuwsgierig naar wat het
leven me nog te bieden heeft", zegt hij.
De onvrede over zijn lot groeit echter ge
staag. Hij zou dolgraag met het fotovak aan
de slag gaan. Maar wie helpt hem daarbij? De
materiële en immateriële speelruimte in het
leven van Hans van Zon blijkt nauwelijks gro
ter dan de cel waarin hij een kwart van een
gemiddeld mensenleven zat opgesloten. In
dat opzicht is hij nog steeds Hans van Z. Voor
het leven veroordeeld tot een samenleving
die hem nog steeds niet lust.
Eens een moordenaar, altijd een moorde
naar.