Wijwater tegen donder en bliksem Op zoek naar ruimte op de Langegracht Subsidiestop bedreigt toekomst bijenvolken [knooppunt] Leiden Regio Als journalist interviewde hij de Baghwan op diens landgoed in Oregon (VS) en klom hij in het spoor van de Nederlandse expeditie in Tibet tot net onder de top van 's werelds hoogste berg, de Mount Everest. Als schrijver/uitgever heeft hij talloze publicaties op zijn naam staan die zonder uitzondering handelen over zijn geliefde Bollenstreek. Als 'tussendoortje' runt hij momenteel in Voorhout een tulip-show. Een verhaal met Herman van Amsterdam. Een kind van De Engel. En een ondernemer van het bijzondere soort. Js donder en bliksem hoog I pel speelden boven De En- el - een buurtschap tussen h assenheim en Lisse dat s anschurkt tegen het bos an Keukenhof - kwam in I uize Van Amsterdam U roeger steevast het wijwa- j1 er te voorschijn. „Mijn j noeder had altijd een voor at aadje in de kast staan. Dat pi rijwater werd eens per jaar net een wasteil tegelijk ge- egend door de pastoor, im daarna door mijn moe- er te worden overgegoten ilimonadeflessen. Daar «sprenkelde ze dan de ra llen mee en voor alle ze erheid ook maar de elf 9 indertjes Van Amsterdam. Ipdat God ons genadig pocht zijn bij zoveel he nels geweld. Op een grau- re najaarsdag was het weer i)i aak met het onweer, maar, tote schrik, het wijwater ras op. Mijn moeder bellen laar de pastoor. 'Tap zelf naar water uit de kraan, 1 lan zegen ik het van af- |f tand wel even in', sprak lij, praktisch denker als hij m 'as, in een tijd dat nog looit iemand van Yoman- la had gehoord. Vandaag r de dag betitel je zoiets als iriekoek. Maar toen, in de jaren vijftig, was at heel normaal." lij vertelt het, zoals je zo'n verhaal uit de ude doos moet vertellen - met een staal- ard gezicht, zonder ook maar een spiertje i vertrekken. „In katholieke kringen had je ,n e«l van dat soort rituelen en die werden, eker in een RK-bolwerk als*de Bollen teelt, allemaal keurig nageleefd. Wij waren iet z'n elven thuis, pa en ma niet eens leegerekend, en dat was zeker niet onge woon. Ik schat dat er bij ons in de buurt, al ls -en in ons rijtje huizen al, een kleine 70 inderen rondhuppelden. Daar kom je nu ,L leen heel flatgebouw nog niet aan. Maar lfi et waren allemaal zieltjes en daar ging het er slot van rekening om. Het was trouwens luk opgroeien in zo'n hechte gemeen- -hap. Je kon altijd bij elkaar aankloppen, je r at allemaal in hetzelfde schuitje. Allemaal pensen van eenvoudige komaf, allemaal inderen van landarbeiders, zoals mijn va der er ook één was. Ik ben daar trots op, ja." De Bollenstreek. Hij kan er uren, dagen, eventueel weken achtereen over vertellen als het moet. Niet alleen is Herman van Amsterdam (48) geboren en getogen op dat stuk geestgrond achter de duinen; hij heeft van de Bollenstreek, als je dat althans zo zeggen kan, min of meer zijn beroep ge maakt. Als schrijver en als uitgever voerde hij duizenden gesprekken met streekgeno ten, als fotograaf legde hij zijn onderwerpen nauwkeurig vast op de gevoelige plaat. De weerslag van dat alles is terug te vinden in 35 publicaties - steevast 49,50 gulden per stuk voor het betere werk - over het leven en werken tussen de bollen, geschiedschrij ving' die vooral is gedaan aan de hand van anekdotes. Het pure vertelwerk, een stijl die hem op het tanige lijf is geschreven. „Mijn grootste droom is om nog eens een soap te maken over de Bollenstreek. Over de bol- lenbaronnen, de landarbeiders, de kerk, de onderlinge haat en liefde. Wist je dat er nergens meer reünies worden ge houden dan hier? Dat mensen maar zelden verkassen? Dat moet toch een prachtige verhaallijn kunnen opleveren. Stof genoeg. Oh, jawel. Tot in het oneindige." Schrijven, het heeft er altijd wel in gezeten bij Van Amsterdam die op jonge leeftijd vooral werd geïnspi reerd door een bevlogen leraar. „Willemse heette hij, dezelfde die door Harry Mens nog in zijn boek wordt genoemd. Hij had in een jap penkamp gezeten en droeg dikwijls bevlogen gedichten voor over solda ten die op verre slagvelden hun noodlot tegemoet liepen. Dat pakte mij. De taal, de emoties, de verbin ding daartussen. Ik was op m'n zes tiende gaan werken bij het ministe rie van buitenlandse zaken. Maar toen de Leidse Courant een leerling verslaggever zocht, aarzelde ik geen moment. Schrijven was wat ik wil de." Die kleine katholieke krant, later op gegaan in het Leidsch Dagblad, vormde een perfecte leerschool voor Herman van Amsterdam. „Ik had thuis, in dat grote gezin, leren aan pakken. Dat kwam goed van pas, want bij de Leidse Courant werd van je verwacht dat je 24 uur per dag be schikbaar was. 's Ochtends om vijf uur ging ik de streek ik, gewapend met mijn fototoestel. 'Met Herman op pad', heette mijn rubriek. Ik schreef een halve pagina tekst per dag, ontwikkelde zelf mijn foto's, bewerkte het nieuws van de correspondenten, ging 's avonds naar ver gaderingen en gaf zelf de pagina door. Dan werd je 's nachts gerust nog uit je bed ge beld door de plaatselijke begrafenisonder nemer met het verzoek om even de tekst van een rouwadvertentie op te nemen. Ach teraf zeg je dat het gekkenwerk was, ja. Maar ik was jong en ik vond het heerljjk." Zijn schrijftalent - het verhalende karakter vooral - bleef niet onopgemerkt bij de lan delijke bladen. Hij verhuisde via het Leidsch Dagblad naar het Algemeen Dagblad om voor die krant reisreportages te maken. „Als er ergens wat loos was in de wereld, een aardbeving of een andersoortige ramp, zat Herman al in het vliegtuig. Onder moeilijke omstandigheden met een creatieve oplos sing komen, dat was mij wel toevertrouwd. Ik ben toen, in '82, als enige Nederlandse MAANDAG 12 MEI 1997 Al enkele weken zoemt de onheilstijding rond: het aantal bijenvolken neemt in de toekomst drastisch af. Volgens H. Kok, de bijdetijdse secre taris van de Algemene Nederlandse Imkersvereni ging, is het de regering die in deze kwestie de mepper hanteert. „De subsidie op de suiker die imkers als voedsel aan de bijen geven, is afge schaft. Daarnaast worden ook de cursussen die opleiden tot imker financieel niet meer onder steund. Steeds minder mensen zullen daarom bijen gaan houden. De bijenuitzetting op het fruit loopt daardoor ernstig gevaar." Oud-politievoorlichter en imker Dick Grave- land, die zijn korven op de grens van Warmond en Oegsgeest heeft staan, houdt van zijn bijen. Hij blijft dan ook stug doorgaan met de imkerij. „Voor sommige imkers is die subsidiestop aanlei ding om ermee op te houden. Voor mij niet. Een veel groter gevaar zie ik in de groeimiddelen die worden gebruikt. Twee jaar geleden ben ik plotse ling een bijenvolk kwijtgeraakt. Wat er toen pre cies is gebeurd, weet ik niet. Maar ik heb wel de inspectie gewaarschuwd. „De toenemende sterfte onder bijenvolken is een ernstig probleem. De goede niet te na gespro ken, maar sommige fruittelers beginnen meteen te spuiten als ze een of ander rupsje of spint ont dekken. Als ze dan vergeten om de imker in te seinen, kost dat hem zijn volk." „En de zogenaamde Varoa-ziekte is ook een groot probleem. Het zijn beestjes die lijken op de krab, maar die de grootte hebben van een spel denknop. Om die beestjes te. verdelgen moeten de imkers bestrijdingsmiddelen gebruiken, maar dat is eigenlijk tegen hun natuur. Dus vaak gaat zo'n bijenvolk eraan. „En dan nog wat. Steeds minder mensen heb ben zin om bijen te houden omdat het zo'n ar beidsintensief karwei is. Maar ach, of de suiker nu één gulden twintig kost of twee gulden, wie kijkt daar nu nog naar?" Graveland kan zich de eerste kennismaking met een zwerm bijen nog goed herinneren. „Ne gentien jaar geleden kwam ik thuis van mijn werk toen ik op een boom tegenover mijn huis ineens een donkere plek zag. Dat bleek dus een zwerm bijen te zijn. Ik heb een wintermuts opgezet en paar handschoenen aangedaan en zo heb ik die zwerm in een prullenbak gekregen. Die dekte ik af met een gordijntje." „De volgende dag ben ik met die bijen naar het heempark in Leiden getogen om ze cadeau te doen. Het toeval wilde dat die mensen daar net weg waren. Hun jaarlijkse dagje uit. Ik belde Jan van der Blom, een ervaren imker. Het eind van het liedje was dat ik met een oude korf naar huis ging. Jan had me aangeraden om die zwerm daarin te doen. Ik vond dat een bedenkelijk ad vies. Die heeft zeker aandelen in een bepaald zie kenhuis, dacht ik. Maar het is me uiteindelijk toch gelukt. Ik heb maar één steek opgelopen. Kijk, bijen, dat blijft natuurlijk de wilde natuur. Als je een slechte koningin hebt, krijg je van die kamikazebijen. Daarom is het de kunst om een goede koningin te krijgen. En dan zijn bijen best handelbaar. Maar als je hun territorium binnen komt, blijven ze waakzaam. Dat doen wij ook. Als je ineens een vreemde ziet lopen in je tuin, denk je ook: 'Hé, wat doet die vent hier?!' Herman van Amsterdam: kind van De Engel 'Het is een nogal ongelukkige constructie De Langegracht staat op de vierde plaats in de Leidse ongelukken-top- 10. Het kruispunt met de Korte Mare draagt daaraan een klein steentje bij. Het verkeerslicht wordt niet door iedereen opgemerkt, wat tot veel irritatie leidt. De automobilist die vanuit de Korte Mare de Langegracht wil opdraaien, moet eerst een aantal obstakels overwin nen. Allereerst zijn daar de voetgangers en de fietsers, die zich vanuit beide rich tingen voorlangs haasten. Met name van de rechterkant duiken ze soms onver wacht op. De zijkant van het gebouw op de hoek ontneemt de bestuurder het zicht, en het zijn vooral de Digros-klan- ten die het zich permitteren om van de verkeerde weghelft gebruik te maken. Veel weggebruikers proberen de horde dan ook snel te nemen, en komen ver volgens tot de conclusie dat een mooie rustplaats ontbreekt. Zo staan zij daar midden op het voet- en fietspad, wach tend tot de rook op de Langegracht is opgetrokken. En opeens, wonder boven wonder, is er genoeg ruimte om de Langegracht op te glippen. De auto's links stoppen voor het verkeerslicht, maar lijken de bestuurder keurig voor te laten gaan. Waarna hij, na de bocht, tot zijn grote schrik een aantal voetgangers de stuipen op het lijf jaagt. Het verkeerslicht voor de oversteek staat op groen, en de automobilist rijdt door het rode licht, dat vanaf de Korte Mare niet te zien was. Vaak zonder dat hij het weet. „Het is een nogal ongelukkige construc tie", meent K. de Vries, verkeersspecia- list van de Leidse politie. „Het is een bij zonder korte hoek, en de verkeerslichten staan alleen in de rijrichting van de Lan gegracht opgesteld." Dat het niet tot veel calamiteiten leidt, is volgens hem te danken aan het zebrapad en het feit dat 'de meeste mensen het wel weten'. Het aantal aanrijdingen op het kruispunt daalde van negen stuks in 1994 tot drie in 1995, en dat is opmerkelijk. Vindt ook De Vries: „Want in de ver keerssituatie heeft geen wijziging plaats gevonden." Hij denkt daarom dat het iets met de verkeerslichten te maken heeft. „Die zijn in ongeveer dezelfde pe riode minder vaak op het oranje knip perlicht omgezet." Toch zou plaatsing van een 'verschijnlicht' geen overbodige luxe zijn. Het vierkante groene kastje kan de weggebruiker attent maken op de overstekende voetgangers. „Daar hangt wel een prijskaartje voor de gemeente aan", zegt De Vries, „Maar waar een wil is, is een weg." De Vries stelt dat het knooppunt Klok- poort, waar de Langegracht het verleng de van de Pelikaanstraat kruist, de mees te ongevallen op de Langegracht voor zijn rekening neemt. De verkeerslichten worden regelmatig genegeerd, en dat maakt het volgens de verkeersexpert een 'zwaar kruispunt'. Dat kan niet van de uitrit van het politiebureau aan de Lan gegracht worden gezegd. Ook agenten maken wel eens brokken, maar daar is het systeem inmiddels op aangepast. „Het opengaan van het hek wordt nu automatisch geregeld, en daardoor kan op de binnenplaats geen vaart meer worden gemaakt", zegt De Vries. Vroeger leidde een al te haastige politie wagen vaker tot gênante situaties, maar De Vries heeft zich persoonlijk met de zaak bemoeid. „Want wij worden daar toch extra op afgerekend." De kruising Korte Mare/Langegracht. De combinatie van voetgangers, fietsers en slecht De meeste ongelukken op de Langegracht gebeuren hier, bij het 'knooppunt Klokpoort'. uitzicht maakt de toegang tot de Langegracht voor automobilisten lastig. fotos henk bouwman Herman van Amsterdam. Pleitbezorger bij uitstek van de Bollenstreek. foto dickhogewoninc journalist drie maanden met die Neder landse expeditie meegeweest naar de Mount Everest. De onderneming mislukte door naijver en gekonkel. Voor mij perfect, want om de beurt deden de leden van de expeditie in mijn tent in het basiskamp hun beklag over de gang van zaken; spreekver bod of geen spreekverbod. Verhalen om van te smullen natuurlijk. Heel Nederland ge noot mee. Daar moet ik nog altijd een keer een boek over schrijven. Over wat er nu precies is misgegaan daar op die flanken van de Himalaya." Hij had het gemakkelijk bij het AD tot aan zijn pensioen kunnen uithouden, maar koos er zes jaar geleden voor voortaan zijn eigen bollen te pellen, om in termen van de streek te spreken. „Collega's verklaarden me voor gek. Ik had het mooiste baantje van de krant. Maar voor mij was de uitda ging er wel vanaf. Ik wilde wat nieuws waar ik mijn energie in kwijt kon. Het leven is kort en ik voelde dat de tijd rijp was om iets anders te gaan doen. Ik heb een groot feest gegeven voor collega's, familie en vrienden en een streep onder de journalistiek gezet. Na 25 jaar werken voor een ander was ik opeens eigen baas." Hij was overal geweest - van Rusland tot Amerika en van IJsland tot China - en van de ene op de andere dag terug bij af, terug in de streek waar zijn wortels naast de tulp, hyacint en krokus diep in het zand staken. „Tja, de Bollenstreek. Prachtig land, dat he laas stukje bij beetje naar de knoppen gaat. Alleen daarom is het al belangrijk dat de ge schiedenis ervan wordt opgetekend. Het is een uniek gebied, dat natuurlijk nooit ver- kwanseld mag worden aan huizenbouw. Gelukkig zie ik nu een kentering komen. Of ik daar met mijn boeken een bijdrage aan lever? Misschien een beetje. Ja, je kan mij gerust een promotor van de streek noemen. Aan de andere kant probeer ik er uiteraard een boterham aan te verdienen. Ik ben niet roomser dan de paus. Boeken die niet ver kopen, brengen geen brood op de plank. En ik verdien er een aardige boterham aan." Omdat geschiedschrijving - of dat nu is toe gespitst op bollenschuren, leefomstandig heden of de oorlogstijd - vrij taaie kost is. bedient Van Amsterdam zich zoals gezegd vaak van de anekdote. „Ik heb met duizen den mensen gesprekken gevoerd en die ver telden zonder uitzondering prachtige ver halen. Maar ik heb ook weken in kille kel ders en archieven gezeten om materiaal op te spitten. Heerlijk werk trouwens. Het stre ven is inderdaad om de feiten zo te brengen dat ze gaan leven. Dat er een beeld ontstaat van een tijdvak waarin bijvoorbeeld een meisje uit Lisse absoluut niet trouwde met een jongen uit Sassenheim. Dat er een beeld ontstaat van mensen. Van hun leef- en werkomstandigheden. Niemand is toch gediend met een gortdroge aaneenschake ling van getallen, nummers en feiten." Hij had het eerder al even over een soapse rie met de Bollenstreek als uitgangspunt. Waarom zit er trouwens onder die 35 publi caties van hem niet één roman? Een fictief verhaal over de onmogelijke liefde lussen de dochter van een rijke bollenbaron en de zoon van een arme landarbeider? Een story over intrige en achterklap op de geestgron den, over gewenste en ongewenste intimi teiten in de bollenschuur, over de rol van de pastoor in het ene dorp en die van de bur gemeester in het aanpalende gehucht? „Mmmmh",* haalt hij zijn hand door zijn grijze, inmiddels wat uitdunnende haardos, „ik heb met dat idee wel eens gespeeld, nu je het zegt. Ja, de stof is aan alle kanten voor handen, dat zeker. Misschien als ik nog eens in wat rustiger vaarwater kom. Ik heb nu nog te veel drang om dingen te doen, zoals bijvoorbeeld die tulip-show hier in Voorhout. Maar wie weet, komt het nog .eens tot een echte streekroman. Zou mooi passen in het rijtje." Imker Dick Graveland: „Een veel groter gevaar zie ik in de groeimiddelen die worden gebruikt." foto hielco kuipers

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 9