jé ATLANTIKWALL C3 een monument van de angst Belastinggezien TT ZATERDAG 3 ME11997 Een belangrijk verschil tussen onze woorden en ons geld is dat we bij een tekort gewoon nieuwe woorder bijmaken. Met geld gaat dat niet. Niet legaal tenminste. Maar nieuwe woorden maken, dat mag. Dat doer we dan ook allemaal, dagelijks. We knopen er gewoon twee aan elkaar vast, en hup, daar hebben we al eer nieuw woord. Moeilijk is het niet; iedereen kan het. Hoe noemen we die jas met die inktvlek? Dat is je inktjas. Of het meisje dat iedere dag aan de overkant van de straat bij de brievenbus op haar vriendje staat te wachten? Dikke kans dat we haar al gauw het brievenbussenmeisje gaai noemen. Op die manier overtreffen we zelfs het dikste woordenboek. Zelf nieuwe woorden maken is niet moei lijk. Het kan op veel manieren, en meestal doen we het goed. En goed is in dit verband: zo, dat het niet opvalt. De inktjas en het brievenbussenmeisje kunnen in een bepaalde situatie volkomen natuurlijk zijn. Waarschijnlijk beseft de spreker niet eens dat hij een nieuw woord gemaakt heeft. En degene tegen wie hij sprak, hoorde ook niets bijzonders. Dat is de ideale toestand. Taal op z'n best is net als een paar goeie schoenen: je merkt er weinig van. Ondertussen kan de uitvinder van het brievenbussenmeisje natuurlijk niet zo maar tegen iedereen over haar beginnen, li ieder geval niet door haar 'het brievenbus senmeisje' te noemen. Het gebruik van zo'i woord vergt kennis van de situatie. Een vreemde zal allicht vragen wie hij daarmee bedoelt. Dat doet onze uitvinder dan ook niet. Hij houdt wel in de gaten, waarschijn lijk onbewust, tegenover wie hij zo'n woord wel en niet kan gebruiken. Dat komt doordat maar weinigen precies die situatie kennen. Gaat het om algemeen bekende situaties, dan kun je een nieuw woord meteen voor een groter publiek ger bruiken. Als de plannen doorgaan om ou dere leraren uren en geld af te pakken, we hebben het dus over hun 'demotie', dan kan er in de Tweede Kamer over de 'demo- tiewet' gesproken worden. Als de wet wordi aapgenomen (ik hoop van niet), volgt de uitvoeringervan: de 'demotie-operatie'. En wie dat met zorg tegemoet ziet, heeft al eer 'demotievoorgevoel'. Als die demotie er komt, zullen de samenstellingen met het woord 'demotie' er ook komen. En iedereei zal ze meteen begrijpen. Samenstellingen als 'milieuvriendelijk', 'kansarm' of'vluchtgevaarlijk' zijn, niet eens zo lang geleden, opgedoken en ieder een kon meteen begrijpen wat ermee be doeld wordt. In het begin is er meestal ie mand die moppert: 'Ho ho, dat woord staal niet in het woordenboek, dus het bestaat niet'. Maar daar stoort niemand zich aan, terecht, en een paar jaar later staat het dan toch in de woordenboeken. Kort geleden las ik in de krant over 'voetbal gerelateerd geweld'. Fraai is het niet, maar we kunnen het zonder probleem begrijpen Het zit net zo in elkaar als 'milieuvriende lijk' en 'kansarm'. Dat laatste is wel van belang. Dat een nieuv woord net zo in elkaar zit als reeds bekendt woorden. Het is dankzij kansarm, vluchtge vaarlijk en milieuvriendelijk (en soortgeno ten), dat we het nieuwe 'voetbalgerelateerd meteen begrijpen. Het brievenbussenmeis je, het woord bedoel ik, is net zo gebouwd als bijvoorbeeld schoolplein of bloemen meisje. Het is pas bij nieuwe woorden die niét ge vormd zijn volgens een bekend systeem, dat we gaan sputteren. Zulke woorden dui ken ook af en toe op. Waarschijnlijk afkom stig van iemand met een gebrekkig taalge voel. Een voorbeeld uit een advertentie. He ging over auto's van de zaak, die ook privé gebruikt werden. Daar stond toen: 'Dit pri- végebruik geldt belastinggezien als inko men'. Het woord 'belastinggezien' is nieuw, en taalgezien een misbaksel. Niet omdat het zo eenvoudig beter gezegd had kunnen worden met 'fiscaal' of 'voor de belasting' Dat is wel waar, maar niet aan de orde. Een nieuw woord is nooit af te keuren omdat ei al een ander woord bestaat. Wel is een nieuw woord af te keuren omdat het niet aansluit bij onze bestaande woorden. En dat is het geval met 'belastinggezien'. Als wij woorden hadden gehad la onder- wijsgezien, kindgezien, stijlgezien, of geldgedacht, werkgeredeneerd,Tsja, maar die woorden bestaan niet, en precies om dezelfde reden. Een troost: juist omdat het woord niet past zal het ook wel niks worden. Ik voorspel da je er binnenkort nooit meer van hoort. JOOP VAN DER HORST universitair docent Nederlands em staat nog helder voor de I geest hoe een hele groep arbei- ders beneveld raakte bij het werk aan de Atlantikwall. „Tegen Kerstmis waren veel arbeiders aan het werk, toen er plotseling een vat aanspoelde. Daarin bleek wijn te zitten. Binnen de kortste keren was de hele meute laveloos. Ze konden niet meer op hun benen staan en moesten met een ver huiswagen van de firma Beuk worden afge voerd. En allemaal maar lallen: 'Willemientje heeft ons een vat wijn gestuurd'. De politie kreeg opdracht de rest van de wijn in beslag te nemen. Twee agenten hebben het spul wat verdund door erin te plassen, voordat de wijn werd overgedragen aan de Grenzaufsichtstel- ledienst, de douane dus. Die heeft er lekker van gedronken. Dik vijftig jaar na datum twinkelen de ogen van G. Slats, in de oorlog werkzaam als admi nistratief beambte van de politie in Noord- wijk, nog altijd als hij verhaalt van dat voor val. Het is een van de weinige humoristische anekdotes, want verder vielen er maar bitter weinig leuke dingen te beleven bij de aanleg van de wal. Hoewel sommige Nederlandse aannemers wel in hun vuistje gelachen zullen hebben, omdat die volgens Slats dik verdien den aan de bouw van de bunkers. Grauw „Men zou zich thans in Nederland voelen als in vollen vredestijd, wanneer men niet overal op straat het veldgrijs van de Duitsche weer macht zou zien, wanneer niet langs de gehele kust, waar eens de bonte kleuren van een vrolijk strandleeven regeerden, thans de grauwe kleur van reusachtige versterkings- werken te zien zou zijn die elk civiel leven uitsluiten. Langs de kust vindt men de zwaar ste en vérdragendste stukken geschut inge bouwd in moderne pantserkoepels op reus achtige betonnen kazematten waarvan de ca mouflage zich telkens zoo natuurlijk bij het terrein aanpast dat zij zelfs, wanneer men er vlak voor staat, voor het meest geoefende oog niet te zien zijn." In deze ronkende bewoordingen beschreef een correspondent van een Duits dagblad in 1942 zijn kennismaking met de Aüantikwall. „Ik ben de grootste fortenbouwer van alle tij den", schreeuwde Hitier. „Ik heb de Westwall gebouwd en de Atlantikwall." Begin 1942 gaf hij het bevel tot aanleg van een uitgebreid vestingssysteem langs de gehele Atlantische Kust en de kusten van het Kanaal en de Noordzee, een systeem dat, Denemarken en Noorwegen niet meegerekend, een lengte heeft van 2.700 kilometer. Met de bouw ervan werd de Organisation Todt (OT) belast, die na de dood van archi tect Fritz Todt werd geleid door Hitiers eigen bouwmeester: Albert Speer. De OT, die grote projecten als de aanleg van de Duitse auto wegen en de Westwall had uitgevoerd, had de allergrootste moeite om in Europa ar beidskrachten te krijgen voor de bouw van de Atlantikwall. „Een rijk reservoir vormden echter Holland en België", zo schrijft Rudi Rolf in zijn boek 'Vestingwerken in West-Eu ropa'. „De Franse arbeiders wilden pas mee werken als ze in het weekend per fiets hun woonplaats weer konden bereiken. Het wer ken met Hollandse firma's verliep echter zo goed als vlekkeloos. In tegenstelling tot in alle andere OT-eenheden in het westen van Eu ropa, waren er in Holland het laagste aantal Duitse arbeiders in dienst. Rondom de jaar wisseling 1943-1944 waren er op 1 Duitser driehonderd Nederlandse arbeiders werk zaam. Er bestonden zelfs bouwplaatsen waar geen Duitser aanwezig was." De bewaking van constructies en het toe zicht op het werk werd bij voorkeur toever trouwd aan Duitsers. Maar et zijn gegevens waaruit blijkt dat er ook wat dit betreft van Duitse zijde groot vertrouwen in de Neder landers was. De buitenlandse werknemers kregen vaak geen inzicht in militaire gehei men. Alleen Rijksduitsers hadden toegang tot deze informatie. Bij Hollanders lag dat an ders. Uit Duitse rapporten komt volgens Rudi Rolf, sterk naar voren dat de Nederlandse bouwwereld zich „coöperatief en weinig re calcitrant opstelde". Wehrmacht-aannemers Ook in de kustplaatsen in de regio was dat het geval. De voormalige politiebeambte Slats windt daar geen doekjes om. „Er waren bijvoorbeeld talloze niet-Noordwijkse Neder landse aannemers die werkten voor de Welir- macht, ja. Die noemden ze hier 'Wehrmacht- aannemers.' Ik heb hier een hele lijst van die aannemers. Veel Nederlandse bouwvakkers hebben meegewerkt aan de bouw van de At lantikwall. De meesten moesten wel. Als ze het niet deden en niet in een bedrijf van vi taal belang werkten, werden ze te werk ge steld in Duitsland. Over het algemeen werd er door die Nederlandse bouwvakkers niet al te hard gewerkt. Om zijn mensen op te jagen, b,edreigde zo'n aannemer zijn personeel nogal eens met tewerkstelling in Duitsland. Die bouwvakkers verdienden wel goed, ge loof ik. Ze waren dan ook gretig om mee te werken. Maar in wezen was dit toch slavenar beid. Ze konden immers niet anders. De aan nemers hebben vooral veel geld aan het bou wen van bunkers verdiend. Sommigen ver dacht ik ervan dat ze voor de bouw van de Atlantikwall nooit aannemer waren geweest. Als administratief ambtenaar bij de politie had ik veel contact met de Ortskommandan- tur. Ik kon me goed redden in het Duits. Op Beeld van de 'muur' in de duinen tussen Katwijk en Wassenaar. foto archief Nog steeds loert grimmig beton vanuit smalle oogspleten naar Engeland. Nog steeds laat Duitsland zijn verweerde tanden zien. Bunkers aan de Nederlandse Noordzeekust: talloze zijn er opgeblazen of onder zand begraven, maar een groot deel ervan staat nog pal overeind. In Den Haag zijn ze reeds in de adelstand van Monumentenzorg verheven, maar ook de bunkers elders langs de kust maken deel uit van de zogenaamde Atlantikwall, een immense verdedigingslinie van de Spaanse grens tot aan de Noordkaap. Een muur die de Duitsers tijdens de bezetting moest beschermen tegen aanvallen vanuit zee. In de zomer van 1942 werd met de bouw ervan begonnen. Organisation Todt, onder leiding van Derde Rijk- firchitect Albert Speer, zette meer dan 50.000 man in voor de aanleg van dit vestingiverk, dat driehonderd kilometer langer is dan de Chinese Muur. Bij de nadering van vijf mei een terugblik op de on tstaansgescli ieden is. Bunker in de Atlantikwall. foto spaarnestad archief een dag kwam ik op de Ortskommandantur een aannemer tegen die wel heel opvallend stroop aan het smeren was. Hij klakte met zijn hakken en bracht de Hitlergroet. Veel Duitsers hadden daar minachting voor. Die Duitse commandant lustte dat gedrag toen ook niet. Tegen mij zei hij beleefd: 'Gaat u zitten'. En die aannemer liet hij staan." „Veldmaarschalk Rommel is hier nog ge weest om de Atlantikwall te inspecteren. De versterkingen bij de Langevelderslag werden door hem afgekeurd", herinnert Slats zich. ,,Er zijn hier na de oorlog trouwens al enorm veel bunkers weggehaald. De grootste, waar in zwaar scheepsgeschut stond, zijn begra ven. Men groef het duin af en liet die bunkers er zo inkukelen. Sommigen waren wel zo groot als kerken. Maar ook veel kleine blin kertjes van baksteen zijn afgebroken. Men had in die tijd enorm veel behoefte aan bouwmateriaal voor de wederopbouw." Hitler Het ontwerpen van de bunkers was een taak voor de Kriegsmarine, het landleger en de luchtmacht. Tussen die Kriegsmarine en het landleger bestonden er nogal wat controver sen. Het gewone leger koos voor bunkers die niet meteen met het blote oog te zien waren. De Kriegsmarine daarentegen, die belast was met het inrichten van kustbatterijen, hield wel van enig krijgszuchtig vertoon. „Men kan zich niet aan de indruk onttrekken", zo schreven critici, „dat de Marine bij al haar maatregelen denkt zich aan boord van een oorlogsschip op hoge zee te bevinden." Adolf Hitier heeft zich hoogstpersoonlijk bemoeid met het ontwerpen van de bunkers. „Zijn bemoeienissen met de landsverdedi ging en de vestingbouw zijn ingrijpend ge weest", zo schrijft Rudi Rolf. „Zijn algemene belangstelling voor technische details en technische oplossingen strekten zich ook uit tot het terrein van de vestingbouwkunst. Daarbij schijnt zijn bedrevenheid met pot lood en papier frequent tot uitdrukking te zijn gekomen en op vele toeschouwers in druk gemaakt te hebben. Met name het ge mak waarmee hij middels schetsen ontwer pen ten overstaan van anderen kon visualise ren, heeft geleid tot de mening dat Hitier ook de ontwerper van de bekende Westwall- en Atlantikwailbunkers is geweest. Halve dagen kon hij met officieren discussiëren over de doelmatigheid van schietgaten, over de aan leg van een bunkeringang en over de sterkte en dikte van wanden en plafond. Derde Rijk-architect Albert Speer noteert in zijn 'Herinneringen': „De verdedigingswer ken werden door Hitler tot in de details ge pland, hij ontwierp zelf aparte bunkertypen, meestal 's nachts. Ze waren schetsmatig maar precies uitgevoerd. Niet geplaagd door enige zelfkritiek placht Hitier op te merken dat zijn ontwerpen op ideale wijze aan alle behoeften van de frontsoldaten tegemoet kwamen. Bijna zonder er iets aan te verande ren werden ze dan ook goedgekeurd en uit gevoerd." Vlammenwerper In 'Denkschrift Zur Frage Unseres Festungs- anlagen' heeft Hitier op 1 januari 1938 reeds zijn ideeën over bunkers en andere vesting werken vastgelegd. Vanuit zijn roofslot in Berchtesgaden schreef hij: „Het is niet het doel van een vestingwerk een zeker aantal soldaten onder alle omstandigheden het be houd van hun leven te garanderen, nee, een vestingwerk moet het behoud van hun strijd kracht veilig stellen. Deze alleen moet zo veel mogelijk verzekerd en daarmee behouden blijven. Vestingwerken mogen geen dekking zijn voor soldaten die niet willen vechten. Bij alle overwegingen moet altijd voorop blijven staan dat de enige en laatste afweerkracht ligt in de soldaat zelf, die met vlammenwerper, handgranaat of machinegeweer de aanval van de vijand afslaat en hem in zijn eigen bloed doet stikken." Hitier zwoor bij een wapen als de vlam menwerper. Daarmee zou de vijand vanuit de bunker onherstelbare schade kunnen worden toegebracht. Het gebruik ervan was door de brandstof dan misschien wel gevaar lijk, maar aan alle wapens kleefde een risico. Er was wel eens een ernstig ongeluk mee ge beurd, maar dat kwam doordat officieren de brandstof hadden gebruikt om er koffie mee te zetten. De dictator was een groot voorstander van het graven van onderaardse gangen tussen de verschillende bunkers. „Elke officier weet hoe moeilijk het voor een jonge soldaat is om zijn weg te vinden op onbekend en duister, terrein. Door het graven van gangen kan dat worden voorkomen. De officieren kunnen op hun beurt via die gangen hun manschappen bezoeken. Soldaten willen niet alleen maar wéten dat hun superieur achter hen staat, nee, ze willen hem ook zien." Details De uitvoering en inrichting van de bunker werd door Hitler tot in de kleinste details on der de loep genomen. „Het zekerste afweer middel tegen een gasaanval is en blijft een gasaanval van onze kant. Maar een sluis kan helpen. De gassluis heeft echter dan pas zin als hij zo weinig mogelijk wordt gebruikt en er een luchtverversing binnen aanwezig is. De gasaanval noopt mij ertoe een apart woord te wijden aan de latrines. De sluizen verdragen niet het doorlaten van mannen die hun natuurlijke behoefte moeten doen. Voor al jonge mannen, die voor de eerste keer bij een grote strijd worden ingezet, hebben vaak last van diarrhee." Met andere woorden: die deden het van angst in hun broek. Wie de versteende mo menten van Hitiers acocalyps ziet staan, kan zich dat misschien enigszins voorstellen. Slats kan dat in elk geval wel. „Ik ben eivan overtuigd dat de Duitsers tegen het eind van de oorlog, als de Engelsen aan land zouden komen, geen schot hadden gelost vanuit hun bunkers. Er lag hier een grote marine-een heid en die mensen waren de oorlog zo beu. Die hoorden dag en nacht de eentonige dreun van bommenwerpers die naar Duits land koersten. Die dachten aan him vrouwen en kinderen. Willem Baalbergen, die in het verzet zat, bracht hen gewoon de verzets- krant. En als die krant niet gauw kwam, haal den ze die zelf." archief Drganisation Todt: belast met de bouw. foto spaarnestad

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 41