jl 1 a Kruistocht van bejaarde ridders Vol trots noemen ze zich adders. Ridders van Floris de Vijfde, de in Leiden geboren yaafdie Holland zeven mwen geleden groot wilde naken en die daartoe het ■waard op de schouders van «el eenvoudige kerels liet leerkomen. Hij hield er de ijnaam 'derkeerlen God' aan wer. Tegenwoordig ridderen de kerels' elkaar in een sjiek ■estaurant aan de Lek. In vol imaat. Aan de vooravond van Ie lintjesregen een verhaal over Ie oudste ridderorde van Moederland: de Orde van St. Jacob. root' hoeven ze Holland niet meer te maken. Wel zien de 26 ridders van 's lands oud ste ridderorde redenen genoeg voor een kruistocht. Zonder zwaarden en paarden, puur verbaal. De toch al zo 'armzalige' Ne derlandse cultuur mag niet verder vervlakken in het verenigde Europa, vinden ze. Ook wil len ze graag wat meer waardering voor Floris de Vijfde kweken. ,,Het is toch gek dat zelfs volkszangers hun eigen standbeeld hebben, maar de grondleg ger van het moderne Holland niet", zegt Oegstgeestenaar Edgar Allan Ates (66), die als grootmeester aan het hoofd staat van de Sou- vereine Orde van St. Jacob in Holland. De geschiedenis van de orde gaat terug naar de tijd dat Floris V nieuwe ridders nodig had. Oorlogen in Friesland en Zeeland en epidemieën hadden flink huisgehouden on der de bestaande manschappen. En er was veel werk aan de winkel. Inpolderingen, tol heffingen, de invoering van stadsrechten: noem maar op. Dus ridderde Floris ook de gewone man. Na de ridderslag hing Floris hem een schelp enketting om met de beeldtenis van de door hem zo bewonderde St. Jacob, beter bekend als Jacobus, de apostel die door Europa trok om te prediken. De ketting zou de Orde, eeuwen later, de naam bezorgen. Al vraagt een enkele histori cus zich wel eens af of het om dezelfde orde gaat. De leden trekken zich er weinig van aan. Ze beschouwen Floris als hun eerste grootmeester en prijzen onvermoeibaar diens verdiensten voor het vaderland. Weten we bijvoorbeeld dat de waterschappen en dijkgraven uit zijn koker komen? In naam van de graaf wil de Orde ook graag blijven wat ze is: een historische club, met histori sche gebruiken. Vereerd Anno 1997 zijn de ridders veelal zestigers en zeventigers. Ze hebben vaak al een arbeid zaam leven achter de rug en zien het ridder schap als een kroon op hun werk. Aldus grootmeester Ates. „Men is soms zó vereerd en men heeft zó het gevoel dat men gewaar deerd wordt, dat men zich anders opstelt. Eerlijker, oprechter. „Logisch ook", vindt Ates. „Want wij staan ergens voor. We hebben een devotie voor Floris of St. Jacob, we delen een bijzondere belangstelling voor de Nederlandse geschie denis en we hebben iets gedaan voor de Ne derlandse cultuur of liefdadigheid. De Oegstgeestenaar had jarenlang een tandartsenpraktijk in Amsterdam, maar houdt nu als grootmeester de 'club' in stand. Hij regelt de zaakjes en zoekt mensen, die het voortbestaan van de Orde moeten veiligstel len. Hij doet dat samen met de twee andere bestuurs- of kapittelleden. Te weten: M(ari- nus) A.G.M. Van Aalst (61), die als comman deur de rechterhand van de grootmeester is, en kapittelridder A(rnoldus) G.M. Smits (63). De oud-stedebouwkundige en ex-onder- wijzer liepen in de jaren tachtig verschillende pelgrimstochten naar Santiago de Composte- la, in het noordwesten van Spanje. Ates: „Rond 840, in de tijd dat de Moren na Spanje en Portugal, ook de rest van Europa dreigden in te nemen, verscheen daar St. Jacob. Hij kwam uit de hemel, droeg witte kleren, zat op een wit paard en ging, met getrokken zwaard, voor in de strijd tegen de Moren. Het leverde hem de bijnaam 'Matomoro' of Mo- rendoder op. En in 1198 ontstond, in Spanje, de orde van Sint Jacob met het zwaard." „De plek waar hij verschenen was, trok al snel honderdduizenden pelgrims per jaar", kijkt Smits terug. „Zij vormden een levende buffer tegen de uit het zuiden oprukkende moslims, die anders misschien wel heel Eu ropa in handen hadden gekregen." Na de reformatie kwamen er vanuit West- Europa nog maar nauwelijks bedevaartgan gers naar Santiago. In 1984, het jaar dat Smits voor het eerst de 2500 km lange tocht liep, was hij een van de tien geregistreerde pel grims: „Det was nog echt afzien. Want in die jaren was er langs de weg geen opvang voor pelgrims geregeld." Toen de grootmeester Smits en Van Aalst vol bezieling op de NCRV-televisie zag pra ten, wist hij: zij zijn de orde waardig. Dat duo wil afzien voor hun devotie voor St. Jacob. Uit liefde. Niet uit berekening. „Want", zo benadrukt Ates. „De orde is er niet voor lieden die alleen wat goeds doen om in de orde te ko- Als we dat mer ken, is het snel beke ken. We mikken trouwens ook op verscheidenheid, met leden die iets groots en leden die iets kleiners heb ben gedaan." Ridder Ran Eikelenboom verrichtte iets groots. De 76-jarige Wassenaarder werd 'op genomen' nadat hij tien jaar geleden een se rie altaarstukken had opgekocht en terugge geven aan een kerkje in het Engelse Stow- langtoft, waaruit ze eind jaren '70 waren ge stolen. Hoeveel geld hij neertelde voor de unieke vijftiende-eeuwse stukken, wil hij nog steeds niet zeggen. Hij laat het erbij dat zijn moeder toch wat bezorgd reageerde toen ze het bedrag hoorde. „Ach, dan eten we maar wat minder vlees", antwoordde de handels reiziger laconiek. Waarom hij in actie kwam? „Om wat terug te doen voor onze bevrijders uit de Tweede Wereldoorlog." Zijn nobele daad leverde Eikelenboom veel publiciteit op. In Nederland en in Engeland, waar de orde ook zeven leden telt. De meeste overzeese leden doen weinig. Maar ridder D. St. Pierre, de toenmalige bisschop van de Old Roman Catholic Church, gaf de grootmeester een seintje toen hij de Wassenaarder bezig zag. 'Die moeten we erbij hebben', was zijn boodschap. Ran is een man die goed doet, maar daar niet mee pronkt. Hij is miljonair, maar loopt toch met rafels aan zijn jas en zit er niet mee dat hij 'de clochard van Wassenaar' wordt ge noemd. Zo'n man is echt een aanwinst, oor deelde de Orde. Ran had er nog nooit van ge hoord, maar vond het 'wel leuk' om de club te versterken. Respect Een adellijke titel zit niet meer vast aan het ridderschap, maar in een folder meldt de Or de dat 'de titel ridder' een 'hogere burgertitel' is. „En dat geniet enig respect, omdat men weet dat achter deze titel een bijzondere ver dienste schuil gaat of een grote maatschap pelijke inzet." Het lukt de grootmeester niet altijd om kandidaten dat te laten inzien. Neem de Lim burgse zakenman die, geheel belangeloos, miljoenen op tafel legde voor de restauratie van monumenten. Ates wilde hem graag bij de Orde hebben en reisde af naar het Zuiden: „Het werd niks. Hij had echt het idee dat we hem geld uit de zak kwamen kloppen. Er zijn ook nogal wat orden waar dat gebeurt. Waar je kapitalen moet betalen om lid te kunnen worden. Zo ken ik twee Maltezer orden, die zo'n 10.000 gulden entree vragen." De Orde van St. Jacob vraagt geen cent en tree of contributie, maar staat open voor vrij willige bijdragen. Voor zijn titel hoeft de rid der niets te betalen. Die titel kan ook nooit afgenomen worden. Ook niet wanneer de ridder door wangedrag uit de orde zou wor- Of dat ooit is gebeurd? De ridders betwijfe len het, gezien de strenge voorselectie en de proefperiode. Iedere ridder is eerst schild knaap geweest. Met een proeftijd van min stens zes maanden. In die periode bekijken de andere ridders of de schildknaap het rid derschap verdient. Vergeten kan hij die titel wanneer duidelijk wordt dat hij niet echt geïnteresseerd is, ter beschikking van de regering is geplaatst of al les in de orde wil omgooien. Ates: „We zitten niet te wachten op iemand die alles anders wil en alles beter zegt te weten." Regel is ook dat de leden van de Orde zich gedragen 'als broeders en zusters'. Voor standsverschillen is geen plaats. 'De leden vormen 'een broederschap. En dat betekent weer dat ze waardering en respect hebben voor elkaar, voor eikaars maatschappelijke inzet en onderneming'. Discussies künnen, als ze maar niet ont aarden in een conflict of scheuring. Dat bleek heel sterk bij de woordenwisselingen over kappa's, enkele jaren geleden. Het bestuur wilde de ridders bij officiële gelegenheden mantels laten dragen die los over de schou ders hangen. Menig ridder op kruistocht droeg dergelijke kappa's, die dan ook terug te vinden zijn bij veel middeleeuwse orden. Probleem was alleen, dat er in de stukken van de Jacobsorde nergens over de kappa's werd gerept. Grootmeester Ates had zijn voorganger, die tien jaar geleden overleed, wel eens horen praten over 'blauwe mantels': „Maar niemand had die ooit gezien." Ridder Ran Eikelenboom was direct tegen. Hij deed het voorstel af als 'poppenkast'. „Carnavalsgedoe van ridders met mantels. Daar doe ik niet aan mee." De Wassenaarder bleek niet te vermurwen en uiteindelijk be sloot de Orde de zaak te laten rusten: de mantels waren geen scheuring waard. „En", zo meldde kapit telridder Smits, „we zijn toch best goed herkenbaar met onze versierselen." Centraal staan, al eeuwen, achtpuntige Maltezer krui- zen niet schelpen voor alle ridders. Toen Nederland vorige eeuw een koninkijk werd, kwamen daar kroontjes boven. Rood gevoerde kroontjes voor de gewone ridders, een blauw gevoer tera 933 •laaijj Orde van St. Jacob wil meer waardering kweken voorFloris de Vijfde ZATERDAG 26 APRIL 1997 De daad die Ran Eikelenboom (r) de riddertitel bij de Orde van St. Jacob opleverde: de teruggave van gestolen, vijftiende eeuwse altaarstukken aan een Engelse priester. foto eigen foto Ridder R. Eikelenboom, temidden van het het kapittel van de orde van St. Jacob. Links kapittelridder G.M. Smits, rechts commandeur A.G.M. van Aalst (met sjerp). Zittend met de keten, grootmeester E.A. Ates: „Het is al mooi als we de orde in stand kunnen houden, met de bijbehorende histo rische gebruiken." foto hielco kuipers de kroon voor kapittelridders en een witge- voerde kroon voor de grootmeester. De com mandeur heeft bovendien een blauwe sjerp. En de grootmeester draagt een goudkleurige keten met de beeldtenis van St. Jacob, schel pen en letters die staan voor St. Jacob in Hol land. Om iedere verwarring te voorkomen met de Spaanse Orde van St. Jacob. Van het wapen van de Orde, het Maltezer kruis met vier schelpen, zijn maar twee authentieke exemplaren. Daarover is niet veel bekend. Ze zijn van vóór 1813, was het enige dat een zilversmid de ridders kon ver tellen. De ridders moesten in de loop der jaren de nodige nieuwe kruisjes laten maken. Van ver guld zilver. Op eigen kosten. Bijwerken doen de ridders hun kruizen zelf. Toen Smits ka pittelridder werd, pakte hij de kwast en verf de de voering van zijn kroontje blauw. De orde heeft nu eenmaal geen geld, geen bezittingen en geen directe invloed. Van Aalst: „Terwijl de Orde van het Maltezer Kruis alleen al zo'n 200 ziekenhuizen en een aantal ambulancediensten heeft. Hun groot meester is tevens kardinaal. Die kan direct contact opnemen met het Vaticaan. Wij heb ben niets in de melk te brokkelen, wij zijn onbeduidend. Zeker wanneer je het kwanti tatief bekijkt. Maar dat doet er niet toe." Ates: „We willen losstaan van maatschap pelijke, religieuze of politieke stromingen. Het is al mooi als we de Orde in stand kun- nen houden, met de bijbehorende histori sche gebruiken." Ook daarom is de jaarlijke ridderdag zo be langrijk. Die dag ziet er al eeuwen hetzelfde uit, zij het dat het decor wat moderner is ge worden: een zaaltje in het sjieke hotel-restau rant Belvedère in Schoonhoven. Een apart zaaltje, want bij de ridderslag en andere ge- wichte agenda-onderwerpen zijn pottenkij kers niet gewenst. Zelfs de echtgenotes moe ten dan even weg. De ridderslag is het hoogtepunt van de rid derdag. De ridder in spe knielt op een rood fluwelen kussen met gouden kwasten. De grootmeester vraagt hem vervolgens trouw te zweren aan de orde. Met de hand op de bij bel, niet omdat de orde religieus is maar om dat dat nu eenmaal gebruik is bij van oor sprong katholieke ridderorden. Met een 150 jaar oud, licht ceremoniezwaard geeft de grootmeester dan voorzichtige en korte sla gen op het hoofd en beide schouders. De nieuwe ridder kust het gevest van het zwaard en krijgt de versierselen omgehangen: het ridderkruis aan een zwart lint. De groot meester helpt hem overeind, omhelst hem, vraagt plechtig om applaus en overhandigt een gekalligrafeerd diploma. Vrouwen zijn welkom bij de Orde, maar kunnen geen Ridder worden. „Je kunt een vrouw op historische gronden nu eenmaal geen ridderslag geven", legt de grootmeester uit. „Mannen wel. Al is dat meteen de laatste ongewroken slag die ze incasseren." Eredame is het hoogst haalbare voor een wouw. Zij heeft in principe dezelfde rechten als een ridder en mag de ridderdagen bijwo nen. De enige eredame van de Orde doet dat ook en houdt daarbij het boek van de groot meester vast tijdens de ridderslag. Maar ze kan nooit een stem in het 'kapittel' krijgen. Verzinsel Volgens sommige historici is de orde een 'verzinsel'. En als Floris die al zou hebben ge sticht, dan zou de club van nu daar zeker geen rechtstreekse voortzetting van zijn. Dat 'misverstand' is volgens de ridders terug te voeren tot wat 'kinnesinne' in Floris' tijd. Ates: „Bij het slaan van de eerste twaalf rid ders, onder wie Gijsbrecht van Amstel, werd Floris nog bijgestaan door de bisschop van Utrecht, Jan van Nassau. De tweede lichting deed hij helemaal zelf en dat wekte grote be roering bij de adel." Die zag de nieuwkomers, uit niet-ridderlij- ke en niet-edele geslachten, als 'niet-legale' concurrenten en verweet Floris dat hij voor God speelde. Want zonder tussenkomst van God mocht toen niemand in de adelstand verheven worden. Die omstreden praktijken leverden Floris de bijnaam 'Der keerlen God' op. De nieuwe ridders werden schamper 'burgeradel' of'blikken adel' genoemd. Ates: „Doordat de geschiedschrijver uit die tijd, Melis Stoke, onze orde niet noemde, zeggen sommige historici dat die niet be stond. Maar, Melis Stoke werd door de con currentie betaald Bovendien had de Orde toen waarschijnlijk nog geen naam. Waar schijnlijk heette ze de Orde des Graven, zoals veel orden in die tijd heetten." De Orde kreeg de naam waarschijnlijk pas in de 15de eeuw. In 1551 werd ze voor het eerst genoemd, in Reygersbergs 'Croniek van Zeelandt'. „Ook daarom kunnen we met ze kerheid stellen dat we de oudste, overgeble ven ridderorde van Nederland zijn", zegt Ates. „Tijdens de reformatie moest alles wat katholiek was, ondergronds. Dus ook de Or de." De orde werd nadien 'buitengewoon onbe duidend', zoals een in 1744 verschenen over zicht van ridderorden vermeldt. Maar, ze bleef bestaan en scoorde door de eeuwen heen zo'n 60 vermeldingen in historische werken. Zo ook in het vorig jaar verschenen standaardwerk over Floris. 'Wi Florens', dat weer wat twijfels wegneemt. De historici die aan het boek meewerkten, vonden verschil lende aanwijzingen voor de stelling dat de graaf inderdaad een groep ridders om zich heen verzamelde uit niet-adellijke geslach ten. Ook kregen de ridders begin dit jaar een vi trine in het museum Genootschap Oud Rijnsburg, op nog geen steenworp afstand van het graf van Floris V. Teksten in de vitri ne leggen uit wat de Orde inhoudt. Er liggen ridderkruizen en oude boeken die de Orde noemen. In 't Loo, in het Museum van de Kanselarij der Nederlandse Orden', kreeg de Orde van St. Jacob in 1995 een plekje in de expositie. Bij de middeleeuwse ridderorden. En in het Muiderslot hangt sinds 1990 een gedenkpla- quette. Een borstbeeld was de ridders liever geweest, maar een korte bedelronde langs echt Hollandse bedrijven, leverde alleen een donatie op van Shell-Nederland. De ridders weten dan ook niet of hun grootste wensen ooit in vervulling kunnen gaan: een standbeeld en/of grafmonument van Floris V. Zo'n grafmonument zien ze het liefst bij het officiële graf van Floris. Ates: „Dat is nu nog een kale steen, die niemand kan vinden achter de kerk in Rijnsburg." Het standbeeld kan in veel Hollandse ste den komen. Ontwerpen zijn er echter nog niet gemaakt. De ridders concentreren zich voorlopig op minder grootse doelen. Zo schenkt Wassenaarder Eikelenboom nog wel eens wat aan een culturele instelling in zijn woonplaats en liet hij laatst nog een schilde rijtje in zijn kerk restaureren. Smits helpt pel grims die naar Santiago de Compostela gaan en doet, samen met Van Aalst, historisch on derzoek naar de Orde. Het Rijksarchief in Den -Haag hebben de ridders inmiddels doorgespit. Het leerde ze dat Willem 1 in 1814 bijna de Orde van St. Ja cob had 'gerenoveerd', teneinde er een ko ninklijke ridderorde van te maken. De katho lieke signatuur bleek uiteindelijk een te grote handicap en uiteindelijk koos Willem voor de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Mili taire Willemsorde. De Jacobsorde zette het woordje Souverein voor de naam: om duide lijk te maken dat er geen koning aan het hoofd staat. Oorkondes Hoewel de ridders steeds meer puzzelstukjes vinden, blijven ze vurig hopen een van de of ficiële oorkondes van de eerste orderidders te ontdekken. Dat zou iedere criticus de mond snoeren. Of die oorkondes nog ergens zijn, weten ze echter niet. Er zijn veel branden ge weest in de loop der eeuwen en ook de Duit sers gooiden roet in het eten. Door hun kam pen en kogels, verloren in de laatste oorlogs jaren twee grootmeesters het leven. Tot over maat van ramp nam de bezetter ook het complete archief van de Orde mee. Naar het waarom kan Smits alleen maar gissen: „De Duitsers hadden begrepen dat het een geheime ridderorde was, met oud- generaals en adellijke leden die het verzet steunden." Of dat waar was? Steun uw naas ten, is een van de regels van de orde. Maar ondertussen waren Floris' ridders ook zijn moordenaars.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 39