Patiënten lopen weg met therapie TT Verbeurten i afremmen, zodat ze hun energie verdelen." FOTO ARCHIEF Joggen tegen de depressie sterk in opmars bij de Riaggs et zonlicht valt uitbundig over I de atletiekbaan nabij de duinen als Frits van Dijk zijn Peugeot soepeitjes parkeert. In het clubgebouw van de atletiekvereniging stoten de hardlopers el kaar aan. „Dat was een jaar geleden niet denkbaar geweest", laat Sonja - wijzend op de bestuurder - weten.-Een instemmend ge- knik volgt. Frits werd een jaar geleden nog döor zijn vrouw afgezet bij de baan. Hij was als de dood om achter het stuur plaats te nemen. „Als ik de auto instapte, ging het me al duize len", vertelt hij wanneer hij eenmaal is aan geschoven. „Ik durf nu weer alleen de weg op. Dat was gewoon lange tijd ondenkbaar." Hij is op zoek naar een baan. De vrachtwa gen 'op', wat hij zo vaak deed, is er niet meer bij. „Nee, nooit meer. Sinds die ene dag." Zijn gedachten gaan terug naar de keer dat hij het plotsklaps niet meer aandurfde. „Ik stond voor m'n vrachtwagen en realiseerde me ineens dat een ongeluk nabij was. Ik dacht: zo'n wagen als deze staat i stil. Ik weet niet waarom ik dat op dat mo ment dacht, maar de angst zat er ineens in. Ik durfde niets meer. Niet meer in een vracht wagen, maar ook niet meer in een gewone personenauto." Van Dijk belandde bij de Riagg, het steun punt voor mensen met psychische en andere klachten. Snel vond hij ook zijn weg naar de speciale loopgroep van de instelling, waar mensen 'terecht komen' als praten onvol doende helpt. „En als ze hier eenmaal zijn geweest, dan héb je ze ook", vertelt LexThoen enthousiast. „Voor sommigen is de drempel naar deze speciale loopgroep zelfs te hoog. Maar wan neer ze die angst hebben overwonnen, vallen nog maar weinig deelnemers af. Thoen is atletiektrainer en werkt nu samen met sociaal-psychiatrisch verpleegkundige Anneke Vermond, die in 1990 het initiatief nam voor de Riagg-loopgroep. Een werk groepje van vier deskundigen had vastgesteld dat patiënten door lichamelijke problemen en een minimale conditie nogal angstig wa ren om naar een gewone sportclub te stap pen. Ook angsten, depressieve klachten of gevoelens van minderwaardigheid maakten de drempel naar het reguliere sportleven te hoog. 'Gezonde geest' „Terwijl buiten kijf staat dat lichaamsbewe ging uiterst effectief is om klachten te ver minderen", aldus Anneke Vermond. De mensen krijgen vaak een positiever beeld van zichzelf en kunnen de problemen beter aan. Eindelijk lukt er weer eens iets. „Het is het aloude idee van een gezonde geest in een ge- Tweemaal per week gaan mensen met psychische problemen de Haagse duinen in om te joggen. Ze hebben last van depressies of angsten en hopen er met de professionele looptraining weer bovenop te komen. Wat aanvankelijk een initiatief was van één van de Haagse Riaggs werd allengs een stedelijke activiteit. De resultaten bleken succesvol. Inmiddels hebben landelijk verschillende psychiatrische klinieken, dagcentra en 17 andere Riaggs waaronder de RiaggZuid-Kennemerland) de looptrainingen als aanvulling op hun therapeutische behandeling in hun programma opgenomen. zond lichaam", vult Lex Thoen aan. De duinen in. Lex Thoen heeft de woorden nog niet uitgesproken of de vier mannen en vier vrouwen in de groep zetten het op een lopen. Na de gezamenlijke warming-up op de atletiekbaan krijgt iedereen een afzonder lijk programma voorgeschoteld. „De een kan en wil meer dan de ander", had Thoen al ge zegd. „Ook zijn er soms grote leeftijdsver schillen. Belangrijk is dat we de mensen af remmen, zodat ze hun energie verdelen." Dennis de Jong moet het vandaag rustig aan doen. „Ik loop pas sinds drie weken", vertelt hij nog voor het eerste heuveltje in zicht komt. En eenmaal boven: „Maar het gaat al best lekker." Dennis blijkt vroeger een goede amateur voetballer te zijn geweest. Maar toen zijn ou ders overleden en zijn vriendin hem in de steek liet, ging het mis. Hij verloor zijn kan toorbaan en werd afgekeurd. Zowel geestelijk als lichamelijk ging het bergafwaarts. De 38- jarige moest door diepe dalen gaan alvorens hij bij het Riagg belandde. „Nu krijg ik de smaak weer te pakken. Ik voel me al wat be- De deelnemers in de loopgroep hebben heel uiteenlopende achtergronden. Ze heb ben last van fobieën, zijn mishandeld, heb ben een incestverleden of zijn suïcidaal. In elk geval geldt dat ze in behandeling zijn bij een van de Haagse Riaggs, zowel van de afde ling sociale psychiatrie als van de afdeling psychotherapie. In de informatie voor verwij - zers wordt gesproken over indicaties als: de pressieve klachten, hyperventilatie, psycho somatische problemen, sociale angsten en onzekerheden in de contactsfeer. De loopgroep bestaat steeds uit maximaal vijftien mensen. Ze kunnen het hele jaar door in- en uitstromen. Iemand kan maximaal een jaar deelnemen. „Want", stelt Vermond, „wij willen geen sportclub worden." De initiatief nemers hopen dat deelnemers na dat jaar de weg wel weten te vinden naar de gewone sportclubs. Of in elk geval weer wat vaker gaan bewegen. „Onlangs hebben een paar ex-patiënten deelgenomen aan de tien kilo meter van de City Pier City-loop", vertelt Thoen enthousiast. „Ja, op zulke momenten word je wel even stil. Dan staan wij intens te genieten." Deelname aan de loopgroep is min of meer een garantie op conditieverbetering. Thoen, de loopexpert: „Omdat de mensen vaak lang hebben stilgestaan, bereik je in relatief korte tijd een grote vooruitgang. Dat versterkt het enthousiasme. Dat is ook waar we ons op richten. We proberen de deelnemers tijdens elke training een succes te laten ervaren. Juist niet door ze onderling te vergelijken - zoals in de normale sport gebeurt - maar door ze uit sluitend met zichzelf te vergelijken." Het belangrijkste is dat de patiënten niet wordt opgedragen in een bepaalde djd een bepaald aantal kilometers te lopen. „Je moet oppassen ze zulke verplichtingen op te leg gen." Het belang van de 'succes-ervaring' wordt onderschreven door bewegingswetenschap per Ruud Bosscher van de Vrije Universiteit in Amsterdam. Hij onderzocht de effecten van 'running-therapie' op depressieve pa tiënten. „Door het gevoel iets goeds te erva ren, gaan de patiënten ook beter slapen, blij ven ze meer ontspannen en eten ze gezon der", vertelt hij. Bosscher maakte uit twee vergelijkende studies op dat een looptherapie beter werkt dan een gesprekstherapie en het zelfde resultaat kan hebben als het gebruik van medicijnen. „Het is nu een redelijk geac cepteerd verschijnsel dat extra lichamelijke activiteiten kunnen helpen bij depressieve klachten", aldus de wetenschapper. Sterker Waar het om gaat is dat de deelnemers twee keer per week lekker aan het joggen zijn. In groepsverband. Zo komt er weer een beetje structuur in hun leven en voelen ze zich be ter op hun gemak. „Wij lossen hun proble men niet op, maar maken de mensen wel sterker", aldus Vermond. De resultaten na zes jaar mogen er zijn. Volgens Vermond zijn bij een aanzienlijke groep de klachten verminderd en kan de hoeveelheid medicijnen worden aangepast. Het is reden er voorlopig mee door te gaan. Bewegingswetenschapper Bosscher juicht dat toe. „De deelnemers vinden afleiding en steun van lotgenoten en voelen zich boven dien gaandeweg fitter. Interessant is ook wat het lopen voor de hersenen doet. Er bestaan aanwijzingen dat door het joggen dezelfde stoffen vrijkomen en dezelfde processen zich voordoen als bij het gebruik van anti-depres sieve medicijnen". Maar het gaat niet altijd goed. Als de groep lopers het vertrekpunt nabij de atletiekbaan weer nadert, vertelt Thoen het verhaal van de jongen die heel succesvol aan de loopgroep deelnam. „Maar hij moest uiteindelijk toch worden opgenomen in een psychiatrische kliniek. Niet omdat het lopen mislukte, maar omdat er zoveel andere dingen in zijn leven verkeerd liepen. Daarom was een intensieve re behandeling noodzakelijk Deze loopgroep kan dus niet èlle problemen van de mens op lossen." Dennis is nuchter genoeg om dat in te zien. Maar bij het doen van de laatste rekoe- feningen kan hjj éen juichende toon niet on- derdnikken. „Ik voel me beter dan ooit", stelt hij tevreden vast. Naast hem staan Sonja, Margriet en Willem met het zweet op hun hoofd te luisteren. „Ik heb spierpijn", zegt de laatste. „Soms zijn we net normale r (Omwille v 'acy zijn de n ZATERDAG 19 APRIL 1997 Onze Taal Ik doe niet mee met al die verhalen over schoonmoeders. Wat je hier en daar soms hoort, 't moet verschrik kelijk zijn. Maar de mijne is een pri ma mens. Ik ben zeer tevreden over haar. Alleen is ze af en toe een beetje vergeetachtig. En soms zelfs heel vergeetachtig. Als ze komt lo geren, moet er steeds een van ons in de buurt blijven. Maar dat is al lerminst bezwaarlijk. Ze leest veel, ze kan onderhoudend vertellen en heeft maar weinig nodig. Met Pasen was ze een week bij ons. We bespra ken wie de boodschappen zou doen, want, zei mijn echtgenote, we moeten natuurlijk verbeurten. Wel wel, verbeurten, wil je wel geloven dat ik dat woord nou nog nooit ge hoord heb. Bestaat dat woord wel? Mijn vrouw gelooft niet dat ik het niet ken. Ja, het woord 'verbeurtenbestaat. In ieder geval wordt het genoemd in Van Dale, ook al is het 'gew.' Dat is: gewestelijk. Het komt blijkbaar niet overal voor. Voor zover ik weet niet in mijn gewest want ik heb het nog nooit gehoord. Wel in het gewest van mijn vrouw, die het een doodnormaal woord vindt. Ze verkeert ook in de stellige overtuiging dat ze het woord geregeld ge bruikt, maar daar geloof ik nou weer niks van. Ik wil niet beweren dat ik altijd goed luister, maar als ze woorden gebruikt die ik niet ken, dan zou me datopgevallen zijn. Zoals nu. Er kunnen toch woorden zijn op de rommelzolder van de geest, die je niet alle dagen zegt. Woorden die jaren en jaren ongebruikt in een hoekje liggen, en die je dan ineens, hupsakee, zegt alsof het dage lijkse kost is. Verbeurten betekent: elkaar aflossen; iets om de beurt doen'. Hoe lang moet je met iemand getrouwd zijn om al haar of zijn woorden eens ge hoord te hebben? Inclusief de woorden die 'gew.' zijn? Gekke vraag, maar daar loop ik nu dus over na te denken. Ik vermoed ei genlijk dat een heel mensenleven daar niet lang genoeg voor is. Wanneer heb ik voor het laatst 'lakschoen tje' gezegd? Ik durf er geen eed op te doen, maar 't is misschien wel veertig jaar gele den. Toch heb ik dat woord wel in mijn hoofd. Het behoort tot mijn taalkennis, al gebruik ik het nooit meer. Of 'appelboor'? Dat is minstens vijftien jaar geleden, ik weet het zeker. Het was voor het eerst en voor het laatst. Ik deed het blijk baar nogal onhandig en er kwam een hoop bloed aan te pas. Daarna nooit meer zo'n ding in handen genomen, en nadat de wond hersteld was, ook het woord nooit meer gebruikt. Maar laat u mij er een zien en u vraagt me wat het is, dan zeg ik zonder mankeren: een appelboor. En niemand die kan merken dat er bij mij vijftien jaar stof op dat woord ligt. Hoeveel woorden kennen we eigenlijk? Dat is natuurlijk niet bij iedereen gelijk. De een kent meer woorden dan de ander. Veel lezen, maar ook veel kruiswoordpuz zels maken, kan leiden tot een grotere woordenschat. Dat ligt wel voor de hand. Maar ook dan zijn er grote verschillen tus sen de mensen. Het is niet echt bekend hoe het komt dat er zo aanzienlijke verschillen zijn. Intelligentie zal wel een rol spelen, of het feit dat er vroeger thuis veel werd voor gelezen. Maar hoe dan ook, de meeste mensen kennen al gauw zo'n 200.000 woor den. Bij sommigen kan dat nog wel oplopen tot het dubbele. Afgezien nog van wat men aan Engelse, Duitse of Franse woorden kent, of nog andere talen. Inderdaad zijn dat forse aantallen. Dit wil overigens niet zeggen dat we al die woorden ook voortdurend gebruiken. Verre van dat. Waarschijnlijk babbelen we met een paar duizend woorden, ik bedoel: steeds dezelfde paar duizend woorden, het grootste deel van ons leven. We komen daarmee veelal makkelijk rond. De rest ligt in de magazijnen van onze geest; we ken nen ze wel, we verstaan ze als iemand an ders ze gebruikt, maar we gebruiken ze zelf maar af en toe. In mijn geval behoort tot die weinig-gebruikte rest heel zeker het lak schoentje en de appelboor. De grote getallen zijn overigens niet het meest verbazingwekkende aan ons brein. Veel opmerkelijker is dat we als goe de magazijnmeesters perfect weten wat er allemaal aanwezig is. Niet bij iedereen pre cies dezelfde voorraad, maar wel heeft ie dereen een goed overzicht van wat hij of zij aan woordenkennis in huis heeft. Kom je een onbekend woord tegen, dan weet je in minder dan een seconde, dat het niet bij die 200.000 zit. Bij mij bijvoorbeeld verbeurten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 47