Gilles de Bilde weet nu wie de wolven zijn Fernando de Grote Onbekendeopvolger van Ronald Koeman Sport 't^ ITERDAG 19 APRIL 1997 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071 -5356464. PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071-5356463 Er lonkt voor Gilles de Bilde, bij PSV, weer een beloftevolle toekomst. Een kommervolle episode na de fatale klap is afgesloten. De in eigen land tot persona non grata veroordeelde voetballer weet inmiddels wel wie de wolven zijn en wie zijn vrienden. ,,Ze menen het zo gezegd allemaal zo goed met je." De toegangskaartjes voor de grote match tegen Ajax, afgelopen zondag, waren voor z'n trouwe kameraden uit Zellik. „Die weten wie ik werkelijk ben." e doktoren vinden dat het goed I J met hem gaat. Je vader is beter, zeggen ze. Wat beter? Sinds zijn beroerte kan ik niet meer communiceren met die man. Hij is gehandicapt. Verlamd. Er is geen emotioneel contact meer mogelijk, terwijl ik vroeger zo'n goede band met hem had. Ik kan niet meer tot in zijn gedachten binnendringen. Wat blijft er dan nog over." De ogen van het minzame joch staan dof als knopen. ,,De avond dat die man in levensgevaar verkeerde, klampte hij zich aan me vast. Zijn hand liet me niet meer los. Maar ik mocht van de verplegers niet samen met hem naar de in tensive care. Tja." Er glijdt een flauwe glimlach over het smal ge zicht van Gilles de Bilde. Verbijsterd en verbit terd omdat hem in het Academisch Ziekenhuis in Jette de toegang tot de reanimatiekamer werd ontzegd, verkocht hij de twee dienstdoende am bulancebroeders in eon reflex een optater. Die zou hem zwaar worden aangerekend. ,,Mijn le ven is anderhalfjaar lang een hel geweest." Het menselijk lijden heeft Gilles de Bilde niet ge spaard. Moeder was, als gevolg van een hersen bloeding, al jaren ziek en nu ook vader nog. Bei den verlamd. Veel eerder waren ze al geschei den. „Ik heb thuis veel problemen gehad. Mijn ouders zijn na fikse ruzies uit elkaar gegaan. Als jonge jongen van negen ga je dan door veel stront kan ik je zeggen. Mijn vader werkte hard als taxi-chauffeur. Altijd 's nachts en altijd had hij het druk, druk, druk. Ook mijn moeder werk te tot heel laat en in het appartement zat ik dan dikwijls alleen. Vrienden had ik genoeg, ook slechte. Ik had gemakkelijk kunnen afglijden. Maar ik had genoeg verstand om me daarin niet te verliezen. Gelukkig bloeide ik op als voetbal ler." Grootvader en grootmoeder voedden de klein zoon op, zo goed en zo kwaad als het ging, en werden intussen z'n grootste fans. In korte tijd werd de jongen van de straat dankzij z'n fabel achtige linkervoet een nationale held met als hoogtepunt zijn uitverkiezing tot Rode Duivel en, op een gala-avoncl in Knokke, tot de jongste winnaar ooit van de Gouden Schoen. Op 21 december van het vorig jaar, in het Astrid- park van Anderlecht, tuimelde het knuffeldier van de natie plotseling diep het ravijn in. De dra matische val had plaats tijdens de competitie wedstrijd tegen z'n oude club Eendracht Aalst. 'Gilles in de bak, Gilles in de bak', hadden de supporters uit Aalst zojuist gezongen. En nog er ger: 'Gilles, uw moeder is een hoer'. In een onbe waakt ogenblik sloeg de geprikkelde voetballer toe. Met een vuistslag velde hij in een reflex z'n directe tegenstander, Krist Porte, met een gebro ken neus en oogkas. De media doopten hun pennen gretig in het bloed dat in stroompjes van het gezicht van het slachtoffer droop. In één klap was het troetelkind van België een verschoppeling geworden. De gordijnen, thuis in Meise, bleven lang gesloten. „Twee weken achtereen ben ik de deur niet uit geweest. Dat ik zo dom had kunnen zijn. Zo on gelooflijk dom. Zo'n klap was natuurlijk nooit de bedoeling geweest. Het was een impulsieve reac tie. En al dat bloed, dat maakte het allemaal nóg dramatischer. Het vrat aan me. Ik had iets mis daan en als je beseft dat je fout bent, is dat moei lijk te aanvaarden. Het gaat dagelijks beter met me, maar het is nog niet wat het moet zijn." De dag na de klap was Jan Boskamp, z'n trainer bij Anderlecht, de eerste die bij hem op de stoep stond. „Jan zei: 'Je kunt op mij rekenen, Ket, wat er ook gebeurt. Maar je moet wel praten, je bént een prater, dus dóe het. Zolang je je mond houdt, blijft de hele kwestie op je drukken'. Ik vond het mooi wat hij zei, maar uiteindelijk was ik toch degene die moest beslissen. Dat moest ik zelf doen. Het was immers mijn leven. Kijk, je kunt je nóg zo slecht voelen, niemand kan het in jouw plaats voelen." „Het besef dat Jan er was, deed me goed. Ik ben fout geweest. Ik weet het, niemand hoeft me daarop te wijzen. Er zijn er die daarvan misbruik hebben gemaakt en dat is wat ik sommige jour nalisten in België dus verwijt. Ik heb de artikelen niet gelezen. Bewust heb ik er afstand van geno men. Van mijn vrienden heb ik wel de inhoud vernomen. Over een jaar of vijf zal ik het alle maal eens teruglezen. Nu niet. Ik heb die journa listen niet nodig. Zo simpel is dat. Ze zijn niet al lemaal zo, maar een deel is te ver gegaan, veel te ver." Heel België, Vlamingen en Walloniërs, veroor deelden het enfant terrible eensgezind. „Wat me zo kwaad maakt, is die overdrijving. Toen ik de Gouden Schoen won, werd het ook allemaal zo overdreven. Ik was nog jong, ik had totaal geen ervaring me* wat me toen overkwam. Ik vond alles mooi en ik genoot ervan. Er was al leen maar jubel. Ik mocht optreden in een ero tisch radio-programma, in een talk-show voor vrouwen en ik had een column in een sensatie krant. Ik was de redder van de natie, die uit het niets kwam. Als ik toen had geweten wat ik nu weet, had ik me niet zo gewillig ter beschikking van alles en iedereen gesteld. Ze menen het zo gezegd allemaal zo goed met je." Eens geadoreerd, vervolgens afgebrand. De voet baller stond er plotseling alleen voor. „Voor je zelf opkomen en je niet op je tenen laten trap pen; daar kwam het op aan. Mijn opvoeding schoot me te hulp. Ik had dat vroeger op straat geleerd, als ik voetbalde in het park als enige blanke tussen allemaal zwarten, als ventje van zeven met gasten die minstens vijfjaar ouder waren. Eerst keken ze vreemd op en lachten ze me uit. Afrikanen vormen een hecht blok, waar je als blanke niet snel tussenkomt. Daar leerde ik dus voetballen en daar leerde ik van me afbij ten." Hij komt van het Breughel-park in Zellik, een dorpje aan de westkant van Brussel. „Boekentas in de hoek en pfffttt voetballen in het park, zo ging het. Die Afrikanen kwamen dan op de twaalfde verdieping bij ons aanbellen om te vragen of ik niet naar beneden mocht. Ze zagen dat ik iets meer kon dan een gewone Belg en dat vonden ze mooi. Voetbal was lange tijd een mid del om aan niets anders te hoeven denken. En dat is het nu eigenlijk nog. Als ik voetbal vergeet ik alles. Anderlecht zag voor de spits geen toekomst meer in België. „De voorzitter zei: wat wil je? Hij wou me wel houden, maar ik vermoedde dat dat toch moei lijk zou worden. Voor mijn carrière was het beter om te gaan. Van manager Verschueren heb ik enorm veel steun gehad. Ondanks alles wat men zegt over die man hij heeft me nooit laten vallen, in niet één situatie. Ik vond dat mooi. Hij was één van de eersten die me belde en niet alleen uit zakelijke overwegingen. Natuurlijk sprak hij in het belang van zijn eigen winkel. Als manager moet hij doen wat het beste is voor de club. Maar er zijn détails geweest op het menselijk vlak die mij goed hebben gedaan. Hij zei: Wie zonder zonde is, werpe de eerste steen en een vader laat zijn zoon niet zomaar in de steek, on danks alle gedruis in de media. Feyenoord wilde hem hebben. Het werd PSV. „Feyenoord heeft zich nooit gemeld. Mare De- gryse belde me, of ik iets voor PSV voelde en of meneer Advocaat contact met me mocht opne men." De slagvaardigheid van het Eindhovense bestuur leidde tot een contract tot het jaar 2001. Plotse ling is de toekomst van de 13-voudig internatio nal weer beloftevol. „Aan een rentree in het Bel gisch elftal heb ik eigenlijk nog niet veel gedacht. Mijn eerste zorg is PSV. Mijn doel is om sportief zo hoog mogelijk te geraken in mijn carrière. Het Belgische voetbal is danig in de versukkeling ge raakt en ze doen er niets aan. Mede daardoor is het niet ongunstig dat ik nu in Nederland voet bal." De spreekkoren van het niet bijster sportieve NAC-publiek hoorde hij anderhalve week gele den niet. „Als ik voetbal vergeet ik alles. Dan hoor ik niets. De goal die ik in Breda maakte deed me veel deugd. Het was mijn officiële de buut voor PSV. Als je iets wilt bewijzen is zo'n doelpunt mooi meegenomen." In de grote match tegen Ajax zaten zes van z'n trouwe kameraden uit Zellik voor hem op de tri bune. Het hele gezicht van de 25-jarige voetbal ler trekt open tot een speelplaats vol juichende kinderen. „Ik weet intussen wie de wolven zijn, wie de vrienden. Die gasten uit Zellik ken ik al zo'n jaar of twintig. Die zien mij niet alleen als de voetbal ler. Die weten wie ik werkelijk ben. Die weten wie ik geworden ben en die wisten me ook te vinden toen ik ze nodig had. Weet je wat ik nou nog zo mooi vind dat die grote foto's van mij bij Zellik Sport nog altijd achter de toog in de kanti ne hangen. Die gaan daar niet weg." De ogen van de ober in het Savoy-hotel schitteren van pret. Hij heeft veel meege maakt met al die buitenlandse voetballers die Feyenoord aan de Hoogstraat in het hartje van Rotterdam 'parkeert'. Maai- de Uruguayaan Fernando, opvolger van Ro nald Koeman in de Kuip, blijkt de meest vindingrijke en vrolijkste van alle Zuid- Amerikanen die men heeft meegemaakt. Fernando tovert uit zijn zak een pakje Knorr Aspergesoep. „Kijk", zegt de 24-jari- ge aanwinst van de Stadionclub, „dit wil ik nou eten vanavond." Cor, de barkeeper die al een paar dagen niet begreep wat Fernando bedoelde, schatert het uit. „Dat is nou leuk van zo'n jongen, he? Hij spreekt geen woord buiten de deur en ik spreek geen Spaans. Dus wat doet hij? Om duidelijk te maken wat hij zo lekker vindt, loopt hij naar de dichtstbij zijnde supermarkt en koopt een pakje Knorr Aspergesoep, ha,ha." En tegen de speler: „Dat heet as-per-ge- soep!" Fernando doet een poging:,,As-pa-ra-gos- supa?" Cor, luid en duidelijk: „Nee, as-per-ge- soep! Ja, dat is ook wel een moeilijk woord, jongen." Maar even later blijkt dat Fernando Picun de Leon wel degelijk baat heeft bij de les sen van de boomlange barkeeper. Fernando: „He, Cor!" Cor: „Wat is er jongen?" Fernando: „Soep heel mooi." Cor, glimlachend maar geduldig: „Nee, soep heel lekker." Fernando, in zijn beste Nederlands: „Oke, soep heel lekker. Ha,ha, maar mijn soep!" Vervolgens gooit hij zijn hele, in anderhal ve week aangeleerde Nederlandse vocabu laire eruit. „Goedzo, jochie. Links, rechts. Schieten, goedemorgen, goedemiddag. Alsjeblieft, dankjewel. Mooi weer. Feye noord goede club, etc." Hij is de eerste voetballer uit Uruguay die in Rotterdam-Zuid is neergestreken. Net als zijn Argentijnse maatje 'Tati' Montoya wil hij de 5,5 jaar, waarvoor hij heeft gete kend, graag bij Feyenoord vol maken. Fer nando bruist van ambitie, popelt van on geduld om zijn kunsten te vertonen en om de Nederlandse taal te leren. Over zijn in stelling hoeft Feyenoord niet in te zitten. Amalia, zijn vrouw is al net zo gedreven. Feyenoord betaalt de Nederlandse lessen voor de buitenlandse spelers bij het Taai instituut. Voor de echtgenotes moeten de voetballers zelf zorgen. „Dat doe ik dan ook", zegt de international. „Amalia moet het hier ook naar haar zin krijgen. Ze moet met iedereen kunnen communiceren. We krijgen over vier maanden ons tweede kind. Dus ze krijgt met een hoop mensen hier te maken. Daarom gaat ze gauw Ne derlands leren." Voor het grote publiek was en is de cen trumverdediger uit Montevideo een onbe kende. Zijn volledige naam is er ook niet een die de Feyenoordsupporter makkelijk onthoudt: Fernando Alvaro Picun de Leon. Een mond vol, maar de speler maakt meteen duidelijk hoe hij genoemd wil worden. „Gewoon "Fernando". Geen achternamen erbij. Net zoals Romario of Ronaldo hier ook maar één naam gebruikten. Dat is Zuid-Amerikaans. Picun is de achternaam van mijn vader, Leon de achternaam van mijn moeder. Zo komt iedereen in'Zuid- Amerika aan zijn achternaam. Maar die gebruik je eigenlijk niet. In de kranten werd ik in Uruguay alleen 'Fernando' ge noemd. De supporters kennen me ook Zijn naam zal het Rotterdamse legioen als muziek in de oren klinken. Is bij uitstek geschikt voor het deuntje van 'Volare. oh, oh...', dat ook jarenlang werd gehanteerd om de Pool Smolarek toe te zingen. Feyenoords nieuwe, 20-jarige spits schuift aan tafel en legt uit dat hij ook anders heet dan tot op heden in de Nederlandse me dia is gemeld. „Ik heet in mijn eigen land 'Tati'. Zo moet iedereen mij aanspreken. Voluit zou het moeten zijn: Eduardo Tati Bustos Montoya. Maar iedereen kent mij slechts als Tati. Dat moet zo blijven, ook hier in Nederland. Het duo trekt in Rotterdam voorlopig met elkaar op. Fernando en Tati zijn bij toeval lotgenoten geworden. Tati is afkomstig uit het Rosario, waar ook Pablo Sanchez en Patricio Graff hun wortels hebben liggen. Hij voetbalde in de Argentijnse competi tie. Fernando speelde tot voor kort bij Ri ver Plate Montevideo en voetbalde louter in de Uruguayaanse competitie. Hij is geboren en getogen in de hoofdstad van het land dat de hardste voetbalcom petitie ter wereld heeft. Groeide op als zoon van een bankier en werd op zijn ne gentiende profvoetballer bij River Plate. Vorig jaar stootte hij door naar het natio nale elftal. Hij maakte zijn debuut in een vriendschappelijke interland tegen China en kwam daarna ook nog tegen Japan in actie. Voor Fernando werd 1996 in alle opzich ten een prachtig voetbaljaar. De sportpers riep hem immers ook nog eens uit tot de beste verdediger van de Uruguayaanse competitie. „Ik droomde er al een beetje van om naar een grote club te gaan. Euro pa zou helemaal mooi zijn. Maar ik was bang dat zo'n transfer nooit voor mij zou zijn weggelegd. Op televisie keek ik een paar jaar geleden vaak naar wedstrijden van Barcelona. Dan lette ik speciaal op Ronald Koeman. Ik heb hem jaren bewon derd. Daarom was het voor mij fantastisch dat Feyenoord opeens op de stoep stond en ik de kans kreeg om juist met Koeman te gaan samenspelen", glundert hij. Van de vijf seizoenen die hij achter de rug heeft in Uruguay speelde hij er twee als voorstopper en drie als libero. Het liefst bekleedt hij in de toekomst ook die positie bij Feyenoord. „Ik eis niets, laat het hele maal aan de trainer over. Maar als hij mij na dit seizoen de plaats van Koeman wil laten innemen, duif ik dat wel aan. Ik ben er klaar voor." Voor zijn vader betekende het vertrek naar Nederland het einde van een mooie perio de. Fernando: „Hij heeft in alle jaren dat ik profvoetballer ben, nooit een wedstrijd ge mist. Hij zat echt elke wedstrijd op de tri bune. Hij is ook mijn grootste supporter. Nu ben ik ver bij hem vandaan. Maar hij stond helemaal achter mijn transfer. Hij is trots dat zijn zoon door Feyenoord, een echte topclub, is gecontracteerd." De aanwezigheid van andere Zuid-Ameri kanen maakt de aanpassing in het veld en op de training eenvoudiger voor Fernando en Tati. „Het is makkelijk om met 'Vitami- na' (Sanchez), Patricio en Ronald spaans te spreken. Maar ik wil ook die andere jongens gauw leren kennen. Ik wil deel uitmaken van de hele groep, niet alleen van de Spaans sprekenden. Maar dat lukt me wel, hoor. Als ik de taal maar gauw leer." En in vlekkeloos Nederlands in de richting van de barkeeper, die zijn lege bord weg haalt, lacht Fernando: „Hé Cor, soep was heel mooi..."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 29