1SL-station laat gat n Brussel De metamorfose van de Bijlmer Zonkracht touw van de HSL-terminal bij het Brusselse tation is een lucratieve aangelegenheid voor ie grote speculanten. De bewoners en de wijk ien er de dupe van, om nog maar te zwijgen van ui tlog bloeiende caféleven rondom het station, zijn juist nog een nummerke. ui m zwarte rik boven wijk' ZATERDAG 5 APRIL 1997 Hm een statie heen is de U commercie altijd goed. Maar dit zal de eerste statie zijn waar de mensen straks buiten niks meer kunnen drinken." Eigenaresse Lisette van ca fé Cap Midi tegenover de uitgang Fonsnylaan van het Brusselse Zuidstation heeft weinig op met de aanleg van de terminal voor de Hoge Snelheidslijn, waardoor de wijk al enkele ja ren op zijn kop staat. Tien jaar lang had ze een café aan de Frankrijkstraat, tegenover de andere uitgang van het station. Dat etablissement is intussen samen met de aanpalende panden en de vroegere Brusselse vestiging van chocolade gigant Cöte d'Or gesloopt. Er gaapt nu een enorme bouwput, bestemd om opgevuld te worden door een reusachtige parkeergarage voor 2.500 auto's. Maar het is niet uitgesloten dat Lisette bin nen enkele jaren ook haar nieuwe café aan de andere kant van het station weer moet sluiten wegens de Hoge Snelheidslijn. Aan de uitgang Fonsnylaan is het rechthoekige Hol landplein gepland dat zal worden omzoomd door moderne hotels en kantoren. Voor een bruin café la Cap Midi zal geen plaats meer zijn. De gemeente is afgelopen zomer al begon nen met de onteigeningsprocedure voor vijf huizenblokken tussen de Fonsnylaan en de De Mérodestraat, pal naast café Cap Midi. Li sette legt zich er bij neer. In verzet gelooft ze niet meer: „U kent dat, als de grote manne kens spreken, hebben wij niets meer te zeg gen. Ge zijt juist nog een nummerke." De vooruitgang gaat rond het Brusselse Zuidstation, het Gare de Midi, gepaard met grote ingrepen in het sociale leven van de be woners. De buurt rond het station was tot voor kort een levendige smeltkroes van Bel gen, Portugezen, Marokkanen, Grieken en Spanjaarden, elk met hun eigen typische ca- fé's, restaurants en winkels. Maar de afgelo pen jaren is een leegloop op gang gekomen. De reiziger, die nu al vanaf het Zuidstation de Thalys naar Parijs of de Eurostar naar Londen neemt, kan zich er met een uitstapje van hooguit drie minuten zelf van overtui gen. De huizen in de Noorwegenstraat, de Zwedenstraat en de Hollandstraat, die onder het jongste onteigeningsplan vallen, worden nog vrijwel uitsluitend bewoond door duiven. Ramen zijn dichtgespijkerd. In de dakgoten groeien struiken. Op zich zijn de bewoners niet tegen ver nieuwing, ware het niet dat ze nauwelijks door de gemeente worden ingelicht. ,,Ze denken dat we allemaal gek zijn", zegt de is lamitische slager Drissa Atia op de hoek van de Hollandstraat en de De Mérodestraat. „De gemeente heeft ons nooit wat verteld." Twintig jaar woont hij al op deze plaats. Hij heeft er zijn vijf kinderen zien opgroeien. Hij is aan zijn zaak en de buurt gehecht geraakt. „Een mooi cadeau hoor, van de stad, als je hier twintig jaar hebt gewerkt", klaagt Atia om er dan, ineens poëtisch, aan toe te voe gen: „Er hangt een zwarte wolk boven de wijk." Speculanten Een ander teer punt voor de bewoners is dat van de bouw van het HSL-station en de an dere nieuwe voorzieningen alleen gewiekste speculanten rijk worden. De rekening daar voor zal straks indirect, via de gemeentebe lastingen, door de resterende bewoners zelf moeten worden betaald. Daarin verschilt de teloorgang van de wijk rondom het Zuidstation niets van die van de Brusselse Leopoldwijk, waar de Europese Commissie en het Europese Parlement met talloze vestigingen zijn neergestreken. Hoe die speculatie in zijn werk gaat, staat onder meer beschreven in een zojuist bij het comité Brusselbinnenstebuiten verschenen boek werk over de stationswijk, 'Een trein van Tro- je, verhalen over een snelle trein en een slo me stad'. Nadat de Belgische spoorwegmaatschappij NMBS in 1987 een milieu-effectrapportage voor een HSL-station had aangevraagd, ro ken de eerste speculanten hun kans. Als wil den begonnen ze rond het station panden op te kopen en bewoners op straat te zetten. Toen twee jaar later het Zuidstation definitief werd aangewezen als dé Brusselse terminal voor de Hoge Snelheidstreinen, was er hele maal geen houden meer aan. Binnen de kortste keren bleken tientallen woonhuizen in de stationswijk in handen te zijn van slechts enkele grote bouwonderne mingen en projectontwikkelaars. Om de prij zen van de panden vervolgens verder op te jagen, verkochten verscheidene dochteron dernemingen van één en dezelfde maat schappij het onroerend goed voortdurend aan elkaar door. In 'Een trein van Troje' wordt het voor beeld aangehaald van een huis aan de Fon snylaan dat in 1989 door de particuliere eige naar voor zo'n honderdduizend gulden werd verkocht. Korte tijd daarna kocht de firma Euro-Export het pand voor het drievoudige, waarna Euro-Export het op zijn beurt, nu voor ruim acht ton, doorverkocht aan zijn moedermaatschappij Fonsim. Winst Het geld blijft in het eigen bedrijf, wordt in 'Een trein van Troje' uitgelegd, maar intussen stijgt de waarde van een pand met honder den procenten. Niet alleen de doorverkoop aan een andere firma zou hallucinerende winsten opleveren, datzelfde is ook het geval als de gemeente tot onteigening overgaat. De gemeente koopt namelijk op basis van het zogeheten 'gangbare prijsniveau' in de wijk en dat prijsniveau wordt, uitermate handig, door de speculanten zelf tot duizelingwek kende hoogte opgestuwd. Net als slager Atia is ook Lisette van café Cap Midi nog onkundig van de precieze plannen van de gemeente. Voor ze uit haar zaak in de Frankrijkstraat werd gezet, had ze nog enkele brieven gekregen, waarin het één en ander werd uitgelegd. Nu zegt ze formeel nog van niets te hebben gehoord. De postbodes die aan het eind van de mid dag in Cap Midi 'aanleggen' alvorens hun trein naar één van de voorsteden van Brussel te nemen, weten alleen dat hun posttas in deze wijk steeds lichter wordt. De leegloop is voor hen letterlijk voelbaar. Cap Midi en de andere cafés langs de Fon snylaan vallen niet op door een exquise in richting of door deftige klanten. Ze ademen allemaal de sfeer van een soms wat smoeze lig dorpscafé, waar het zeer gemoedelijk toe gaat. Iedereen kent iedereen, een enkele ver dwaalde reiziger daargelaten die tussen de vaste forensen heeft plaatsgenomen. Als op vrijdagavond de werkweek er op zit, wagen enkele klanten zich aan een dansje. Bij het verlaten wordt iedereen amicaal 'bon voyage' nageroepen. „Commercieel gezien hebben we het hier bij de statie beter dan in een klein wijkcafé- ke", zegt Lisette. „Het is hier goed. Er is een plezante sfeer." Ze kan zich niet voorstellen dat er straks rond het Zuidstation alleen nog maar 'parkings', dure winkels, hotels en kan toren zullen staan. Terwijl ze voor een klant een 'pint en een petit' een kopstoot in schenkt, verzucht ze nog een keer: „Mis schien kun je dan alleen in de statie zelf nog wat te drinken krijgen." Soepverkoper in café Cap Midi dat zal moeten verdwijnen. Eerste fase in vernieuwing van het 'grootste kunstwerk ter wereld' anaf een braakliggend terrein kijkt stedenbouwkundige Harm- Jan Eleveld naar een gek stukje Bijlmer. In de voortuin van to renhoge flats staan rijtjes gele huizen. De laagbouw met een strookje groen voor de deur doet denken aan een brave nieuw bouwwijk in een doorsnee pro- .vinciestadje. Alleen het decor van honingraatflats verraadt dat dit het hart van de Bijlmer is. „Met een bijl wordt in een steden bouwkundig monument gehakt. Dat is best spannend hoor", ver telt Eleveld, hoofd van de afde ling ruimtelijke zaken van het Amsterdamse stadsdeel Zuid oost. Terwijl alle ogen zijn gericht op de nieuwe woonwijk IJburg in het IJmeer, vindt in de Bijlmer een ware metamorfose plaats. Het grootste kunstwerk ter we reld, zoals architect Pi de Bruijn 'zijn' honingraatflats ooit om schreef, ligt onder het mes. Maar zelfs hij ziet in dat zijn kunstwerk niet langer in stand kan worden gehouden. De leegstand in de hoogbouw heeft de woning bouwcorporatie Nieuw Amster dam flink in de rode cijfers ge jaagd. „Het is puur Hollands wat hier gebeurt. Lege huizen kosten handenvol geld. We moeten wel iets anders", verklaart steden bouwkundige Eleveld. De vernieuwingsoperatie, waartoe in 1992 werd besloten, is in de eerste fase. Ter gelegenheid daarvan heeft het Nederlands Ar chitectuurinstituut in haar maandblad 'Archis' 100 pagina's aan de Bijlmer gewijd. Dit twee talige (Nederlands en Engels) themanummer wordt wereldwijd verspreid. Voor stedenbouwkun digen en architecten gaat de sloop van de Bijlmer gepaard met pijn in het hart. M. Kloos, di recteur van de Stichting Archi tectuurcentrum Amsterdam: „De oorspronkelijke opzet was zo mooi, zo helder, zo af, zo com promisloos dat iedere ingreep onvermijdelijk een beetje ont luisterend is." Van de 13.000 hoogbouwwo- ningen gaat een kwart tegen de grond. Daar komt laagbouw voor in de plaats. Het nieuwe aanbod bestaat voor eenderde uit koop huizen, die in prijs variëren van twee tot drie ton. De overige zijn huurwoningen, waarvan de huur gemiddeld 800 gulden per maand bedraagt. In totaal kost De Bijlmer ligt onder het mes. Van de 13.000jlats gaat een kwart tegen de grond. Daar komt laagbouw voor in de plaats. De metamorfose van een stadswijk die {internationale bekendheid kreeg. Door de opzet, maar ook door de latere problematiek. de vernieuwing, die in 2005 moet zijn voltooid, zo'n 750 miljoen gulden. Vol vertrouwen werd in 1966 de eerste paal geslagen voor een stadswijk die internationale be kendheid kreeg. Nergens ter we reld is immers ooit een stad ge bouwd waar wonen en werken zo extreem van elkaar zijn ge scheiden. Een ruime leefomge ving met veel groen en nauwe lijks verkeer of bedrijvigheid leek ideaal. Maar juist dit bijzondere karakter werd de Bijlmer fataal. De flats waren voornamelijk ontworpen voor het middenklas segezin, maar deze groep had liever een eengezinshuis met tuin. Nog geen tien jaar na de eerste oplevering was er al sprake van leegstand. De Bijlmer fun geerde halverwege de jaren ze ventig als 'opvangcentrum' voor Surinamers, Antillianen en mi granten, maar de woonwijk had absoluut geen voorzieningen voor deze nieuwe Nederlanders. Het 'stedenbouwkundig monu ment' werd al gauw een van de meest problematische wijken van Nederland. Hoge werkloos heid, kleine criminaliteit, onvei ligheid en spanningen tussen be volkingsgroepen, bezorgden de Bijlmer een negatief imago. Over de inmiddels verfoeide, eentonige hoogbouw, was wel degelijk goed nagedacht. In de ban van de bevolkingsprognose uit de jaren zestig (het aantal in woners van Nederland zou in de jaren tachtig oplopen tot twintig miljoen) moest er vooral veel en snel worden gebouwd. Rijen flats waren het gevolg. Wel is er een belangrijke fout gemaakt: vol gens de oorspronkelijke steden- boüwkundige principes moesten de flats op palen worden ge bouwd, zodat ze als '.zwevende gebouwen' in het landschap zou den staan. Maar de ruimte onder de flats - de begane grond dus - werd uit bezuinigingsoverwegin gen dichtgetimmerd met bergin gen. Binnen afzienbare tijd wer den deze bergingen gekraakt door junks. Het 'landschap onder de flats' veranderde daardoor in een groezelig, unheimlich gebied waar bewoners en bezoekers zich steeds onveiliger gingen voelen. Hoogbouwwoningen die tij dens de huidige vernieuwings operatie niet worden gesloopt, worden wel verbeterd. De eerste flat met een nieuw jasje is Hoog oord, in 1968 als eerste opgele verd. Vanaf het grasveld voOr het flatgebouw wijst Eleveld de ver nieuwingen aan. „De bergingen zijn verwijderd en daar zijn hui zen voor in de plaats gekomen. De duistere 'onderstraat' waar tot voor kort junks bivakkeerden, is weer overzichtelijk. Op de be gane grond zie je nu gewoon een net rijtje voordeuren." Dwars door het hoogbouw- landschap doemen de eerste laagbouwwoningen op. „We moeten voorkomen dat een wijk met laagbouw eruit ziet als een soort kabouterdorp. Dan krijg je allerlei aparte enclaves en dat is niet de bedoeling." Brede wegen tussen de wijken moeten de ver schillende bouwvormen met el kaar verbinden zodat de Bijlmer er uit ziet als één stad. Langs de hoofdstraat, die als een slagader door het gebied loopt, is die een heid het best zichtbaar. Rood kleurige middelhoogbouw, met moderne schilderkunst in de raamkozijnen, siert het centrum. Maar ook hier verschijnen de to renhoge flats aan de horizon. „Uit respect voor de oorsprong van de Bijlmer moet de hoog bouw overal goed zichtbaar blij ven", besluit de stedenbouwkun- Onze Taal De zonkracht komt eraan. Het is iets nieuws. U weet misschien nog niet wat het is maar binnenkort zal iedereen het weten. De première is op 30 april aanstaande. Eerst is het even wennen, maar weldra zullen we praten over zonkracht 6 of zon kracht 9, net zo makkelijk als afgelo pen winter over gevoelstempera tuur. Toch was die gevoelstemperatuur ook een nieuwkomer. Een paar jaar geleden had niemand ervan gehoord. Na één seizoen was iedereen eraan gewend en het woord gevoelstemperatuur is nu een vast element geworden van onze winterse weerberich ten. Binnenkort zal zonkracht een vast ele ment zijn in zomerse weerberichten. Al zou het me niet verbazen als we het gaan uit spreken als 'zonnekracht'. Eerst de feiten. Althans wat ik in de krant gelezen heb. Het KNMI gaat vanaf 30 april in het dagelijkse weerbericht vertellen hoeveel 'zonkracht' er die dag te verwach ten is. Morgen wordt het misschien wel zonkracht 5, bijvoorbeeld. De zonkracht is een maat voor de hoeveelheid ultraviolette straling. Dat is belangrijk, want ultraviolette straling speelt een rol bij het verbranden van de huid. En als je niet oppast, kan het leiden tot huidkanker. Het begrip zonkracht wordt ingevoerd om het publiek te wijzen op de risico's van huidkanker. Die zonkracht zal uitgedrukt worden met cijfers. Een zonkracht 3 of 4 is nogal zwak. Bij matige zonkracht, 5 of 6 dus, verbrand je snel en 't is onverstandig om lang in de zon te zitten. Zonkracht 9 is zeer sterk, en dan moet je liefst niet meer dan tien minuten in de zon zijn. De te verwachten zonkracht wordt bere kend op basis van zonshoogte, helder heid van de atmosfeer en de dikte van de ozonlaag. Goed om te weten: de tempera tuur doet er niet toe. Ik lees trouwens dat ook de omgeving nogal belangrijk is. Aan zee is de zonkracht al gauw een stuk ster ker, door de weerkaatsing op het water. In het groen van bossen is die weerkaatsing juist veel minder. Het gebeurt niet vaak dat we de introductie van een nieuw woord zo nauwkeurig kun nen dateren: 30 april 1997. Meestal gaat het met nieuwe woorden zo, dat ze er op een gegeven moment gewoon zijn, en niemand kan meer zeggen waar en wanneer ze voor het eerst opdoken. Als een woord er een maal is, dus als het in de kranten staat en als je het op de televisie hoort, dan kun je hooguit proberen terug te zoeken: soms vinden we een oude krant van vorig jaar, of van drie jaar geleden, waar het ook al stond. Of iemand komt met een boek van zes jaar geleden aanzetten, en ja, toen werd het ook al gebruikt. Terugzoeken, zoeken naar het begin van een woord dat eenmaal ingebur gerd is, lukt bijna nooit. SJ an de circa 500 nieuwe woorden die er v jaarlijks bijkomen (ik noem maar een getal; maar het zal toch zoiets zijn), is maar af en toe te zeggen waar en wanneer ze voor het eerst opdoken. Bijvoorbeeld bij glasbak en tempobeurs. Hoewel er bij die tempobeurs al onenigheid is wie ermee be gon. Maar dit zijn uitzonderingen. Meestal weten we het niet. Van die gevoelstempera tuur weet ik nu al niet meer of die ook in de winter van '95 op '96 al eens in het weerbe richt voorkwam. Dat is wellicht te achterha len, maar 't is een hoop werk. Het begin van het woord 'zonkracht' ligt trouwens toch iets eerder. Het zal dan vanaf 30 april aanstaande via het weerbericht zijn succescarrière beginnen, het stond onder tussen einde maart al in de meeste kranten. In feite moeten we dus maart 1997 als het begin aanwijzen. In kleine kring, bij medewerkers van het KNMI en andere weerdeskundigen, moet het al eerder bestaan hebben. Zij zijn im mers al een poos bezig om het uit te reke nen en voor te bereiden. Hoe lang reeds? Kijk, dat weet ik al niet. Wie precies heeft het woord bedacht? Zou dat nog te achter halen zijn? 't Zal moeilijk worden. Ik begrijp uit de krant dat sommige buiten landen al langer de zonkracht voorspellen. Spreekt men daar van 'sim power'? Het zou me tenminste niet verbazen als 'zonkracht' een letterlijke vertaling is van 'sun power' of iets dergelijks. Ik denk dat omdat het bij een Nederlandse vinding waarschijnlijk meteen 'zonnekracht' geworden zou zijn. Maar waar en wanneer ook het woord zon kracht geboren is, we zeggen waarschijnlijk niks teveel, als we de publieke carrière van het woord laten beginnen op 30 april 1997. In 1998 kent iedereen het woord, en voor het jaar 2000 zal het in de woordenboeken staan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 41