'Als je de zaak op zijn
beloop laat gaat het mis
'Soms denk ik wel eens: wat een loser ben ik'
Binnenland
WOENSDAG 2 APRIL 1997346
aü b
22 ap
ord te
Dm de
e wed
ifgelo
'EN»
ïtviei
(venai
irand
ïld.V
>ldev
Deskundige Rderle
tendorst: Alsluel t
een wijk geenst Poi
meer wordt ggkas.
lok je zeker g«
nieuwe bewoi y.
spiraal naar
is dan niet me^. j
stoppen. De ajjfba
rant-bewonerlcjag
onmiddellijk oarigï
genszou wille^™
nen of niet." >st va
gpd roland lggj
nin
Onh<olking bedreigt naoorlogse wijken
Tientallen miljarden zijn er de komende de
cennia nodig om naoorlogse wijken in grote
en middelgrote steden te moderniseren en
te behoeden voor verpaupering. Het geld is
niet zozeer nodig omdat de woningen
slecht zouden zijn, meent de Nationale Wo
ningraad, maar om de wijken aantrekkelijk
te houden en de fatale leegloop te voorko
men die aan het totale verval voorafgaat. R.
Grotendorst, deskundig op het gebied van
de wijkontwikkeling, ziet het wat minder
dramatisch als de NWR, maar laat zien
waar de schoen wringt.
Op het eerste gezicht is er niets aan de
hand in Amsterdam-Noord. De flatgebou
wen zitten strak in de verf. De straten zijn
schoon en graffiti ontbreekt. Het grasveld in
het plantsoen is ruim en met zijn uit de
kluiten gewassen bomen is het er prettig
wandelen. Zelfs de glijbaan met klimrek
voor de kleintjes verkeert in puike staat.
Kortom, wat is er mis in wijken als deze, die
overal in het land in de jaren zestig uit de
grond zijn gestampt?
R. Grotendorst, directeur van advies- en
projectmanagementbureau Kwadrant in Al-
mere, heeft weinig kritiek. ,,Het ziet er goed
uit hier". Maar volgens de voormalig direc
teur van de woningcorporatie Nieuw Am
sterdam, tot voor kort nauw betrokken bij
de vernieuwingsoperatie in de Bijlmermeer,
is er toch geen reden zelfgenoegzaam ach
terover te leunen. Gemeente, woningbouw
corporaties en beleggers moeten alert zijn.
Stadsvernieuwing is geen klus waar je na af
loop een punt achter zet, maar een voort
durend proces. „Als je de zaak op zijn be
loop laat, gaat het mis en zijn verloedering
en verpaupering niet meer te keren."
Grotendorst knikt tevreden als we een
flatgebouw uit een serie van acht passeren.
Het houtwerk is in helder blauw en geel ge
schilderd. Bij het portiek hangen negen
brievenbussen in een helderrode kast. De
deur naar het portiek is afgesloten. „Dat
was nog niet nodig toert deze huizen in de
jaren zestig werden gebouwd", merkt de
Kwadrant-directeur op. Geroutineerd in
specteert hij de deurpost op braaksporen.
Die zijn er niet, dus zo beroerd kan het hier
nog niet zijn.
Gordijntjes
De frisgewassen gordijnen, op sommige
plaatsen zelfs in het portiek, laten zien dat
mensen hier nog graag wonen. De grove
lappen of kranten die in andere wijken de
echte armoede symboliseren, treffen we
hier nergens aan. Plantenbakken en be
zems op de plaatsjes op de benedenverdie
ping zijn ook al een goed teken. Ze worden
ongemoeid gelaten en dat betekent „dat het
hier sociaal nog functioneert".
De mensen letten hier een beetje op el
kaar en dat voorkomt afglijden. Buurtbewo
ners begroeten elkaar hartelijk op straat en
spreken vreemden aan om te horen wat ze
komen doen. Vanuit een stoeptuintje kron
kelt een klimop naar het balkon van de
tweede verdieping. Met een stuk papier
voor het raam werft een pedicure klanten.
„Een goed teken", bromt Grotendorst. „De
mensen doen nog wat, ze zetten zelfs nog
bedrijfjes op".
Ondanks deze gunstige signalen is er alle
reden om de vinger aan de pols te houden.
Deze portiekwoningen waar in de jaren zes
tig de middenklasse kwam wonen, zien die
zelfde groep totaal verdwijnen. Het gaat
hen goed, ze willen geen drie- of vierkamer-
flatje meer van zestig of tachtig vierkante
meter en verruilen dat liefst zo snel moge
lijk voor een koophuis met een tuin in een
groeikern of uitbreidingsgebied. Dat kost ze
twee keer zoveel, maar die negenhonderd
of duizend gulden hebben ze er graag voor
over.
Juist dat is het, wat Grotendorst zorgen
baart. Wie wil hier dan nog wonen? Er staan
niet zoveel mensen meer op een wachtlijst
meeste winkels zijn gevestigd op de bene
denverdieping van een drietal hoge flats. De
'dooie onderkant' aan de achterkant van
het gebouw vraagt om narigheid. Toen deze
flats werden gebouwd, was veiligheid nog
geen probleem, op dit moment is dat een
hot item in woningbouwland. Nu is het be
hoorlijk riskant geworden om in de fietsen
berging een dure fiets of brommer achter te
laten. „De straat moet leven. Er moeten ra
men zijn of etalages, want anders verlies je
de greep op wat er gebeurt." Ter illustratie
wijst Grotendorst naar slordige verfplekken
die graffiti aan het oog onttrekken.
Identiek
Net als in veel andere steden staat in deze
Amsterdamse wijk een aantal volstrekt
identieke flats in slagorde opgesteld. Wijken
van dit type werden in de wederopbouwfa-
se na de oorlog in zeer korte tijd uit de
grond gestampt. De eenvormigheid wreekt
zich nu. Dat is voor de bewoners niet leuk
en bezoekers kunnen je huis vaak niet vin
den, een plaag die ook de woonerven in de
moderne nieuwbouwwijken teistert. Dat is
opnieuw een reden om zo'n wijk de rug toe
te keren. Nogmaals, het probleem is alge
meen en doet voor in grote, middelgrote
steden en groeikernen.
Met verbazing beziet Grotendorst dan
ook een rijtje van acht flats dat enkele jaren
geleden keurig is opgeknapt en gestuct in
dezelfde tinten geel en beige. „Waarom
hebben ze nou vastgehouden aan die een
vormigheid? Het is toch veel leuker om te
zeggen dat je in de blauwe of de groene flat
woont?"
Aan de zuidrand va* de wijk, we naderen
de oevers van het IJ, staat een rijtje laag
bouw. Prima, luidt het oordeel en het ken
nersoog ziet gelijk dat het stuk voor stuk
koopwoningen zijn. „Allemaal andere voor
deuren, zie je wel?" Mensen die een betere
baan vinden en wat anders willen dan hun
flat, kunnen in dezelfde wijk een huis ko
pen.
Van de scheiding tussen rijk en arm - „die
segregatie heeft een kleurtje gekregen" -
moet de moderne volkshuisvester niets
hebben. Mensen die beter willen wonen,
verlaten niet alleen hun huis maar ook hun
sociale omgeving als ze naar een slaapstad
in de buurt vertrekken. Dat is vooral fnui
kend voor de achterblijvers en hun kinde
ren. „Het is toch niet goed als een kind in
zo'n verpauperde wijk het idee krijgt dat het
normaal is dat er niemand werkt?"
Dat zal hier niet gauw gebeuren, want de--
ze koopwoningen maken wel degelijk deel
uit van de wijk. De economisch sterkeren
blijven voor de wijk behouden. Dat geldt
ook voor de rij vrije sectorhuizen aan de
rand van een groengebied met veel water,
waar toom gakkende ganzen de sfeer be
is, 2
paalt. „Ah, de dokter woont ookoos
wijk", klinkt het blij verrast. „Dajonl
achterstandswijken allang onder
worden."
De veranderingen die nodig zk"'
naoorlogse wijken voor verval te lURT
zullen zo'n vijftien tot twintig ja^j^
De vinger moet voortdurend
worden gehouden. Gemeente, di^- n
corporatie en de belegger moeten
ten zien dat ze wel degelijk geïn'vert
zijn in de wijk. Het mooiste is alsan j.
men doen in intensief overleg
woners. j jn
Met de zichtbaar geprivatiseerc^
aan de rand van een plantsoentje
mes aan twee kanten. De mensen
tra op. - „Wat moet dat in mijr
waardoor narigheid achterwege bil
scheelt de gemeente heel wat oncll
kosten. Elders is met een hek het p-
sen twee flats getransformeerd tc
meenschappelijke binnentuin. Ck 1
tenstaander die er in komt, dat U
het 'wij-gevoel'.
Zwerfvuil
Benadrukt Grotendorst hoe belang
dat iedereen kan zien dat er aa3\(
wordt gewerkt. De bouw van een
met huurappartementen verborg
een bejaardencentrum juicht hij1}"'
van harte toe. „Dat zijn gigantischóa£
ringen. Zolang men dat aandurft ziai
goed en willen mensen hier nog wcp
Onorthodoxe maatregelen mop
uit de weg worden gegaan. Te def
aan het omzetten van een huurflatje
flats, zodat er perspectief blijft op'r£
ring. „Een tussenmuurtje eruit, eeieti
keuken en een modem douche !n
kunnen wonderen doen." Zelfs hPe
van een flatgebouw dat nog redelijP1
om het te vervangen door een rijtfa
zinswoningen, kan een goede ma1"
om de kwaliteit van een wijk op te ka!
Het omgekeerde geldt ook, doce11
tendorst. Als er in een wijk geen
wordt gestoken, lok je zeker geeira
bewoners. De spiraal naar benede?e
niet meer te stoppen. De adspirail
ner weet onmiddellijk of hij ergens
len wonen of niet. Zwerfvuil teto
slechte buurt. Een zwartgeblakerd
een portiek of zelf aangebrachte
voor het keukenraam van een bene
dieping hoeven geen ramp te zijn,
als een enorme ster in het draadi
een stookruimte. „De vraag is allee
dingen er allang zitten", lacht Grotr
„Rommel moet je snel opruimen, dl
je verloedering tegen. Jammer gend
den we ons liever bezig met speet
uitbreidingsplannen, want daar
steeds meer eer mee te behalen."
Amsterdam-Noord. Stadsvernieuwing is ook nodig in de oude, na-oorlogse wijken. foto gpd roland de bruin
De 'dooie onderkant' van de flats uit de jaren zestig veroorzaakt veel problemen.
voor een huis. De immigratie loopt terug en
de zogenoemde tweede geboortegolf is ook
zo langzamerhand achter de rug. Wijken als
deze lopen het risico in hoog tempo te ont
volken. Het is dus zaak het wonen hier toch
aantrekkelijk te houden.
Een oudere man die zijn hond uitlaat
grijpt de gelegenheid aan om zijn hart te
luchten. Want de zogenaamde verbetering
van zijn huis bevalt hem niets. De woning
corporatie wil overal centrale verwarming
aanleggen en de flats voorzien van een lift.
„Dat kost me alleen maar geld", klaagt hij
in onversneden Amsterdams. „Ik heb twee
hele goeie kachels en ik woon op de eerste
verdieping. Waarom moet ik betalen voor
de lift van een ander?" Zijn huis en de om
geving bevallen hem prima en aan huurver
hoging heeft hij een broertje dood.
Hier zie je in een notendop de problemen
van de verhuurder, meent Grotendorst.
„Waar vind je nog zo'n huurder?" Jongeren
foto gpd roland de bruin
willen meer ruimte en het comfort van cen
trale verwarming. Die man heeft vroeger
misschien nog wel met kolen lopen sjou
wen, die vindt zijn gaskachels prima. De
cprporatie moet het roer wel omgooien.
Met een lift blijft zo'n gebouw voor ouderen
in elk geval toegankelijk. „Een paar etages
erbovenop, desnoods van hout, moeten de
woningen kennelijk betaalbaar houden",
analyseert hij.
Even verderop Is het winkelcentrum, de
Gerijpt maar ongerept
DEN HAAG HANS VAN SOEST
Seks op televisie, zinnenprikkelende
posters in bushokjes, tijdschriften vol
verhalen over nymfomanen en succes
volle versierders. Seks, het lijkt wel een
obsessie. Iedereen praat erover, ieder
een doet eraan. Hoewel. Welke jongen
heeft er tegen zijn schoolkameraadjes
niet staan bluffen dat hij 'het' al lang
gedaan had? En hoeveel van die jonge
tjes kunnen er op volwassen leeftijd
nog steeds niet voor uitkomen dat ze
eigenlijk nog nooit met een ander naar
bed zijn geweest? Het lijkt haast niet
meer te bestaan, een man zonder er
varing. Nog maagd? „Zeker een ho
mo."
Hij stopt een cd van Klein Orkest in
de lade van zijn stereotoren. Uit de
boxen klinkt de tekst: 'Er is een man
laatst dood gegaan, die nog geen dag
van zijn bestaan tevreden was. Maar
daar pas achter kwam, toen er geen
weg terug meer was.' „Dit mogen ze
draaien op mijn begrafenis," lacht
Ischa wat verontschuldigend. Hij
meent het niet echt, of toch wel? „Hu
mor kan de pijnlijkste onderwerpen
bespreekbaar maken. Je wordt er ten
slotte nogal cynisch van.
Ischa wordt binnenkort 25. Hij is
nog maagd. Niet uit religieuze overtui
ging, maar gewoon, omdat het er nog
niet van gekomen is. Hij is vaak ge
noeg verliefd geweest, maar heeft
nooit de moed gehad op een vrouw af
te stappen. „Nooit heb ik tegen een
meisje durven zeggen dat ik verliefd op
haar was. Mijn laatste verliefdheid da
teert uit mijn studententijd. Die ene
keer heb ik al mijn moed bij elkaar ge
raapt en haar een brief geschreven. Ik
kreeg de deksel op mijn neus. Daar
krijg je ook niet meer zelfvertrouwen
van."
Zelfvertrouwen. Ondanks zijn uiter
lijk en zijn opleiding heeft Ischa er niet
veel van. „Ik ben onzeker, verlegen,"
zegt hij. „Ik ben misschien ook wel
bang voor vrouwen. Pure faalangst.
Dus doe ik maar niets. Bij twijfel niet
inhalen, luidt mijn motto. Ik weet dat
je daar niet verder mee komt."
Het Nederlands Instituut voor Soci
aal Sexuologisch Onderzoek onder
zocht twee jaar geleden het seksueel
gedrag van de jeugd in Nederland. On
derzoekster J. Rademakers: „Met 17,7
jaar heeft de helft van alle scholieren
de eerste geslachtsgemeenschap ach
ter de rug. Jongeren met een lagere op
leiding hebben hun seksuele ervarin
gen eerder opgedaan dan scholieren
op bijvoorbeeld het VWO. Waarschijn
lijk is de sociale druk binnen de eerste
groep groter. Ook is het zo dat zij die
serieuzer met school bezig zijn, min
der tijd hebben voor en "behoefte heb
ben aan een vaste relatie. Hoewel het
onderzoek zo betrouwbaar mogelijk is
uitgevoerd, moet je er rekening mee
houden dat jongens altijd geneigd zijn
te overdrijven, terwijl meisjes juist eer
der een oudere leeftijd opgeven om de
werkelijkheid te verdoezelen. Toch
klopt het getal van 17,7 denk ik aar
dig."
Naar maagdelijkheid onder volwas
senen is nooit onderzoek gedaan.
„Wel is in 1991 onderzoek gedaan
naar het seksueel gedrag van volwasse
nen," zegt Rademakers. „Daaruit bleek
dat twaalf procent in het voorgaande
jaar geen seksueel contact had gehad.
Die groep is echter niet gespecificeerd.
We weten niet of het om mensen gaat
die tijdelijk of die nooit met iemand
anders naar bed zijn geweest."
Een ander onderzoek dan. In 1995
ondervroeg de Leidse GGD duizend
studenten uit die stad die deelnamen
aan de jaarlijkse introductieweek. Van
de eerste- en tweedejaars studenten
bleek dat veertig procent nog in het
geheel geen seksuele ervaringen had.
Bij de ouderejaars van 21 jaar en ouder
daalde dit percentage naar 8 procent.
„Die groep van acht procent is niet
nader ondervraagd," zegt onderzoek
ster H'. Tielen. „We weten dan ook niet
waarom deze mensen nog maagd zijn.
Wat we wèl weten, ïs dat het evenveel
vrouwen als mannen zijn. Binnen de
groep zaten ook 30-plussers. Let wel,
het onderzoek is alleen onder studen
ten gehouden. Dit getal van acht pro
cent is dan ook niet representatief voor
Nederland. Het gaat hier om hoger op
geleiden."
Richard (24) zit in dezelfde situatie
als Ischa. Net als hij wil ook Richard
niet herkenbaar worden opgevoerd in
de krant. „Ik schaam me," legt hij uit.
„Ik praat er nooit over. Ik schaam me
niet zozeer omdat ik het nog nooit ge
daan heb. Het is meer omdat ik bang
ben dat mijn omgeving me als een
broekie ziet. Ik ben bang dat ik dan
niet meer op gelijk niveau met hen sta.
Onlangs zag ik een televisieprogram
ma over seks. De presentatrice zei dat
jongeren het tegenwoordig op hun
vijftiende al gedaan hebben. Dan
schiet er door me heen: 'Wat een loser
ben ik'. Ik schaam me voor mijn on
kunde."
Ook Richard heeft nooit een relatie
gehad. Naar eigen zeggen is hij nooit
handig geweest met meisjes. Hij is de
schuchtere jongeman die de kat uit de
boom kijkt. „Ik heb nooit een meisje
kunnen versieren. Ik ben jaloers op
mijn vrienden, die dat al wel hebben
gedaan. Zij hebben meer uit hun leven
gehaald dan ik."
Het zijn zware woorden voor ie
mand van 24. Dat beseft hij zelf ook.
„Maar het maakt me zo triest. Ik heb
nog nooit iemand gekend voor wie ik
meer was dan alleen een aardige jon
gen, iemand met wie ik intiem kan
zijn. Mijn broertje is vier jaar jonger
dan ik. Hij is geen maagd meer, heeft
al lang een vriendin. Hij is de verbeel
ding van mijn tekortkoming. Ik heb
vier jaar langer de tijd gehad en ben
tot niets gekomen. Ik ben vier jaar
minder dan hij, vier jaar minder vol
wassen. Hij heeft iets, waar ik al veel
langer naar verlang.
„Hoe ouder je wordt, hoe meer je je
een eenling voelt als maagd. Steeds
meer leeftijdsgenoten hebben die er
varing wel. Het voelt hetzelfde als op
de middelbare school tijdens de gym
les, wanneer je als laatste overblijft als
er teams gekozen worden. Tegenover
anderen probeer ik de indruk te wek
ken dat ik geen maagd meer ben. Het
algemene beeld is toch dat het raar is,
als je op mijn leeftijd nog nooit seks
hebt gehad."
A. van Naerssen is hoogleraar seksu
aliteit aan de Universiteit van Utrecht.
Hij kan zich de gêne van Ischa en Ri
chard goed voorstellen. Volgens hem
worden mannelijkheid en volwassen
heid gekoppeld aan iemands seksuele
daden.
„Iedere samenleving kent puber-
teitsriten, waarna de jongen geen
maagd meer behoort te zijn. Ik begrijp
dan ook goed dat oudere maagden het
niet makkelijk hebben met hun situa
tie. Ervoor uitkomen dat je onervaren
bent, is even moeilijk als ervoor uitko
men datje homo bent."
Het gesprek met Ischa wordt onder
broken door de deurbel. Het is een
meubelzaak die een bestelling komt
afleveren. Een nieuw bed. „Een een
persoonsbed, wel te verstaan," lacht
Ischa. Zijn mondhoeken houdt hij lang
omhoog getrokken.
'Hoe ouder je wordt, hoe meer je je een eenling voelt als maagd'
illustratie edith e