Jacht op Vos geopend
rr
ZATERDAG 15 MAART 1997
Chemische handelsonderneming zwijgt in alle talen Westerse criminelen hebben de
dood van zo'n zestig
oewel van strafvervolging nog
altijd geen sprake is en minister
Borst in haar antwoorden op
vragen van parlementariërs het bedrijf vrij
pleit, blijft de affaire Vos achtervolgen. In Ne
derland, Duitsland en de Verenigde Staten
hebben advocaten namens Pharval en de
Haïtiaanse ouders van de slachtoffertjes de
jacht geopend op het bedrijf. In een civiele
procedure proberen zij de chemische han
delsonderneming aansprakelijk te stellen
voor het drama. De hoogte van de schade
claims is onbekend maar vast staat dat ze in
de vele miljoenen guldens zullen lopen.
Zelf zwijgt het Alphense bedrijf, dat vijftig
jaar bestaat, zeventig medewerkers in dienst
heeft en een dochteronderneming is van het
Duitse Helm, in alle talen. Na de eerste publi
caties liet E. Pauw, de woordvoerster van di
recteur E. Huisman, weten dat 'in nauwe sa
menwerking met de autoriteiten' aan ophel
dering zou worden gewerkt. Dat het weigeren
van verder commentaar kan worden uitge
legd als schuld bekennen, neemt de directie
volgens Pauw voor lief. „Medewerking verle
nen aan publicaties voordat er volledige op
heldering is, kan evengoed schade tot gevolg
hebben", was het laatste dat kon worden ver
nomen van het bedrijf. Dat was eind augus
tus 1996.
Pot
Het komt Pharval goed van pas dat bij Vos de
kaken stijf op elkaar blijven. De medicijnen
fabrikanten zetten al geruime tijd de media
moeiteloos naar hun hand. Vos wordt verwe
ten de glycerine te hebben verhandeld zon
der ook maar enige vorm van controle. Maar
Pharval, dat de glycerine nota bene gebruikte
als grondstof voor een medicijn, heeft de va
ten net zo min een blik waardig gekeurd. Is
Pharval slechts de pot uit het spreekwoord
die de ketel verwijt dat hij zwart ziet?
De gebroeders Boulos, die volgens hun Ne
derlandse advocaat E. van der Wolf zeer ver
mogend zijn, praten hun verzuim goed door
te wijzen op de barre armoede op het eiland
en de internationale boycot tijdens de mili
taire dictatuur. Zij kunnen zich de appara
tuur die nodig is voor controle en analyse
niet veroorloven, zeggen ze.
Maar volgens de United States Pharmaco
peia Convention (USPC), een gezaghebben
de instantie in de famiacie, is dat geen ex
cuus. De USPC is de maker van de wereld
wijd erkende handleiding United States Phar
macopeia (USP), die bij de levering van deze
partij glycerine een cruciale rol speelt. De eti
ketten op de vaten waren namelijk voorzien
van het predikaat USP 98. De betrokken han
delaren en Pharval verwarden deze aandui
ding met de garantie dat de glycerine ge
schikt was om in medicijnen te verwerken.
Apothekers en fabrikanten van geneesmid
delen kunnen met behulp van de USP-hand-
leiding (farmacopée) grondstoffen keuren,
voorafgaand aan gebruik. USP-woordvoerder
dr. Srini Srinivasan laat vanuit het hoofdkan
toor in Rockville, Maryland weten dat de USP
juist zo is opgesteld 'dat ook arme landen als
Bangladesh en Haïti ermee uit de voeten
kunnen'. „De benodigde apparatuur is hele
maal niet duur. De fabrikant op Haïti mag
dat niet als excuus gebruiken. Als Pharval
zegt die apparatuur niet te kunnen betalen,
dan moeten ze daar geen medicijnen maken.
You cannot play with people's lives.
Overeenkomsten
Vanuit zijn kantoor in Soest zegt de advocaat
van Pharval, E. van der Wolf: „Al zou Pharval
de glycerine wel hebben onderzocht, dan was
de verontreiniging niet aan het licht geko
men." Hij licht deze opmerkelijke uitspraak
toe. „De identificatiemethode die was ver
meld in de bewuste USP om vast te stellen of
de gekochte vaten zuivere glycerine bevatten,
schoot te kort. Glycerine kan er niet mee van
antivries worden onderscheiden. Daarvoor
vertonen de beide stoffen te veel overeen
komsten."
De Leidse farmacoloog A.G. de Boer, werk
zaam op het Sylvius-laboratorium, bevestigt
de lezing van Van der Wolf. Ook hij beweert
dat er iets mankeert aan de USP. „Het is via
de methode zoals beschreven, de zogeheten
infraroodspectroscopie, inderdaad niet mo
gelijk glycerine van diethyleen-glycol (anti
vries) te onderscheiden. Daarvoor lijken de
twee stoffen te veel op elkaar, ze bezitten na
melijk gelijke watergroepen. De 'vingeraf
druk' die het infraroodlicht maakt, is niet
nauwkeurig genoeg om de verschillen te
zien."
Een ding staat voor De Boer vast. „Deze
verontreining is niet langs natuurlijke wijze
ontstaan. Mogelijk is een slimme chemicus
aan het werk geweest. Iemand die weet dat
die stoffen op elkaar lijken. Ik durf niet te be
weren dat de glycerine is vermengd met anti
vries om mensen opzettelijk te vergiftigen.
Het is aannemelijker dat de vaten met anti
vries zijn gevuld omdat er even geen glyceri
ne beschikbaar was. En antivries is gemakke
lijk in grote hoeveelheden aan te maken."
Een directeur van een chemische handels
onderneming die het voor Vos wil opnemen,
vraagt zichzelf hardop af: „Wie kan er belang
bij hebben met glycerine te sjoemelen? Het is
waarschijnlijk goedkoper om pure glycerine
te leveren dan haar met antivries te vermen
gen. Glycerine is een betrekkelijk laagwaardi
ge grondstof. Antivries is waarschijnlijk net
zo duur per vat."
Van de hand
Srini Srinvasan wijst de kritiek op zijn USP
volledig van de hand. „Wij hebben monsters
gekregen van de gewraakte glycerine en die
getest met behulp van de methode die we
zelf voorschrijven. De monsters haalden de
test niet; wij konden dit spul niet als glyceri
ne identificeren. Wat er in uw land wordt ge
zegd en geschreven over de infraroodspec
troscopie, dat bestrijd ik niet. Maar met al
leen deze test uit de USP-handleiding ben je
er niet. Je kunt een grondstof pas vertrouwen
als je alle voorgeschreven testen over glyceri
ne hebt gedaan. Als hieruit blijkt dat het geen
zuivere glycerine is, dan weet je nog niet
waarmee het is verontreinigd. Dat zul je ver
der moeten onderzoeken."
Op de vraag wie dat moet nagaan, geeft
Srinivasan een heel duidelijk antwoord:
„Quality is everbody's business. De enige die
niet hoeft te testen, is de consument, die
moet er op kunnen vertrouwen dat het pro
duct in orde is. Dus dat betekent in dit geval
dat de producent van de glycerine, de hande
laren en de fabrikant die glycerine vdor een
medicijn gebruikt, de grondstof hadden
moeten controleren.
Wettelijk zijn handelaren in chemische
grondstoffen als glycerine niet verplicht hun
handelswaar te controleren. Minister Borst
heeft dat ook ettelijke keren verklaard. Het is
de reden waarom zij tot dusverre Vos van alle
blaam zuivert. Geluiden om de handelaren
hiertoe wel te verplichten klinken luider sinds
de ramp op Haïti.
Onbetaalbaar
De directeur van een Nederlands bedrijf dat
op dezelfde markt opereert als Vos denkt
daar het zijne van: „Het grote nadeel van ver
plichte controles is het prijsopdrijvend effect.
Chemische producten verwisselen soms tien
tallen keren van tussenhandelaar alvorens ze
Haïtiaanse kinderen op hun
geweten. Zo simpel is het
volgens de gebroeders Boulos,
eigenaren van de
medicijnenfabriek Pharval op
het eiland in de Caribische Zee.
Voor het oog van de camera
wijzen ze keer op keer met de
beschuldigende vinger naar
met name het chemische
handelsbedrijf Vos BV uit
Alphen aan den Rijn. Dat
leverde februari 1995 vaten
met glycerine die Pharval
verwerkte in een hoestdrank
die dodelijk bleek. De kinderen
overleden na het slikken van de
drank. Onderzoek van de
Amerikaanse Food and Drugs
Administration (FDA) wees uit
dat de glycerine sterk was
verontreinigd met antivries
(diethyleen glycol).
op de plaats van bestemming komen. Als ie
dere handelaar gaat controleren, worden ze
ker in een land als Haïti medicijnen onbe
taalbaar."
De directeur, die zijn naam niet afgedrukt
wil zien, rekent voor dat controle van de be
wuste partij glycerine Vos minstens driedui
zend gulden zou hebben gekost. „Een hoog
bedrag vergeleken met de opbrengsten. Vos
verkocht de 72 vaten glycerine namelijk voor
dertigduizend gulden.
„Het beste controlepunt ligt bij het eind
station, degene die de grondstoffen gaat ver
werken in een medicijn. Daar moeten mon
sters worden genomen van het spul, alleen
dan kun je nauwkeurig vaststellen of de in
houd in orde is. In Haïti is deze controle ach
terwege gebleven. Het bedrijf had niet eens
de instrumenten om te kunnen controleren.
Dit aspect verdient de meeste aandacht. De
tussenhandel kan nauwelijks iets worden
verweten, maar toch is het Vos die het
zwaarst onder vuur ligt. Dat heeft te maken
met het slechte imago dat wij hebben. En als
dan ook nog eens slachtoffers vallen in een
straatarm ontwikkelingsland speelt het wes
terse schuldgevoel op en wordt er gemaks
halve aan voorbijgegaan dat de gebroeders
Boulos multi-miljonairs zijn. In mijn ogen is
maar één schakel lichtvaardig geweest: fabri
kant Pharval."
Minister Borst mag Vos dan vrij pleiten,
advocaat Van der Wolf van Pharval heeft
minstens één heel belangrijke reden om ach
ter de Alphense handelsonderneming aan te
blijven jagen. „Mij is verteld dat Vos zes va
ten met antivries verontreinigde glycerine
aan een niet nader genoemde kunststoffenfa-
brikant in Nederland heeft geleverd. Deze fa
brikant bemerkte dat de glycerine niet deug
de en reclameerde dat bij Vos. Pas lange tijd
na deze leverantie voltrok zich de ramp op
Haïti. Met andere woorden: Vos heeft moge
lijk geweten dat er iets mis was met de partij
ingekochte glycerine en verzuimd Pharval
hierover te informeren.
Een ander aspect verdient volgens de Soes-
ter advocaat minstens zo veel aandacht. Vos
heeft volgens hem vertrouwd op een vermoe
delijk ongesigneerd analysecertificaat. „Bij
mijn weten is het de norm in de internatio
nale handel in chemische producten dat op
certificaten de naam staat van het laboratori
um waar de grondstof is onderzocht", zegt
Van der Wolf.
Tradities
De eerder geciteerde directeur van een che
mische handelsonderneming relativeert de
betekenis van deze ontdekking van Van der
Wolf. „De handel in chemische grondstoffen
als glycerine verloopt volgens oeroude tradi
ties. Documenten en papieren spelen nau
welijks een rol. Al had er wel een handteke
ning op dat certificaat gestaan, dan was het
een onduidelijke handtekening van een on
duidelijke Chinees."
„Vertrouwen in de handelspartner, dét is
feitelijk de basis waarop zaken worden ge
daan. Men gaat er gewoon vanuit dat de in
houd van de vaten overeenstemt met wat er
op het etiket staat. Het uitsluiten van risico's
begint met de partnerkeuze. Het is ook de
gewoonste zaak van de wereld dat tussen
handelaars zelf etiketten opplakken. Dat is
niet louche, maar is eigenlijk pure noodzaak.
De tussenhandel moet het hebben van de
'neutraliteit'. Neutraliteit is ons kapitaal. Het
is verstandig om de naam van de vorige tus
senhandelaar niet prijs te geven. Je vervangt
gewoon zijn etiketten door die van jou. Nie
mand hoeft te weten waar jij je product van
daan hebt, anders gaat- de afnemer de vol
gende keer direct naar die andere tussenhan
delaar en help je je eigen business om zeep."
„Ik ga hierin heel erg ver en geef mijn me
dewerkers de instructie om niet te zeggen
waar ik ben. Alleen de plaatsnaam kan al een
aanwijzing zijn om erachter te komen met
wie ik allemaal zaken doe. Het is zelfs zo dat
tussenhandelaren in tachtig procent van de
gevallen de .gekochte partijen niet zien. Ik ga
misschien vier keer per jaar naar mijn maga
zijn. Het etiketteren is dan ook een routi
neklus die vaak wordt uitbesteed aan der
den."
De transactie met de dodelijke glycerine past
heel aardig in bovengeschets beeld. Vos heeft
de vaten niet bij de - nog altijd onbekende -
Chinese producent vandaan, maar kocht ze
via de Duitse tussenhandelaar Metall Che
mie, die op zijn beurt de vaten weer betrok
van het voormalige Chinese staatsbedrijf
Sinochem. Vos sloeg de vaten op in een ha
venloods in Rotterdam. Na een aantal maan
den verkocht Vos de glycerine door aan het
Duitse handelsbedrijf CTC. Laatstgenoemde
leverde uiteindelijk rechtstreeks aan Pharval
op Haïti. Van alle tussenhandelaren is Vos de
enige die de glycerine daadwerkelijk in bezit
heeft gehad. De anderen zijn slechts op pa
pier eigenaar geweest.
Nalatig
Secretaris F. Hes van het Verbond van Han
delaren in Chemische Producten (VHCP),
waarbij Vos is aangesloten, hecht wel veel be
lang aan de papieren die 'meereizen' met de
handelswaar. „Als je weet dat de glycerine
voor een gevoelige toepassing wordt gebruikt
dan denk ik dat je nalatig bent als je niets
doet om de glycerine te controleren op ver
ontreinigingen. Dat kan zijn door zelf mon
sters te nemen of door af te gaan op een cer
tificaat waarvan je redenen hebt om dat te
vertrouwen. In dat verband ben ik blijer met
een handtekening van een Nederlands be
drijf dan met die van iemand uit een ver
land."
Toch waakt Hes ervoor in dit stadium Vos
nalatigheid te verwijten: „Het is aan de rech
ter om uit te maken of Vos nalatig is geweest.
Het verbond kent Vos als een serieus bedrijf
dat permanent bezig is om zijn milieu- en
veiligheidsprestaties te verbeteren. Ik weet
dat men bij Vos in de maag zit met deze af
faire, men gaat er gebukt onder. Er wordt ge
bruik van gemaakt door anderen, de een z'n
dood is immers de ander zijn brood."
De secretaris zegt dat hij er niet van op de
hoogte was dat 'het lid Vos' zich ook mani
festeert in de tussenhandel. Hes dacht altijd
dat Vos alleen handelde in producten die op
het eigen bedrijfsterrein worden behandeld
en gecontroleerd. „Het merendeel van onze
leden heeft niet te maken met de handels
stroom waarbij nog op zee zaken wordt ge
daan. Maar niet weten is in dit verband niet
hetzelfde als niet goedvinden. In de wereld
van 'traders' en 'brokers' kim je goed of
slecht varen. Vergelijk het met de aandelen
handel. Het gaat om een heel ander soort be
drijfstak met z'n eigen manier van zaken
doen. Maar ook hier geldt het principe dat je
net als bij de gewone handel moet leveren
watje zegt te leveren."
Ook advocaat Van der Wolf is die mening
toegedaan. „Laat duidelijk zijn dat ik Vos niet
van contractbreuk beschuldig. Om de dood
eenvoudige reden dat Vos geen contract had
met Pharval. Echter, het feit dat in de door
Vos geleverde vaten geen glycerine maar iets
anders zat, is wel de oorzaak van de dood van
de Haïtiaanse kinderen."
Van der Wolf zegt dat hij niet van de kwade
opzet van Vos uitgaat. Wel vindt hij dat aan
genomen moet worden dat Vos wist dat de
glycerine in medicijnen zou worden ver
werkt. „Die wetenschap had voor Vos moe
ten betekenen dat hij extra goed in de gaten
had moeten houden of alles wel in orde was.
Bovendien had Vos, als het verhaal over de
kunststoffabrikant klopt, een en ander kun
nen voorkomen. De leverancier van dodelijke
koffiebonen komt ook niet weg met het ver
haal dat hij niet wist dat er koffie van zou
worden gemaakt.
Welkom
Het hernieuwde pleidooi van PvdA-parle-
mentariër mevrouw Verspaget voor een straf
rechtelijk onderzoek is Van der Wolf zeer
welkom. „Ik ben alleen maar advocaat en ik
ben daardoor aangewezen op verklaringen
van derden. Vos heeft er geen belang bij mij
behulpzaam te zijn. Maar bij een stafrechte-
lijk onderzoek kan justitie bijvoorbeeld de
administratie van een verdacht bedrijf in be
slag nemen en kunnen getuigen onder ede
worden verhoord. Mijn afhankelijkheid van
derden is dan beduidend minder."
De raadsman van Pharval bestrijdt de op
vatting van minister Borst dat Vos niet ver
antwoordelijk kan worden gesteld voor het
drama omdat de Alphense firma volgens de
wet niet verplicht was om de glycerine te tes
ten. „De afwezigheid van regels is geen grond
om iemand van rechtsvervolging te ontslaan.
Zeker niet als er sprake is van gedragsnor
men waarvan het negeren mogelijk kan uit
monden in nieuwe jurisprudentie. En ik be
grijp dat het Verbond van Handelaren in
Chemische Producten van zijn leden bepaal
de gedragsnormen verlangt."
Het bedrijf van Vos. De directie zwijgt in alle talen.
FOTO HIELCO KUIPERS