dokter, Indonesiër
en Nederlander
'Bernhard en Soekarno spraken
wel degelijk in het geheim'
»T
ZATERDAG 8 MAART 1997
De door de Japanners kreupel getrapte reus hangt achterover in de bank. foto ronald frisart
ambassadeur werd in Bonn, nam hij Tapihe-
ru in dienst als privé-secretaris. In Zains
spoor stond Tapiheru ruim tien jaar met zijn
neus overal bovenop, zonder dat hij ambte
naar was. Zijn onafhankelijkheid bleef daar
door gewaarborgd.
„Wel kreeg ik in 1953 een Indonesisch pas
poort. Want het was een beetje gek om als
medewerker van de ambassadeur met een
Hollandse pas rond te lopen."
Drie jaar later reisde president Soekarno
door Europa, waarbij hij ook Bonn aandeed.
„'Hé, jij bent Bob hè?', zei Soekamo, toen hij
me zag. In het Hollands. 'Jij bent Bob, wong
raksasa Suroboyo' (de reus uit Surabaya, RF).
Hij herinnerde zich hoe ik in 1946 in Yogya,
bij de oprichting van de PIM, met kop en
schouders boven die kleine Ambonneesjes
uit stak. Soekarno zei: 'Wat doe jij hier in
Bonn?'. Alles in het Hollands. Dat is het juist.
Ik heb nooit begrepen waarom de Hollanders
die kerel zo haatten. Deze vent was..., ja, ik
kan zeggen: hij heeft werkelijk van de Hollan
ders gehouden.
Soekarno zei ook eens tegen me dat de
Amerikanen alleen uit waren op eigenbelang.
Hij zei: 'We kunnen toch beter met de Hol
landers? We kennen elkaar 350 jaar. Zij heb
ben de know-how, wij de resources. Wanneer
we als partners verdergaan, waarom zou dat
niet kunnen?'."
In Wenen wilde de Indonesische president
de bloemetjes eens flink buiten zetten. Geen
goed idee, vond Tapiheru. „U mag niet uit",
hield hij de president voor. „Morgen moet u
geestelijk en lichamelijk nuchter zijn. Soekar
no boos hè: 'Ik ben geen klein kind, donder
op!' Later die avond werd er op mijn kamer
deur geklopt. Moest ik bij Soekarno komen.
Soebandrio, minister van buitenlandse za
ken, zat er ook. En een paar Indonesische
ambassadeurs. 'Maak hem ambassadeur', zei
Soekamo tegen Soebandrio. Maar ik zei: nee.
Die kerels allemaal kijken! Ik zei: nee, ik ge
loof niet dat de kleren de man maken. Wat
doen ambassadeurs? Ik heb gehoord dat er
wel telegrammen naar Jakarta worden ge
stuurd over voetbaluitslagen. Wat kost dat
wel niet? Ik zie nog hoe Bung Karno me aan
keek. Dat heeft zijn respect gehad, dat ik wei-
gerde. Daarom kon ik tegen hem altijd veel
zeggen. En natuurlijk ook omdat ik nooit
ambtenaar ben geweest."
Fortuin heeft dat Tapiheru niet opgeleverd,
vrijheid wel. Met ambassadeur Zain trok hij
mee naar Washington en Bern. Overal was
hij achter de schermen actief. „Jij zit achter
de gordijntjes, heeft Soekarno eens tegen me
gezegd."
'Europeaan'
Halverwege de jaren zestig generaal
Suharto had Soekarno van de troon gestoten
was Tapiheru het diplomatieke wereldje
zat, nam ontslag en ging weer zijn eigen weg.
Via Amerika belandde hij in Mexico, waar hij
zich verdiepte in indiaanse geneeswijzen. In
de jaren zeventig ging hij met zijn Duitse
vrouw naar Indonesië. Op Java vertegen
woordigde hij enkele grote Duitse bedrijven.
En weer trok hij zijn mond open als hij dat
nodig vond. Bijvoorbeeld over de steekpen
ningen die invloedrijke Indonesiërs van bui
tenlandse firma's aanpakten. „We zaten eens
met een groep mensen te eten toen ik me
uitsprak tegen de corruptie. Kreeg ik te ho
ren: 'Bung Bob, terlalu kejam. Bob je bent te
hard. Mond houden'. Ik zei: ja hoor eens, ik
heb builen geen Mercedes staan die ik van
die lui heb gekregen. Had ik weer te veel ge
zegd hè."
De door de Japanners kreupel getrapte
reus hangt achterover in de bank. Onder
handbereik een stapeltje spullen dat zijn le
vensloop illustreert. Een stukje linnen met
zijn Japanse kampnummer. En zijn geboor
tebewijs. Toen hij daarmee een vervolgden-
uitkering ging aanvragen, begrepen ze er
weinig van op de Nederlandse ambassade in
Bonn. ,,U bent geen Nederlander, zeiden ze.
Op uw geboortebewijs staat 'Europeaan'. Ik
zei: 'Dan zijn jullie erg snel geweest'. Vraagt
die consul: 'Hoezo?' 'Nou', zei ik, 'tegenwoor
dig hebben we de Europese Uniq, maar jullie
hebben mij al in 1922 tot Europeaan ver
klaard'. Hahaha."
Bob Tapiheru grijnst. „Het
kan", zegt hij, „een Duitse
ziekte zijn. Kanselier Kohl heeft
ook wel eens een black out."
Prins Bemhard zegt zich niets te
herinneren van een geheim ge
sprek in 1961 met de Indonesi
sche president Soekamo. Maar
Tapiheru houdt vol dat het wel
degelijk heeft plaatsgevonden.
Westelijk Nieuw-Guinea was
in 1961 een splijtzwam. Indone
sië eiste het gebied op, Neder
land vooral minister Luns
weigerde. Een militair treffen
leek steeds onvermijdelijker. In
een poging het tij te keren, sta
ken Bernhard en Soekamo in
april 1961 in Washington de kop
pen bij elkaar. De prins behoorde
tot de stroming die vond dat Den
Haag Nieuw-Guiriea aan Jakarta
moest overdragen.
Op 19 september 1996 bracht
Tapiheru het geheime beraad
tussen Soekamo en Bernhard
even ter sprake voor de Haagse
rechtbank. Hij getuigde daar in
het proces van journalist Willem
Oltmans tegen de Staat. Oltmans
zelf schreef over die ontmoeting
al eerder. Tapiheru was de eerste
die Oltmans' bewering bevestig
de.
Meteen volgden ontkennin
gen. De Rijksvoorlichtingsdienst
verklaarde dat de prins zich niet
herinnerde Soekamo ooit te heb
ben gesproken. Een zegsman vdn
Buitenlandse Zaken noemde Ta-
piheru's verhaal 'hoogst onwaar
schijnlijk'. „We gaan achterhalen
uit welke bron de getuige dit ver
haal heeft."
Een half jaar later is het ministe
rie nog geen steek verder. „Onze
archieven leveren zelfs geen be
gin van een aanwijzing dat zo'n
gesprek heeft plaatsgevonden",
aldus een woordvoerder. Maar
wat bewijst dat? Buitenlandse
Zaken was bij het gesprek Soe-
kamo-Bemhard niet betrokken.
De strekking daarvan stond im
mers haaks op het beleid van mi
nister Luns. Daarom is het on
derwerp ook zo gevoelig: als
echtgenoot van het staatshoofd
zette Bemhard de minister de
voet dwars. Staatsrechtelijk een
faux pas.
Uitgebreider dan voor de recht
bank diept Tapiheru details op
uit zijn herinnering. „Ik was in
Tilden Street (Washington, RF),
de residentie van de Indonesi
sche ambassadeur. Ik kreeg een
telefoontje van het Witte Huis.
Ongeveer zo: This is the White
House about the talk between
your president and the prince. Ik
heb doorverbonden met de am
bassadeur. Die was boven in zijn
slaapkamer. De ambassadeur zei
me: 'Verbind even met het May
flower Hotel'. Daar logeerde Soe
kamo. Het Witte Huis heeft dus
gezegd: het gesprek van prins
Bemhard met Soekamo gaat
door."
Zeker weet liij het niet meer,
maar Tapiheru veronderstelt dat
het onderhoud plaatsvond ten
huize van Robert Kennedy, mi
nister van justitie en broer van de
Amerikaanse president.
,,'s Avonds kwam Soekamo terug
in zijn hotel", gaat Tapiheru ver
der. „Wij allemaal erheen. Er wa
ren verschillende (Indonesische,
RF) ministers,bij. Soekamo zei:
'Met deze man kan men praten,
ondanks dat hij geen Hollander
is'." Bedoelde Soekamo daarmee
prins Bernhard? „Ja", zegt Tapi
heru beslist. „Soekamo zei nog:
De presidenten Soekamo en Kennedy schudden elkaar de hand. In het
geheim sprak Soekamo ook met prins Bernhard. foto archief anp
'Elke Hollander en elke Indone
siër die nu nog sneuvelt, is er één
te veel'." In een vorig jaar gepu
bliceerd pamflet schrijft Oltmans
dat de prins en de Indonesische
president elkaar later nogmaals
in het geheim spraken, in We
nen. Tapiheru weet dat niet uit
eigen waarneming. „Maar ik heb
wel van dat gesprek gehoord.
Van lui van de Indonesische am
bassadedaar."
f et kronkelige levenspad van 'De reus uit Surabaya'
arno mocht zich graag in het uitgaansle-
egeven. Tapiheru vond dat niet altijd een
'dee. foto archief ap
k heb altijd tussen blank en bruin
I in gezeten", concludeert Tapiheru
(74) in zijn bescheiden Duitse wo
ning, een half uurtje rijden ten zuiden van
Bonn. „Eigenlijk ben ik Indo-verkeerd." Niet
een Nederlandse vader en een Indonesische
moeder, maar omgekeerd: zijn vader was
Ambonnees, zijn moeder kwam uit Deventer.
„Ik kan nog altijd Dèventers proat'n", lacht
hij zijn gulle lach.
Jacobus Leonardus Tapiheru werd in 1922
geboren in Bandung. Zijn vader was er inge
deeld bij de bergartïllerie. Het was maar een
intermezzo, want pa Tapiheru was onder
wijsman in hart en nieren. Na zijn opleiding
in Nederland reisde senior in 1921 met zijn
kersverse vrouw als hoofambtenaar naar In-
dië. Het gaf hen op de boot recht op een hut
in de eerste klas. Tapiheru: „Twee snotneus
jes, 21 en 23 jaar. Alles keek naar Kwatta,
haha." Onderbroken door twee Europese
verloven, maakte vader Tapiheru onderwijs-
carrière op Ambon, Sumatra en Java. Toen
hij in 1939 plotseling overleed, was hij direc
teur van een MULO. „Hij is te vroeg gestor
ven", vertelt zijn zoon, „anders was hij in
1941 inspecteur geworden van het westers
onderwijs. Als zwartje!"
De grenzen tussen de rassen speelden in
Indië een grote rol. Bob Tapiheru ondervond
dat op de HBS in Malang. Hij meende dat hij
voor Nederlands een negen verdiende, maar
kreeg slechts een zes. „Toen zijn mijn ouders
meegegaan naar school. In de klas bij de lera
res Nederlands zei mijn vader: 'Ik ben de va-
desvan Bob'.
'Ja en?', zei ze, zo uit de hoogte.
'Ik ben directeur van de MULO in Proboling-
go'-
'Ja en?'
'Ik geef Nederlands. En ik begrijp niet dat
Bob maar een zes krijgt'.
'Ja maar eeeh....', zei ze.
Toen kwam mijn moeder naar binnen. Mijn
vader zei: 'En hij heeft een Nederlandse moe
der'. Antwoordde die docente:, 'U weet toch
zelf dat het onmogelijk is dat een bruine een
beter cijfer voor Nederlands krijgt dan de
Hollandse kinderen?'
„Zulke dingen heb ik in mijn jeugd meege
maakt." Tapiheru zucht. Zijn ogen schieten
vuur.
Grootste teleurstelling
Na het overlijden van zijn vader zouden Bob
en zijn moeder naar Holland gaan. Maar de
Duitsers vielen Nederland binnen, dus ble
ven ze in Indië. In Malang belandde Bob bij
de stadswacht. Het werd 1942. „Bij de Japan
se inval had ik mijn grootste teleurstelling.
Dat die geweldige KNIL-officieren wegliepen;
èn de Australiër, èn de Engelsman, èn de
Amerikaan. Alles richting Australië. De stra
ten waren bezaaid met sterren. Ik zei: er zijn
meer sterren hier op Aarde dan daarboven."
Tapiheru zelf trok zich met wat Britten,
Amerikanen en KNIL-militairen terug op de
hellingen van de vulkaan Semeru. Hij moest,
zo werd besloten, in Javaanse steden verzets-
groepjes opzetten.
„Maar ja, ik was 1 meter 75. Een beetje te
groot voor een Indonesiër, en te licht van
kleur." Bij de kapitein van de Arabieren in
Probolinggo haalde hij daarom een pasje dat
moest aantonen dat hij Arabier was. Enige
tijd ging het goed, maar in Pekalongan werd
Tapiheru gepakt. „Ze brachten me naar het
Java Hotel. Daar zat de Kenpeitai, de Japanse
Gestapo."
Hij werd naar een ruimte gebracht met een
stoel, een hoopje steentjes en een katrol.
„Dat daarmee werd gemarteld, wist ik nog
niet. Die stoel, zo'n zware van djatihout,
moest ik boven m'n hoofd houden. Ik dacht:
dat is niks, ik heb wel gewichten van honderd
kilo getild. Maar na tien minuten met dat
ding boveh je hoofd merk je: hé, ik word
flauw.
Toen ik weer bijkwam, was de Japanse chef
me aan het schoppen. Het eerste verhoor
duurde ongeveer zes uur. Dag en nacht gin
gen ze door. Vaak haalden ze je 's nachts uit
je hondenhok voor ondervraging.
Tapiheru wijst op zijn benen. Zonder de
hulp van krukken kunnen die hem niet meer
dragen. „Overblijfsel van de Kenpeitai. Ze
staken bamboestokken tussen m'n kniehol
tes en trapten op mijn bovenbenen. Dan
worden je knieën uit elkaar getrokken. Ook
de waterkuur pasten ze toe. Ze goten je vol
water en trapten op je buik tot het er weer uit
kwam."
Heksenketel
Na anderhalve maand hield het inééns op. Je
gaat op transport naar Batavia en daar word
je onthoofd, kreeg hij te horen. „Maar door
een fout van een Japanner ging ik niet mee
met die trein." In plaats daarvan belandde hij
eerst in de gevangenis van Pekalongan en
daarna in kampen. In Ngawi, waar hij bijna
overleed aan tyfus. En in Cimahi, waar hij de
Japanse capitulatie meemaakte.
Na die 15de augustus 1945 werd Indonesië
een heksenketel. „Overal had je groepen pe-
muda's", jongeren die van koloniaal gezag
niets meer wilden weten. Om zijn Neder
landse moeder maakte Tapiheru zich daar
om grote zorgen. „Als ze beginnen te bacok
(hakken, RF) vragen ze heus niet of je hier
wel mag zijn, zei ik. Daarom heb ik haar on
dergebracht in het marinekamp in Malang."
Zelf ging hij de revolutionaire maalstroom
niet uit de weg. Voor de Republikeinen reed
hij met vrachtwagens op en neer tussen Solo
en het door Britse troepen bezette Surabaya.
Enkele malen was de legendarische Sutomo
zijn passagier. „Bung Tomo was een klein ke
reltje, maar met een geweldige stem."
In Surabaya schreef Sutomo een pasje uit
waarmee Tapiheru in Yogyakarta de oprich
ting bijwoondevan de jongerengroep Pe-
muda Indonesia Maluku (PIM). Ook presi
dent Soekarno gaf acte de présence. Tien jaar
nadien zou blijken dat de lange Tapiheru het
staatshoofd niet was ontgaan.
Omdat hij het voor zijn moeder op Java
steeds gevaarlijker vond, overreedde hij haar
naar Batavia te gaan. Daar namen ze de boot
naar Europa. Bob veroverde er in 1949 een
plaatsje aan de universiteit van Bonn. Hij
studeerde er zowel voor tandarts als voor
arts, maar snel ging het niet. Tapiheru lacht:
„Ik heb er wel dertig trimesters over gedaan,
tot 1960."
Veel later zou hij, opnieuw neergestreken
in Duitsland, zijn medische kennis inzetten
voor de Molukse gemeenschap in Boven-
smilde. Vooral ouderen stond hij terzijde.
„Hollandse artsen hadden geen tijd en begre
pen weinig van die mensen. Maar ik ging in
hun richting. Heb je buikpijn? Probeer dan
maar sirihbladeren te krijgen en kauw die. De
pijn gaat weg. Zo kreeg ik de naam van won
derdokter, hè."
Datzelfde effect bereikte Tapiheru met de
naaldjes die hij jarenlang bij zich droeg. „In
de oorlog werd in de kampen met vork en le
pel geopereerd. Maar ik ontmoette er een
Chineesje dat me acupunctuur leerde. Daar
heb ik veel aan gehad. Soekarno vroeg me
eens: hoe komt het toch dat die Amerikaanse
senator nu onze kant kiest? Nou, zei ik, ik
heb zijn vrouw van haar migraine afgehol
pen. Met mijn naaldjes."
In de hoogste kringen
Dat Tapiheru doordrong tot in de hoogste
Indonesische kringen, dankte hij aan het feit
dat hij in de jaren vijftig de enige Indonesiër
in Bonn was. „In 1953 kwam een telegram uit
Jakarta: Mr. Zain komt naar Bonn; zoek voor
hem een ambtswoning en een huis dat als
ambassade kan dienen."
Mr. Zairin Zain, ooit student in Leiden, was
een Indonesische topdiplomaat. Toen hij
van de Kenpeitai.
foto archief riod
indaag, zaterdag, 55 jaar
iden leden capituleerde het
S minklijkNederlands-Indisch
■drijf ier voorlaPanDie 8ste
"èrt« aart 1942 kreeg Bob Tapiheru
=tb4i enorme domper: veel KNIL-
ficieren namen de benen,
ïpiheru niet.
De Japanners wilden hem
kthoofden, maar hij
ter leef de en drong door tot in
t hoogste Indonesische
I'Qjingen. Met president
karno ging hij even soepel
>i als met Molukkers in
.li msmilde. Hij was
w^momaaten dokter,
ie m donesiër en Nederlander.
De reus uit Surabaya' blikt
je hs 'lig op zijn kronkelige
lenspad.
de Japanners in het
ibje i\anajau. Links generaal Ter Poorten.
foto archief riod