Barones in dienst van de armen 'Ik zag een geweldig werkterrein liggen' 7 e vertelt het voorval triomfantelijk. 1 J Over die keer dat ze even buiten Parijs een woonwagenkamp be- ieöcht. Hét kamp lag naast een vuilnisbelt. Ze tapte uit haar auto en maakte een praatje net een van de bewoners. „Ik zei tegen die pan: U boft maar met die vuilnisbelt naast ie deur. Dat beaamde hij. Toen zijn vrouw anuit de woonwagen vroeg wie ik was, zei jij: C'est quelq'un de chez nousHet is ie mand van ons." 1 Stralend: „Is dat niet prachtig? Menigeen vinden dat ik een onzinnige opmerking patste. Maar ik wist dat het nog niet zo gek om naast een vuilnisbelt te wonen. Want !an kun je iedere dag even gaan kijken of er iarJts bruikbaars tussen ligt. Ze zagen mij daar in als één van hen en ik dacht: Een grotere èr kan mij niet gegeven worden." Later in het gesprek zegt ze dat ze is gaan bnken als de armen. „De armoede is in mijn liid gaan zitten. Drop me in een' willekeuri- stad en ik weet precies de plekken waar ik p allerarmsten zoeken moet. Het zijn mijn lensen geworden. Het heeft wel een paar jaar geduurd voor :t zover was. „Ik vond het in het begin wel ins weerzinwekkend. Het vuil, de stank, >h!" Ze krimpt in elkaar. „Het was soms zo erg, it ik er misselijk van werd en wenste ik dat elders was. Dat mensen in zulke situaties inden leven! Ga in godsnaam naar huis en em een bad, dacht ik dan. Maar ja, ze had- n vaak geen huis, laat staan een bad." Dat gevoel gaat over, weet ze nu. „Als je nmaal zo ver bent dat je je op die plekken 's voelt, heb je iets geweldigs overwon- n. Dan wil je nergens anders meer zijn." Diplomatieke dienst is klein van stuk. Oogt fragiel. Een hard- kkige oorontsteking houdt haar al maan- n in de greep. Barones Alwine de Vos van lenwijk (75) slaat een plaid om haar sellou ts, trekt beide benen onder zich op de uk en koestert zich in het straaltje zonlicht t door de ramen valt. „U vindt het toch ït erg dat ik er zo bij zit?" :en dame van stand. Telg uit het vermaar- adellijke geslacht De Vos van Steenwijk. ootvader Willem Lodewijk was voorzitter de Eerste Kamer en kamerheer van ko- ïgin Wilhelmina. Haar domicilie in Parijs ■eft ze voor een paar weken verruild voor !t afgelegen woonboerderijtje op landgoed Gelder in Wijhe, dat begrensd wordt door pe weteringen. Het behoort tot de familie- pittingen. Een toevluchtsoord, noemt de rones het. Af en toe roert het faxapparaat zich. Dan nngt ze op om te kijken wat het is. Ze zegt ider te werken dan goed voor haar is. „Ziek h en toch doorlopen; ik ben het zo ge- K" studeerde in Leiden. „Ik deed wat ieder- deed en rechten lag voor de hand." Al wi le Vos van Steenwijk was echter de eerste ait' vtouw in de familie (en één van de eersten van het land) die na haar studie voor de di plomatieke dienst koos. „Een fantastisch be roep, vind ik nog altijd." Ze vervulde posten in Den Haag, Bonn en Washington en klom in de loop der jaren op van attachee tot eerste secretaris. Eind jaren vijftig werd ze aangesteld op de ambassade in Parijs. Ze zat er een paar jaar toen ze in een Frans weekblad het verhaal las van een priester die zich in de buitenwijken van Parijs ontfermde over hele arme gezinnen. Het artikel greep haar aan. Ze besloot er de volgende dag meteen te gaan kijken. „Ik vond dat ik als di plomaat en als lid van de economische dele gatie van de OESO moest weten wat daar aan de hand was. Ik keek er bovendien van op dat er, zo dicht bij huis, nog armoede zou zijn. Daar was mij nooit iets van verteld." Wat ze er zag, zou ze niet gauw vergeten. In een kamp op een afgelegen plek buiten de stad leefden zo'n driehonderd arme gezinnen in noodwoningen onder de meest erbarme lijke omstandigheden. „Varkenshokken wa ren het. Ik begrijp nog niet dat ze daar men sen in konden stoppen. Zo was de huisves tingspolitiek; arme gezinnen werden de stad uitgedreven zodat je ze tenminste niet meer in je eigen straat hoefde tegen te komen. Het was verbijsterend om te zien hoe een stuk van de mensheid gewoon weggegooid werd. Ik was in een wereld terechtgekomen waar ik nooit iets van af geweten had."- Te midden 'van die gezinnen woonde de priester. Alwine trof deze père Joseph Wresinski in een van de barakken aan. „Het was er koud en vochtig. De regen sloeg door de kieren naar binnen. Hij vertelde dol op bdeken te zijn, maar door al die narigheid was er weinig van overgebleven. Zijn dekens had hij weggegeven. Hij vertelde dat hij zelf was opgegroeid in armoede en dat zijn keus om te midden van de allerarmsten te leven hem niet in dank afgenomen werd. Een priester hoorde niet in een barak. Maar het waren zijn mensen, het was zijn parochie, zei hij.- Vierde wereld Geschokt verliet ze het kamp. De volgende dag ging ze terug, om zich ervan te vergewis sen dat het waar was wat ze gezien had. „Op een gegeven moment was ik meer in dat kamp dan op de ambassade." In 1960 besloot ze twee jaar met onbetaald verlof te gaan. Ze nam als vrijwilliger haar in trek in het kamp. „Er was zoveel te doen. Ik zag een geweldig werkterrein liggen." Vertelt dat toen die twee jaar voorbij wa ren, het geen kwestie van kiezen meer was. „Op een gegeven moment kiest het leven voor je. Ik kon niet meer terug naar de diplo matieke dienst. De allerarmsten hadden meer ambassadeurs nodig dan Hare Majes teit." Het kwam ook door haar afkomst, vertel ze. „Ik heb nooit materiële problemen ge Ze is internationaal voorzitter van de Vierde Wereld. 'Alwientje doet goed werk' zeiden ze vroeger thuis. Maar barones Alwine de Vos van Steenwijk (75) uit Wijhe deed meer dan opkomen voor het recht van de allerarmsten. Ze werd één van hen. „Het moeilijkste was dat ik alle prestige verloor. kend. Alles zat me mee. Toen ik erachter kwam dat de samenleving zulke afgronden kent en dat er mensen zijn die werkelijk hele maal niets hebben, wilde ik daar vanaf dat moment medeverantwoordelijk voor zijn. Père Joseph Wresinski had samen met de gezinnen in het kamp een beweging opge richt die hij De Vierde Wereld noemde. De barones uit Wijhe hielp mee de organisatie op te bouwen, waarbij haar ervaring in de di plomatieke dienst haar goed van pas kwam. Haar voornaamste taak was het leggen van contacten. „Père Joseph was vaak te beschei den om hulp te vragen. Ik bewoog mij na tuurlijk wat gemakkelijker in de wereld en had er geen enkele moeite mee om bijvoor beeld de secretaris-generaal van de Verenig de Naties te benaderen." Ze bestookte de Raad van Europa en Uni cef met rapporten, zette scholingprogram ma's op voor de kinderen in het kamp en trok samen met de priester de sloppenwijken in. „We kwamen op plaatsen waar hulpverle ners niet meer durfden te komen. We hadden weinig middelen. Als we weer eens in de kou zaten en er was geen geld om kolen voor de potkachel te kopen, scheurde hij een bladzijde uit het telefoonboek en stuurde een noodkreet naar alle adressen." De beweging groeide al snel uit tot een we reldwijde organisatie. Steeds meer gezinnen en volontairs (zoals de vrijwilligers van de Vierde Wereld genoemd worden) sloten zich aan. „De gezinnen maken binnen onze orga nisatie de dienst uit. Ik ben dan wel voorzit ter, maar ik moet voortdurend vragen hoe ze het willen hebben. De grote strijd die we voeren, is de wereld laten weten dat er armoede is. Niet alleen met cijfers, maar ook met verpalen van wat mensen daadwerkelijk moeten meemaken. Op het hoofdkantoor in Parijs liggen duizen den rapporten met levensgeschiedenissen van de allerarmsten. Van Manilla tot Burkina Fasso. Uiterste armoede verdwijnt al door de mensen aan het woord te laten. Dan is er al een bladzijde omgeslagen. We houden ons niet zozeer bezig met het bestrijden van de armoede, maar proberen vooral te voorko men dat arme mensen worden buitengeslo ten. Père Joseph zag het als zijn voornaamste taak de armen te rehabiliteren." Ze zegt het onverdraaglijk te vinden dat ar me mensen niet voor vol worden aangezien. „Eigen schuld, wordt er dan geroepen. We hebben ze afgeschreven; zien ze niet meer als mensen. Zo hebben we bijvoorbeeld hier in Wijhe een volkshogeschool en een vakantie boerderij voor de gezinnen van de Vierde Wereld. Maar er zijn maatschappelijk wer kers die het onzin vinden dat arme mensen iets bijleren of één weekje per jaar op vakan tie gaan. Waar is dat voor nodig?" Het wordt te weinig beseft, vindt ze, dat ar moede een lijdensweg is. „En dan bedoel ik échte armoede. Een sober leven kan heel ro mantisch en eerzaam zijn en veel solidariteit tot gevolg hebben. Maar als armoede een ze kere grens overschrijdt, als ze dreigen je uit de ouderlijk macht of uit je huis te zetten, houdt het op." Verandering Ze geeft toe dat door alleen armen aan het woord te gelaten, op zich niets aan hun situ atie verandert. „Dat wil zeggen, hun materië le situatie. Toch is er wel degelijk iets in het leven van de mensen zelf veranderd. Ze bele ven het anders. Weten dat ze niet afgeschre ven worden. Ze hoeven niet meer met gebo gen hoofd langs de huizen te lopen. Dat ge voel kunnen ze aan hun kinderen doorgeven. Arme mensen willen geen liefdadigheid, maar deelname aan de maatschappij." Ze arrangeerde afgelopen zomer in Genève een ontmoeting tussen Boutros Ghali (de in middels voormalige secretaris-generaal van de Verenigde Naties) en een aantal gezinnen van de Vierde Wereld. „Een vrouw uit een achterbuurt van Glasgow, kinderen uit de sloppen van Bangkok en een gezin dat leefde onder een brug in Manilla. Ze vertelden tij dens het gesprek over het verdriet en het on recht dat ze dagelijks wordt aangedaan. Er werden afspraken over projecten gemaakt, maar die komen natuurlijk niet van vandaag op morgen op gang. Zo'n gesprek verandert dus voorlopig niets aan het materiële leven van die mensen. Dat gezin zal weer terug moeten onder die brug. Maar de schaamte is weg. Het gevoel dat ze nergens bij horen is weg. Die vtouw uit Manilla zei tegen Bout- ros-Ghali: 'Meneer de secretaris-generaal, ik zit hier niet voor mezelf, ik zit hier zelfs niet voor mijn kinderen, want ik geloof niet dat er nog iets aan hun situatie zal veranderen. Maar ik heb een kleine hoop dat mijn klein kinderen het beter zullen hebben Haar familie ('We waren thuis met zijn zes sen') heeft lange tijd niet geweten wat voor werk ze deed. „Ze vroegen nooit veel en ik vertelde niks als ik thuiskwam. Mijn vader vond het wel vreemd dat ik de diplomatieke dienst verliet. 'Alwientje, die ging goede wer ken doen', zo was het. En dan ben je zelf de laatste om uit te leggen dat het iets anders is. Dat je je verantwoordelijk voelt, omdat je zelf van thuis zoveel hebt meegekregen. Alleen mijn moeder wist ervan. Ik heb van haar on gelooflijk veel begrip gekregen. Ze zorgde er altijd voor dat er een warm truitje in mijn .koffer zat als ik terugging naar Parijs. Ze wist dat ik geen salaris meer had en ook geen geld van haar wilde aannemen. Ik denk dat als ze jonger was geweest, ze met me mee was ge gaan. Ze is zelfs een keer op bezoek gekomen in de tijd dat ik nog in dat kamp woonde. De overige familieleden hebben het jaren lang niet beseft. Uiteindelijk ontdekten mijn zusters wat ik deed en vonden het geweldig. Mijn familie is altijd reusachtig lief geweest. Ze hebben me nooit laten vallen. Je hebt in dit soort families toch het gevoel dat je jezelf mag zijn, dat je je eigen overtuiging mag hebben." Sober leven De barones leeft sober. De volontairs van De Vierde Wereld hebben zich solidair verklaard met de allerarmsten en leven van een mini muminkomen. „Dat gaat ook best hoor, want je kunt samen een heleboel dingen delen. Ach, weinig geld hebben is voor ons nog het minste probleem. Wat ik het moeilijkste vond is dat je alle prestige verliest. Je telt niet meer mee. Dat mens, daar zal wel wat mis mee zijn, denken ze dan. Op fluistertoon: „Ze was toch diplom-a-a- a-at?" Dan: „Ik heb heel wat ambtenaren ont moet die op me neerkeken, terwijl ik vroeger met hun directeur-generaal om de tafel zat. Je eigen leven en carrière voorgoed opgeven om iets op te bouwen met de allerarmsten, is een keus die mensen niet begrijpen. Als je het klooster ingaat, hebben ze meer bewon dering voor je." Vertelt dan dat al haar volontairs het daar moeilijk mee hebben. „Het zijn stuk voor stuk intelligente mensen. Ze hebben allemaal gestudeerd en zouden zo een glanzende car rière kunnen maken. Maar ze hebben het ge voel dat dit hun weg is, dat ze niet anders kunnen. Ik probeer altijd maar over te bren gen dat de strijd tegen armoede geweldig spannend is. Vol verwachting, vol hoop. Mensen zijn wel eens verbaasd dat er bij ons zoveel gelachen wordt. Maar we zijn een hele vrolijke organisatie, hoor. We zijn van alle ge loven samen. We hebben boeddhisten, vo lontairs met een joodse achtergrond, atheïs ten. Ik ben zelf katholiek. Als je gelooft, heb je toch ergens een bron. Dan haal je toch er gens je inspiratie vandaan die je door slechte momenten helpt." Nergens heimwee naar Ze is nooit getrouwd geweest. „Ik heb ner gens heimwee naar. Ik heb in mijn leven menselijke verhoudingen cadeau gekregen die bijna ondenkbaar zijn. Père Josef hoopte altijd dat we tegen de armen zouden zeggen: 'Uw kinderen zullen mijn kinderen zijn'. En dat ben ik van lieverlee echt gaan zeggen. Ik huil om ze, lig 's nachts wakker van ze en kan het niet verdragen wat ze allemaal moeten rheemaken. We zijn zo zuinig op het milieu en maken ons zo druk om het lot van de zee hondjes, maar ik zou willen dat we ons even veel zorgen maakten om de kinderen die in armoede moeten leven." Père Josef overleed in 1988. De sloppenwij ken in Parijs waren in diepe rouw. Ze mist hem nog altijd. De vereniging telt inmiddels tienduizenden gezinnen. Ieder jaar wordt op 17 oktober de Werelddag van Verzet tegen de Armoede gehouden. In 25 landen leven en werken vierhonderd volontairs samen met de allerarmsten. Dank zij de steun van duizen den donateurs lopen er op dit moment we reldwijd zo'n honderd projecten. Eigenlijk zou ze het nu wel eens wat rusti ger aan willen doen. „In vredesnaam, niet meer naar Afrika! De organisatie moet een jong gezicht hebben, vind ik. Maar ze hebben me gevraagd nog even te blijven. Ik kan moeilijk nee zeggen." Ze zou niet weten hoe ze haar dagen zon der werk zou moeten doorkomen. „Dat idee maakt me een beetje zenuwachtig. Dan kruip ik liever nog even achter mijn computer om een stukje af te maken." Ze is bezig met een boek over het gedach- tengoed van père Josef. De Vierde Wereld is in Nederland amper bekend. „Al die minis ters die maar op televisie roepen dat het zo goed met Nederland gaat. Ik schrok ervan. Ze zouden eens moeten weten wat voor ellende er is. We zijn natuurlijk direct met bisschop Muskens gaan praten. Ik voel me vaak zo ver schrikkelijk klein tegenover dat enorme we reldprobleem dat armoede is. Eén van de dingen die ik ervoor terugkrijg, is dat ik met beide benen op de grond sta. Ik vraag me nu wel eens af hoe ik het vroeger in de diploma tieke dienst heb kunnen volhouden. Daar heb ik dan zo'n zweverig gevoel over." Barones Alwine de Vos van Steenwijk: „Op een gegeven moment kiest het leven voor je. Ik kon niet meer terug naar de diplomatieke dienst. De allerarmsten hadden meer ambassadeurs nodig dan Hare Majesteit. FOTO GPD CARLO TER ELLEN

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 37