Sport
Leven om een
lach en een traan
Van der Wiel heeft nog altijd dezelfde doelen
Nagano
ATERDAG 1 MAART 1997
Brenda Schultz-McCarthy geeft nog vijf jaar alles
le is altijd mens gebleven in de keiharde wereld van de topsport. In het
leven draait het om een lach en een traan, niet om een bal in of uit, dat
idee heeft Brenda Schultz-McCarthy altijd uigestraald. Dat de emoties
jaar regelmatig in de weg zaten op de weg naar succes, dat nam ze voor
ief. Als ze straks bij haar afscheid geen Wimbledon-titel kan overleggen
zoals Richard Krajicek, wat dan nog? Het geluk ligt niet opgesloten
binnen de lijnen van een tennisbaan. „Ik geef nog vijf jaar alles en dan
wil ik een gezinnetje beginnen."
Ze werd geboren op 28 december 1970 in
Haarlem. Het grootste deel van haar jeugd
bracht ze door in Heemstede. Nu heeft ze
met haar man Sean McCarthy een huis in
Delray Beach, Florida. ,,Maar wat is nou
thuis? Thuis is voor mij niet Amerika, al
denken veel mensen dat. Amerika is elke
keer weer een uitje. Landen op de lucht
haven van Miami weegt voor mij niet op
tegen een aankomst op Schiphol. En als ik
voor mijn ouderlijk huis in Heemstede sta,
dan heb ik pas een warm gevoel. Mijn
thuis is hier."
Dat de Fed Cup-wedstrijd tegen de Ver
enigde Staten in haar geboortestreek
wordt gespeeld, is niet de belangrijkste re
den geweest om 'ja' te zeggen tegen Oran
je. „Het speelt wel mee. Ik kijk er naar uit,
want veel familieleden en kennissen van
vroeger die mij nooit live zien spelen heb
ben nu de kans om te komen kijken."
„Ik zie het spelen voor de Fed Cup ei
genlijk als een soort wederdienst. Bonds-
coaches als Stan Franker en Fred Hemmes
staan altijd voor me klaar als ik ze nodig
heb. Het land helpt mij en dus help ik het
land. Want het is geen vanzelfsprekend
heid voor tennissers om voor het nationa
le team uit te komen, dat is een misver
stand. Je hele tenniscarrière speel je voor
jezelf. In andere sporten wordt het met de
paplepel ingegoten dat je Oranje moet ha
len, dan heb je het helemaal gemaakt. In
tennis vragen ze niet of je in het Davis
Cup-team of Fed Cup-team hebt ge
speeld, ze vragen naar je ranking, meer
niet."
Richard Krajicek wil dit jaar in principe
geen landenwedstrijden spelen. Schultz
gaat zo ver niet, maar ook bij de vrouwen
wordt de agenda steeds voller. En de inter
lands - toch de krenten in de pap vanwege
de spanning en emotie - worden door veel
toppers om die reden geschrapt uit hun
agenda. Vaderlandsliefde wordt voor de
tennissers steeds betrekkelijker en dat kan
nooit goed zijn voor het imago van de
spelers en de sport.
Voor de vrouwen is het met ingang van
dit jaar nog drukker geworden. De immer
heilige wereldranglijst wordt vanaf 1 janu
ari samengesteld op basis van alle toer-
nooiresultaten. Voorheen was het een ge
middelde, alleen de beste resultaten tel
den. Schultz: „Je ziet nu dat de vrouwen
steeds meer toernooien plannen om te
scoren voor de wereldranglijst. Ik speelde
er altijd twintig per jaar, het zijn er nu al
26. Maar de Fed Cup heb ik niet ge
schrapt. Als we tegen de VS een kans wil
len maken, moet ik meedoen vind ik."
Want de 26-jarige Schultz is nog altijd
met afstand Neerlands beste tennisster.
Internationaal zal ze geen nummer 1 wor
den, maar ze heeft inmiddels wel de top
tien bereikt en sloeg ruim twee miljoen
dollar aan prijzengeld bij elkaar. Vorig jaar
stond ze, in maart, een week negende.
Haar hoogste ranking ooit. Inmiddels is ze
iets gezakt, maar in de buurt van de top
tien blijft ze wel.
'Big Brenda' heeft met haar opslag - die
wel eens snelheden bereikt van rond de
190 kilometer per uur, veel mannen zijn er
jaloers op - een dodelijk wapen in huis. Ze
voert al zes seizoenen achtereen de rang
lijst van de vrouwelijke servicekanonnen
aan, maar dat garandeert nog geen succes
in de toernooien. Het komt nog veel te
vaak voor dat Schultz struikelt over onder
deurtjes die ze gezien haar talenten weg
zou moeten blazen. „Eigenlijk zou ik met
mijn lengte (1.88 meter, red.) en service-
volleyspel die baan op moeten komen en
een blik richting tegenstander moeten to
nen van 'wat wil je nou eigenlijk beginnen
tegen mij? Maar zo zit ik gewoon niet in
elkaar."
Wat als een rode draad door haar carriè
re loopt, zijn de voortdurende wisselingen
van coaches. Nadat ze was opgeleid door
Cees Houweling, nog altijd een beetje
haar 'tennisvader', vond ze voor het inter
nationale werk nooit de juiste man of
vrouw. Veel trainers beten zich stuk op de
gevoelige en immer onvoorspelbare ten
nisster.
Nu heeft ze Paul Dogger die meereist.
Een naam waar in tennisland met de no
dige scepsis op is gereageerd. Moet Dog
ger, de Amsterdammer die mislukte als
prof en vroegtijdig een einde maakte aan
zijn internationale loopbaan, Schultz leren
tennissen? „Die reacties zijn .van mensen
die het niet begrijpen. Er is veel gebeurd
met me de laatste jaren. Het verlies van
mijn moeder bleef me achtervolgen en het
ging maar niet weg. Ook Sean kon me niet
echt helpen. Ik had periodes dat ik niets
meer wilde en het niet zag zitten. Omdat
het maar bleef duren, zei Sean op een ge
geven moment 'je hebt het altijd over
Paul, die je zo goed begrijpt, vraag hem
om mee te reizen'. Paul verloor in dezelfde
periode zijn vader en had het ook moei
lijk. Hij zag er wel wat in om samen te
gaan reizen.
„Hij is een hitting-partner, niet zo zeer
coach. Veel meiden in het circuit beschik
ken niet over een echte coach. Paul en ik
zijn beiden grootgebracht door Cees Hou
weling. Cees zou voor mij de ideale coach
zijn, maar hij heeft zijn tennisopleiding en
kan niet meereizen. Met Paul klikt het,
omdat hij weet wat ik doormaak. Ik wil
geen vent naast me die zegt 'wat doe je
nou' als ik een keer met mijn racket smijt.
Paul en ik gaan ook gewoon samen naar
Cees als we advies nodig hebben, daar zou
iemand anders waarschijnlijk moeilijk
overdoen."
„Er is misschien veel tijd en talent bij
mij verloren gegaan door de jaren, omdat
ik steeds maar wisselde van trainer. Het zij
zo. Als ik na mijn jeugd met Cees was
doorgegaan was ik misschien top vijf ge
weest, wie zal het zeggen. Toen ik negen
tien was zijn andere trainers gaan sleute
len aan mijn forehand. Drie jaar lang heb
ik daardoor de ballen in het net geslagen,
terwijl Cees zegt dat het vroeger mijn
sterkste slag was. Paul zegt op de training
dat er niks mis mee is. Nu wil ik er niets
meer over horen."
Met Dogger begint ze aan het zoveelste
hoofdstuk uit een loopbaan vol pieken en
dalen. Dit jaar kwam ze bij de Australian
Open niet verder dan de tweede ronde,
omdat ze door haar rug ging en niet voluit
kon gaan tegen Rika Hiraki. In het sterk
bezette toernooi van Tokyo piekte ze ver
volgens wel tegen de nummer drie van de
wereld, Conchita Martinez, in de kwartfi
nale. „6-1, 6-0 in 35 minuten. Ze wist het
niet meer."
Schultz op haar best. „Dan serveer ik ie
mand helemaal weg. Niet met aces. Een
ace is eigenlijk niks. Ik voel er niets bij, je
krijgt er bovendien geen ritme van. De
kunst is zo te serveren dat een tegenstan
der zo hoog moet met racket of zo ver uit
moeten wijken dat de bal nooit meer te
rugkomt. Dat is de kick, niet die ene streep
rechtdoor. Serveren is net als pitchen in
honkbal. De variatie is belangrijk. Ik ben
daar eigenlijk pas de laatste jaren mee be
zig."
In de halve finale van Tokyo verloor ze
van Steffi Graf, waar ze in tien jaar nog
nooit van won. „Een overwinning op haar
zou me waarschijnlijk net even dat duwtje
geven wat ik nodig heb. Ook al weet ik dat
ik van de toppers kan winnen."
Een keer moeten alle stukjes van de
puzzel goed vallen. Zoals bij Krajicek op
Wimbledon. Een speler vergelijkbaar met
Schultz lange service-volleyspeler met
snoeiharde opslag en waarvan jaren
lang werd gezegd dat hij nooit een Grand
Slam zou winnen. Schultz kan dus ook
Wimbledon winnen? „Tuurlijk, ik kan Rol
and Garros winnen, ik kan Wimbledon
winnen", zegt ze met een gulle lach. Alsof
het een grap is.
„Ik wil in de komende vijf jaar nog een
groot toernooi op mijn naam schrijven.
Als ik geen Wimbledon-kampioen word,
zal ik het niet als mislukt beschouwen. Er
zijn voor mij altijd andere dingen geweest
in het leven buiten tennis. Dat houdt me
juist op de been. Als ik die jonge meiden
soms zie, dan krijg ik het benauwd. Niet
zo raar dat ze al jong afhaken, al moet ik
zeggen dat Majoli en Hingis leuke lache
bekjes zijn. Ze benaderen het toch weer
anders. Al vraag ik me af of moeder Hingis
goed bezig is. Laatst zat ze in de
playerslounge met haar zaktelefoon luid
ruchtig de echtscheiding te regelen met
haar vent. Martina zat naast haar. Ik
dacht, nou nou. Die ouders kloppen vaak
niet helemaal.
Schultz wil zelf ook een gezinnetje stich
ten. Over vijfjaar om precies te zijn. „Mijn
moeder was 48 toen ze mij kreeg, ik denk
niet dat ik zo lang wil wachten." Als de
kinderen er komen en ze gaan tennissen
zullen ze wijze lessen meekrijgen. Over de
sport, maar meer nog over het leven.
Het voormalig wonderkind mag dan in
middels tegen de veertig lopen, de jaren
hebben op de ambities van beroepschaker
John van der Wiel geen invloed gehad.
„De tot voor kort magische grens van 2600
ELO-punten doorbreken en een kandida-
tenmatch spelen", zijn de twee doelen die
hij zich heeft gesteld. Daarbij zou de Leids
sportman van het jaar (1979, 1982 en
1984) ooit ook wel graag met een Leids
schaakteam Nederlands kampioen wor
den. Zeker nu Van der Wiel na een poos in
Bergen op Zoom te hebben vertoefd, sinds
kort weer woonachtig is in de Sleutelstad.
Het interieur van het appartement aan
de Jacob van Campenlaan verraadt over
duidelijk de aanwezigheid van een ver
woed schaker. Borden en stukken in alle
soorten, maten en materialen staan her en
der opgesteld. Zowel voor gebruik als ter
versiering. Schaakliteratuur vult de kast of
ligt naast de pc opgestapeld. Als Van der
Wiel, zoals momenteel, geen toernooi- of
competitieverplichtingen heeft, zit hij ge
regeld achter zijn tekstverwerker artikelen
te schrijven voor schaakperiodieken of
vult hij zijn data-base met de nieuwste ge
gevens. „De computer is voor iedere scha
ker een onmisbare compagnon gewor
den", zegt hij haast verontschuldigend.
Die compagnon kan ook worden inge
zet als opponent. Van der Wiel won regel
matig wedstrijden tegen de computer en
heeft op dat gebied een naam hoog te
houden. „De laatste tijd maken steeds
meer grootmeesters uitglijders. De
schaakcomputers worden constant sterker
John van der Wiel: „Ik zou er zeker niet afwijzend tegenover staan als ik voor zo'n team met
Leidse toppers zou worden gevraagd.foto hielco kuipers
maar het blijft een raar spelletje. Het ap- dan gaat het fout. Als je dat aardig be-
paraat kan uiteraard snel en foutloos reke- heerst, hou je een soort computerspelletje
nen maar met inzicht en stellinggevoel is over dat veel op schaken lijkt. Je moet ook
het minder. Computers zijn nog steeds niet te vaak tegen de' computer spelen
niet in staat de diepere positionele ideeën want daar lijdt je eigen stijl onder. Je gaat
te zien. Het is de kunst om de computer op een verwrongen manier denken."
uit zijn theorieboek te halen. Je doet bij- Van der Wiel kwam op zijn tiende via
voorbeeld een rare opening waardoor de een vriendje in aanraking met de schaak
computer zelf moet gaan nadenken en stukken. Hij meldde zich aan bij Philidor
en maakte vervolgens een bliksemcarrière.
Vier jaar na de kennismaking met de
denksport haalde hij het Nederlands ju
niorenkampioenschap en weer vier jaar
later besloot de Leidenaar de brui aan zijn
rechtenstudie te geven om prof te worden.
Grootmeester mag hij zich vanaf 1982
noemen nadat hij onder meer het Hoog-
ovenstoemooi won. Nederlands kam
pioen werd hij in '84 en '86. „En ontelbare
keren werd ik tweede of gedeeld tweede.
Poulidor en Zoetemelk zijn kleine jongens
bij mij vergeleken."
ELO-punten
Zijn hoogste klassering dateert van precies
tien jaar geleden. Vijftiende van de wereld
met 2590 zogeheten ELO-punten. „Sinds
dien is mijn progressie opgehouden", stelt
hij nu vast. Een vastomlijnde strategie om
de eerder genoemde, grote ambities waar
te maken, heeft hij niet. „Ik speel constant
genoeg al heb ik niet meer van die uit
schieters. Aan de concentratie ligt het ze
ker niet. Dat zat bij mij van nature altijd
wel goed. Ik ontdek ook een stijgende lijn
bij mezelf als ik naar het afgelopen NK en
de olympiade kijk, al was daarvan weer
geen sprake tijdens het laatste Hoog-
ovenstoernooi."
Drie keer kwalificeerde hij zich voor de
zogeheten kandidatenmatches, een soort
internationale voorronden waarvan de
winnaar de wereldkampioen mag uitda
gen. De eerste keer lag hij er al snel uit, de
tweede keer bleef Nigel Short hem nét
voor en de laatste keer dat hij zich plaats
te, in 1995, ontbrak eenvoudigweg een
vervolg. „Ik weet niet wat de FIDE
(wereldschaakorganisatie, red.) allemaal
aan het doen is, maar ik heb er niets meer
van gehoord."
Het is dus even afwachten of de 37-jari-
ge Van der Wiel zijn ambities kan waar
maken maar gezien zijn leeftijd heeft hij
daar nog wel even de tijd voor. In april
doemen weer enkele serieuze toernooien
op en tot die tijd doet hij mee aan club
wedstrijdjes, zowel in de Duitse Bundesli-
ga als bij het Bredase Panfox in de Neder
landse competitie. „Dat is de club die mij
inderdtijd heeft 'weggekocht'. Panfox is de
huidige kampioen en we staan momen
teel weer eerste. Maar ik heb ook met ple
zier de opkomst van het Leidse LSG in de
Meesterklasse gevolgd. Ik zou het fantas
tisch vinden als dat de play-offs haalt al
hebben wij dat team onlangs fors afge
droogd. Het zou toch zo aardig zijn als een
sponsor het lukt om alle Leidse toppers in
één team te krijgen. Ik schat dat daar on
geveer een ton voor nodig is. Met bijvoor
beeld Kuijf, Piket de broertjes Nicolic en ik
heb je zo een titelkadidaat. Ik zou er zeker
niet afwijzend tegenover staan als ik voor
zo'n team zou worden gevraagd." Leiden
behoort immers met Moskou en Reykjavik
tot de beste schaakgebieden ter wereld,
maar in de competitie komt dat niet tot
uiting.
„Neem nou Op Eigen Wieken (school in
de Merenwijk, red.). Daar komt het ene ta
lent na het andere vandaan en dat clubje
levert opnieuw het bewijs dat er met lou
ter een enthousiaste aanpak, van ouders
en begeleiders, er een hoop kan worden
bereikt. Want je kunt toch moeilijk bewe
ren dat goed schaken bij Leidenaars in de
genen zit."
Wat direct opvalt in Nagano is
de enorme hoeveelheid Ja
panners. Bijna zo veel als in
Londen of Parijs. Waar je ook
komt in de wereld stuit je op Ja
panners en overal waar je op Ja
panners stuit, stuit je op een
barrière.
De taalbarrière.
De Japanners in Nagano onder
scheiden zich in dit opzicht niet
van andere Japanners.
Spreekt dan helemaal niemand
een mondje Engels? Esperanto
desnoods. Nee, nou ja vooruit,
een enkeling.
Qua talenknobbel zijn er vier
soorten Japanners.
Je hebt er die geen woord Engels
spreken. Je hebt er die tivee
woorden Engels spreken. Je hebt
er die goed Engels spreken en je
hebt er die uitstekend Engels
spreken.
Het beste ben je uiteindelijk nog
af met de eerste, verreweg de
grootste, groep. De woorden
schat van dit soort Japanner is
zelfs niet verrijkt met begrippen
als 'yes'en 'no'. Dit kan soms
hinderlijk zijn, bijvoorbeeld als
je geld wilt wisselen in een bank
en de loketbediende vervolgens
een gezicht trekt alsof je hem
naar de waterstanden van Zee
land hebt gevraagd. Voor je het
weet ben je met het voltallig
bankpersoneel met handen en
voeten in gesprek en na ander
halfuur puilt je portemonnaie
uit van de yens - toch gelukt.
Zo gauw ze twee woorden Engels
spreken word je voortdurend op
het verkeerde been gezet. Een Ja
panner zegt niet gauw nee en
begint zelfs altijd met ja te zeg
gen.
'Is dit de trein naar Nagano?'
Yes. Maybe not'.
Het duurt een dag of wat eer je
zo'n antwoord doorgrondt.
Het wordt al lastiger als de ge
sprekspartner de Engelse taal
'goed' beheerst.
'Is dit de weg naar de tempel?'
'Yes, but it's a 'rong way.
Je weet inmiddels dat je aan
'yes', waarmee uit beleefdheid
elk antwoord begint, niet al te
veel betekenis moet hechten.
Blijft over 'rong way. Wrong
way. Verkeerd. Je keert om en
begint de andere kant uit te lo
pen. De Japanse raadgever komt
je achterna, verspert je de weg en
maakt nu wilde gebaren in de
oorspronkelijke looprichting. Je
denkt de eerste keer dat je te ma
ken hebt met een gek geworden
Japanner, maar na nog een paar
van dit soort ontmoetingen
dringt tot je door dat de ren del
in Japan echt worden verwis
seld. Met 'rong way werd be
doeld: long way. (We liepen
goed. maar werden erop gewe
zen dat het nog een flink stuk
wandelen was naar de tempel -
dit klopte wel. temeer daar we
ons op het verkeerde been lieten
zetten en van de tempel af be
gonnen te lopen).
Dit viel in het niet bij het onge
mak dat we ondervonden van
die enkele virtuoos onder de En
gelstaligejapanners. Een wat
oudere, vriendelijke meneer, in
het dagelijks leven leraar Engels
aan de HBS van Nagano.
Na de eerste schaatsdag hadden
wij 45 minuten bij de ijshal
staan wachten op een taxi.
Er reden taxi's af en aan, maar
niet voor ons. Wij hadden dan
wel een naam achtergelaten bij
de meneer die de taxi's opriep,
maar kennelijk werd deze naam
in het telefonisch onderhoud
met de centrale zodanig verja-
panst, dat nooit een taxichauf
feur ervan overtuigd was dat wij
achter de oproep schuil gingen.
De tweede dag regelden wij dit
beter. Wij verzochten de meneer
met ons mee naar buiten te lo
pen en ons veilig in de voor ons
bestemde taxi te loodsen.
Buiten gekomen bleek dat er
voorde hal twee taxi's wachtten
op passagiers. Wij waren de eni
ge passagiers en wilden dus al
instappen, onze gids uitbundig
dankend voor de snelle service.
Dit was niet de bedoeling.
Dit waren niet de taxi's die hij
had besteld. Er kwam nog een
taxi aangereden. Ook niet de
goede. Na drie kwartier stonden
er zes taxi's, geen van allen de
onze. Het kon nog wel even gaan
duren, zei onze begeleider, want
onze taxi moest van de andere
kant van de stad komen en het
was druk. Hij zou wel even naar
binnen gaan, zei hij nog, om te
bellen of de taxi nu weldra arri
veren zou. Wij zagen onze kans
schoon en vluchtten hals-over-
kop de voorste taxi in.