'De atletiek is nu beter dan toen ik kwam' 'Ik ben de beste, die uitstraling moetje hebben' Sport iTERDAG 22 FEBRUAR11997 CHEF WILLEM SPIERDIJK, 071 -5356464, PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071 -5356463 Carl Lewis in laatste seizoen zonder grote evenementen Een uniek atleet, ook in zijn dagelijkse gang naar de training. Wie anders kan voor elke sessie zijn eigen standbeeld begroeten. Manshoog, in brons gegoten na z'n vier olympische medailles van Los Angeles '84. „Het is vreemd," beaamt Carl Lewis. „Het is ook een eer, een vreemde eer." Het beeld staat in de Hall of Fame van de Universiteit van Houston. Een eregalerij waarin Hakeem Olajuwon, ster van het basketbalteam uit 1983 en nu grootverdie ner bij de Houston Rockets, het met veel minder moet doen. Hier, op deze campus, werd het superieure talent van de jonge Lewis gekneed tot grootheid, tot negen voudig olympisch kampioen. Tot King Carl. Lewis (35) traint er nog altijd bij Tom Tel- g( lez, de kleine man achter z'n enorme suc- ;e cessen. ,,Ik kwam hier als 'kid' binnen stappen. Ik hou van deze school, voel me emotioneel verbonden." Maar nu het trai- nen een kwestie van 'aftrainen' is gewor den, nu hij zijn laatste maanden op spikes slijt, voelt hij geen weemoed. Hij hoeft niet extra lang rond te kijken, omdat het straks na zeventien heftige jaren allemaal voorbij is. Die emoties zegt hij niet te hebben. Carl Lewis heeft z'n trainingssessie net af gerond. Op de atletiekbaan in de immense sporthal werkt Tom Tellez te midden van 'a zijn atleten aan de starts, die vervolgens op video worden bekeken. Mike Marsch doet er het tartan trillen. Verderop rekt Le- l roy Burrel langdurig de spieren. De avond daarvoor ontbreekt Lewis op het podium, waar een negenvoudig olym pisch kampioen hoort te staan. De Ameri- Is kaanse sportzender ESPN kleedt de jaar- Dilijkse uitreiking van de 'awards' voor beste sportprestaties aan als de uitreiking van 'j Oscars. Mohammed Ali wordt geëerd voor at z'n volledige oeuvre aan rake stoten. En natuurlijk de overmijdelijke Kerri Strug, beroemd geworden door de paardsprong- met-enkelblessure, die het turnteam-USA goud bezorgde. Sportsprookjes, waarvan de Amerikaan wel pap lust. Maar het sprookje van Carl Lewis? In de categorie 'beste atleet van 1996' zijn (win naar) Michael Johnson, Donavan Bailey en Dan O'Brien genomineerd. Lewis ont breekt en moet het doen met een vermel ding in de categorie 'beste prestatie onder druk'. Ondanks een olympisch afscheid met de evenaring van het waanzinnige re cord van Paavo Nurmi: negen keer goud. Het moet hem pijn doen, dat gebrek aan erkenning. Maar Lewis ontkent. „Ach nee, ik had geen zin om daar naartoe te gaan. Ik kwam net terug uit Japan waar ik een 200 meter heb gelopen, had nog last van de jetleg en voelde me een beetje verkou den." Miskenning loopt evengoed als een rode draad door zijn carrière. Het begon al in Los Angeles. Vier keer goud, evenveel als de legendarische Jesse Owens in Berlijn '36, en toch geen Amerikaanse held. Te veel grootspraak, te veel woorden. Boven dien liet hij na één landing in de zandbak het verspringen voor wat het was. Lewis spaarde de laachten voor de 200 meter, enkele uren later. Begrijpelijk, maar het publiek voelde zich bekocht en zo werd Lêwis tussen twee gouden prestaties door uitgejoeld. De Engelse tienkamper Daley Thompson deed nog een dubieuze duit in het zakje, door in te spelen op geruchten rond de homoseksuele geaardheid van Lewis. Hij Carl Lewis: „Die hype ontstond door het publiek, dat het tiende goud wilde zien. Zij betalen, zij willen dat histo risch moment bijwonen." FOTO Lewis werd de gracieuze superatleet van wie het grote publiek maar niet wilde hou den. Hem paste de rol van idool simpel weg niet. Hij snakte naar erkenning, maar ontmoette afgunst en afkeer. Zeker, dat raakte hem soms. „Ik ben een immers een gevoelig persoon. Ternauwernood overleefde Lewis in de aanloop naar Atlanta de 'trials', waar hij zich alleen voor het olympisch versprin gen kwalificeerde. Maar na twee matige seizoenen wist hij toch terug te keren op het olympisch podium. Deze keer be schouwd als 'underdog', voor wie het pu bliek nu eenmaal altijd het hardst juicht. De gouden sprong in Atlanta was dan ook de sprong naar een gedroomd afscheid. In een zee van lichtjes op de tribune, baadde de koning eindelijk in het eerbetoon. Ein delijk was er de onvoorwaardelijke overga ve van het publiek aan King Carl. Maar twee dagen later was hij al weer on derwerp van discussie. Moest hij wel of niet meelopen in de estafette, was de vraag die Amerika in de greep hield. Ook al had hij zich niet gekwalificeerd, moest Lewis niet de kans op het'historische, tien de goud krijgen? Ook nu nog kijkt hij terug op Atlanta, zijn afscheid, als „een droom". Van teleurstel ling over het weren uit de estafetteploeg, wil hij niets weten. „Hoe kan ik nou te leurgesteld zijn geweest? Ik zat gewoon niet in dat team. In juni waren de trials, ik plaatste me niet. That's it. Die hype ont stond door het publiek, dat het tiende goud wilde zien. Zij betalen, zij willen dat historisch moment bijwonen." Dat hijzelf en manager Joe Douglas een actief aan deel hadden in de hype, ontkent hij. Ook nu nog. Nog een paar wedstrijden dit zomersei zoen en dan is het definitief over. Het WK in Athene in augustus? Lewis schiet in de lach. „Oh nee, Atlanta was echt mijn laatste internationale evenement." Als het aan hem ligt gaan we nog zeker van hem horen, maar dan als acteur. „Ik ga heel erg mijn best doen, me honderd procent in zetten, veel plezier maken en dan zien wat ervan komt." Voorts werkt hij onder de merknaam King Carl aan een kledinglijn. Ook z'n contract met Nike loopt nog een aantal jaar door. De atletiek na Carl Lewis. „Nu ik de sport verlaat, ziet de toekomst er een stuk beter uit dan op de dag dat ik kwam." Maar is de atletiek niet in de greep van doping, waartegen hij zich altijd hardop afzette? In dat gevecht wordt toch vooral verloren? „Welnee", bestrijdt Lewis, „twintig jaar geleden werd er amper getest, vergeet dat niet. Dat is nu wel anders. Maar mensen bedonderen de boel overal. Het is in de eerste plaats een maatschappelijk pro bleem. Dat moet anders, dan volgt de sport vanzelf. Ik heb dus niets verloren. Het is beter geworden, we hebben die strijd gewonnen!" Ook op de omstreden IAAF-baas Primo Nebiolo heeft Lewis zijn eigen kijk. Waar hij zich zeven jaar geleden in zijn boek 'Inside Track' nog weinig vleiend over de machtige man uitliet, zegt hij nu: „Nebio lo en ik hebben goed samengewerkt. Men sen begrijpen Primo niet. Hij bouwde aan een imperium, net als ik. We wisten bei den wat atletiek nodig had. De sport was zo arm en Primo heeft ons wat dat betreft geweldig geholpen. Je moet verstand van geld hebben om geld te kunnen maken. Ook in de sport. De mensen in de atletiek wisten er helemaal niets van. Dat is onder Primo veranderd. Lewis weet dat de toekomst van de Ameri kaanse atletiek zorgelijk is. Wedstrijden verdwijnen van de kalender en jonge, ta lentvolle atleten verkiezen basketbal of football, waarin goud wordt verdiend. „Die zorgen zijn er, maar niet meer voor mij. Ik heb geen interesse om me daar verder in te verdiepen. Ik moet verder. Ik was zo gelukkig om met mensen als Tom Tellez te werken, ik heb ontzettend veel van ze geleerd. Nu niet meer. Tenzij ik nieuwe dingen tegenkom, maar ik zie ze niet. Mensen stellen mij nu de vragen. Dan is het tijd om verder te gaan met je le ven. I've got to move on." Naar de uitgang. Langs de Hall of Fame, langs z'n eigen, manshoge standbeeld. He doth bestride the narrow world like a co lossus. Carl Lewis, zo veel groter dus dan de wereld die hij beheerst. Citaat van Wil liam Shakespeare uit Julius Ceasar. Nu te lezen op het voetstuk waarop de bronzen Lewis staat. Inderdaad, een vreemde eer. Sander Westerveld en het belang van zelf\>ertrouwen voor een keeper delijk puntenkopte Voetbal International drie dagen later. In een blauw shirt met groen, voor de eerste keer! Het rood heeft hij sindsdien afgezworen. „Je mag het bij geloof noemen, maar dat rode shirt trek ik niet meer aan. Hoewel ik het nog altijd veel mooier vind dan het blauwe." Het ijs was gebroken. „Sinds NEC is het alleen maar beter gegaan." Die wedstrijd, zo denkt hij, was het keerpunt. „Als je echt punten voor de club pakt, zoals tegen NEC, tegen Eindhoven voor de beker, te gen AZ en Sparta, dan steekje weer lekker in je vel. Dan gaat je zelfvertrouwen van zelf omhoog." En gaat hij weer het veld in die bij hem past: niet blasé of arrogant, wel met branie en bravoure. Zegt hij: „Met de kop omhoog. Ik ben gewoon de beste die er is. Dat moet je ook uitstralen, vind ik. Als aan jezelf gaat twijfelen, gaat het fout. Dat hebben ze mij bij Twente wel in gepeperd." „Al in de jeugd", zegt hij, „is me vaak voorgehouden dat ik niet goed geconcen treerd was. Maar misschien was ik de eer ste paar maanden bij Vitesse wel overge concentreerd. Als de wedstrijd begon, dacht ik: Sander, je mag geen fouten ma ken, je moet laten zien dat je er staat, dat je de beste keeper van Nederland bent." Op weg naar de top, op weg naar het Ne derlands elftal. Zijn ultieme doel. „Ik ben nog jong, 22 pas, en moet nog een hele boel leren. Bij Twente heb ik vijftien wed strijden eredivisie gespeeld. Als tweede keeper. Dit is mijn eerste seizoen in de eredivisie als eerste keeper." Over twee jaar, zo denkt hij, „ben ik een stuk verder. Als ik om me heen kijk", naar z'n leeftijdsgenoten Oscar Moens en Edwin Zoetebier, „dan weet ik dat ik kans maak op een topclub en dat ik de keeper van Oranje kan worden." Voor minder doet hij het niet, zo lijkt het. „De pers noemt mij al vanaf de jeugd een groot ta lent. Zelf vond ik mij helemaal niet zo'n goede keeper, ik voetbalde liever, dat vond ik veel mooier. Bij de Tubanters ben ik zelfs nog een keer topscorer geweest op een toernooi van Tubantia. Ik ging er pas over nadenken toen oud-keepers als Doesburg en Schrijvers mij boven Moens plaatsten. Toen moest ik ineens denken aan een opmerking van Ten Donkelaar, die mij al een paar jaar geleden in poten tie een top-3 keeper noemde." De weg naar de top is er een van vallen en opstaan. Heel smal, bezaaid met voetan gels en klemmen. Geluk of ongeluk, het kan je maken of breken. „Ik heb Zoetebier altijd een hele goede keeper gevonden, hij zit met Volendam alleen bij de verkeerde club. In de top spelen andere dingen mee, daar moet je ook een beetje geluk bij heb ben. Als je dan op je 21ste al in het eerste staat bij Vitesse, een sub-topper, dan be gin je niet slecht, denk ik." Het ontbreekt hem, vanzelfsprekend, aan ervaring, niet aan de lef om te zeggen wat hij denkt. „Van der Sar is aan een minder seizoen bezig. De Goeyhmmm, niet meteen mijn keeper. Waterreusnou nee, dat vind ik dus niks. En die Köpke al helemaal niet. Niemand in Europa steekt er op dit moment bovenuit.' - Jouw voorbeeld „Ik vond Vitor Baia altijd een hele mooie keeper. Een fantastische stijl, een enorme sprongkracht. Maar sinds hij bij Barcelona zit, maakt hij er niks meer van. De ideale keeper is voor mij een combinatie: de uit gooi van Schmeichel, de uittrap van Snel- ders, het meevoetballen van Van der Sar en de lenigheid van Baia. Dan heb je een modelkeeper, en die bestaat dus niet. De meeste bewondering heb ik voor Van Breukelen. Dat is altijd mijn keeper ge weest. Technisch was hij matig, maar zijn karakter, de beleving, de manier waarop hij er altijd mee bezig was en naar een wedstrijd toeleefde, dat vond ik fantas tisch. Daar spiegel ik mij aan. Mijn sterke punten zijn m'n uittrap en uitstraling, technisch mankeert er nog wel wat aan." - Leo Beenhakker of Henk ten Cate „Beenhakker praat veel, maar zegt weinig. Onder Beenhakker speelde Vitesse heel dicht tegen de eigen goal aan, ook thuis, daar wil Ten Cate verandering in brengen. Hij vindt dat we wat meer druk op de bal moeten zetten en wat verder van de eigen goal moeten spelen. Dat spreekt mij wel aan. Bij Twente speelde ik als een soort li bero, soms twintig meter van de goal. De aanval begon heel vaak bij mij. Misschien is die omschakeling ook wel een reden ge weest dat het de eerste maanden bij Vites se niet zo lekker liep." „Maar FC Twente", zegt hij, „zal toch al tijd mijn kluppie blijven. Ik heb er acht jaar rondgelopen, ik ken er nog iedereen, van de terreinknecht tot de barjuffrouw eii de kaartjesknipper bij de deur. Ik ben ge boren op Stroinkslanden, bijna onder de rook van het Diekman, ik was acht of ne gen toen ik al op de jongenstribune stond. Ik ben een rasechte Tukker, dat zal ik al tijd blijven en daar ben ik trots op. Maar clubliefdedat bestaat niet in het top voetbal. Je wilt hogerop." Daarom zit hij nu bij Vitesse. „Volgend seizoen staat er in Arnhem een nieuw sta dion en gaat de begroting fors omhoog, naar dertig miljoen. Dat is twee keer zo veel dan FC Twente. In Arnhem zijn meer mogelijkheden om topspelers te houden en topspelers aan te trekken. Aalbers heeft dan misschien wel een grote bek, maar hij heeft het in Arnhem toch maar mooi voor elkaar gekregen. Hij wil van Vitesse de vierde topclub van Nederland maken. Die ambitie spreekt mij enorm aan." Hij mist de mooi getrapte bal van Fred Rutten. Op de training bij FC Twente en tijdens de warming-up. „En het balletje gehakt van Schippers." Een cafetaria in de Enschedese binnenstad. „Maar voor de rest", zegt Sander Westerveld, „zijn er weinig verschillen." En heeft hij het in Arnhem, bij Vitesse, zij het na een moeiza me start, prima naar z'n zin. Bij zijn nieuwe werkgever ontluikt een nieuw keepers talent. Kleren maken de man. Ook in het voetbal. Dat geldt dan vooral voor keepers. Ook voor Sander Westerveld. „Dat rode shirt van David Seamandie rode broek prachtig vond ik dat. Zó mooihelemaal te gek. Het gaf hem, de keeper van het En gelse nationale elftal, bij het EK zo'n mooie uitstraling, dat ik geen seconde heb nagedacht toen ik aan het begin van het seizoen mijn keepersspullen moest uit zoeken." Rood heeft iets voor hem, dus werd het rood. Omdat die kleur flatteert en hem het gevoel geeft dat hij de hele wereld aankan. „Als ik boeken lees van oud-keepers als Pfaff of Van Breukelen, zegt de een datje een heel fel shirt moet dragen, om de te genstander af te schrikken, de ander zegt dat je juist een grijs shirt aan moet trek ken, zodat de aanvaller niet weet waar je bent. Maar als ik rood nou mooi vind Het rood van die liefde werd voor hem het rood van de schaamte. Althans voor de buitenwacht, de immer kritische aanhang op het knusse maar sterk verouderde Monnikenhuize. „Het publiek begon na een paar weken bij elke twijfeling al een beetje te morren. Het begon te fluiten, een paar man begon al voorzichtig om Abe Knoop te roepen. Het was een klotegevoel. Dat had ik nooit eerder meegemaakt." Het grote keeperstalent stond ineens on der druk. Voor de eerste keer eigenlijk. De ongeduldige buitenwacht sprak al ietwat meewarig over de 'toekomstige keeper van Oranje'; Leo Beenhakker, zijn trainer, kreeg het Spaans benauwd. „Hoe lang ben je", vroeg hij hem een paar dagen voor de wedstrijd tegen NEC, medio november. Een meter negentig! „Hij had het gevoel dat er een vent van één meter 80 in de goal stond. Daar schrok ik van. Want dat was altijd m'n sterke punt, mijn uitstra ling. Je bent nog maar 22, zei Beenhakker, je mag van mij fouten maken, maar zorg er in elk geval voor dat er een vent in de goal staat." Toeval of niet, in de Goffert tegen NEC, bewaakte Sander Westerveld het doel net zo grimmig als een moeder-grizzlybeer haar jongen. 'Sander Westerveld pakt ein Sander Westerveld: „Dat rode shirt van David Seaman die rode broek prachtig vond ik dat. Zó mooihelemaal te gek." FOTO CPD

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 23