De onovertroffen magie van olympisch goud 'Koppijn' van Rob Maas begint bij Bielefeld aardig te zakken Sport VRIJDAG 21 FEBRUARI 1997 Joop Alberda is aan het ver-werken, afkicken, Die paar seconden zullen altijd in de herinnering blijven. De vreugdesprongen van volleybalcoach Joop Alberda, nadat het Nederlands team het laatste beslissende punt bijeensprokkelde in de olympische finale in Atlanta tegen de bijna onoverwinnelijke Italianen. Een sprong die uiting gaf aan een mengeling van vreugde, ongeloof en opluchting. Holle ogen, een afgepeigerd gezicht, tranen van blijdschap. „Dat moment symboliseert alles", zegt Alberda zelf. „De apotheose, een gevoel van: hoe is het in godsnaam mogelijk, het is toch gelukt." Het is een half jaar na de gedenkwaardi ge vierde augustus in Atlanta. Alberda heeft het moment, 'de x-sprong' noemt hij het zelf, vaak teruggezien omdat Stu dio Sport het in de leader van het pro gramma had verstopt. „Het is nog steeds een 'ruggemerg-ervaring', het gaat dwars door mijn lichaam en ziel. Dat gevoel zal altijd blijven, ook al wordt het langzaam maar zeker minder heftig. Noem het maar verwerking, afkicken. Die finale heeft zo ongelooflijk veel met me gedaan. Ik kan iedere wedstrijd on middellijk na afloop feilloos analyseren, maar was de hele chronologie van de fi nale kwijt. Ik kon momenten niet meer plaatsen in het verloop van de wedstrijd. Na het terugzien van de beelden is dat stapje voor stapje teruggekomen, de stukjes passen weer in de puzzel. Het bewijst hoe ingrijpend het allemaal is geweest." Bondscoach word je met je hele ziel en zaligheid. Het is een onvoorwaarde lijke keus. Je zet veel opzij, bewust. Tij dens de rit mag er geen plaats zijn voor twijfel of wroeging. „Je zet alles opzij. Familie, lekker zomers zeilen, noem het maar. Dat is de negatieve benadering. Bondscoach is niet iets om er naast te doen. Als je denkt dat dat kan, moet je geen bondscoach worden", vindt Alber da. Hij heeft nooit spijt gehad. „Goud ver goedt alles toch? Dat kun je achteraf makkelijk zeggen, maar vooraf weet je niet hoe het traject eindigt. Vooraf zet je op andere dingen in. Je kunt veel van de wereld zien, werken met de beste vol leyballers die Nederland ooit heeft ge had, netwerken opbouwen waar je later profijt van kunt hebben, een ongekende ervaring opdoen in de keiharde wereld van de topsport. Dat is de insteek. Op goud ergens tijdens die lange rit kun je alleen maar hopen. „Het is een fascinerende, maar tege lijk beangstigende keus. Fascinerend, omdat je je kunt concentreren op een doel dat eigenlijk heel on-Nederlands is. Twintig jaar geleden was het sociaal en cultureel onacceptabel in Nederland om je in de sport zo'n hoog doel te stellen, om zo hard en onvoorwaardelijk te trai nen. Jaren geleden hoorde ik opmerkin gen in de trant van: 'Volleybalcoach? Jammer dat je geen vak geleerd hebt.' Dat verhaal is verstomd." „Tegelijk is het beangstigend. Hoe ver ga je. Hoe ver gaat het sloopwerk van sporters, de aanslag op hun mentale en fysieke gesteldheid. Wat is ethisch ver antwoord. Dan kom je op een heel scala vragen, variërend van belastbaarheid tot dopinggebruik. Het is voortdurend ba lanceren, zoeken naar grenzen, aftasten van nieuwe mogelijkheden. Het gebruik van computers, 'virtual reality'. In dat spel speel je als coach een rol, in alle denkbare deeldisciplines. Fascinerend, maar beangstigend als je de vraag stelt waar het naar toe gaat, waar het op houdt." In 1993 stapte Alberda op een rijden de trein. In Amstelveen was een top sportmodel opgezet, Arie Selinger was ingehuurd om er vorm aan te geven. Na Selinger kwam Brokking, als tussenpaus een kloon van Selinger. Nederland sloop naar de wereldtop en werd tweede op de Spelen van Barcelona, opnieuw on der leiding van de tijdelijk ingehuurde Selinger. Mooi maar tegelijk frustrerend. Het 'net-niet-gevoel' ontstond. De cha os achter de schermen was groot. Fi nanciële problemen, onderlinge ver deeldheid binnen het team. Geen ge makkelijk moment voor de Groninger om er in te stappen. Alberda maakte voor zichzelf een in ventarisatie. „Hoe is de voorgaande lei dinggevende stijl geweest. Moet ik lei ding geven vanuit een machtspositie of om te dienen. De keus viel op het laatste. Leiding geven is altijd situatio neel. Leiding geven vanuit een machts Joop Alberda: „Het vorige leven laat ik langzaam los. Ik praat het van mij af." positie was bij dit team een gepasseerd station en bovendien uit de tijd. Natuur lijk ligt de macht bij de coach, op vijf tien, twintig momenten van de dag. Wanneer staan we op, hoe laat trainen we, hoe trainen we, wanneer gaan we naar de hal. Dat is de onzichtbare macht. Waarom zou ik strijden om de macht, die ik per definitie had. In het veld grepen de spelers de macht, maar dat was ze verdomme geraden ook. Daar ging het proces ook om." Dienend Alberda cijferde zichzelf weg en was die nend. In alle opzichten. „Het ging om het team, niet om de coach. Als het een team goed gaat, gaat het de coach ook goed." Dat standpunt voerde hij conce- quent tot het einde door. „Als je gaat zwalken, de koers laat varen, maak je je zelf kwetsbaar." Op de conflicten die aan de opper vlakte kwamen, reageerde Alberda naar buiten toe nooit. Kritiek, kwetsende uit spraken, insinuaties, alles wat in de me dia naar buiten kwam, liet hem ogen schijnlijk koud. „Ik reageer nooit op stukken in een krant", riep hij bij voort during. De bommetjes kwamen daarom nooit tot ontploffing. „Vergelijk het met kinderen die op ka mers gaan. Het is in het begin soms moeilijk om met die nieuw verworven vrijheid om te gaan", aldus Alberda. „Ik wist dat ik eens in de zo veel tijd iets kon verwachten. Waar nodig heb ik de kri tiek intern gepareerd. Op de training heb ik echter nooit ergens over gespro ken. Als de coach het niet belangrijk vindt, vinden spelers het ook steeds minder belangrijk. Democratie is een proces, een ontwikkeling. Dat kost tijd, het is vallen op staan, even slikken en weer verdergaan. Op een bepaald mo ment komt de zelfstandigheid die je van de spelers verwacht. Er daalde veel op de kleine coach neer. Hij kreeg ogenschijnlijk meer op zijn rug dan een coach van zijn postuur aankan. Er werd een coup voorbereid om hem van de troon te stoten, op wei nig subtiele wijze een lobby gevoerd om Avital Selinger als spelverdeler in het team terug te krijgen. Alberda bezweek nooit. „Ik hoor nu nog dingen die achter mijn rug gespeeld hebben, maar waar ik godzijdank geen weet van heb gehad", zegt Alberda. Hij blijft in zijn rol. Hij rea geerde toen niet en doet dat nu nog steeds niet. Het blijft aan de oppervlak te, zijn weerwoord gaan over de essen tie, niet over de details. Credits „In Amstelveen was het volleybal uitge vonden. Alle credits, daar is de aanzet gegeven tot het topvolleybal in Neder land. Plotseling kwam er een noordeling als coach, stonden er sleutelspelers die niet uit het Amstelveense kwamen. Dat stak." „Ik ga de gouden medaille in Atlanta niet misbruiken om mijn gelijk te halen. Zo steek ik niet in elkaar. Ik heb voor een weg gekozen die naar goud leidde. Misschien waren er meer wegen denk baar die hetzelfde resultaat hadden op geleverd. Dat bewijs valt echter nooit te Joop Alberda heeft het moment, 'de x-sprong' noemt hij het zelf, vaak teruggezien omdat Studio Sport het in de leader van het programma had\ stopt. „Het is nog steeds een 'ruggemerg-ervaring', het gaat dwars door mijn lichaam en ziel." foto» leveren. Het enige dat nu nog telt is het goud, de onsterfelijkheid van de spelers. Het olympische goud is het hoogste, tien keer meer dan wereldkampioen worden. Het team wordt over twintig jaar in een adem genoemd met Fanny Blankers-Koen, Anton Geesink, Ellen van Langen. Dat is de onovertroffen ma gie van olympisch goud. Dat gevoel be kroop me ook pas toen ik in Atlanta het olympisch dorp binnenstapte. Het was mijn eerste olympische toernooi. Op de eerste dag in Atlanta voelde ik de domi nantie, het alles overstijgende van een olympisch toernooi en bekroop mij het gevoel: 'Hier wordt met mij afgerekend.' Dat gevoel had ik nooit eerder gehad. Het werd een gouden afrekening." Zo onsterfelijk als de spelers volgens Alberda zijn geworden, zo onsterfelijk is hij zelf. „De gouden volleybalcoach, in alles wat ik doe. Rinus Michels, Euro pees kampioen 1988. Zo iets. De gouden coach. Daar valt mee te leven hoor." Alberda is gekenmerkt als een perfec tionist, een 'workaholic', een analyticus, die naarmate een toernooi vorderde een steeds grauwere gelaatskleur kreeg, hol le ogen en stiekem sigaretjes opstak om de spanning te verdrijven. „Ik kan niet gemakkelijk iets overdragen en dreig soms in de valkuil van het perfectionis me te vallen. Toch moet je het beeld in de loop der jaren genuanceerder gaan zien. Er is een verdikking ontstaan. Alle organisatorische en financiële proble men werden opgelost, de technische staf werd uitgebreid, waardoor mij rust gegund werd. Alles werd uiteindelijk sa mengevat in een A4-tje. Een videoband over aartsvijand Italië werd uiteindelijk teruggebracht naar een half uur. In het proces van die drieëneenhalf jaar kregen we alles onder controle." Onoverwinnelijk Alles, behalve dat ene: Italië. Onover winnelijk op de grote toernooien. Een aartsvijand, maar meer nog dan dat een obsessie, een Angstgegner. „De laatste drempel die we moesten nemen, was van een abstract niveau. Wij hadden ie der jaar drie tot vier maanden nodig om naar het niveau van Italië te groeien. Fy siek, tactisch, technisch waren we niet de mindere. Meer trainen kon niet, de belasting was al groot. We vochten te gen een imago. Italië als groot sport land, de status, de toeschouwersaantal len, de Gazetta dello Sport. Het land waar het gros van de Nederlandse spe lers in de competitie acteert, gastvrij on derdak krijgt gedurende zes maanden per jaar. We waren te vriendelijk tegen de Italianen, toonden ontzag in plaats van respect. Dat denken moest veran derd worden." Op bijna indoctrinerende wijze ging Alberda het gevecht aan tegen de on zichtbare vijand. „Als je binnenkomt zet je de poot tussen de deur. Je moet de Italianen niet de kans geven de deur op nieuw keihard dicht te smijten. Zij wa ren wel hard en gemeen als het moest." Het besef niet de mindere te zijn groei de. De bevestiging moest komen met een aansprekende overwinning. Alberda haalde de World League fina le in het olympisch jaar naar Rotterdam. „Een thuiswedstrijd, geen druk op de voorronde omdat we toch al gekwalifi ceerd waren, de Italianen iets minder geconcentreerd op de WVL omdat de Spelen voor de deur stonden." Neder land won. „Een strategische meester zet", geeft Alberda toe. „Dat was het keerpunt. Als het in Rotterdam kan, moet het in Adanta ook kunnen. Wij re aliseerden ons dat Italië in een groot toernooi niet onoverwinnelijk was, Italië kreeg een mentale tik. Dat was in Atlan ta het verschil tussen winnen of verlie zen." Afkicken Het is zes maanden later. Alberda is aan het verwerken, afkicken, omschakelen. Vanuit zijn eenmans-bv voert hij op drachten uit voor NOC*NSF, geeft lezin gen en clinics en werkt aan een nieuw bestaan. „Ik heb eerst in mijn agenda langzaam afgebouwd, ben naar Italië op vakantie gegaan en nu weer aan het op bouwen. Een nieuw leven. Het vorige le ven laat ik langzaam los. Ik praat het van mij af. op lezingen, tijdens clinics. Dat is werk, maar tegelijk een verwer king van alles. Ik heb afstand genomen, maar het zal me nooit helemaal losla ten. Dat ruggemerg-gevoel zal altijd blij ven, minder heftig, zakelijk, minder emotioneel. Het goud en alles wat daar aan vooraf ging, zit echter diep in mij geworteld." Het was een onschuldige poging, tot mislukken gedoemd. Hij trachtte zijn ploeggenoten deelgenoot te maken van één van de culinaire 'hoogstandjes' uit de Nederlandse keuken. Maar al wat Rob Maas ook in het voordeel van de kroket zei, het ging er bij de spelers van Arminia Bielefeld niet in. De dictatuur van de Bratwurst in de 'Imbiss' bleek onvermin derd van kracht. Maas heeft moeten wennen aan Duits land, met al z'n typische tradities. „Ach, je hebt je als buitenlander maar aan te passen. Met Duitsland spreek je over een héél andere wereld. Alleen die lange bus reizen bij verschillende uitwedstrijden al, soms van zes uur. In Nederland, zeggen ze hier, rijd je dan zó de Noordzee in." Afgelopen zomer tekende Maas (27) voor drie seizoenen bij Arminia Bielefeld. Zijn afscheid bij Feyenoord had een noodgedwongen karakter en vloeide in feite nog voort uit de grote schoonmaak na het-vertrek van Willem van Hanegem. Een vlucht mogen we het van hem niet noemen. „Ik wilde écht graag naar het buitenland." Maar zijn voorkeur van destijds was wél een logische. „Je kunt in zo'n geval bij een andere club in Neder land gaan voetballen. Maar men zegt dan toch dat ik het niet heb gered. Ter wijl ik bij Feyenoord een gemiddelde haalde van meer dan twintig wedstrijden per seizoen." 'Bruikbaar' heette hij jarenlang in Rot terdam-Zuid. Voor het opvullen van de gaatjes, als vaste vervanger voor gebles seerden, als schoffelende aanjager. Tot dat Feyenoord hem bij het oud vuil zette. Het gebeurde, misschien tekenend voor Maas, zonder een wanklank van zijn kant. „Ik zie niet om in wrok. Zo zit ik nu eenmaal niet in elkaar. Ik kan de dingen snel van mij afzetten, kijk liever verder in het leven en beleef nu mqoie dingen in een ander land. Bij Feyenoord kreeg ik waardering van mijn collega's. Dat is voor mij het belangrijkste, het houdt je in zo'n moeilijke periode op de been." Het werd dus een vertrek met stille trom. Voor Maas, het werkertje, geen be langstelling van grote clubs uit Zuid-Eu ropa. Arminia Bielefeld, uit het troostelo ze Ruhrgebied en net gepromoveerd naar de Bundesliga, had daarentegen wél behoefte aan 'het type' Maas. „Ik speel nu puur als verdedigende middenvelder. De trainer zegt wel eens: 'je hoeft alleen het middenveld over om je collega's te feliciteren bij een doelpunt'." Maas heeft zijn weg bij Arminia gevon den. Hij geldt er als basisspeler, in tegen stelling tot oud-Ajacied Sonny Silooy. „Eigenlijk is het mijn geluk geweest dat ik samen met Sonny hier ben gekomen. Hij was de ster, kwam van Ajax, de we reldkampioen. In het begin stonden wij samen sterk. Maar inmiddels heb ik zelf mijn weg gevonden en maakt mij dat niet meer zo veel uit". Voor Silooy, slechts trainend om aan zijn contractuele verplichtingen te vol doen, geldt een compleet ander verhaal. Hij voelt zich bij Arminia niet op zijn plaats en zou liever vandaag dein morgen vertrekken. „Ondanks alles pakt Sonny het goed op. Zijn positie is een moeilijke. De trainer ziet het niet in hem zitten. Dat heb je dan maar te accepteren. Maar het blijft één van de mindere kanten van ons vak." Zelfweet Maas maar al te goed hoe het in het profvoetbal kan verkeren. Hij om schrijft Bielefeld als een rustige club. .Anders had de trainer, Ernst Midden dorp, er na de slechte start van het sei zoen wel uitgelegen." Arminia herstelde zich in de loop van het seizoen en bezet nu, ten tijde van de winterstop, de twaalfde plaats. Met dank ook, zegt Maas, aan de 39-jarige Middendorp. „Die man is ook een vakidioot, zegt de dingen recht voor z'n raap en luistert goed naar de spelers." Twee promoties in de laatste seizoe nen hebben Bielefeld wakker geschud. In de selectie is de naam van Europameis ter Stefan Kuntz, betrokken van het Turkse Besiktas, misschien wel de be kendste. „Hij is een held, kan voor de supporters niets fout doen. Maar het be tekent ook dat hij elke dag wordt achter volgd door Bildzeitung. De verwachtingen waren vóór de hui dige jaargang redelijk hooggespannen. Misschien ook omdat Arminia een wei nig gedenkwaardige historie ként, met het omkoop-schandaal van de jaren ze ventig als dieptepunt. Maas heeft zich over het opportunisme verbaasd. „Ik vergelijk Bielefeld altijd maar met een club als RKC. Na twee opeenvolgende promoties was de euforie groot. Men dacht dit seizoen zomaar even Europees voetbal te gaan halen. Nou, zo werkt het natuurlijk niet. Sommigen hebben nau welijks of geen ervaring in de Bundesliga. Ze moeten zich nog helemaal ontwikke len. Europees voetbal is voor Bielefeld een luchtballon. Wij hebben, geloof ik, een begroting van 18 miljoen DM. Als je het vergelijkt met een club als Borussia Mönchengladbach, met zo'n 52 miljoen DM, stelt het natuurlijk niks voor." Al tijdens de voorbereiding kende Ar minia de nodige problemen. Duitse tra dities laten zich nu eenmaal moeilijk doorbreken. „We hebben het met een 4- 4-2-systeem geprobeerd. Maar een week voor de competitie werd het toch maar weer omgegooid. Dat 3-5-2 zit er inge bakken. Toen ik hier kwam, trof ik alle maal eilandjes aan. In Nederland is dat anders, zijn we veel meer gewend elkaar te coachen. Bij Bielefeld liep ik in het be gin met koppijn in het veld." „Sommige ploegen, als Bayer Lever- kusen, lopen zich drie slagen in de rond te. Dat beeld had ik ook eigenlijk van het Duitse voetbal. Afgelopen zomer dacht ik nog: ik laat het bier maar even staan. Nou, daar doen ze hier dus helemaal niet moeilijk over. Op de avond voor de wed strijd kun je rustig een biertje drinken. Al moet ik er wel bij zeggen dat Duitsers een enorme zelfdiscipline hebben. Ze letten ook enorm op hun gezondheid. We doen van die lactaattesten, om te kij ken hoe goed de conditie is. En we krij gen vitaminepreparaten. Een spuit hier, een spuit daar..." Even kijkt Maas op. Hij lijkt geschrok ken van zijn eigen woorden. Het herstel volgt onmiddellijk. „Ho, wacht even, we hebben het wel gewoon over vitamines." gpd 1 ROB ONDERWATER. 071-5350 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071-5356464. PLV omschakelen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 22