Een
leven
van
pingpongen
Krijgen
ZATERDAG 15 FEBRUAR11997
Margriet Hermans over gewicht, het geloof en mannen
Toen ik op twaalfjarige leeftijd mijn bevesti
ging deed van de plechtige geloofsbelofte,
kwam de bisschop met een crêmetje een
kruisje zetten op mijn voorhoofd. Ik vond dat
als kind een mooie symboliek; enerzijds een
franje binnen een rijkdom aan raadsels en
geheimzinnigheden. Maar tegelijkertijd
brandde dat kruisje op m'n voorhoofd, want
ik stond daar als hypocriet. Ik geloofde niet.
Dat gaf een heidens licht op zo'n dag van
de heilige communie. Je stond tegenover een
man die misschien overliep van genegenheid
en goede bedoelingen, terwijl ik dacht: amai,
amai, wat een onzin. En van de zenuwen
dacht ik óók: laten we hopen dat hij 't niet
merkt. Want je wilt niet shockeren.
Of ik keek in het gezicht van een non, wat
niet eens makkelijk was, want die had een
kap om, en dat was voor een kind een hele
diepe tunnel en op het eind vermoedde ge
dan een gezicht. Zou ze m'n ongeloof zien? Is
dat te zien? Hoe moet ik kijken? Ik zeg altijd,
hoe raar dat ook mag klinken, op de dag dat
ik wist wie sinterklaas was, vermoedde ik dat
ook al het andere wel zever zou zijn. Alles wat
ze zeiden beschouwde ik als uit mensen-
monden ontstane, niet ware verhalen. Ik was
tien jaar toen ik ontgoocheld ontdekte dat ik
nooit eens een cadeau van mijn ouders
kreeg, maar altijd van sinterklaas. Totdat sin
terklaas m'n vader bleek te zijn, en zwarte
Piet m'n moeder. Toen heb ik weer jaren met
spinrag in m'n hoofd rondgelopen, omdat ik
per abuis m'n ouders ervan verdacht had dat
ze nooit eens iets aan hun kinderen hadden
weggeven, terwijl ze toffe mensen waren.
Ik heb me slecht gevoeld over het geloof.
Hoe kunnen ze kinderen zoiets wijs maken?
Ze hadden het altijd over de rustige zeker
heid die het bezit van het enige ware geloof
ons gaf, maar wat is er zo rustig als ze de ze
kerheden ontnemen en van die sinterklaas
komedie maken? Dat dacht ik. Toen was ik
twaalf. God was een aanvulling op wa,t men
sen niet wisten, maar ik ging langzamerhand
méér weten. Ik dempte dus een kloof. Met als
gevolg dat ik steeds achterdochtiger werd.
Ik zweeg erover, voor de goede zaak. Ik ben
gewoon naar het koor blijven gaan, maar uit
sluitend omdat ik graag zong. Als andere kin
deren hun handen in het bakje met wijwater
staken, voelden ze de ernst en de bemoedi
ging van het geloof, want dat zag je aan hun
gezichten. Maar ik voelde alleen dat ik natte
handen had. Ik heb wel geprobeerd te gelo
ven. Natuurlijk heb ik geprobeerd te geloven;
het was ons tenslotte met de paplepel inge
goten. Ik heb gevochten. Maar ik verloor.
En nu zeg ik niet dat ik totaal atheïstisch
ben, maar of het nu een God is waarin ik ge
loof, of Rome, dat denk ik niet. Rome als
symboliek vind ik dan nog wel gaan, maar de
paus als figuur kan - met alle respect - door
normale mensen toch niet meer serieus ge
nomen worden?! Maar dat is nu weer zo heel
erg typisch voor katholieken: zolang het nu
maar niet uit de hand loopt, laat maar. Au
fond is dat een vorm van tolerantie, die zo
helemaal past bij dit geloof. Men zegt: hij is
ene brave, daarna gaat men over tot de orde
van de dag.
Ik denk dat ik kan spreken voor mijn gene
ratie in Vlaanderen als ik zeg dat wij het oude
katholicisme zijn ontgroeid. Het katholicisme
heeft ook nagelaten een evoluerend geloof te
zijn naar de vrouw toe. Er staat wel ergens in
een denkconstructie dat de vrouw gelijk is
aan de man, maar dat is absoluut niet het ge
val. De vrouw is altijd als minder beschouwd.
Zelfs mijn moeder zegt nu al jaren: als ge
kunt Margriet, moet ge voor de vrouwen
stemmen. Want mijn moeder en haar zusters
hebben in hun leven duidelijk ervaren dat ze
als volwassenen in een mindere rol terecht
kwamen. Ze rolden door het huwelijk en het
terugkerende kraambed de beperking in en
daar hebben ze het altijd moeilijk mee gehad.
Ik zie gewoon wat ze gemist hebben. Maar
dat zie ik ook aan de mannenkant. Twee
broers van mijn vader werden geen bakkers
zoals de meeste Hermansen, zij werden pa
ters, een in Japan, een in India. Maar die
hebben nóóit een vrouw bemind. Ik weet dat
zeker. Dat weet ik ook zeker van de paus. Op
hun leeftijd nu, oude mannen, is de sperma
opstapeling niet prangend meer, maar ik zeg
u: het is toch allesbehalve een gezond ver
loop geweest. De intimiteit die er is tussen
twee partners, dat is toch in niet geringe ma
te waar een mens voor leeft. Absoluut.
En wie dat niet heeft gehad en zelfs niet
heeft gekend, gaat dat op een andere manier
afreageren. Ge ziet heel vaak dat mensen die
weinig affectie hebben gehad zich op de een
of andere manier toch manifesteren. Die
worden ambitieus. Of ze gaan heel veel eten.
Er zijn er ook die compenseren in een neer
gaande spiraal. Maar dat is de andere kant
van de medaille.
Bij ons thuis was er ook nauwelijks enige
affectie. M'n ouders waren goed en verzor
gend, maar er was altijd afstand. Bij ons werd
De Belgische zangeres
Margriet Hermans is een
gezellige dikke vrouw, die
gepassioneerd motor rijdt,
ongehuwd moeder werd in
bedwongen hartstocht en op
de barricaden staat voor de
vrouw in het algemeen en de
vrouw in het bijzonder.
Zonder overigens een bozig
vingertje.
een kind niet geknuffeld, niet gekust. Dat
hoorde zo in die tijd, terwijl ik daar juist veel
behoefte aan had. Ik heb er altijd naar ge
zocht. Vaak ook vergeefs, want ik was dik. Te
dik. Niet eens zozeer naar de zin van mezelf,
maar van anderen. M'n vader was het ook,
dus was de oorzaak in de eerste plaats gene
tisch. Maar ik had ook psychologische belas
ting, want ik was een persoon die op zoek
was naar affectie en die niet meteen vond. Ik
reageerde dat dus af op een andere vorm van
bevrediging en dat was eten. Met als gevolg
dat ik nog dikker werd. Zodra ik een jongen
zag van wie ik dacht: wat ene mooie, dan wist
ik ook dat ik die toch wel niet zou kunnen
krijgen. Het had dus een vermenigvuldigende
werking, want ik at de teleurstelling op.
En natuurlijk bracht ik wel eens een jongen
mee naar huis van wie ik dan zwaar over
mijn oren was, maar dan vonden mijn ou
ders dat hij niet paste in ons patroon. Die
pech had ik dan óók nog eens. Dan bleek hij
geen werk te hebben. En dan zei ik tot mijn
vader: maar hij hoeft ook niks te verdienen?
Dat zal ik wel doen. Maar dan antwoordde
m'n vader: dat kan niet.
En ik was heel fier op mijn vader en ook op
z'n bakkerij. Hermans betekende in Turn
hout: degelijk volk, diep katholiek. Dus ik
sprak hem niet tegen. Maar ik zag de arbeids
verhoudingen wel andersom. Ik was me toen
al aan het vrijmaken, omdat ik wist dat ik
geen vrouw was om te wassen, te pletsen en
koken. Ik zag mezelf in de politiek gaan of in
de journalistiek.
Vervolgens hongerde ik mezelf volkomen
uit en toen was ik op m'n slankst, tweeënze
ventig kilo. Maar het rare was, ik had er niet
meer succes mee. Integendeel. Ik werd een
triestig persoon, ongelukkig, met veel minder
energie. Ik was ook ineens niet meer zo hu
moristisch. Bij feesten zat ik erbij als een
dood vogeltje, terwijl ik, toen ik nog zwaar
over de honderd zat, een ambiancemaker
was. Zonder Margriet kon de party niet luk
ken. Totdat ik dus op m'n vierentwintigste
jaar tweeënzeventig kilo woog en ineens heel
stilletjes werd, terwijl er in feite reden moest
zijn voor luidruchtige triomf.
Een jaar later was er weer veertig kilo bij. Ik
heb een leven achter de rug van pingpongen.
Dan viel ik weer achtenvijftig kilo af, dan
weer kwam er vijfenzestig bij. Ik heb alles ge
probeerd. Van Weight Watchers tot harde
vermageringspillen. En die werkten allemaal,
maar enige standvastigheid was voor mij niet
weggelegd. Maar ik vroeg me wel af waarom
ik daar zo gestraft mee moest worden.
Totdat er een dag komt waarop je het niet
meer interesseert. Ik dacht: een lekkere ge
zellige poes is toch veel aangenamer dan zo'n
magere zenuwachtige Siamees. Daar moet ge
dan eerst dertig jaar voor worden. Sindsdien
heb ik ook nooit meer in tweestrijd gestaan.
Hooguit nog één keer toen men mij benader
de voor de showbusiness. Toen vond ik met
veel gevoel voor humor niet dat ik daar het
uiterlijk voor had. Dat was m'n laatste twijfel.
Ik nam trouwens die hele showbusiness
niet au serieux en achteraf is dat de beste
binnenkomer. Maar Mare Dex, een showfi
guur uit Vlaanderen, had me gezien in het to
neelwereldje van Turnhout en me tijdens een
vrij podium drums zien spelen in een pop-
groepje en ook horen zingen, en die zei: Mar
griet, doe er iets meer mee. Ja jongen, hoe
moet ik dat doen? Als ge er leek in bent en ge
geraakt daar niet in thuis, dan weet ge ook de
weg niet. Ik had ook niet meteen de ambitie.
Maar ja, zei hij, ge moet toch nog maar eens
terugkomen.
Enfin, ik ben gegaan en toen had 'ie de pla
tenbaas uitgenodigd en die was ook enthou
siast en zo hebben we het eerste plaatje ge
maakt. Dat was natuurlijk niet meteen een
hit, maar er werd met aandacht naar geluis
terd. De mensen waren benieuwd: wie is dat
nou? En op die manier ben ik stilletjes aan
gevraagd voor interviews op de radio. Ik
kreeg optredens, er kwam een cd, er volgden
panels en ik zei: jongens, als jullie eens ie
mand nodig hebben om te presenteren.... En
warempel in 1989 belde de BRT of ik een
talkshow wilde doen.
Amai, dacht ik, meteen een talkshow. Maar
ik dacht óók: Margriet, kom, ge bent vijfen
dertig. Dat is toch geen kind meer? Ge hebt
geleefd, ge weet hoe de vork aan de steel zit.
Ik zeg: ja, oké ik doe 't. Dat was de beginpe
riode en ik zou het nu absoluut beter doen
dan toen, maar het was de naïviteit en toch
ook de frisheid die een stukje van het begin-
succes waren. En ook en vooral mijn anti-ve
detteuitstraling. Ik was niet het klassieke op
gepepte mooie meisje met een geurige cos
metica, dat er verstandig probeerde uit te
zien. Ik probeerde niks. Ik was gewoon me
zelf en het ging wel of het ging niet. Voila.
Ik verdiende er niks mee. In het begin
scheur je daar eigenlijk alleen je broek aan,
want het vergt investering aan kledij. Je moet
's een fotosessie laten doen en een fatsoenlij
ker auto kopen. Maar na verloop van tijd be
gon 't toch succesvoller te worden en werden
mijn inkomsten groter dan die uit m'n job als
ambtenaar bij het ministerie van onderwijs.
Ik had een vaste baan als regentes. Engels,
Frans, geschiedenis. Maar ho, zei de Belgi
sche wet. Dat kan niet mevrouw Margriet, als
ambtenaar twee jobs. Dit is cumulatie. U
moet kiezen. Maar ik had toen de smaak te
pakken en dacht: ik ga het toch maar riske
ren. Dat is elf jaar geleden. En nu zou ik niet
meer terug kunnen wennen aan het onder
wijs.
Er is in Vlaanderen vrij positief op me gere
ageerd. Dat doet Vlaanderen over het alge
meen op Vlamingen. Ook toen ik besloot om
ongehuwd moeder te worden. Maar ik heb
ook open kaart gespeeld. Ik zei: lieve men
sen, het is iets wat ik moet doen.
Het is een engagement vooral naar mezelf
toe. Ik vond dat de mannen die in mijn leven
waren geweest het eigenlijk niet waard waren
met mij te trouwen. Ik vond hen ook niet
goed genoeg voor het vaderschap van mijn
kind.
Maar ik zat wel voor een dilemma, want ik
wilde ook geen spermabank. Ik vond het be
langrijk dat mijn kind later zou weten wie
haar vader is. Dus koos ik de moeilijkste weg
en zocht gewoon binnen de kring van man
nen die ik daarvoor geschikt vond een ver
wekker. Dat is het verhaal.
Ge moet het zo zien: het aantal mannen
dat bereid is om met je naar bed te gaan, is
groot. Maar de mannen die het vaderschap
ook bewust willen aanvaarden op het mo
ment dat het kind wil weten wie haar vader
is, die zijn in aantal vele malen geringer. Bij
die vraag zakte het aantal sterk, maar dat
vond ik weer pleiten voor die mannen. Dat
betekent dat ze toch respect hebben voor het
leven.
Ik heb dus bewust gezocht en de kandida
ten de vraag gesteld: als ik zwanger zou zijn
van jou, in welke mate zou je dat kunnen ap
preciëren? En zou jij later bereid zijn om te
gen het kind te zeggen: ik ben je vader? Want
dat vond ik belangrijk: dat m'n kind geaccep
teerd werd. Wel, uiteindelijk is de keuze ge
vallen op een vriend, die ik al jaren ken.
Frank, mijn huidige partner die ik toen nog
niet kende, is voor m'n dochter Frank en -
hoewel hij de praktische vader speelt - niet
papa. En ze vraagt ook nog niet waarom. Ze
is pas vier. Dat komt wel als ze naar school
gaat. Dan ga ik het haar vertellen.
Het heeft mijn leven rijper gemaakt ën als
ik geweten zou hebben dat ik het zó leuk zou
vinden, was ik er zelfs al eerder aan begon
nen. Ik ben ook weinig mensen tegengeko
men die daar een hinderpaal in hebben ge
zien. Wel vonden sommigen het 'n beetje be
ledigend voor de man. Maar toen dacht ik,
ha, eindelijk ook eens iets beledigend voor de
man. In de hele wereldgeschiedenis is alles
beledigend voor de vrouw geweest.
Het huwelijk is een mooie instelling. Maar
ge moet dat slechts symbolisch bekijken. Het
is een bevestiging naar de maatschappij toe,
want wettelijk is het instituut niet eerlijk.
Mensen die gehuwd zijn, hebben veel meer
voordelen. Maar ik lig er niet wakker om. Ik
zou het een romantisch moment vinden,
maar op mijn leeftijd vraag ik me ook af:
heeft het nog wel zin? Daarom denk ik dat
mijn ongehuwde moederschap als bom goed
is ervaren. Omdat ik Vlaanderen duidelijk
heb gesteld: ik ben zo ene mens, ik denk zo,
maar in basis ben ik niet anders dan jullie. En
ik heb het met een lach gezegd. Dat is voor
naam. Ik ga nooit agressief te werk. Dat doe
ik ook niet als ik spreek over de evoluties van
de maatschappij. Je moet progressieve denk
beelden nooit anderen door de strot rammen
op een manier die afstoot, zoals Sonja Ba
rend dat doet. Dat mens irriteert vaak. Als je
iets op een relativerende manier kunt bren
gen, met humor vooral, dan zorgt dat ook
voor een relativerende reactie.
In de journalistiek zie je tegenwoordig dat
ze mensen tot op het bot bloot willen krijgen.
Waarom? Die mensen gaan het ook wel ver
tellen als je het op een vriendelijke manier
aanpakt, en misschien vertellen ze dan wel
méér. We leven in een integratiemaatschap
pij hé. Het komt erop aan dat we eikaars le
ven over mogelijk op alle gebied verbeteren.
Dat kan nooit op een manier dat je gaat af
stoten. Ook mannen moet je niet afstoten. Ik
vind mannen juist een heerlijk gezelschap. Ik
zeg ook altijd tegen de vrouwen: je moet het
de mannen niet verwijten wat er met u ge
beurd is, maar uzelf.
Margriet Hermans. Ik zeg altijd te
gen de vrouwen: je moet het de
mannen niet verwijten wat er met
u gebeurd is, maar uzelf."
FOTO GPD KIPPA
Bij de slager krijg je een plakje
worst. Dat hoort zo. Maar je mag er
niet om vragen. Kinderen die vra
gen, worden overgeslagen. Dat kan
tot moeilijke situaties leiden, als de
slager het druk heeft of als hij het
kind niet ziet staan. 'Ma, hij zegt
niks!' 'Ssst!' En al wat luider: 'Ma,
waarom zegt-ie niks?' De slager
heeft er nog geen erg in, maar de
moeder probeert het kind te laten
zwijgen. 'Stil nou toch!' 'Ik vraag
toch niet om een stukje worst? Ik
vroeg alleen maar waarom hij niks
zegt'. Nu heeft de slager zijn ver
zuim gemerkt, en hij doet wat sla
gersplicht is en snijdt een plakje
worst af.
Dat is krijgen. Iets ontvangen zon
der er iets tegenover te stellen. Zo
maar, omdat het Valentijnsdag is,
omdat je jarig bent of de liefste van
allemaal. Of bij de slager, als je niet
te groot bent. Kopen kan ook, maar
krijgen is aardiger.
Oudere mensen, heel oude mensen ei
genlijk, gebruiken het woord 'krijgen'
ook wel eens anders. De leraar bijvoorbeeld
die zei: 'Krijg allemaal je boek op tafel'. Dat
was vreemd, want wat viel er te krijgen? De
oma die altijd zei: 'Ik zal je een glas krijgen',
als ze bedoelde dat ze een glas ging pakken.
Of: 'Krijg jij de bijbel eens'. Het antwoord
'Goed, geef hem dan maar' was te modem,
ging voorbij aan die oudere betekenis van
krijgen: 'pakken'. Zoals we die nog zien in
een verhaal van Top Naeff: '....en stond op
om uit een valies de broodjes te krijgen'.
Er is een tijd geweest, niet eens zo heel lang
geleden, dat 'krijgen' iets anders betekende
dan tegenwoordig. Het was het gewone
woord voor 'pakken, nemen'. 'Hij kreeg zijn
hoed en vertrok'. Wij denken dan dat er ie
mand was die hem die hoed gaf. maar dat
was niet zo. Hij nam gewoon zelf zijn hoed
en vertrok.
Ik ken dat gebruik ook nog wel, maar al
leen van een oudere generatie. Zelf zou ik
het nooit zo zeggen. Het zal dus rond 1940-
1950 zijn beginnen te verdwijnen. We horen
het tegenwoordig alleen nog maar, heel
soms, van de generatie die ruim vóór de
Tweede Wereldoorlog geboren is.
Over oorlogen gesproken: het woord krijgen
(='ontvangen') staat wel degelijk in verband
met krijgsmacht, krijgslist en krijger (='sol-
daat, strijder'). Het is juist die thans verou
derde betekenis 'pakken' die de verbinden
de schakel vormt. Men veronderstelt name
lijk dat in een ver verleden de betekenis van
'krijgen' geweest is: 'zich inspannen, stre
ven'. Aan de ene kant heeft dit zich-inspan-
nen-tegen-iemand geleid tot de betekenis
'vechten tegen, bestrijden, beoorlogen'. Aan
de andere kant werd zich inspannen om
iets te bereiken tot: verwerven. Aanvankelijk
zeer zeker met inspanning. Maar die in
spanning werd gaandeweg minder promi
nent. Je hoed krijgen, de bijbel uit de kast
krijgen, het gaat al de kant op van verwer
ven zonder meer. De oudere generatie heeft
er nog iets van bewaard. Maar ergens in de
taalgeschiedenis, ik denk dus circa 1940-
1950, is de eigen actie geheel achter de ho
rizon verdwenen, en krijgen werd ontvan
gen, in het bezit komen, zonder er iets voor
te doen. Bij de slager vinden we het nadruk
kelijk niets doen, niet vragen, zelfs essen
tieel voor het krijgen.
Overigens zijn er nog genoeg sporen van
die oudere betekenis merkbaar. We zeg
gen bijvoorbeeld: 'Hebben is hebben maar
krijgen is de kunst'. Hoezo is krijgen een
kunst? Hoe moet men die kunst beoefenen?
Wie hier enkel denkt aan het moderne krij
gen, dus nadrukkelijk zonder er ook maar
iets voor te doen, begrijpt de' uitdrukking
niet. Het gaat daarin natuurlijk om verwer
ven, en dan nog verwerven waarbij het best
eens nodig zou kunnen zijn zich in te span
nen. Kortom, het is de oudere betekenis van
krijgen die hier aan de orde is.
Ook in 'Ik zal je krijgen!' is geen sprake van
een cadeautje. Het is regelrecht te pakken
krijgen, mèt inspanning. We zien trouwens
meteen dat de strijd- of oorlogs-betekenis
niet eens zo ver verwijderd is.
Of neem nou een zin als: 'Ik krijg die vlek
niet weg'. Bij wegkrijgen denken we niet
aan iets dat vanzelf gaat. Integendeel: om
iets weg te krijgen moet je je juist inspan-
Ik zag eens een moeder voor een slagers
winkel, bij de kinderwagen. Het dochter
tje van een jaar of drie, vier, was naar bin
nen gestuurd voor een boodschap. Ze
kwam terug, met boodschap, en met een
plakje worst. 'Je hebt er toch niet om ge
waagd?', vroeg ze streng. Het kind sprak
toen de gedenkwaardige woorden: 'Nee, hij
bood het aan mij'.