Marjan Berk: een 'baldadig oudje' Een stukje Londen in Leiden 17 ZATERDAG 15 FEBRUAR11997 Roman over het Bekende Nederlanderschap Dagelijks zien we ze in de vissenkom van ons beeldscherm voorbijtrekken: de bekende Nederlanders. De popie-jopie's wier gelaatstrekken geëtst staan in het geheugen van de minder bekende soortgenoten. Steeds meer, steeds meer. Als er geen nieuwe bekende Nederlander voorradig is, graven de omroepen fossielen als Jacques Herb maar weer op. Marjan Berk (64), de koningin van de lichte literatuur, ging in haar nieuwste roman 'Gezonde lucht' in op dit verschijnsel. Berk: ,,Het is absurd dat de bekendheid op de televisie niets meer te maken heeft met wat je doet. larjan Berk: „Het schrijven van fictie is voor mij het hoogste dat er bestaat. Je bent een beetje God. Maar ik doe daar niet arrogant iver. Ik vind alle werk even belangrijk." - foto willem bos ijk naar een opname J van een willekeurig aan- ^^tal Nederlanders, ergens in een winkelstraat. Talloze Hek- kinks dienen zich aan. Iedereen pro beert zijn hoofd in beeld te duwen, ook al moet men zich voor de came ra diep laten vernederen. Met hun ordinaire ruzie's draven landgeno ten op in 'Het spijt me'. En in pro gramma's als 'Over de rooie' haalt men de walgelijkste capriolen uit. Plaatsvervangende schaamte maakt zich van je meester. Iedereen wil koste wat het kost op het scherm. Marjan Berk, schrijfster van boe ken als 'De feminist' en 'Nooit meer slank', heeft dit fenomeen in haar nieuwste boek tot thema verheven. Vanachter twee verrukkelijke garna- lenkroketjes die worden wegge spoeld met een glaasje Chablis, zegt ze: ,,Ik had zin om dat bekende Ne derlanderschap eens op de hak te nemen. Ik heb er af en toe mee te maken. Niet in dezelfde mate als Marco Borsato natuurlijk, maar toch. Het gaat er vooral om hoe vaak je gezicht op de televisie te zien is. Vroeger verdiende je je be kendheid in het theater. Als je jaren lang goed je best deed. Dan ging het publiekje kennen. Dat berustte dan op waardering. Maar die bekend heid door de televisie heeft niets meer te maken met wat je doet. Er zijn een heleboel mensen die mij kennen en niet weten wat ik doe." Bekendheid „De allereerste keer dat ik met die bekendheid te maken kreeg was in 1959, toen ik in het Leidseplein-ca- baret van Jaap van der Merwe voor het eerst belangrijke dingen te doen kreeg. Er volgden drie televisie-uit zendingen. Iedereen had toen nog maar één net. Dat ene net zorgde ervoor dat plotseling iedereen je kende, hoewel niet iedereen televi sie had; kinderen gingen op woens dag of zaterdag kijken bij andere mensen. Ik woonde aan het Rapen burg met drie kinderen, op een lek kende zolder, en dan kwamen er 25 keer per dag kindertjes de trap op- stommelen voor een handtekening. En dan gaf ik ze allemaal een plak ontbijtkoek omdat ik dat zo aardig vond. Leen Jongewaard vond het echter helemaal niet zo leuk. Toen hij in 'Ja zuster, nee zuster' speelde, kreeg hij vaak hele horden bejaarden achter zich aan die begonnen te jouwen en te roepen. In 1977 ben ik begonnen met schrijven. Daaraan heeft de te levisie altijd aandacht besteed. Ze herkennen me niet door mijn uiter lijk maar aan mijn stem. Daar klopt iets niet of sluit iets niet. En dat brengt die persoonlijke rochel met zich mee. De heldin in mijn nieuwe boek is Sophie Deelder, de schrijfster van de populaire televisieserie 'Gescheurd gordijn'. Ze wordt voortdurend her kend. Op een avond komt ze van een borrel terug en rijdt ze iemand aan. Ze maakt de grootste fout die ze kan maken: ze rijdt door. De vol gende ochtend wordt ze wakker, ge kweld door een schuldgevoel, maar ze vindt het al te laat om zich bij de politie aan te geven. Dan krijgt dat bekende Nederlandschap ineens iets angstaanjagends. Want die be kendheid betekent ook dat getuigen haar zouden kunnen herkennen als 'dat mens dat is doorgereden'. Dat wordt een obsessie voor haar. Ze gaat rouwhuizen bezoeken, kijkt rouwadvertenties na. Op een zeker moment komt ze in een rouwhuis, waar een aantal mensen om een jonggestorvene heen zitten. Als een van de rouwenden haar in de gaten krijgt, roept die. 'O, jongens, kijk eens, Sophie Deelder! Wat leuk!' En prompt laten de nabestaanden de gestorvene voor lijk liggen. Ziedaar de absurditeit van het bekend zijn. Dit is trouwens een anekdote van Willem Nijholt. 'Nooit meer slank' Ik heb zelf ook gekke dingen meege maakt. Ik was met een vriendin eens naar de Mien Ruys-tuinen, dat zijn van die voorbeeldtuinen. Ik zit daar samen met haar op een bankje en er komen drie bussen met bejaarden aan. Eén van die dames krijgt me in de gaten en roept: 'Daar is Marjan Berk'. Ze komt naar me toe en vraagt: 'Mag ik uw hand even vast houden?' Ik zeg: 'Dat kost drie gul den'. ^Dat heb ik er graag voor over', zegt die dame en even later storten al die oudjes zich met z'n allen op mij. 'Jezus' zei die vriendin van me, 'ik wist niet dat dat zo kon escale ren'." „Er is rijstepudding met abrikoos- jes", zegt Berk, wanneer ze de kaart heeft bestudeerd. „Lekker. Zullen we dat doen?" Berk heeft in haar leven nogal eens te kampen gehad met proble men rond het gewicht. Daarover schreef zij het boek 'Nooit meer slank', dat onlangs in het Duits is vertaald als 'Nie mehr schlank'. „Die diëten zijn vaak zo verschrikkelijk slecht. Het is gewoon symptoombe strijding. Het enige wat helpt is dat je inzicht krijgt in je eigen eetversla- ving. Dat inzicht is trouwens bij alle verslavingen belangrijk. De schrijfster laat zich de rijste pudding met abrikoosjes goed sma ken. Even is er een moment van rust in haar drukke leven. Want naast het schrijven van romans publiceert ze ook elke week een column in het Utrechts Nieuwsblad en houdt ze zich bezig met het schrijven van te levisieseries. Daar twee laatste wa penfeiten op dat gebied: 'Vrouwen- vleugel' en 'De Winkel'. Berk moet voor het maken van zo'n serie vaak denken in beelden. Dat zie je terug in haar proza. „Ik heb altijd filmisch geschre ven", zegt ze. „Dat heeft te maken met mijn begin in het theater. Maar ook de dialogen zijn erg belangrijk. Ik erken als geen ander de eis van een spanningsboog. Ik heb Patricia Highsmith eens gein terne wd en die zei: 'De eerste zin, Marjan, die is be langrijk. En dan moeten lezers ook nog eens een keer de bladzij om slaan'. Ik vind altijd: de lezer moet zich niet vervelen. Dat vond ik ook in het theater zo. Als het publiek ging hoesten, deed je het slecht of het stuk deugde niet. Of, zoals Jean Gabin al tegen Lino Ventura zei: 'Er zijn drie dingen waar je op moet let ten: le script, le script et le script. Keurslijf Bij het schrijven van een televisiese rie zit je veel meer in een keurslijf dan bij het schrijven van een ro man. Je bent gebonden aan de mensen die meedoen en aan het budget. Je moet ook rekening hou den met wat voorhanden is. Ik heb wel eens geschreven dat een perso nage door de gang liep en dan liet de regisseur me weten dat er hele maal geen gang was. Dat soort din gen. Dat zijn pragmatische hekken die je inperken. Ik weet nog goed dat ik de televisieserie 'De Pomp' schreef voor de IKON. Ik had het over een glimmend wegdek en diep donker water bij een stormachtige nacht en ik kreeg een kroossloot met een stralende zon. Ze hebben ooit een film gemaakt van twee boeken van mij: 'De femi nist' en 'De dag dat de mayonaise mislukte'. Die hebben ze door el kaar geklutst. Verschrikkelijk. 'De gulle minnaar' heette die film. Het was net alsof ze in mijn woonkamer alle mooie dingen van de muur had den gehaald. Ik heb me ervan gedis tantieerd. Het schijnt zo'n abjecte film te zijn. Ik heb geweigerd hem te zien. Het deed me te veel pijn." Door het succes van haar column in het Utrechts Nieuwsblad is Mar jan Berk onlangs gevraagd ook een column voor de Margriet te gaan schrijven. „Ik krijg veel reacties op die column. Wat ik heel vaak hoor van lezers, is: 'Mevrouw, ik heb zo'n vreselijk leven gehad. Kunt u daar een boek over schrijven?' Zo'n brief krijg ik gemiddeld twee keer per maand. Ik heb daar absoluut geen tijd voor. Maar ik vind het wel roe rend, omdat ik toch vaak een lichte toon heb. Maar kennelijk spreekt die toon de mensen aan. Ik trek de grote dingen naar het dagelijks be staan toe. Ze hebben me nu net bij de Mar griet gevraagd om een wekelijkse column te gaan schrijven. En dan heel expliciet over mijn leeftijd. Dat is terra incognito voor mij. Ik ben natuurlijk een baldadig oudje, dus ik: ga die wereld enigszins baldadig at taqueren. Bovendien is het een hele interessante leeftijdsgroep, want er komen er alleen maar meer van ons.; Tja, je wordt oud, er is geen alterna tief. Ja, je kunt jong sterven, maar dat vind ik toch minder geslaagd." Kritiek Door de literaire kritiek wordt het genre dat Berk schrijft vaak niet op de juiste waarde geschat. Het is vooral Hans Warren geweest die ooit een lans voor Berk heeft gebro ken. „Als ik een slechte kritiek krijg", zegt Marjan Berk, „dan scheld ik drie dagen. En bij een positieve heb ben ze natuurlijk het grootste gelijk van de wereld. Door slechte kritie- ken laat ik me nooit uit het veld slaan. Dat zijn maar secundaire din gen. Ik kan alleen maar zo goed mo gelijk proberen schrijven. That's it. En wat ze ervan vinden, tja.... Die kritiek op het lichte literaire genre heeft ook wel een beetje te maken met de waardering in dit land voor wat ze 'kleinkunst' noe- men'. En dan heb ik het over het ca baret. Waarom heet één van onze; grootste artistieke uitingen 'klein kunst'? O, dat venijnige, dat verbale. Tekst en persoon die geheel en al samenvallen. Zoek maar eens een' acteur die dat kan. Maar een lichte toon is a priori verdacht. Ze zeggen van mijn boeken vaak: 'Het leest zo gemakkelijk. Ik had het in twee uur uit'. Dan zeg ik altijd: goed zo! Ik vind die pillen waarvan je na drie hoofdstukken denkt: jezus, moet ik de rest ook nog lezen?, verschrikke lijk. Maar men is hier gek op het epische, op het zweet van de auteur. Op de worsteling van de schrijver. Nou, ik worstel ook, maar dat wil ik toch wel graag voor mezelf houden. Het schrijven van fictie is voor mij het hoogste dat er bestaat. Je bent een beetje God. Maar ik doe daar. niet arrogant over. Ik vind alle werk. even belangrijk. Als daad. Als mijn; werkster straks drie weken ziek isj' kan ik niet schrijven. Dat klinkt erg padvinderij-achtig, maar ik meen het wel. Alles wordt hier altijd zo be langrijk gemaakt, maar het is alle maal maar gewoon werk. Alleen: als je creatief werk verricht, ben je een bevoorrecht mens. Dat heeft mei lust te maken. Als je zit te schrijven en het lukt, dat is zo'n lekker gevoel, Dan wrijf ik gewoon in mijn han den. Soms moet het vijftien keer: over en dan ineens lukt het. Dat noem ik het appelwangengevoel! Heerlijk. Ik ga bijna niet met vakan tie. Ik wil wel eens uitrusten, maar dan ben ik in mijn kop toch altijd bezig. Schrijven is een enorme ver vulling voor mij. Ik had nooit kun nen denken dat er zoiets in mijn le ven zou komen." let is nog maar 66 miles war Sheffield en - voor wie leandere kant op moet - lok Oxford is niet ver. Naar windon daarentegen is het log een aardig eindje rijden naar Bradford haal je voor lonker niet meer. Dan maar ikker blijven zitten waar je it. Per slot van rekening is ut goed toeven inAbotts' 1 mis, achter je 'pint met iger'en je bord met 'fish nd chips'. En straks stap je ewoon weer veilig op je etsje. Naar Zuid-West. Of ventaeel richting Katwijk, Is je daar vandaan komt. ou je niet beter weten, dan waan je je er gens in het hart van Albion, zo overweldigend Brits is Abbots' Arms. Maar de entourage be driegt. Die hele bric-a-brac aan muren en pla fonds, die motieven in tapijten en bekleding en al die andere typisch Engelse uitingen tot de richtingaanwijzer met Sheffield en Swindon aan toe, zetten je mooi op het ver keerde been. Want dit is niet Kings' Road, maar de Haarlemmerstraat. Niet Londen, maar Leiden. Goed, met één restrictie dan. Wat eens in Londen stond, staat nu in Leiden. „We hebben daar de hele boel opgepakt en zoals die was weer hier neergezet", maakt Mark Snoeck vanaf de bar met een breed arm gebaar duidelijk. „Abbots' Arms is in werke lijkheid een pub in Londen en die heeft als voorbeeld gediend voor wat we hier nu in Lei- den hebben gerealiseerd. Het is een exacte ko pie, zeg maar. En als het goed is, zijn er daar volgend jaar vijf van Nederland en over vijf jaar twintig. Allemaal met de naam Abbots. Al lemaal van ons, ja." Ons betreft in dit geval familie, namelijk hij en zijn jongere broer Jeff. Ons is verder nog de Magic Pub Company, een Engelse keten van 1500 public houses, zoals de cafe's aan de overkant van het Kanaal worden genoemd. En ons telt ook nog de namen van twee brouwe rijen, de Green King en Heineken die partici peren in dit ambitieuze project. Dat, wat de broertjes betreft, moet leiden tot de definitieve doorbraak van het verschijnsel pub in Neder land - voorheen café-land. Gebroeders Snoeck werken aan pub-keten De broertjes Snoeck? Waar kennen we die van? Eentje, Mark, in elk geval van Ruddles, de allereerste pub in Leiden die vorig jaar mede op zijn initiatief op het Noordeinde zijn poor ten opende. Maar daar is hij inmiddels weg. Na wat onenigheid waarover hij verder niet in detail wil treden. Wat hem betreft is dat een gesloten boek. Hou het er maar op, zegt hij, dat hij samen met broer Jeff verderop in Lei den, op de hoek van de Pelikaanstraat, aan een nieuw hoofdstuk is begonnen. En dat in Hoom, in Noord-Holland, met man en macht wordt gewerkt aan het vervolg daarop. Am sterdam staat voor chapiter drie en dan komt Delft. Daarna is de rest van Nederland aan de beurt. Een keten van pubs op franchise-basis, inderdaad. Zoiets als McDonald's, ja. Toch nog iets meer over de achtergrond van de brothers, want waar komt die Engelse tong val, dat accent vandaan? Uit Australië, zo blijkt. Uit Sydney waar ze geboren zijn uit een Hollandse vader en een Britse moeder. Een aantal jaren geleden ging Mark (36) vanuit Down Under maar eens op zoek naar zijn roots, naar zijn wortels. Kwam via Nederland (pa) terecht in Engeland (ma) en aldaar in aanraking met pubs, met brouwerijen, met de hele horeca-sector waar van jongsafaan trou wens al zijn interesse lag. En weer terug in Ne derland besloot hij aan de hand van de daar opgedane ervaring en contacten de handjes maar eens flink te laten wapperen. Hetgeen uiteindelijk resulteerde in de opening - giste ren - van de eerste Abbots' Arms. De hamvraag dan. Zit Nederland te wachten op bier gelijk dropwater, op ginger ale, op kid ney pie en op Irish Stew? Drinken wij graag hele pints schuimloos bier en hangen wij bij voorkeur aan lange bars, knabbelend op zout jes met bacon-smaak? Schurken wij ook zo heerlijk weg in cosy corners op banken met bloemetjesmotief en met uitzicht op ?o'n authentiek Engels jachttafereel aan de wand? Kortom, Mark en Jeff Snoeck, zijn wij nuchtere kaaskoppen eigenlijk al toe aan een cultuur omslag van die orde? Willen wij dit ook wel, die Engelse toer? Ze schudden beiden het hoofd. Natuurlijk willen wij dit wel. „Nederlanders houden van gezelligheid", zegt Mark met een stelligheid die geen tegen spraak duldt, „en dit is een gezellige zaak, zoals je moet beamen. Voor mannen en vrou wen van 18 tot 80 jaar. Pubs blinken al 500 jaar lang uit in gezelligheid. Die cultuur moet je proeven, die moet je ervaren. Neem alleen al het tappen van een biertje. Dat duurt bij ons even. Dan heb je meteen contact met de barkeeper, dan maak je een praatje, wissel je wat nieuwtjes uit. In een café gooien ze dat fluitje in één beweging vol en daar sta je dan. Een stukje Londen aan de Haarlemmerstraat in Leiden. „Abbots' Arms", zegt Mark Snoeck, „is in werkelijk heid een pub in Londen en die heeft als voorbeeld gediend voor wat we hier nu in Leiden hebben gereali seerd. Het is een exacte kopie, zeg maar." foto hielco kuipers Te kijken, als je per ongeluk niemand kent." Broer Jeff, keukenschort nog voor, wil ook even. „Een pub zoals deze is meer dan om te drinken alleen. Het is eten én drinken. Je kunt hier ontbijten, lunchen en dineren. Heel onge dwongen, echt op z'n Engels. De prijzen zijn heel redelijk, vind ik. Zeker als je dat afzet te gen de kwaliteit die wij brengen. Daar stellen we hoge eisen aan. Verder komen hier ook op tredens. Van stand-up comedians bijvoor beeld. Ook dat hoort bij een echte pub." Nee, nogmaals, ze zijn absoluut niet bang dat de formule zoals zij die bedacht hebben, niet zal aanslaan bij het Nederlandse publiek. „Luister, we hebben voor acht ton geïnves teerd, alleen al in het interieur. We zitten hier op een A-lokatie, bereikbaar voor iedereen. Straks, van de zomer, krijgen we een geweldig terras voor de deur. Grote concerns geloven in ons idee. En vergis je niet, hè. Alleen al in deze omgeving wonen zo'n 30.000 Engelstaligen. Als een Engelsman eenmaal de weg naar zijn pub heeft gevonden, vergeet hij die nooit meer. Nou, zo moet het straks ook zijn met de Nederlanders." Tja, de weg naar Abbots' Arms.... Vanaf Lei den is het niet ver meer!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 35