Groene woud vond in Zeist wat hij zocht Jan Mulder heeft de buik vol van sport en literatuur Sport VTERDAG 1 FEBRUARI 1997 CHEF WILLEM SPIERDIJK, 071 -5356464, PLV -CHEF ROB ONDERWATER, 071 -5356463 Vrijdag 14 februari houdt Ron Groenewoud zijn afscheidsreceptie. Hij is dan zestig jaar en uitgerangeerd als werknemer van de KNVB. De trouwhartige trainers opleider en bondscoach van veldamateurs en zaalvoetballers was ruim 21 jaar onafgebroken in dienst van de bond. „Ik zal het missen. Maar het leven heeft me nog veel te bieden. Men spreekt dan over een afscheid met gemengde gevoelens." Al in 1975 knapte Ron Groenewoud af op de infiltratie van juristen, economen en zakenlui in de bestuurskamer. Die van FC Groningen in zijn geval. Hij zag de bui hangen: voor clubcoaches zou het er niet leuker op worden. „Ik had kennelijk een vooruitziende blik. Ik koos toen heel bewust voor een job in Zeist." Groenewoud heeft dat besluit geen dag betreurd. Hij was ooit assistent van Neville en Thompson bij Sparta, de jongste baas bij Holland Sport en Heerenveen en na een uitstapje als ad judant van bondscoach Kessler vijf sei zoenen hoofdtrainer in zijn geboorte stad Groningen. Dat laatste jaar begon hij ongemakkelijk te manoeuvreren. „Ik schipperde tussen dat oerzakelijke be stuur en de jongens op het veld. Ik koos steeds meer partij voor de spelers. Op een gegeven moment botste dat ver- schrildcelijk". De CIÓS-man, in zijn jonge jaren rechtsback bij tweede divisieclub Velo- citas, trof in Zeist het klimaat wat hij zocht. Hij snoof er niet alleen de geur op van naaldbomen. Het rook vooral naar voetbal. Groenewoud tekende een contract voor vier jaar, daarna voor twee jaar en kreeg tenslotte een vast dienstverband. Een geruststelling in sociaal opzicht, maar dat was niet waar het om ging. „Ik voelde me aangetrokken door de internationale contacten en de omgang met topvoetballers. Ik heb inderdaad de halve wereld afgereisd en met het neusje van de zalm mogen werken." Daarbij is hij docent pur sang. „De combinatie werkte verfrissend. Negen tig procent van de trainers in het be taalde voetbal heeft bij mij op cursus gezeten." Hij is nog van de generatie die Cruijff zag komen. Dat was onder de punctue le maar te jonge bondscoach Kessler, van '67 tot '70. „Vroeg Kessler mij of ik 's avonds om elf uur even wilde contro leren of iedereen in bed lag. Ik deed dat wel, maar stiekem. Buiten loerend door het raam. Dan zag ik de Ajax-clan po keren om grof geld en sigaretjes paffen. Ik keek wel uit dat ik ze er bij lapte. Dan was mijn positie onhoudbaar gewor den." Later, onder Knobel, d$ tegenpool van Kessler, voelde hij zich in zijn hemd gezet. „Knobel wilde Carel Ake- mann lozen, van mij werd verlangd dat ik naast assistent-bondscoach ook een soort reisgids werd. Op weg naar Italië kregen we slaande ruzie. De douane deed moeilijk over containers met kle ding, materiaal en levensmiddelen. Terwijl Knobel aan zijn sigaartje trok en ontspannen met spelers stond te bab belen rende ik van hot naar her om al les te regelen. Zei Knobel: Ron, die Ake- mann regelde dat toch beter. Waarop ik zei: je huurt voortaan maar een Arabier om jouw zaakjes op te knappen". Dat was aan de vooravond van het EK in '76, en Groenewoud dook onder in de anonimiteit van de trainerscur sussen en het Jeugdplan Nederland. Acht jaar later volgde hij Arie de Vroet op als bondscoach van het Nederlands amateurteam, in '86 nam hij tevens het nationale zaalvoetbalteam onder zijn hoede. „Als het aan Michels had gele gen was ik ook bondscoach van de vrouwen geworden. Ik heb 't een half jaar geprobeerd, maar kwam in tijd nood. En als ik eerlijk ben: ik ben geen liefhebber van vrouwenvoetbal. Zaalvoetbal kan hem wel bekoren, hoewel Groenewoud zich in de begin jaren gretig liet influisteren door ken ners van het spel op de vierkante me ter. „Zaalvoetbal staat niet zo gek ver af van veldvoetbal. Het is in wezen een variant op tal van partijvormen. Ik heb geleerd van Vic Hermans, destijds mijn aanvoerder. We overlegden voortdu rend." De laatste jaren was de sfeer om te snijden in Oranje en waande Groene woud zich schoolmeester. Hij beschikte over John de Bever én Edwin Grünholz, twee fenomenen die in hun jacht op in dividuele roem aan het collectief knaagden. „Aan de vooravond van het laatste WK, eind november, stond de boel op springen. De groep was verdeeld: De Bever tegen de rest, ruwweg gezegd. Een week voor vertrek heb ik ze alleen in een hok gezet. Ik zei: shake hands en maak afspraken, of ga naar huis met z'n allen". In uiterste nood had Groenewoud de tweede keus opgeroepen. „Individueel minder, maar collectief waarschijnlijk sterker. Dat laatste is in zaalvoetbal van levensbelang. Als één speler niet func tioneert speelt de ploeg nog maar op 75 procent." Maar drastische maatregelen hoefde Groenewoud niet te treffen. „Het ge zonde verstand heeft uiteindelijk geze gevierd en we hebben in Spanje nog behoorlijk gepresteerd ook. In totaal hebben we drie keer aan een WK mee gedaan en één keer aan het EK. Dat zijn toch hoogtepunten. Die moest Groenewoud missen met de amateurs. Het is hem een raadsel waarom de UEFA voor die categorie geen EK organiseert. „Vroeger waren de Olympische Spelen het platform, maar sinds de toetreding van professionals zijn de amateurs tussen de wal en het schip geraakt. Alleen al Nederland telt nota bene 500.000 seniorenvoetbal lers." Ter compensatie maakt het Neder lands amateurteam wel trips naar verre oorden, hoewel de laatste reis al weer dateert van '92. „We hebben toernooi en gespeeld in Singapore, Australië, China, Nieuw-Zeeland, Irak, Amerika en op de Nederlandse Antillen. Snoepreisjes? Och, de bermuda ging mee in de koffer en we kwamen bruin verbrand terug. Maar ik eiste wel een tegenprestatie. We speelden tegen toplanden, vaak olympische selecties: er moest dus worden gepresteerd. De jongens hebben dat vertrouwen nooit beschaamd. Ze wisten ook wel dat als ze er met de pet naar gooiden er ook geen uitnodigingen meer zouden ko men." Selecteren deed Groenewoud vooral op basis van tips van hoofdklasse-trai ners als Cees Loffeld en Doby Peters. „Vrijwel elke zaterdag en zondag stond ik wel ergens langs de lijn. Tips natrek ken, kijken hoe de internationals zich manifesteerden. Ik ben mijn vrouw en twee kinderen veel dank verschuldigd. M'n dochter en zoon zijn het huis uit, maar ik wil het nu toch goed maken. Ze wonen gelukkig ook in De Bilt. Na de afscheidsreceptie gaan we eerst eens heerlijk op wintersport met z'n allen." Soms mag hij zich aan de kunstwereld 'verlustigen'. Kijkt Jan Mulder naar 86 kiezels die op een rijtje liggen.Als ze goed liggen vind ik het misschien kunst. Maar meestal liggen ze niet goed". Kunst noemt de columnist en oud international armoe. „Man, het haalt het niet bij Robbie Rensenbrink. Voetbal is pas leven". Onder meer over het laatste schrijft hij stukjes. En dat is ook al geen kunst, laat staan litera tuur. Duizend geschreven woorden vallen in het niet bij dat ene moment van ontróering. Zoon Youri debuteerde in Oranje en hij zag op het veld tien mannen en één kleuter. „Dat kan toch niet! Een kleuter!" Jan Mulder is alweer enige tijd vader van een international. Wennen doet het nooit. Gelukkig maar, vindt hij. „Ik kan nog elke dag genieten van zijn geluk. Youri heeft hetzelfde gevoel als ik, toen ik voor het Nederlands voetbalelftal werd gekozen". Johan Cruijff klampte zich afgelopen zomer bij het Europees kampioenschap in Engeland aan hem vast, toen diens zoon Jordi voor de leeuwen werd geworpen. „Johan was helemaal de weg kwijt. Logisch natuurlijk. De zoon van zo'n man moet over een nog veel grotere muur". De geur vein wierook, de glorie in een voet balstadion met meer dan vijftigduizend - een essentiële grens voor Mulder - supporters op de tribune. Youri maakt het mee, zoals zijn va der het beleefde. „Maar Youri lapt het allemaal aan zijn laars. Hij is sterk. Ik ben zwak. Youri komt er glashard voor uit dat hij een domme voetballer is. Geweldig. Want je wilt geen bui tenbeentje zijn, dat ze je in de kleedkamer las tig vallen met je studie rechten". Jan Mulder speelde bij grote clubs, bij Ajax en Anderlecht. Hij kwam voor het Nederlands elftal uit en weet dat zijn huidige werk als pu blicist nooit dezelfde impact zal hebben. „Het gaat om het geluid, de grote schoonheid, het meeslepende van het drama. Later op de avond ga je lezen en schrijven. In het volle licht van de dag, zei hij literair, moetje uitblinken". Mulder was als voetballer vaak geblesseerd, met zijn zwakke knieën als grootste kwelling. Tijdens één van de revalidates in zijn Ajax-tijd schreef hij èén dagboek voor NRC Handels blad, om vervolgens bij weekblad De Tijd aan te schuiven. „Ik had ergens gezegd dat ik van kunst hield. Werkt hartstikke goed, moet je al tijd zeggen". Het balletje ging figuurlijk rollen. De laatste tijd wordt hij tegen wil en dank mee gezogen in een modieus fenomeen: 'Sport en Literatuur'. Bah. „Sport en literatuur, ik kan het niet meer uit mijn bek krijgen. Het wordt te veel. Elke stad heeft zijn congresje over sport en literatuur, met steeds hetzelfde groepje. Een elite wil ik het niet noemen. Wij zijn slaven, dwangarbeiders. Je wordt zo'n automatisch ge belde. Ik kan het niet meer eten, wil een ander bordje pap. Die culturele bedoening is één gro te maffia, je wordt gek van het hele circus". 'Leuk' doen, vindt Jan Mulder helemaal niet erg. Maar hij doet dat al elke week, in bijvoor beeld zijn maandagse sportcolumn voor de Volkskrant. Die onverbiddelijk en tot zijn grote ergernis terugkeert in boeken met gebundelde verhalen. „Ze gooien je dood met bloemlezink jes, verhalen uit de trein, vakantieverhaaltjes, zomervertellinkjes, noem maar op. Zelf lees ik die boekjes niet. Het zijn sinterklaasgeschenk jes, commercie, lopende band werk. Die ge drukte ellende krijg ik heel vaak thuisgezonden. Laatst ontving ik een boekje van het letterkun dig museum over 'de fiets'. En natuurlijk staat er iets van mij in. Ik heb dan de neiging het van Bussum naar Den Haag terug te trappen. Het heeft ook niks met succes te maken, het geeft mij slechts het gevoel van onbeschoft gedrag". Beter is hij te spreken over Hard Gras, waarin hij 'goede stukken over sport' leest. Maar, op- nieLiw, de door velen gebezigde verbinding met de literatuur acht hij niet van toepassing. Som mige zaken moet je kunnen scheiden en Mul der ziet in het algemeen nog eerder een verwij dering van voetbal, dwars tegen de zogenaamd opgebloeide liefde voor de sport in. „Ik word wel eens overvallen met de vraag wat ik van dat intellectuele gedoe over voetballen vind. En dan zijn ze in staat de namen van Bert Haans tra en Ton van Duinhoven als Ajax-liefhebbers te noemen. Man, 180 jaar geleden was dat al zo. Ik proef juist een algehele verwijdering van voetbal. Sport7 heeft wat dat betreft een posi tieve invloed gehad, het was net het laatste duwtje over de rand. Een miljoen kijkers foet sie, ha ha. Vroeger was Europacup-voetbal leuk. Maar ik heb het dan wel over jaren zes tig"- Mulder mijdt zelf het bezoeken van een sta dion. „Door luiheid en omdat ik het te druk heb Hij maakt slechts één uitzondering. Voor wie? Het laat zich niet moeilijk raden. Aanzwel lende vadertrots over Youri, spelend bij het Duitse Schalke'04: „Je weet niet wat je daar ziet. Het is een Traditionsverein, ha. Bij uitwed strijden gaan er 15.000 man mee, in gebreide truien die onbeschrijfelijk zijn. Ze zijn mooi door lelijkheid. Het is een wereld op zich". Mulder houdt van tradities. Mede daarom is er de vervreemding van het Nederlandse voet bal. „Ik wil achter de goal staan, met een para plu. Maar ze trekken er een dak overheen, vre selijk. In Schotland zie je nog die tribunes zon der dak, geweldig. En dan in de verte dat land schap...Dat ontnemen ze je allemaal. Zo moet het stadion van Heracles natuurlijk ook weg. Terwijl iedereen zo graag op zo'n houten bank je wil zitten. De clubjes zijn in de ban van het geld, willen business-seats en vinden het al ge weldig als in de hal een bord met sponsoren als slagerij Vlieg hangt". Vaak gaan de columns van Mulder, een men geling van melancholie en cynisme, over zulke onderwerpen. Hij hoeft er niks mee te berei ken. Hij constateert. „Columns schrijf je niet om de wereld te verbeteren. Bovendien kunnen de mensen toch niet lezen. Het zal me een zorg zijn. De mensen zijn dom. Clubs uit de eerste divisie dachten echt dat ze met het geld van sport7 een stuk vooruit waren gegaan. Maar ze gaan op de fles, man!" Hij noemt zichzelf een netheidsfreak. „Ik zou nooit een brief met een tikfout kunnen verzen den. Dan ga ik liever dood. Ik tik tien keer iets over, doe er tien keer een nieuwe postzegel op, wil dat het strak en vlekkeloos is". Al vloekt de moderne tekstverwerker bijna met zijn zwak voor traditie, hij heeft er wel één. „Ik geniet van Zinnen, woorden, en het beeld van zinnen. Dat verandert sneller en flitsender met een tekst verwerker. Bovendien ben ik een associatief schrijver. Ik lepel soms een hele hoop op en ra tel een alinea of twee door". Het is zijn leven na het voetballen. Het blijft een merkwaardige loopbaan. Ook al omdat Mulder („ik geef grif toe dat ik een beter stuk kan schrijven dan Sjaak Swart") voor een der gelijk vervolg als sporter niet het flauwste ver moeden had. „In Brussel, bij Anderlecht, was ik lid van zo'n Europese boekenclub. Maar dat was het dan ook wel. Eens in de drie maanden kreeg ik een pakketje opgestuurd. Naar trai ningskampen -nam ik mijn schaakspel met goed gesneden stukken uit Birma mee. Ha, ge loof dat maar niet. Nee, ik was een kaartspeler, als al die voetballers. Heerlijk, je bent de dag snel door. Het is in de voetbalwereld heel erg belangrijk om geen buitenbeentje te zijn. Bo vendien vond ik trainingskampen heel aange naam. Je hoort altijd het woord gezellig. Zelfs uit de mond van iemand als Bergkamp. Het ritje met de bus, het concentreren voor een wedstrijd, het gezamenlijke eten. Dan kon ik mij moeilijk storten in de wereld van John Up dike. Die interesseerde mij dan even niet. Ik las hooguit korte stukjes, gedichtjes. Maar ja, wat heeft dat voor zin als je tegen Real Madrid moet. Die jongens geloven niet in gedichtjes". Vaak wordt in Youri 'de zoon' gezien. Van de columnist of van de oud-voetballer, in welke vorm dan ook. Vader vindt het een compli ment. Hij kan duizend woorden schrijven. Bij slechts één persoon past een ontroerend mo ment van grootse stilte. „Mensen mogen zich mij herinneren aan Youri. Dat vind ik een grote eer". an Mulder „Johan was helemaal de weg kwijt. Logisch natuurlijk. De zoon van zo'n man moet over een nog veel jrotere muur". foto gpd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 29