Het mijnenveld van de zorg De open wond van 'Bloody Sunday' Feiten &Meningen DONDERDAG 30 JANUAR11997 152 De zorg is een mijnenveld. Enerzijds wil iedereen goede zorg wanneer die nodig is en komen de kosten op het tweede plan. Maar tegelijkertijd is het voor het behoud van die zorg op de langere termijn van levensbe lang om de kosten binnen de perken te houden. Dat spanningsveld eist niet alleen intensieve bemoeienis van de overheid, maar ook pijnlijke keuzes. En daarmee maakt de overheid zich kwetsbaar, zo blijkt keer op keer. Aanbieders en gebruikers van zorgvoorzieningen claimen - wijzend op bezuinigingsmaatregelen - dat de overheid onvoldoende middelen voor de zorg vrijmaakt. Een kernprobleem van de zorg is dat het marktmechanisme er niet goed werkt. Er is een in principe onbegrensde vraag naar zorg, die een al even onbe grensd aanbod uitlokt. De wet ten van vraag en aanbod zonder meer loslaten op de zorgmarkt betekent onvermijdelijk dat be paalde vormen van zorg voor grotere of kleinere groepen niet meer betaalbaar en dus bereik baar zijn. Dan tekent zich de tweedeling in de zorg af. Gezien de enorme bedragen die er in de sector om gaan, dit jaar 63 miljard gulden, is de verde ling van de zorgkosten boven dien een belangrijk instrument van inkomenspolitiek. Vandaar dat de overheid zich in veel lan den intensief bemoeit met zo wel de financiering als de pro ductie van zorgvoorzieningen. Via budgettering bestemt de overheid een beperkt deel van de nationaal beschikbare mid delen voor de zorgsector. Dat moet ook. Want wanneer zorg (voor een deel) collectief wordt gefinancierd, betekenen stijgen de zorgkosten ook een stijging van de collectieve lasten. Af wenteling van die stijging op het bedrijfsleven, bijvoorbeeld via aanvullende looneisen, kan de economie schade berokke nen en daarmee uiteindelijk het financiële draagvlak voor de zorg aantasten. De vraag naar zorg is groot: een meerderheid van de Nederlan ders vindt een goede gezond heid het belangrijkste in het le ven. Consumenten zijn evenwel in veel gevallen niet of nauwe lijks in staat noodzaak, doeltref fendheid en kwaliteit van aan geboden zorg te beoordelen. De aanbodkant van de zorgmarkt kenmerkt zich onder andere door kartels (farmaceutische in dustrie, artsen) en regionale of lokale monopolies (streekziekenhuis, apotheek). Het inkomen van een deel van de zorgverleners hangt boven dien rechtstreeks af van het aantal verrichtingen. Alle ingre diënten voor overproductie en overconsumptie zijn daarmee ruimschoots aanwezig. Slechts dankzij een lange reeks loon-, prijs- en volumemaatregelen bleef het aandeel van de zorg uitgaven sinds het begin van de jaren tachtig min of meer sta biel op negen tien procent van het Bruto Binnenlands Product. VERGRIJZING Het Regeerakkoord 1994 bevat fikse bezuinigingen, maar de zorg is daarbij uigezonderd. De uitgaven daarvoor mogen deze kabinetsperiode drie miljard gulden reëel stijgen. Waar overal de bezuinigingen ruim schoots worden gehaald, lukt het alleen minister Borst van volksgezondheid, welzijn en sport (VWS) niet om de groei te beperken tot de 1,3 procent per jaar die in het regeerakkoord is vastgelegd. Toch hebben velen in de zorgsector moeite met de ge dachte dat niet alle wensen, hoe gerechtvaardigd ze op zichzelf ook zijn, kunnen worden ver vuld. Zij dienen te bedenken dat in tal van andere sectoren - zoals onderwijs, volkshuisves ting en infrastructuur - even eens geldverslindende verlan gens leven. Gelet op het hoge peil van belastingen en sociale premies mag bovendien de wenselijkheid van lastenverlich ting niet uit het oog worden verloren. Dit alles dwingt tot moeilijke afwegingen, wélke prioriteiten in wélke mate wor den gehonoreerd. Ondanks de wachtlijsten en sterke pressiegroepen wil het kabinet de overeengekomen groeinorm voor de zorg voorals nog niet verruimen. Dat lijkt mij terecht. Belanghebbenden ha meren onder andere op de kos tenstijging door de vergrijzing. Maar juist de vergrijzingsgevoe- lige uitgaven voor thuiszorg en bejaardenoorden zijn de afgelo pen jaren in verhouding nauwe lijks gestegen. De kostenstijgin gen waren zoals gebruikelijk te zien bij hulpmiddelen, medicij nen en de ziekenhuizen. MARKTWERKING De overheid streeft onder ande re naar kostenbeperking door de marktwerking in de zorgsec tor te bevorderen. In bepaalde sectoren neemt de marktwer king sneller toe dan menigeen nog slechts enkele jaren geleden voor mogelijk hield. Verzor gingshuizen, verpleeghuizen en thuiszorginstellingen zijn de voornaamste voorzieningen voor ouderen die de tucht van markt sterker voelen. Ze krijgen minder bescherming van de wetgever, ze genieten minder status dan bijvoorbeeld artsen en apothekers en bovendien kan hun product (verblijf en/of verzorging) in veel gevallen tot op zekere hoogte worden ver vangen door commerciële pro ducten of mantelzorg (vrijwilli ge zorg van familie en beken den). Zo biedt de markt een heel scala voorzieningen, van woonzorgcomplexen en ser viceflats tot particuliere huis houdelijke hulp. Al jaren mikken kabinetten van verschillende politieke kleur op hetzelfde doel: ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen. Alleen wie echt niet langer zelf standig kan wonen, komt in aanmerking voor opname bin nen de muren van een verzor- gings- of verpleeghuis. Dit be leid is in zekere zin geslaagd. Het gevolg was echter klanten- verlies voor de verzorgingshui zen. Het beleid was er tot kort geleden op gericht om het aan Thuiszorg, nog altijd een wat ondergeschoven kindje in de zorg. Daar moet meer geld heen, vindt hoogleraar Flip de Kam. tal bedden in de verzorgings- en verpleeghuizen min of meer te stabiliseren op 180.000 tot 185.000 plaatsen, waarvan bijna 125.000 bedden in verzorgings huizen. De afgelopen vijftien jaar daalde het aantal plaatsen in verzor gingshuizen echter met bijna 30.000, van 140.000 in 1980 tot ongeveer 110.000 in 1997. De afbraak gaat volgens goedge keurde provinciale plannen in de periode 1997-2000 door. Nog eens 9.000 bedden zullen verdwijnen. Naar verwachting bedraagt het aantal plaatsen in bejaardenoorden in het jaar 2000 nog maar circa 100.000 bedden. Met inbegrip van 60.000 plaatsen in verpleeghui zen valt de intramurale capaci teit terug tot 160.000 bedden in het begin van de volgende eeuw. VOORKEUREN Voor een deel weerspiegelt dat de gewijzigde voorkeuren van ouderen. De tanende belang stelling is namelijk mede een gevolg van de volgens huidige normen geringe kwaliteit van vooral oudere verzorgingshui zen. Ouderen geven er daarom vaak de voorkeur aan langer in hun vertrouwde omgeving te blijven wonen. Hebben zij zorg nodig, dan krijgen zij die thuis. Voor aanvullende verzorging kunnen zij zo nodig een beroep doen op voorzieningen die vaak met subsidie beschikbaar zijn: bezorging van warme maaltij den, dagopvang in een bejaar denoord, en zo meer. Maar tegelijkertijd is het zo dat het beschikbare geld niet doel matig is en wordt besteed. De provincies hebben ongeveer drie miljard gulden per jaar voor bejaardenbeleid en ge bruikten daarvoor de afgelopen jaren een niet te verwaarlozen deel om door renovatie de kwa liteit van een deel van de be staande verzorgingshuizen sterk te verbeteren. Tegelijk is onvol doende geld voor de thuiszorg beschikbaar en zal op wat lan gere termijn aanzienlijk meer verpleeghuiscapaciteit nodig zijn. Een doelmatiger inzet van middelen betekent dat een veel groter deel van het budget wordt bestemd om bejaarden oorden te verbouwen tot ver pleeghuizen, waaraan gezien de voortgaande vergrijzing in de toekomst veel mee behoefte zal bestaan, of wordt overgeheveld naar het budget voor thuiszorg. Provincies blijven echter zorg- geld pompen in renovatie van verzorgingshuizen in een po ging om de concurrentie aan te kunnen met private alternatie ven als woonzorgcomplexen. De voorziening in onderdak kan echter beter aan de (particulie re) woningmarkt worden over gelaten. Geld uit het zorgbudget moet voor zorgvoorzieningen worden gereserveerd. Al het geld dat in beton en glas wordt gestopt, kan wat mij betreft be ter worden gebruikt voor verbe tering van de thuiszorg en de bouw van eenvoudige ver- pleegeenheden. AAP, BEVER, TIJGER Ons land telt in verhouding steeds meer ouderen. Zij doen in verhouding een zeer groot beroep op zorgvoorzieningen. De vergrijzing zal de kosten van de zorg in de komende decen nia dus aanmerkelijk opstuwen. Onlangs publiceerde het Cen traal Planbureau (CPE) een ver kenning van de Nederlandse economie tot het jaar 2020. De ze verkenning bevat drie scena rio's, mogelijke toekomstbeel den, die onder andere een in druk geven van het beloop van de zorguitgaven in de komende kwart eeuw. In het eerste scenario stagneert de Europese samenwerking. Dit fltfp-scenario wordt gekenmerkt door onderling politiek gekibbel en een relatief lage economi sche groei van 1,5 procent per jaar. Consumptiepatronen en leefstijlen wijken bij 'aap' wei nig af van die op dit moment. Dit scenario kent de geringste bevolkingsgroei (met 0,7 mil joen inwoners), vooral doordat de zwakke economische ont wikkeling potentiële emigran ten afschrikt. In het aap-scena rio moeten honderd werkenden straks 110 uitkeringsontvangers onderhouden. In het tweede scenario verloopt de Europese samenwerking voorspoedig. De samenleving brengt een redelijke mate van onderlinge solidariteit op en er is veel aandacht voor de kwali teit van goederen en van het be staan. De economie groeit ge middeld met 2,75 procent per jaar. Aangelokt door deze voor spoed en dankzij een liberaal immigratiebeleid neemt de be volking tot 2020 met 2,2 miljoen personen toe. Desondanks hal veert de werkloosheid tot 4,5 procent. In dit zogeheten bever -scenario neemt het inkomen per hoofd van de bevolking jaarlijks met 1,8 procent toe. Het tijger-scenario kent een dy namische technische ontwikke ling en een grote rol voor het marktmechanisme. De sociale zekerheid is sober. Hoewel de economische groei (gemiddeld 3,25 procent per jaar) bij 'tijger' het hoogste is, neemt de bevol king minder toe dan in het be ver-scenario, namelijk met 1,4 miljoen personen, als gevolg van een restrictief toelatingsbe leid voor immigranten. De werkloosheid is tegen 2020 vrij wel verdwenen en het inkomen per hoofd stijgt met 2,4 procent per jaar. Maar wat alle scenario's ge lde auteur is hoogleraar economie v de publieke sector aan de Rijksunive' teit van Groningen. Het bovenstaan! een bewerkte en ingekorte versie val rede die hij vanmiddag hield op de tT ma-middag 'Passie voor zorg' in hetu Zorgcentrum Zandvoort) f meen hebben, is een forse sti ging van de grijze druk. In 20j moeten honderd werkenden r kost verdienen voor 32 tot 33« ouderen, tegen 21 in 1995. D« grijze druk loopt daarna nog hoger op, tot 43 44 ouderenl per honderd werkenden in c 2050. e Op dit moment bestemt Nedi< land negen procent van zijn t Bruto Binnenlands Product t voor zorg. Dat percentage zali afhankelijk van het scenario, oplopen tot 10 12 procent het BBP in 2020. De vergrijzih drijft de zorguitgaven sterk o? Voortzetting van het huidige strakke, op kostenbeheersing" gerichte beleid lijkt daarom door het Planbureau te zijn v ondersteld. Uiteraard is het de vraag of dj werkenden van straks die ho| re kosten zullen willen opbre gen. Ontbreekt het in de ko mende kwart eeuw aan de bt nodigde solidariteit, dan kon toegang tot en kwaliteit van zorgvoorzieningen voor een omvangrijke groep van oude onherroepelijk in het gedran1 i Bloedbad in Bogside betekende vooral vertrouwensbreuk Vijfentwintig jaar later meisjes spelen met hun hondje voor schilderingen in de Bogside, waarop Bloody Sunday wordt herdacht. foto reuters Crispinrodwell Er is die ene foto die alles zegt. Een do de man ligt in een onnatuurlijke kron kel op een trottoir voor een verloederd flatje in de Bogside, Londonderry, Noord-Ierland. Zijn hoofd baadt in een plas bloed. Achter hem grijpen familie leden en buurtgenoten in shock en wanhoop naar hun hoofd. Het is zon dag 30 januari 1972, de dag die de Brit se en Ierse geschiedenis zal ingaan als Bloody Sunday. De dag die vandaag, precies een kwart eeuw later, nog altijd een open wond is. In de Bogside, een op dat moment al enkele jaren onrustig katholiek getto, schoten Britse paratroopers op die zon nige winterdag dertien demonstranten dood. Een veertiende overleed maan den later aan zijn verwondingen. Vijf tien anderen raakten gewond. De slachtoffers namen deel aan een de monstratie van katholieke nationalisten tegen de omstreden Britse internerings- wetten, die het mogelijk maakten IRA- verdachten zonder veroordeling maan den vast te zetten. Tot kort voor het eindpunt verliep de betoging ordelijk, volgens ooggetuigen zelfs vrolijk. Toen verschenen op een open stukje land plotseling de pa ratroopers, Britse elitetroepen die zon der waarschuwing vooraf het vuur op de demonstranten openden. In enkele minuten tijd vielen de eerste doden. D.aama werden ook mensen die de slachtoffers hulp wilden verlenen dode lijk getroffen. Alles voltrok zich binnen een kwartier. Over de toedracht wordt nog immer ge twist. Nationalistische Noord-Ieren zeg gen dat er zonder reden werd gescho ten. Van Britse zijde is altijd volgehou den dat de soldaten eerst werden be schoten vanuit de menigte, en dat de paratroopers dus terecht 'slechts' het vuur beantwoordden. Bewijs daarvoor, bijvoorbeeld in de vorm van wapens op de slachtoffers, is echter nooit geleverd, ook niet door speciale onderzoekscom missies en onafhankelijke rapporteurs. Van het begin af aan hebben de Britten bovendien op zijn minst de schijn ge wekt dat er iets te verbergen viel. Een officiële Britse lijkschouwer mocht pas ruim een jaar later zijn onderzoek ver richten, toen de ergste woede alweer wat was gezakt. Er werd op dat moment nog maar weinig ruchtbaarheid gege ven aan zijn conclusie dat er in elk ge val bij een aantal slachtoffers sprake was van 'zuivere moord'. Ook is er altijd beweerd dat er niet al leen door de para's op de grond is ge schoten, maar ook door militaire scherpschutters. Zij zouden vanaf de hoge stadsmuren gericht op de lager gelegen Bogside hebben gevuurd. In het officiële onderzoek werd er geen aandacht aan besteed. Enkele gewon den, die jaren later aan de hand van hun medische dossier wilden vaststel len vanuit welke hoek zij precies waren geraakt, kregen te horen dat de gege vens onder de Official SecrecyActval len, en daardoor pas in 2047 openbaar mogen worden gemaakt. De Britse zender Channel Four kwam twee weken geleden met nieuwe bewij zen voor de aanwezigheid van scherp schutters op de muren. Zou zou een ra dio-amateur opnamen hebben van ge sprekken tussen de schutters en hun commandanten, waarin zij de opdracht krijgen te schieten. De bandjes waren ten tijde van het officiële onderzoek ook al beschikbaar, maar de commissie zou geweigerd hebben ze te horen omdat het bewijsmateriaal 'illegaal was verkre gen'. Na de uitzending van Channel Four klonk de roep om een nieuw on derzoek, maar daar lijken de Britten weinig voor te voelen. Hoe de toedracht ook precies was, Bloody Sunday werd een waterschei ding in het Noord-Ierse conflict. Werd er voor de 30ste januari 1972 nog min of meer 'oorlogje gespeeld', na die dag barstte het geweld pas op grote schaal los, zowel in Noord-Ierland als op het Britse vasteland. Vijfentwintig jaar en duizenden doden later is er nog altijd geen einde aangekomen. Bloody Sunday betekende verder het waarschijnlijk definitieve einde van Noord-Ierland als zelfstandige be- stuurseenheid binnen het Verenigd Ko ninkrijk. De door de katholieken geha te, want door de protestanten gedomi neerde 'Republiek van Stormont', ge noemd naar het regeringsgebouw in Belfast, werd opgeheven. De Britten stelden Noord-Ierland politiek onder direct bestuur vanuit Londen. Die situ atie is nooit meer veranderd, op een korte, tot mislukken gedoemde poging tot gedeeld zelfbestuur in 1974 na. Noord-Ierland is sindsdien niet alleen politiek en militair een blok aan het been van iedere Britse regering ge weest, maar ook financieel. Alleen al de instandhouding van het gigantische veiligheidsapparaat in de provincie kostte de Britten vlak voor het inmid dels gesneuvelde bestand van 1994 twee miljard pond per jaar, zo'n zes miljard gulden. Maar belangrijker dan de gevolgen voor bestuur en schatkist was de nauwelijks meer te helen vertrouwensbreuk die Bloody Sunday teweeg heeft bracht. Als er ooit al sprake was van katholiek-na tionalistisch geloof in goede Britse be doelingen, dan sneuvelde dat op 30. ja nuari 1972 samen met de dertien slachtoffers in de kogelregen. Veel katholieken hadden de militairen nog niet vreselijk veel eerder binnenge haald als de mensen die hen zouden beschermen tegen protestants geweld. Nu bleken zij zich opeens te ontpoppen tot 'handlangers van de vijand'. Ook het feit dat het officiële Britse onderzoek naar de toedracht van Bloody Sunday alle betrokken soldaten vrijpleitte, heeft het vertrouwen in leger en justitie wei nig goed gedaan. Eén van de para-com mandanten werd een jaar later zelfs on derscheiden. Ingewijden hebben verder altijd be weerd dat de in 1972 nog relatief margi nale IRA zich geen betere 'ledenwer vingscampagne' had kunnen bedenken dan Bloody Sunday. Tientallen woe dende jongeren meldden zich in de maanden na het drama als volunteer. En na het drama verscherpten de ver houdingen tussen beide bevolkings groepen zich enorm. Op muren in pro testante buurten verscheen bijvoor beeld dekreet: We've got one, we've got two, we've got thirteen more than you! Bloody Sunday heeft de nationalisten in Noord-Ierland bovendien twee dingen gegeven die bij een volk met een collec tief geheugen als een olifant altijd ge vaarlijk zijn gebleken: een historische gebeurtenis en martelaren. In de Ierse geschiedenis is steeds gebleken dat die vele eeuwen meekunnen en eigenlijk nooit worden vergeten. Aanstaande zondag zullen dan ook duizenden men sen door de Bogside trekken om het bloedbad te herdenken. Het lijkt er he laas op dat schrijver Eugene O'Neill ge lijk had toen hij schreef dat er in Ierland geen verleden en geen toekomst is, maar „alleen de geschiedenis die zich herhaalt en herhaalt en herhaalt". PATRICK VAN DEN HURK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 2