'Zeventig procent pijn
dertig procent plezier'
Wim van Zwam werd 'eigen' met AC Milan
Gr0nvold
ITERDAG 18 JANUAR11997
Martin Jol kan bij Roda JC zeven jaar bijtekenen
Negentien punten uit acht wedstrijden en een gedeelde vierde plaats op
de ranglijst. Met Martin Jol is Roda JC aan een indrukwekkende opmars
begonnen. Het Scheveningse voetbaldier kan in Kerkrade zo zeven jaar
bijtekenen. „Ik heb het geluk dat ik bijna altijd win."
Martin Jol in de dug-out van RodaJC.
„Dit vak is zeventig procent pijn en dertig
procent plezier. Maar die dertig procent is
weer zó lekker dat je tóch doorgaat, de
goeien althans."
Voor Martin Jol is de hemel niet immer
strakblauw. Zelfs op pakjesavond, in de
business-lounge van het stadion, kan de
trainer van Roda JC nog niet rustig onder
uit leunen. Er wordt plotseling een speler
vermist.
„Maarten Schops moest bij sinterklaas
komen. Want hij is het stoutste jongetje
van de klas. Te midden van alle aanwezi
gen roept de sint z'n naam, maar wie er
ook komt opdagen, niet onze Maarten.
Hebben we hem overal gezocht. Op het
toilet, in de kleedkamer, óveral. Was hij
weg. Bleek hij stilletjes naar huis te zijn
gegaan. Kreeg ik iedereen over me heen.
De volgende ochtend, kort vóór de trai
ning, roep ik Maarten bij me op kantoor.
Ik zeg, waar was je nou joh? Hij zegt, trai
ner, zag u mij al zitten tegenover die ver
klede kassier van beneden? Ik zeg, kan me
niks schelen, je krijgt 250 gulden boete,
maar ik zal het goed met je maken, jij bent
mijn man, zaterdagavond speel je mee te
gen Willem II. Lachend trok hij de deur
dicht."
De onverbeterlijke Belgische belhamel
is het enfant-terrible van de ploeg uit
Kerkrade. De nieuwe trainer is bereid veel
van zijn pupil door de vingers te^ien. Het
bruisende temperament van de jonge Vla
ming komt de Scheveninger niet helemaal
onbekend voor.
„Als ik met mijn elftal wat wil bereiken,
moet ik een vrije verdediger hebben en
Maarten is op het ogenblik de enige uit
mijn selectie die dat kan. Toen ik bij Roda
kwam, zeiden ze me: 'Die Schops is gek.
Die heeft geen zelfbeheersing. Die moet
naar de psychiater'."
In recordtijd vulde de 20-jarige jonge
man op gezag van het trainersduo Ste
vens/Achterberg in Kerkrade de boetepot.
Totdat Martin Jol in het zuiden verscheen.
De nieuwe man had zich nog niet geïn
stalleerd of er werd al op de deur van zijn
kantoortje geklopt: moeder Schops.
„Ze gaat zitten en ze zegt tëgen mij:
'Meneer de trainer, gelooft u mij, Stevens
en Achterberg hebben het helemaal ver
keerd gezien met mijn Maarten. Ze heb
ben hem alleen maar boetes gegeven of
ongenadig op zijn flikker. Dat is niet goed.
U moet hem liefde geven'. Ik zeg: 'Lieve
mevrouw, weet u wel waarover u het hebt,
met liefde kom je in het voetbal niet aan
de top'. Ze begrijpt er niets van, dacht ik
nog. Normaal moet je hard om zoiets la
chen. Maar toen ze weg was, bedacht ik
me. Als ik nog wat aan die jongen wil heb
ben, moet ik proberen te redden wat er te
redden valt, dan moet ik hem niet laten
vallen. Ik heb hem weer bij me geroepen
en hem gezegd: 'Blijf spelen zoals je
speelt, maar wees wat minder kritisch op
jezelf. Loop niet eeuwig met een kwaaie
kop rond en durf, als 't mis gaat, nou eens
je excuses aan te bieden'. Hij heeft het me
beloofd: 'Trainer, het gebeurt niet meer'.
Tegen FC Groningen, Feyenoord en
Heerenveen was hij warempel de beste
man van het veld. Ik verkeer niet in de
waan dat ik hem kan redden. Maar voor
lopig heb ik de hoop op de goede weg te
zijn."
Als voetballer van FC Den Haag, Bayern
München, FC Twente, West Bromwich Al
bion en Coventry City deed Martin Jol
vroeger ook wel eens dingen die verboden
waren. „Ik wilde per se winnen en deed
daar alles voor. Ik speelde op het randje,
zeker. Heel frappant is dat ik in Nederland
nooit een rode kaart heb gehad. Altijd zat
er wel een bal tussen mijn been en dat van
de tegenstander. In de spanning van de
wedstrijd kon ik me altijd wel in bedwang
houden. Als trainer kan ik dat nu ook.
Toen ik in november in Kerkrade kwam,
zei men: 'Je moet hier met je vuist op tafel
slaan, net als Stevens'. Op de autoritaire
manier, omdat ze dat gewend waren. Ik
geef toe dat ik niet de gemakkelijkste ben.
Maar na een week zeiden de spelers al in
de pers, hij is losser dan Stevens. Wat niet
wil zeggen dat ik niet van discipline zou
houden. Ik hou alleen niet van opgelegde
discipline. Ik vind dat zo'n aanpak niet
werkt. De tucht binnen het leger bestaat
zolang de commandant aanwezig is. Zo
dra die weg is, vieren de muizen feest. Dat
wil ik dus niet hebben. Ook als ik erbij
ben, moeten ze zichzelf zijn."
Er wordt van de in het betaalde voetbal
debuterende coach uit Scheveningen veel
gevraagd. Meer nog de psycholoog dan de
voetbaltrainer wordt in het diepe zuiden
zwaar beproefd. „Ze zeggen wel eens: je
kunt beter zelf voetballen dan coachen.
Met die stelling ben ik het niet eens. Ik er
vaar dat ik het als coach gemakkelijker
heb. Als je op de spelersgroep kunt over
brengen wat je weet, is het een betrekke
lijk eenvoudige job. Ik moet daarbij aante
kenen dat ik, toen ik 28 was, op het veld
eigenlijk al meer coach was dan voetbal
ler. Terug uit Engeland won ik met FC
Den Haag alles wat er te winnen was. We
werden kampioen van de eerste divisie en
we bereikten zelfs de bekerfinale tegen
Ajax. Ajax won pas in de verlenging, met
4-2. Als verliezend finalist plaatsten we
ons voor het Europees voetbal."
Met Roda JC is Martin Jol in november
aan een indrukwekkende opmars begon
nen. Negentien punten uit acht wedstrij
den: zes gewonnen, één gelijk, één verlo
ren en een gedeelde vierde plaats op de
ranglijst. Dat doet Ajax Roda nog niet na.
„Wie ben ik dat ik iets over Ajax mag
zeggen? De kracht van Ajax is de cultuur
en het concept en van dat concept is Van
Gaal natuurlijk een expert. Voor Ajax is de
cultuur heilig. Als Van Gaal die wijzigt,
moet hij weg. Hij weet dat dan zijn geloof
waardigheid als trainer van Ajax in het ge
ding is. Dus offert hij zich op. Van Gaal
staat boven alle partijen. Niemand zal
twijfelen aan zijn capaciteiten. Hij is zo
overtuigend sterk dat hij zich onderge
schikt kan maken aan de resultaten. Zo
voel ik dat. Ik vind hem heel puur. Van
Gaal is de enige die tegen Roda durfde te
zeggen: die Jol is een goeie, die moet je
nemen. Goede trainers herkennen el
kaar."
„Ik heb het geldk dat ik bijna altijd win.
Van de 150 wedstrijden die ik bij ADO,
Scheveningen en Roda JC inmiddels heb
gecoacht, heb ik misschien vijf procent
verloren. Per seizoen verlies ik tot nog toe
hooguit drie k vijf wedstrijden, meer niet."
„Voor mijn komst had Roda tegen Spar
ta, Fortuna, AZ en PSV vier wedstrijden op
rij verloren, één goal gemaakt en vijftien
tegen gekregen. Die zekerheid had ik.
Maar dat was natuurlijk geen zekerheid. Ik
heb toen hardop gezegd dat ik niet al te
veel wilde wijzigen en in elk geval de goe
de dingen van mijn voorganger intact zou
laten. Insiders wisten wel beter. Vanaf de
eerste dag heb ik in wezen alles veran
derd."
„Ik koos voor mijn eigen stijl en aanpak
en stelde een elftal samen met daarin voor
niet minder dan acht spelers een andere
rol. Het accent van Stevens lag op balver
lies. Hij kon de boel zo organiseren dat de
tegenstander op de eigen helft werd vast
gezet, ook het goede Ajax. Mijn benade
ring is vooral gebaseerd op balbezit, op
meer individuele aandacht binnen het
collectief."
„Het is een beetje het Braziliaanse sys
teem, zoals die Brazilianen dat in 1994
speelden toen ze in Amerika wereldkam
pioen werden. Mooi én reëel voetbal. Mis
schien is het toevallig, misschien ook niet
dat Advocaat, De Mos en ik uit de ADO-
school komen en alledrie van mooi voet
bal houden - we keken hoog op tegen de
techniek van Harald Berg, Henkie Houw-
aart en Lex Schoenmaker. Maar tegelijker
tijd hebben wij in onze carrière geleerd
dat je het vandaag de dag met mooi voet
bal alléén niet redt. Braziliaanse schoon
heid en Engels realisme; het is die combi
natie die ons aanspreekt."
„Of je nu bij Scheveningen zit of bij
Roda, in het spel gaat het om de goals. Ik
ga uit van een blok van vier verdedigers en
een blok van zes aanvallers en tel de spe
lers en de doelpunten die zij gemiddeld
jaarlijks in staat zijn te maken. Zo kwam ik
dus tot de conclusie dat ik in de aanval be
ter Sibon én Van Houdt sénten kon op
stellen en Van der Luer niet. Sibon, zo
schat ik in, moet jaarlijks goed zijn voor
ten minste twaalf doelpunten, Van Houdt
straks voor twintig. Van der Luer maakt er
maar drie."
„Van der Luer is een vedette in Lim
burg. Zijn reputatie is heilig. Toch moest
ik hem vertellen: 'Sibon staat erin en jij
moet maar zorgen dat je er nog in komt'.
Ik maak de opstelling naar eer en geweten,
op basis van wat het beste is voor de ploeg
en het beste is voor mij. Ik kan de spelers
desnoods met een lachend gezicht vertel-
archieffoto anp
len hoe het zit."
„Van voorzitter Pickée en bestuurslid
Hendriks kan ik zo zeven jaar bijtekenen.
Desnoods tot de oprichting van FC Lim
burg. Ik heb een zwak voor die twee, van
wege hun betrokkenheid en hun verstand
van zaken. Het streelt me dat er waarde
ring is voor mijn visie. Hoewel ik er niet
van ben geschrokken dat ik nu bij Roda
zit. Zo'n club lag voor mij toch wel een
keer in de lijn der verwachtingen. Ik kon
ook naar Den Bosch, Dordrecht '90, Go
Ahead Eagles, Utrecht en Den Haag. Ik
heb het idee dat ik al die tussenstationne
tjes nu in razende vaart voorbij ben gera-
ced. Ik voel: Roda is mijn opdracht. Ik ver
dien dit."
„Ik ben één met de bal, altijd geweest. Ik
heb het destijds bij Scheveningen tegen
mijn spelers gezegd en laatst ook weer te
gen die gasten van Roda: Als je op ons
professionele niveau een bal in je nek kan
doodmaken, op je voet en op je knie dan
ben je de baas over de bal en dan hoef je
niet meer te werken."
„Je kunt als trainer lullen als brugman,
beter is het als je kunt laten zien dat je een
bal kunt doodmaken. In mijn nek, op mijn
voet, op mijn knie; ik ben de enige in
Kerkrade die dat kan. Ik inspireer mijn
spelers steeds te oefenen. Meteen op mijn
eerste training heb ik het gedemonstreerd.
Die Stevens, hoorde ik ze zeggen, dat is
een hele goeie, maar deze heeft in elk ge
val meer techniek."
De wind heeft Martin Jol niet altijd in de
rug geblazen. „Je kunt alleen maar win
nen, als je weet wat verliezen is."
Zonder inzet gaat het niet en zonder lij
den en, een enkele keer, sterven al hele
maal niet. „Bij Vujadin Boskov komt de
pijn van die eerder genoemde zeventig
procent vandaan. Ik moest rechtsbuiten
spelen, ik kreeg boetes, ik mocht niet mee
met het Nederlands jeugdelftal naar het
toernooi in Cannes. Het was zijn manier
om de jonge spelers aan te pakken en de
ouderen in te pakken. Op een gegeven
moment dacht ik: Wat doe ik hier eigenlijk
nog? Is dit nog wel leuk? Ik ben toen naar
Bayern München vertrokken. Zat ik daar
weer bij een hitte van dertig graden te
zweten op mijn appartementje, terwijl ik
wist dat heel mijn familie in Scheveningen
lekker op het strand lag."
In eerste instantie leek acht dagen hem
wel wat lang. Maar in de praktijk werd het
Wim van Zwam duidelijk dat de stage bij
AC Milan juist door die periode een bij
zondere werd. Van Zwam en zijn mede
cursisten op de cursus Trainer Coach Be
taald Voetbal, Gertjan Verbeek van
Heerenveen, Wim Eilander van Spijkenis-
se en Jan de Jonge van Emmen, werden in
dik een week 'eigen' met de club van Ber
lusconi en Sacchi. „Toen we daar een paar
dagen rondliepen hoorden we er bij. Het
hek ging vanzelf open. Het was niet meer
'Hallo, wie bent u', maar 'Hallo, leuk u
weer te zien'. Ik denk dat we daardoor een
goed beeld hebben gekregen hoe het nu
allemaal reilt en zeilt bij een topclub. Ie
dereen was zichzelf."
Nu zal niemand de afgelopen maandag
uit Milaan teruggekeerde UVS-trainer ook
maar één slecht woord horen zeggen over
de wijze waarop de Nederlandse cursisten
in Milaan en op het vijftig kilometer bui
ten die stad gelegen trainingscomplex
Milanello werden ontvangen. „Als je me
vraagt wat me het meest is bijgebleven
van die trip, is het de manier waarop we
werden behandeld. Jaren geleden heeft
Milan ooit een ander clubje Nederlandse
trainers op bezoek gehad. Wim Rijsber-
gen, Cees van Kooten, Henk ten Cate en
Jan Everse. Toch namen in het voetbal.
Vooraf vraag je je dan af hoe de mensen
bij zo'n club dan omgaan met vier betrek
kelijk naamloze trainers. Maar die vraag
werd snel beantwoord. Toen we eenmaal
binnen waren, was iedereen heel voorko
mend. We werden met alle mogelijke
egards behandeld, we waren daar iemand.
Ik denk dat je door dat soort zaken merkt
dat het een topclub is."
Dat werd het reisgezelschap van Van
Zwam overigens ook op andere manieren
duidelijk. De spanning, de hectiek die in
Milaan rond de AC heerst, werd dagelijks
voel- en zichtbaar. „Nu zaten we ook in
een hectische week. Er werd een nieuwe
voorzitter van de Italiaanse voetbalbond
gekozen, Panucci was net aan Real Madrid
verkocht en er kwam een wedstrijd aan
die absoluut niet mocht worden verloren.
Sterker nog: er moest van Vicenza worden
gewonnen. Dat is iets wat zo'n hele week
beheerst. Al was het alleen maar omdat de
kranten niet nalaten elke dag op het be
lang van die wedstrijd te wijzen. Vier
sportkranten die dagelijks verschijnen en
ook elke dag verhalen over AC Milan moe
ten hebben."
Milanello vormde eveneens een beleve
nis voor Wim van Zwam. „Daar gaat een
wereld voor je open. Er liggen zes velden,
een kleinere strook gras, een strook kunst
gras, er is een ballonhal, een restaurant en
een hotelafdeling. Alles is af. Alleen die
velden al, die worden zo perfect onder
houden. Toen wij in Milaan waren was het
een slechte periode-voor de velden. Je kon
na een training wel zien dat er op was ge
speeld. Maar een dag later zag je daar
niets meer van. Was het veld weer in per
fecte conditie."
En dat alles voor twee elftallen, weet.
Van Zwam. „De A-selectie van Milan
traint op Milanello en de Primavera. Een
selectie van spelers tussen de zeventien en
eenentwintig jaar. Meer loopt daar niet
rond. Tweede elftallen kennen ze in Italië
niet en de andere jeugdteams trainen er
gens anders. Trouwens, een verschil van
dag en nacht met de luxe van Milanello.
Die trainen op een sportcomplex, onder
de rook van een vliegveld, in Linate. Dat
doen ze op de velden van de sportclub van
dat vliegveld. De velden zijn goed, daar
kun je niets van zeggen. Maar alles daar
omheen is wel armoedig. Oude barakken,
een vervallen toestand."
De bezoeken die Van Zwam en zijn
metgezellen aan San Siro brachten, wor
den door de Bleiswijker eveneens hoogte
punten genoemd. „Een schitterend sta
dion, dat we van binnen en van buiten
hebben kunnen bekijken. We hebben daar
ook op looppaden, net onder het dak gelo
pen. Dan ben je bijna boven het veld. Een
schitterende ervaring.
Zoals ook de wedstrijd die Milan tegen
het dit seizoen zo verrassende Vicenza
speelde de moeite meer dan waard was.
„Ze hadden perfecte plaatsen voor ons ge
regeld, alleen daarom al was het een bele
venis. Daarbij hadden we AC Milan de he
le week in training meegemaakt, hadden
we gezien waarmee Sacchi bezig was en
konden we goed zien of dat er in de wed
strijd zelf een beetje uitkwam."
Dat viel in de praktij dus tegen. Van
Zwam: „Er werd gewonnen, maar je kunt
aan alles merken dat Sacchi in Milaan ei
genlijk nog maar aan het begin staat. Al
die jongens die na zijn vertrek zijn geko
men, moeten nog wennen aan zijn stijl."
Ondanks de magere klassering van
Milan en de matige resultaten onder Sac
chi, noemt Van Zwam de man die met
Van Basten, Rijkaard en Gullit zo veel suc
cessen boekte zonder meer een topcoach.
„Hij staat er, weet wat hij wil en maakt dat
met zijn trainingen duidelijk. Maar zo'n
proces heeft tijd nodig. Er moet weer een
basis worden gelegd, de automatismen
moeten er weer inkomen. Op de trainin
gen gaat dat al aardig, alleen moet die stap
naar het veld nog worden gemaakt."
Door een groep waarvan het respect en
de discipline afdruipt, stelt Van Zwam, die
dit seizoen stage loopt bij het FC Utrecht
van Ronald Spelbos en Jan Wouters: „Als
je in Nederland iets zegt als trainer, wordt
er meer dan regelmatig wat teruggezegd.
Daar niet. Als Sacchi fluit, komen de spe
lers onmiddellijk en wordt er geluisterd.
Het is zelfs zo dat om het trainingsveld
heen dan niet meer normaal wordt ge
praat. Er wordt gefluisterd, en soms wordt
er dan zelfs nog tegen je gebaard dat je stil
moet zijn. De trainer is immers aan het
woord en die zou zich kunnen ergeren.
Zo'n trainer heeft het trouwens toch niet
gemakkelijk. Ik ben er van overtuigd dat
Sacchi zo maar veertien uur met voetbal
bezig is. Elke dag. Die heeft geen tijd voor
andere dingen. Dat hebben wij ook ge
merkt. Er was een afspraak gemaakt voor
een gesprek, maar dat ging niet door om
dat er een vergadering met de vice-voor-
zitter tussendoor kwam. Dat praatje met
vier Nederlandse trainers moest daarvoor
wijken. Geen kwade wil, hij heeft zich daar
zelf nog voor verontschuldigd. Maar ja,
het was ook een hectische week voor
hem."
Voetbal als hobby of voetbal als beroep.
Daar ligt precies het verschil in beleving in
Italië en in Nederland. Van Zwam: „In Ne
derland heb je nog veel betaalde voetbal
lers die voetbal als een betaalde hobby
zien. Daar in Italië is dat ondenkbaar. Bij
AC Milan, maar ook op veel lager niveau.
Voetbal is in dat land een beroep waar je
serieus en professioneel mee omgaat.
Voetbal wordt veel meer beleefd.."
Van Zwam gaat er van uit dat hij ook de
komende seizoenen nog met UVS of
(daarna) met amateurvoetballers van een
andere club aan het werk zal zijn. „Kijk
eens, ik ga niet voor niets naar Milaan. Ik
probeer ook niet voor niets dat diploma te
halen. Maar dat betekent niet dat ik dus
ook in het betaald voetbal terechtkom. Ik
heb een goede club en een goede baan,
twee leuke dingen die ik niet zo maar zal
opgeven. Daar moet wel iets tegenover
staan. Ik bedoel maar, dat Mark Wotte
voor vijf jaar bij Den Haag tekent, daar
kan ik me iets bij voorstellen. Maar Excel
sior hoeft niet bij mij aan te kloppen met
een eenjarig contract, daar begin ik dus
niet aan. Er moet wel toekomstperspectief
zijn."
Daar komt dan ook nog eens bij dat Van
Zwam beseft dat clubs niet onmiddellijk
aan hem zullen denken als ze op zoek zijn
naar een jonge, ambitieuze trainer. Een si
tuatie die zo zal blijven, omdat hij vindt
dat de verenigingen hem maar moeten
ontdekken. „Er zijn trainers van wie ik de
naam niet zal noemen die overal zijn waar
ze moeten zijn. Die overal hun naam laten
vallen en brieven schrijven. Daar hoor ik
niet bij. Ik zit anders in elkaar. Ik heb nu
een goede baan op de Sportacademie om
dat ik goed functioneer, ben alleen maar
trainer van een hoofdklasser omdat het
werk wat ik hiervoor bij andere clubs heb
verricht blijkbaar voldoende wordt geacht.
Ik besef dat de kans dat ik ooit in het be
taald voetbal terecht kom door die instel
ling een stuk kleiner is. Maar dat moet dan
maar. Ik voel me er in elk geval prettig
bij."
Roar Gronvold, zegt die naam u
nog iets? Was dat geen Noor?
Gronvold was een Noorse
schaatsenrijder, inderdaad.
Meer zal u van hem nu niet te
binnen schieten. Of het moet
zijn dat Gronvold in zijn jaren
een geducht concurrent was van
Ard Schenk. Maar wdnneer wa
ren zijn jaren?
Die vraag pingpongde door
mijn gedachten toen ik verleden
week aan de bar van een
Heerenveens hotel in gesprek
raakte met een man die zich aan
mij voorstelde als Roar Gron
vold. Ik stelde mij eveneens voor
en stak hem mijn rechterhand
toe, een gebaar dat hij beant
woordde met het uitsteken van
zijn linkerhand.
We praatten wat en dronken
wat en op datzelfde moment
werd er in mijn geheugen ver
woed gegraven naar het dossier
Gronvold. Waar kon dat geble
ven zijn? Onder op een stapel
natuurlijk (dat zul je altijd zien,
zo iets ligt nooit eens bovenop),
maar welke stapel?
Toch schoot mij gedurende het
gesprek een 500 meter te binnen.
Schenk tegen Gronvold, Bislet!
De zon scheen alsof het al voor
jaar was, maar zodra de Noorse
regie kon ing Olaf in beeld brach t
(dat deed cle Noorse televisie al
tijd voordat het schaatsen be
gon, eens is een kampioenschap
met 10 minuten uitgesteld om
dat de koning nog naar het toilet
wilde alvorens zijn. plaats op de
tribune in te nemen) wisten we
dat de omstandigheden perfect
waren. De zon scheen dan wel,
maar het vroor dat het kraakte:
de koning droeg een bontmuts
en had de oren bedekt.
Schenk en Gronvold gaven el
kaar niets toe. Voor beiden bleef
de klok staan op, ik geloof 40.8.
(In honderdsten werd nog niet
gerekend, Theo Koomens stem
sloeg over, voor allrounders wa
ren dit bijzondere tijden). Meer
wist ik me van Gronvold op dat
moment niet te herinneren, of
het moest het vermoeden zijn
dat hij uit het niets gekomen
was en kort daarna even snel in
het niets weer verdween, maar
helemaal zeker van dit laatste
was ik niet.
Ik sneed de bewuste race daar
om voorzichtig aan. Hij kniktè
en zei dat het 1972 was. Schenk
werd wereldkampioen, hij
(Gronvold) tweede. (Gronvold
werd dat jaar ook tweede tijdens
het EK en tweede op de olympi
sche 1500 en 5000 meter. In cle
geschiedschrijving van Sapporo
vind je smeuïge anekdotes, zoals
drievoudig olympisch kampioen
Schenk die door cle Nederlandse
ambassadeur in Japan hardnek
kig 'Henk van Schenk' werd ge
noemd en Kees Verkerk, die zich
aan de ontbijttafel op de och
tend van de 10 kilometer samen
met zijn directe opponent Colin
Coates samenzweerderig afzon
derde van de rest, waarna de
zonderlinge Australiër zich twee
keer door Verkerk op een ronde
liet rijden zodat Keessie twee
keer het gemak had van te kun
nen stayeren, wat zilver oplever
de. Maar over Gronvold geen let
ter).
De Elfstedentocht, bracht ik
ter sprake. Wist Gronvold wel
dat de Tocht cler Tochten wcis
verreden, een week geleden nog
maar - en dat Koss en Karlstacl
de 200 kilometer hadden vol
bracht? De Noor scheen geïnte
resseerd en voordat ik het woord
Bartlehiem in de mond had
kunnen nemen, nam hij het
woord over. Geen twee, maar
drie Noren waren door de "Ver
eniging de Friesche Elf Steden'
gevraagd mee te rijden. Die der
de Noor was hij, Roar Gronvold.
Gronvold, altijd wars geweest
van media-aandacht (vandaar
dat zelden over hem werd ge
schreven) en bang dat zijn twee
beroemde landgenoten op het
Friese ijs niet onopgemerkt zou
den blijven, had ervoor gekozen
de tocht in anonimiteit te rijden.
Vlak voor Franeker was hij in
een scheur gereden en lelijk op
zijn rechterhand gevallen. Hij
verbeet cle pijn, maar bezocht in
Franeker de EHBO-post. Hier
verwees men hem naar het zie
kenhuis te Harlingen. De snelste
weg hier naartoe: over het ijs.
Gronvold schaatste 12 kilometer
terug, wachtte in het hospitaal
anderhalf uur op zijn beurt en
liet foto's maken: de hand bleek
gebroken, werd gezet en moest in
het gips. Maar in de gipskamer
is Gronvold nooit geweest. Hij
glipte er tussenuit, ging het ijs
weer op, beet op zijn tanden,
schaatste voor de derde keer het
stuk van Harlingen naar Frane
ker en volbracht cle tocht.
im van Zwam: „Toen we eenmaal binnen waren, was iedereen heel voorkomend. We werden met alle mo-
1 'ijke egards behandeld, we waren daar iemand." foto dickhogewoning