'Zeventig procent pijn dertig procent plezier' Wim van Zwam werd 'eigen' met AC Milan Gr0nvold ITERDAG 18 JANUAR11997 Martin Jol kan bij Roda JC zeven jaar bijtekenen Negentien punten uit acht wedstrijden en een gedeelde vierde plaats op de ranglijst. Met Martin Jol is Roda JC aan een indrukwekkende opmars begonnen. Het Scheveningse voetbaldier kan in Kerkrade zo zeven jaar bijtekenen. „Ik heb het geluk dat ik bijna altijd win." Martin Jol in de dug-out van RodaJC. „Dit vak is zeventig procent pijn en dertig procent plezier. Maar die dertig procent is weer zó lekker dat je tóch doorgaat, de goeien althans." Voor Martin Jol is de hemel niet immer strakblauw. Zelfs op pakjesavond, in de business-lounge van het stadion, kan de trainer van Roda JC nog niet rustig onder uit leunen. Er wordt plotseling een speler vermist. „Maarten Schops moest bij sinterklaas komen. Want hij is het stoutste jongetje van de klas. Te midden van alle aanwezi gen roept de sint z'n naam, maar wie er ook komt opdagen, niet onze Maarten. Hebben we hem overal gezocht. Op het toilet, in de kleedkamer, óveral. Was hij weg. Bleek hij stilletjes naar huis te zijn gegaan. Kreeg ik iedereen over me heen. De volgende ochtend, kort vóór de trai ning, roep ik Maarten bij me op kantoor. Ik zeg, waar was je nou joh? Hij zegt, trai ner, zag u mij al zitten tegenover die ver klede kassier van beneden? Ik zeg, kan me niks schelen, je krijgt 250 gulden boete, maar ik zal het goed met je maken, jij bent mijn man, zaterdagavond speel je mee te gen Willem II. Lachend trok hij de deur dicht." De onverbeterlijke Belgische belhamel is het enfant-terrible van de ploeg uit Kerkrade. De nieuwe trainer is bereid veel van zijn pupil door de vingers te^ien. Het bruisende temperament van de jonge Vla ming komt de Scheveninger niet helemaal onbekend voor. „Als ik met mijn elftal wat wil bereiken, moet ik een vrije verdediger hebben en Maarten is op het ogenblik de enige uit mijn selectie die dat kan. Toen ik bij Roda kwam, zeiden ze me: 'Die Schops is gek. Die heeft geen zelfbeheersing. Die moet naar de psychiater'." In recordtijd vulde de 20-jarige jonge man op gezag van het trainersduo Ste vens/Achterberg in Kerkrade de boetepot. Totdat Martin Jol in het zuiden verscheen. De nieuwe man had zich nog niet geïn stalleerd of er werd al op de deur van zijn kantoortje geklopt: moeder Schops. „Ze gaat zitten en ze zegt tëgen mij: 'Meneer de trainer, gelooft u mij, Stevens en Achterberg hebben het helemaal ver keerd gezien met mijn Maarten. Ze heb ben hem alleen maar boetes gegeven of ongenadig op zijn flikker. Dat is niet goed. U moet hem liefde geven'. Ik zeg: 'Lieve mevrouw, weet u wel waarover u het hebt, met liefde kom je in het voetbal niet aan de top'. Ze begrijpt er niets van, dacht ik nog. Normaal moet je hard om zoiets la chen. Maar toen ze weg was, bedacht ik me. Als ik nog wat aan die jongen wil heb ben, moet ik proberen te redden wat er te redden valt, dan moet ik hem niet laten vallen. Ik heb hem weer bij me geroepen en hem gezegd: 'Blijf spelen zoals je speelt, maar wees wat minder kritisch op jezelf. Loop niet eeuwig met een kwaaie kop rond en durf, als 't mis gaat, nou eens je excuses aan te bieden'. Hij heeft het me beloofd: 'Trainer, het gebeurt niet meer'. Tegen FC Groningen, Feyenoord en Heerenveen was hij warempel de beste man van het veld. Ik verkeer niet in de waan dat ik hem kan redden. Maar voor lopig heb ik de hoop op de goede weg te zijn." Als voetballer van FC Den Haag, Bayern München, FC Twente, West Bromwich Al bion en Coventry City deed Martin Jol vroeger ook wel eens dingen die verboden waren. „Ik wilde per se winnen en deed daar alles voor. Ik speelde op het randje, zeker. Heel frappant is dat ik in Nederland nooit een rode kaart heb gehad. Altijd zat er wel een bal tussen mijn been en dat van de tegenstander. In de spanning van de wedstrijd kon ik me altijd wel in bedwang houden. Als trainer kan ik dat nu ook. Toen ik in november in Kerkrade kwam, zei men: 'Je moet hier met je vuist op tafel slaan, net als Stevens'. Op de autoritaire manier, omdat ze dat gewend waren. Ik geef toe dat ik niet de gemakkelijkste ben. Maar na een week zeiden de spelers al in de pers, hij is losser dan Stevens. Wat niet wil zeggen dat ik niet van discipline zou houden. Ik hou alleen niet van opgelegde discipline. Ik vind dat zo'n aanpak niet werkt. De tucht binnen het leger bestaat zolang de commandant aanwezig is. Zo dra die weg is, vieren de muizen feest. Dat wil ik dus niet hebben. Ook als ik erbij ben, moeten ze zichzelf zijn." Er wordt van de in het betaalde voetbal debuterende coach uit Scheveningen veel gevraagd. Meer nog de psycholoog dan de voetbaltrainer wordt in het diepe zuiden zwaar beproefd. „Ze zeggen wel eens: je kunt beter zelf voetballen dan coachen. Met die stelling ben ik het niet eens. Ik er vaar dat ik het als coach gemakkelijker heb. Als je op de spelersgroep kunt over brengen wat je weet, is het een betrekke lijk eenvoudige job. Ik moet daarbij aante kenen dat ik, toen ik 28 was, op het veld eigenlijk al meer coach was dan voetbal ler. Terug uit Engeland won ik met FC Den Haag alles wat er te winnen was. We werden kampioen van de eerste divisie en we bereikten zelfs de bekerfinale tegen Ajax. Ajax won pas in de verlenging, met 4-2. Als verliezend finalist plaatsten we ons voor het Europees voetbal." Met Roda JC is Martin Jol in november aan een indrukwekkende opmars begon nen. Negentien punten uit acht wedstrij den: zes gewonnen, één gelijk, één verlo ren en een gedeelde vierde plaats op de ranglijst. Dat doet Ajax Roda nog niet na. „Wie ben ik dat ik iets over Ajax mag zeggen? De kracht van Ajax is de cultuur en het concept en van dat concept is Van Gaal natuurlijk een expert. Voor Ajax is de cultuur heilig. Als Van Gaal die wijzigt, moet hij weg. Hij weet dat dan zijn geloof waardigheid als trainer van Ajax in het ge ding is. Dus offert hij zich op. Van Gaal staat boven alle partijen. Niemand zal twijfelen aan zijn capaciteiten. Hij is zo overtuigend sterk dat hij zich onderge schikt kan maken aan de resultaten. Zo voel ik dat. Ik vind hem heel puur. Van Gaal is de enige die tegen Roda durfde te zeggen: die Jol is een goeie, die moet je nemen. Goede trainers herkennen el kaar." „Ik heb het geldk dat ik bijna altijd win. Van de 150 wedstrijden die ik bij ADO, Scheveningen en Roda JC inmiddels heb gecoacht, heb ik misschien vijf procent verloren. Per seizoen verlies ik tot nog toe hooguit drie k vijf wedstrijden, meer niet." „Voor mijn komst had Roda tegen Spar ta, Fortuna, AZ en PSV vier wedstrijden op rij verloren, één goal gemaakt en vijftien tegen gekregen. Die zekerheid had ik. Maar dat was natuurlijk geen zekerheid. Ik heb toen hardop gezegd dat ik niet al te veel wilde wijzigen en in elk geval de goe de dingen van mijn voorganger intact zou laten. Insiders wisten wel beter. Vanaf de eerste dag heb ik in wezen alles veran derd." „Ik koos voor mijn eigen stijl en aanpak en stelde een elftal samen met daarin voor niet minder dan acht spelers een andere rol. Het accent van Stevens lag op balver lies. Hij kon de boel zo organiseren dat de tegenstander op de eigen helft werd vast gezet, ook het goede Ajax. Mijn benade ring is vooral gebaseerd op balbezit, op meer individuele aandacht binnen het collectief." „Het is een beetje het Braziliaanse sys teem, zoals die Brazilianen dat in 1994 speelden toen ze in Amerika wereldkam pioen werden. Mooi én reëel voetbal. Mis schien is het toevallig, misschien ook niet dat Advocaat, De Mos en ik uit de ADO- school komen en alledrie van mooi voet bal houden - we keken hoog op tegen de techniek van Harald Berg, Henkie Houw- aart en Lex Schoenmaker. Maar tegelijker tijd hebben wij in onze carrière geleerd dat je het vandaag de dag met mooi voet bal alléén niet redt. Braziliaanse schoon heid en Engels realisme; het is die combi natie die ons aanspreekt." „Of je nu bij Scheveningen zit of bij Roda, in het spel gaat het om de goals. Ik ga uit van een blok van vier verdedigers en een blok van zes aanvallers en tel de spe lers en de doelpunten die zij gemiddeld jaarlijks in staat zijn te maken. Zo kwam ik dus tot de conclusie dat ik in de aanval be ter Sibon én Van Houdt sénten kon op stellen en Van der Luer niet. Sibon, zo schat ik in, moet jaarlijks goed zijn voor ten minste twaalf doelpunten, Van Houdt straks voor twintig. Van der Luer maakt er maar drie." „Van der Luer is een vedette in Lim burg. Zijn reputatie is heilig. Toch moest ik hem vertellen: 'Sibon staat erin en jij moet maar zorgen dat je er nog in komt'. Ik maak de opstelling naar eer en geweten, op basis van wat het beste is voor de ploeg en het beste is voor mij. Ik kan de spelers desnoods met een lachend gezicht vertel- archieffoto anp len hoe het zit." „Van voorzitter Pickée en bestuurslid Hendriks kan ik zo zeven jaar bijtekenen. Desnoods tot de oprichting van FC Lim burg. Ik heb een zwak voor die twee, van wege hun betrokkenheid en hun verstand van zaken. Het streelt me dat er waarde ring is voor mijn visie. Hoewel ik er niet van ben geschrokken dat ik nu bij Roda zit. Zo'n club lag voor mij toch wel een keer in de lijn der verwachtingen. Ik kon ook naar Den Bosch, Dordrecht '90, Go Ahead Eagles, Utrecht en Den Haag. Ik heb het idee dat ik al die tussenstationne tjes nu in razende vaart voorbij ben gera- ced. Ik voel: Roda is mijn opdracht. Ik ver dien dit." „Ik ben één met de bal, altijd geweest. Ik heb het destijds bij Scheveningen tegen mijn spelers gezegd en laatst ook weer te gen die gasten van Roda: Als je op ons professionele niveau een bal in je nek kan doodmaken, op je voet en op je knie dan ben je de baas over de bal en dan hoef je niet meer te werken." „Je kunt als trainer lullen als brugman, beter is het als je kunt laten zien dat je een bal kunt doodmaken. In mijn nek, op mijn voet, op mijn knie; ik ben de enige in Kerkrade die dat kan. Ik inspireer mijn spelers steeds te oefenen. Meteen op mijn eerste training heb ik het gedemonstreerd. Die Stevens, hoorde ik ze zeggen, dat is een hele goeie, maar deze heeft in elk ge val meer techniek." De wind heeft Martin Jol niet altijd in de rug geblazen. „Je kunt alleen maar win nen, als je weet wat verliezen is." Zonder inzet gaat het niet en zonder lij den en, een enkele keer, sterven al hele maal niet. „Bij Vujadin Boskov komt de pijn van die eerder genoemde zeventig procent vandaan. Ik moest rechtsbuiten spelen, ik kreeg boetes, ik mocht niet mee met het Nederlands jeugdelftal naar het toernooi in Cannes. Het was zijn manier om de jonge spelers aan te pakken en de ouderen in te pakken. Op een gegeven moment dacht ik: Wat doe ik hier eigenlijk nog? Is dit nog wel leuk? Ik ben toen naar Bayern München vertrokken. Zat ik daar weer bij een hitte van dertig graden te zweten op mijn appartementje, terwijl ik wist dat heel mijn familie in Scheveningen lekker op het strand lag." In eerste instantie leek acht dagen hem wel wat lang. Maar in de praktijk werd het Wim van Zwam duidelijk dat de stage bij AC Milan juist door die periode een bij zondere werd. Van Zwam en zijn mede cursisten op de cursus Trainer Coach Be taald Voetbal, Gertjan Verbeek van Heerenveen, Wim Eilander van Spijkenis- se en Jan de Jonge van Emmen, werden in dik een week 'eigen' met de club van Ber lusconi en Sacchi. „Toen we daar een paar dagen rondliepen hoorden we er bij. Het hek ging vanzelf open. Het was niet meer 'Hallo, wie bent u', maar 'Hallo, leuk u weer te zien'. Ik denk dat we daardoor een goed beeld hebben gekregen hoe het nu allemaal reilt en zeilt bij een topclub. Ie dereen was zichzelf." Nu zal niemand de afgelopen maandag uit Milaan teruggekeerde UVS-trainer ook maar één slecht woord horen zeggen over de wijze waarop de Nederlandse cursisten in Milaan en op het vijftig kilometer bui ten die stad gelegen trainingscomplex Milanello werden ontvangen. „Als je me vraagt wat me het meest is bijgebleven van die trip, is het de manier waarop we werden behandeld. Jaren geleden heeft Milan ooit een ander clubje Nederlandse trainers op bezoek gehad. Wim Rijsber- gen, Cees van Kooten, Henk ten Cate en Jan Everse. Toch namen in het voetbal. Vooraf vraag je je dan af hoe de mensen bij zo'n club dan omgaan met vier betrek kelijk naamloze trainers. Maar die vraag werd snel beantwoord. Toen we eenmaal binnen waren, was iedereen heel voorko mend. We werden met alle mogelijke egards behandeld, we waren daar iemand. Ik denk dat je door dat soort zaken merkt dat het een topclub is." Dat werd het reisgezelschap van Van Zwam overigens ook op andere manieren duidelijk. De spanning, de hectiek die in Milaan rond de AC heerst, werd dagelijks voel- en zichtbaar. „Nu zaten we ook in een hectische week. Er werd een nieuwe voorzitter van de Italiaanse voetbalbond gekozen, Panucci was net aan Real Madrid verkocht en er kwam een wedstrijd aan die absoluut niet mocht worden verloren. Sterker nog: er moest van Vicenza worden gewonnen. Dat is iets wat zo'n hele week beheerst. Al was het alleen maar omdat de kranten niet nalaten elke dag op het be lang van die wedstrijd te wijzen. Vier sportkranten die dagelijks verschijnen en ook elke dag verhalen over AC Milan moe ten hebben." Milanello vormde eveneens een beleve nis voor Wim van Zwam. „Daar gaat een wereld voor je open. Er liggen zes velden, een kleinere strook gras, een strook kunst gras, er is een ballonhal, een restaurant en een hotelafdeling. Alles is af. Alleen die velden al, die worden zo perfect onder houden. Toen wij in Milaan waren was het een slechte periode-voor de velden. Je kon na een training wel zien dat er op was ge speeld. Maar een dag later zag je daar niets meer van. Was het veld weer in per fecte conditie." En dat alles voor twee elftallen, weet. Van Zwam. „De A-selectie van Milan traint op Milanello en de Primavera. Een selectie van spelers tussen de zeventien en eenentwintig jaar. Meer loopt daar niet rond. Tweede elftallen kennen ze in Italië niet en de andere jeugdteams trainen er gens anders. Trouwens, een verschil van dag en nacht met de luxe van Milanello. Die trainen op een sportcomplex, onder de rook van een vliegveld, in Linate. Dat doen ze op de velden van de sportclub van dat vliegveld. De velden zijn goed, daar kun je niets van zeggen. Maar alles daar omheen is wel armoedig. Oude barakken, een vervallen toestand." De bezoeken die Van Zwam en zijn metgezellen aan San Siro brachten, wor den door de Bleiswijker eveneens hoogte punten genoemd. „Een schitterend sta dion, dat we van binnen en van buiten hebben kunnen bekijken. We hebben daar ook op looppaden, net onder het dak gelo pen. Dan ben je bijna boven het veld. Een schitterende ervaring. Zoals ook de wedstrijd die Milan tegen het dit seizoen zo verrassende Vicenza speelde de moeite meer dan waard was. „Ze hadden perfecte plaatsen voor ons ge regeld, alleen daarom al was het een bele venis. Daarbij hadden we AC Milan de he le week in training meegemaakt, hadden we gezien waarmee Sacchi bezig was en konden we goed zien of dat er in de wed strijd zelf een beetje uitkwam." Dat viel in de praktij dus tegen. Van Zwam: „Er werd gewonnen, maar je kunt aan alles merken dat Sacchi in Milaan ei genlijk nog maar aan het begin staat. Al die jongens die na zijn vertrek zijn geko men, moeten nog wennen aan zijn stijl." Ondanks de magere klassering van Milan en de matige resultaten onder Sac chi, noemt Van Zwam de man die met Van Basten, Rijkaard en Gullit zo veel suc cessen boekte zonder meer een topcoach. „Hij staat er, weet wat hij wil en maakt dat met zijn trainingen duidelijk. Maar zo'n proces heeft tijd nodig. Er moet weer een basis worden gelegd, de automatismen moeten er weer inkomen. Op de trainin gen gaat dat al aardig, alleen moet die stap naar het veld nog worden gemaakt." Door een groep waarvan het respect en de discipline afdruipt, stelt Van Zwam, die dit seizoen stage loopt bij het FC Utrecht van Ronald Spelbos en Jan Wouters: „Als je in Nederland iets zegt als trainer, wordt er meer dan regelmatig wat teruggezegd. Daar niet. Als Sacchi fluit, komen de spe lers onmiddellijk en wordt er geluisterd. Het is zelfs zo dat om het trainingsveld heen dan niet meer normaal wordt ge praat. Er wordt gefluisterd, en soms wordt er dan zelfs nog tegen je gebaard dat je stil moet zijn. De trainer is immers aan het woord en die zou zich kunnen ergeren. Zo'n trainer heeft het trouwens toch niet gemakkelijk. Ik ben er van overtuigd dat Sacchi zo maar veertien uur met voetbal bezig is. Elke dag. Die heeft geen tijd voor andere dingen. Dat hebben wij ook ge merkt. Er was een afspraak gemaakt voor een gesprek, maar dat ging niet door om dat er een vergadering met de vice-voor- zitter tussendoor kwam. Dat praatje met vier Nederlandse trainers moest daarvoor wijken. Geen kwade wil, hij heeft zich daar zelf nog voor verontschuldigd. Maar ja, het was ook een hectische week voor hem." Voetbal als hobby of voetbal als beroep. Daar ligt precies het verschil in beleving in Italië en in Nederland. Van Zwam: „In Ne derland heb je nog veel betaalde voetbal lers die voetbal als een betaalde hobby zien. Daar in Italië is dat ondenkbaar. Bij AC Milan, maar ook op veel lager niveau. Voetbal is in dat land een beroep waar je serieus en professioneel mee omgaat. Voetbal wordt veel meer beleefd.." Van Zwam gaat er van uit dat hij ook de komende seizoenen nog met UVS of (daarna) met amateurvoetballers van een andere club aan het werk zal zijn. „Kijk eens, ik ga niet voor niets naar Milaan. Ik probeer ook niet voor niets dat diploma te halen. Maar dat betekent niet dat ik dus ook in het betaald voetbal terechtkom. Ik heb een goede club en een goede baan, twee leuke dingen die ik niet zo maar zal opgeven. Daar moet wel iets tegenover staan. Ik bedoel maar, dat Mark Wotte voor vijf jaar bij Den Haag tekent, daar kan ik me iets bij voorstellen. Maar Excel sior hoeft niet bij mij aan te kloppen met een eenjarig contract, daar begin ik dus niet aan. Er moet wel toekomstperspectief zijn." Daar komt dan ook nog eens bij dat Van Zwam beseft dat clubs niet onmiddellijk aan hem zullen denken als ze op zoek zijn naar een jonge, ambitieuze trainer. Een si tuatie die zo zal blijven, omdat hij vindt dat de verenigingen hem maar moeten ontdekken. „Er zijn trainers van wie ik de naam niet zal noemen die overal zijn waar ze moeten zijn. Die overal hun naam laten vallen en brieven schrijven. Daar hoor ik niet bij. Ik zit anders in elkaar. Ik heb nu een goede baan op de Sportacademie om dat ik goed functioneer, ben alleen maar trainer van een hoofdklasser omdat het werk wat ik hiervoor bij andere clubs heb verricht blijkbaar voldoende wordt geacht. Ik besef dat de kans dat ik ooit in het be taald voetbal terecht kom door die instel ling een stuk kleiner is. Maar dat moet dan maar. Ik voel me er in elk geval prettig bij." Roar Gronvold, zegt die naam u nog iets? Was dat geen Noor? Gronvold was een Noorse schaatsenrijder, inderdaad. Meer zal u van hem nu niet te binnen schieten. Of het moet zijn dat Gronvold in zijn jaren een geducht concurrent was van Ard Schenk. Maar wdnneer wa ren zijn jaren? Die vraag pingpongde door mijn gedachten toen ik verleden week aan de bar van een Heerenveens hotel in gesprek raakte met een man die zich aan mij voorstelde als Roar Gron vold. Ik stelde mij eveneens voor en stak hem mijn rechterhand toe, een gebaar dat hij beant woordde met het uitsteken van zijn linkerhand. We praatten wat en dronken wat en op datzelfde moment werd er in mijn geheugen ver woed gegraven naar het dossier Gronvold. Waar kon dat geble ven zijn? Onder op een stapel natuurlijk (dat zul je altijd zien, zo iets ligt nooit eens bovenop), maar welke stapel? Toch schoot mij gedurende het gesprek een 500 meter te binnen. Schenk tegen Gronvold, Bislet! De zon scheen alsof het al voor jaar was, maar zodra de Noorse regie kon ing Olaf in beeld brach t (dat deed cle Noorse televisie al tijd voordat het schaatsen be gon, eens is een kampioenschap met 10 minuten uitgesteld om dat de koning nog naar het toilet wilde alvorens zijn. plaats op de tribune in te nemen) wisten we dat de omstandigheden perfect waren. De zon scheen dan wel, maar het vroor dat het kraakte: de koning droeg een bontmuts en had de oren bedekt. Schenk en Gronvold gaven el kaar niets toe. Voor beiden bleef de klok staan op, ik geloof 40.8. (In honderdsten werd nog niet gerekend, Theo Koomens stem sloeg over, voor allrounders wa ren dit bijzondere tijden). Meer wist ik me van Gronvold op dat moment niet te herinneren, of het moest het vermoeden zijn dat hij uit het niets gekomen was en kort daarna even snel in het niets weer verdween, maar helemaal zeker van dit laatste was ik niet. Ik sneed de bewuste race daar om voorzichtig aan. Hij kniktè en zei dat het 1972 was. Schenk werd wereldkampioen, hij (Gronvold) tweede. (Gronvold werd dat jaar ook tweede tijdens het EK en tweede op de olympi sche 1500 en 5000 meter. In cle geschiedschrijving van Sapporo vind je smeuïge anekdotes, zoals drievoudig olympisch kampioen Schenk die door cle Nederlandse ambassadeur in Japan hardnek kig 'Henk van Schenk' werd ge noemd en Kees Verkerk, die zich aan de ontbijttafel op de och tend van de 10 kilometer samen met zijn directe opponent Colin Coates samenzweerderig afzon derde van de rest, waarna de zonderlinge Australiër zich twee keer door Verkerk op een ronde liet rijden zodat Keessie twee keer het gemak had van te kun nen stayeren, wat zilver oplever de. Maar over Gronvold geen let ter). De Elfstedentocht, bracht ik ter sprake. Wist Gronvold wel dat de Tocht cler Tochten wcis verreden, een week geleden nog maar - en dat Koss en Karlstacl de 200 kilometer hadden vol bracht? De Noor scheen geïnte resseerd en voordat ik het woord Bartlehiem in de mond had kunnen nemen, nam hij het woord over. Geen twee, maar drie Noren waren door de "Ver eniging de Friesche Elf Steden' gevraagd mee te rijden. Die der de Noor was hij, Roar Gronvold. Gronvold, altijd wars geweest van media-aandacht (vandaar dat zelden over hem werd ge schreven) en bang dat zijn twee beroemde landgenoten op het Friese ijs niet onopgemerkt zou den blijven, had ervoor gekozen de tocht in anonimiteit te rijden. Vlak voor Franeker was hij in een scheur gereden en lelijk op zijn rechterhand gevallen. Hij verbeet cle pijn, maar bezocht in Franeker de EHBO-post. Hier verwees men hem naar het zie kenhuis te Harlingen. De snelste weg hier naartoe: over het ijs. Gronvold schaatste 12 kilometer terug, wachtte in het hospitaal anderhalf uur op zijn beurt en liet foto's maken: de hand bleek gebroken, werd gezet en moest in het gips. Maar in de gipskamer is Gronvold nooit geweest. Hij glipte er tussenuit, ging het ijs weer op, beet op zijn tanden, schaatste voor de derde keer het stuk van Harlingen naar Frane ker en volbracht cle tocht. im van Zwam: „Toen we eenmaal binnen waren, was iedereen heel voorkomend. We werden met alle mo- 1 'ijke egards behandeld, we waren daar iemand." foto dickhogewoning

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1997 | | pagina 23