Albanezen in Kosovo vechten voor eigen staat Buiteniand VRIJDAG 27 DECEMBER 1996317 Groentenmarkt in Prokuplje. autoriteiten afdragen. „Dat is een zware belasting, omdat we daarnaast ook gewoon de Servische belastingen moeten betalen, hoewel we daar be halve veel politie en militairen niets voor terugkrijgen', legt Carreti uit. De term apartheid is ook volgens het Servische echtpaar Dragan en Sladja- na Duric niet overdreven voor de situ atie in Kosovo. De filosoof en de psy chologe, beiden werkzaam aan de Servische universiteit van Pristina, hebben nooit contact met Albanezen. Ze hebben geen Albanese vrienden of kennissen en al evenmin Albanese buren. „In deze flat en deze wijk wonen vrij wel alleen Serviërs. Er loopt een soort denkbeeldige muur door deze stad. Je kunt hem niet zien maar iedereen weet waar de muur loopt", vertelt Sladjana. „De meeste wijken zijn de afgelopen jaren 'etnisch zuiver' ge worden. Wie in een 'verkeerde' wijk woont, probeert zijn woning te ruilen met iemand van de 'andere kant' die in dezelfde omstandigheden zit." 'Ge mengde' cafés of ontmoetingsplaat sen zijn er ook nauwelijks nog. Elk van de twee gemeenschappen gaat uitsluitend nog naar 'eigen' uitspan ningen. Sladjana en Dragan geven enigszins aarzelend toe dat ze zich steeds min der op hun gemak voelen in Pristina. „Ik ben hier geboren en getogen maar ik voel me af en toe een ongewenste vreemdeling in mijn eigen stad", zo zegt Sladjana. Desondanks denken ze liever niet na over de vraag of de Ser vische minderheid die nu nog de dienst uitmaakt nog wel een toekomst heeft in Kosovo. „Ik weet heel goed dat de Albanezen vroeg of laat hun zin krijgen, maar dat betekent voor ons dat we onze baan en onze flat verliezen. Waar moeten we dan naar toe? Naar Belgrado? Daar zitten ze echt niet op ons te wachten", meent Sladjana. „We schuiven dit soort vra gen het liefst voor ons uit." Alle Serviërs die dat willen kunnen blijven als Kosovo een eigen staat wordt", zo verzekert Fehmi Agani, vice-voorzitter van de Democratische Liga voor Kosovo (LDK), de belang rijkste spreekbuis van de Albanezen in Kosovo. Dat dat er ooit van komt, staat voor de 64-jarige ex-communist als een paal boven water. „De Repu bliek Kosovo bestaat in feite al. We hebben een eigen regering, een eigen parlement en een eigen president. Tijdens het referendum van 1991 sprak 87 procent van alle kiezers zich voor onafhankelijkheid uit. Dat kan de wereld toch niet blijven negeren?' Kritiek Agani gelooft dat zijn partij en zijn volk met vreedzaam verzet voor de enige juiste tactiek hebben gekozen. Maar hij steekt niet onder stoelen of banken dat er steeds meer kritiek op die zachte aanpak komt. De eerste terroristische aanslagen op Servische doelen en functionarissen zijn inmid dels een feit. De vicevoorzitter van de LDK doet ze af als 'incidenten' en 'ac- Fehmi Agani, vice-voorzitter van de Democratische Liga voor Kosovo (LDK). ties van geïsoleerde groepen die geen steun hebben in de samenleving'. Maar hij onderkent het gevaar van een verdere radicalisering van de ach terban als resultaten uitblijven. „Onze vreedzame strijd zou niet alleen er kend en gewaardeerd moeten wor den, maar ook beloond", zo meent Agani. De enige beloning die de bijna twee miljoen Albanezen in Kosovo nog wil len acccepteren is een volledig soeve reine staat. Met een zekere (of zelfs zeer ruime) mate van autonomie ne men ze anno 1996 geen genoegen meer, zo beweren althans alle verte genwoordigers van de LDK in koor. „Autonomie is een gepasseerd sta tion. Dat hadden we en dat heeft Milosevic ons zeven jaar geleden af gepakt. Het toenmalige Joegoslavië bestaat niet meer. Inmiddels hebben de Kroaten en de Slovenen eigen sta ten gekregen. Met welk recht kan men ons datzelfde recht onthouden?", zo vraagt Fehmi Agani zich af. Agani en de meeste andere leiders van de LDK begrijpen drommels goed waarom de internationale gemeen schap zich uiterst voorzichtig opstelt als het om Kosovo gaat. „Een blik op de kaart van de regio is voldoende. Er wonen aanzienlijke Albanese minder heden in Montenegro, Macedonië, Griekenland en in het zuiden van Ser vië. En dan is er ook nog Albanië zelf. Als het hier mis gaat, dan staat bin nen de kortste keren de hele regio in vuur en vlam", zo meent professor Xhavit Ahmeti, adviseur van president Ibrahim Rugova.Alles wat er de af gelopen jaren in Bosnië gebeurd is, is slechts kinderspel bij wat hier zou kunnen gebeuren. Een zigeuner verdient samen met zijn beer de kost. Een soort intifada, maar voorlopig nog zonder stenen Leerlingen van de la gere school in de wij Dardania in Pristina krijgen gymles. Volgens de Servische president Slobodan Milosevic en het gros van zijn landgenoten is Kosovo een provincie van Servië. De 1,9 mil joen etnische Albanezen, ruim negentig procent van de bevolking in Kosovo, zien dat heel anders. Ze beschouwen de Serviërs als be zetters. In 1991 stemden ze in meerderheid voor afscheiding van Servië. Maar de Republiek Kosovo, die ze kort daarna uitriepen, wordt door niemand erkend. De Albanezen laten zich daardoor echter niet ontmoedigen. Via vreedzaam verzet proberen ze de Ser vische 'bezetter' op de knieën te krijgen. Alleen begint na vijfjaar het geduld langzaam maar zeker op te raken. nog steeds de baas in Kosovo, maar in feite regeren ze hoofdzakelijk voor en over zichzelf. Naast het Servische be stuur hebben de Albanezen hun eigen parallelle instituties opgericht. Zonder een cent steun van Belgrado runnen ze hun eigen gezondheidszorg en hun eigen onderwijs. „We hebben 420 la gere scholen met in totaal meer dan 280.000 kinderen onder onze hoede, honderden illegale middelbare scho len en een eigen, ondergrondse uni versiteit", zo vertelt Carreti met zicht bare trots. De 'schoolstrijd' is in hoge mate sym bolisch en bewijst hoe ver de Serviërs en Albanezen in Kosovo de afgelopen jaren uiteen zijn gegroeid. Tot 1992 gingen Albanese en Servische kinde ren naar dezelfde scholen. Ze kregen elk les in de eigen taal, maar volgden verder inhoudelijk dezelfde program ma's en leerden ook eikaars talen. Belasting Uit protest tegen de harde Servische repressie, die volgde op de verkiezing van de Albanees Ibrahim Rugova tot 'president van de Republiek Kosovo besloten de Albanezen zich zover mo gelijk terug te trekken uit de Servische samenleving en alles wat maar moge lijk was in eigen hand te nemen. Tot en met het onderwijs toe. „De politie, het leger en de officiële overheid zijn voor honderd procent Servisch, de rest doen we helemaal zelf', zo legt Carreti uit. Hoe dat er in de praktijk aan toegaat, wordt duidelijk tijdens een rondlei ding door de Dardania-school, een la gere school in de gelijknamige wijk van Pristina. De school is sinds 1993 door middel van inderhaast aange brachte muren in tweeën gedeeld. „De Serviërs hebben 60 procent van het gebouw voor amper 400 leerlin gen; wij hebben slechts 40 procent voor bijna 2.400 leerlingen", zo legt Carreti uit. „We moeten vanwege de enorme ruimtenood in een vierploe- gensysteem werken. De school is van 's morgens zeven uur tot 's avonds kwart voor acht continu in bedrijf. De Servische leerkrachten worden door het ministerie van onderwijs in Bel grado betaald, maar wij krijgen geen cent", zo zegt hij verontwaardigd. Het 'eigen' Albanese onderwijs wordt, net als de eigen gezondheidszorg, ge financierd uit de vrijwillige belasting van drie procent van hun inkomen die alle Albanezen in Kosovo en ook de meer dan 200.000 vluchtelingen in diverse Europese landen aan de eigen Grand Hotel Pristina moet ooit betere dagen gekend hebben. Het enige ho tel in Pristina, de 'hoofdstad' van Kos ovo, maakt een verloederde indruk. De meeste liften zijn zichtbaar al tij den niet meer in gebruik en ook de telefooncentrale van het hotel heeft het begeven. „Er wordt aan gewerkt. Misschien kunt u vanavond weer bel len maar het kan ook best twee of drie maanden duren", zegt de receptionis te met een sardonische glimlach. „Ze kunnen hier beter met een ge weer overweg dan met een schroe vendraaier", zo moppert Dejan als we even later een kop koffie drinken. De vergelijking is geen willekeurige. Vol gens Dejan, een Servische journalist die goed ingevoerd is in Pristina, wordt het staatshotel gerund en be veiligd door 'de jongens van Arkan'. De beruchte oorlogsmisdadiger Zeljko Raznatovic, alias Arkan, verblijft re gelmatig in het hotel en paradeert met een zekere regelmaat met zijn paramilitaire eenheid door Pristina. Arkan is de pitbullterriër van Milose vic. Hij moet de schrik er een beetje inhouden onder de Albanezen", zo legt Dejan uit. „Welkom in Pristina", zo voegt hij er cynisch aan toe. De rest van de ruim honderdduizend inwoners tellende stad oogt net als het hotel: verloederd, smerig, slecht onderhouden. Dat de werkloosheid in Pristina enorm moet zijn, wordt tij dens een wandeling snel duidelijk. Op iedere straathoek proberen groepjes jongeren, kinderen vaak nog, met wanhopige blikken in hun ogen snoepgoed en sigaretten aan de man te brengen. De concurrentie is moor dend en klanten zijn in geen velden of wegen te bekennen. 'Normaal' werk is er nauwelijks in Pristina. En al hele maal niet voor het gros van de Alba nezen. 'Apartheid' „We leven hier in een soort apart heidssituatie", zegt Shaban Carreti. „De Serviërs zijn de baas. Zij hebben alle goed betaalde overheidsbaantjes, de beste appartementen en de betere wijken onder zich verdeeld. Wij Alba nezen overleven slechts dankzij onze onderlinge solidariteit. Maar ze krij gen ons er niet onder." Carreti, een vroegere leraar Frans, is nu onderwijskundig adviseur voor de illegaal opererende Albanese regering van Kosovo. Officieel zijn de Serviërs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 6