gids voor popmuzikanten Jan van der Plas: Q_,_ Het gevaar van de autotelefoon um besteedt pas sinds een jaar of vijf aandacht aan deze materie. Daar is nog maar kort geleden het besef doorgedron gen dat studenten de arbeidsmarkt op Hoewel Van der Plas voor zijn hand boek rijkelijk uit zijn eigen ervaringen als muzikant heeft kunnen putten, is het geen autobiografie geworden. „Ik heb me veel breder georiënteerd. Met sommige dingen uit het boek heb ik zelf niet te maken gehad." Met zo'n 300 pagi na's is het een re delijk dik hand boek geworden. Daarmee zou de suggestie kunnen ontstaan dat pop muzikanten alleen maar problemen moeten oplossen en dat ze nauwe lijks aan hun mu ziek toekomen. Van der Plas: „Dat is dan een verkeerd beeld. Ik heb het niet geschreven om te ontmoedigen. Elk van de vijftien hoofdstukken van het boek is bij wijze van spreken een beschrijving van een periode uit de levenscyclus van een groep. Het is dus niet zo dat je eerst dit boek moet lezen voor je ook maar er gens aan kunt beginnen." Van der Plas heeft in de beginperiode van Les Zazous onbewust de basis gelegd voor de muzikantengids. „Toen we aan ons tweede, in eigen beheer uitgebrach te, singletje toe waren en ik allerlei zaken over auteursrechten en Buma en Stemra weer moest opzoeken, besloot ik in het vervolg alles op te schrijven. Later, bij Music Maker, heb ik het idee uitgewerkt om een serie artikelen te ma ken over de zakelijke aspecten van de popmuziek. Bij Music Maker staat meestal de techniek centraal dus die se rie was best opzienbarend. Ik heb bij het schrijven van de verhalen dankbaar ge bruik gemaakt van m'n aantekeningen. Op de redactie kwamen veel telefoon tjes binnen over die serie, ook van men sen die de eerdere afleveringen wilden hebben. Het plan voor een boek was toen snel geboren. Maar dat wil niet zeggen dat het boek een bundeling is van de arti kelen. Zeker deze tweede druk is veel meer dan dat.@ Dat ook het vak van popmuzikant in een hoog tempo verandert, blijkt uit de vele aanpassingen die Van der Plas in de tweede druk van zijn handboek heeft doorgevoerd. Vooral de hoofdstukken over digitale technieken en nieuwe me dia zijn fiks uitgebreid. Internet, voorspelt Van der Plas, zal ze ker op de langere termijn grote omwen telingen teweeg brengen in de muziek- business. „Over een jaar of tien gaan we niet meer zo gauw naar de cd-winkel maar laden we de muziek van onze keu ze via de kabel in op de harde schijf van onze pc's. Popgroepen hebben nu al de mogelijkheid om op deze manier hun muziek te distribueren. Maar het pro bleem is nog dat muziek veel ruimte van het computergeheugen in beslag neemt. Al na een paar liedjes loopt je harde schijf over. Als we eenmaal de capaciteit van onze pc's hebben vergroot en de com pressietechnieken zijn verbeterd, is dat geen beletsel meer." Van der Plas pierkt nu al dat popmuzi kanten steeds -minder de studio nodig hebben. Het thuis - digitaal - opnemen van eigen muziek neemt een grote vlucht. „De spullen die hiervoor nodig zijn, zijn gebruiksvriendelijk en goedko per dan het huren van een studio. Het re sultaat is geluidstechnisch gewoon goed. De kwaliteit van de demo's, waarvan ik er beroepshalve veel beluister, is dan ook enorm gegroeid." Er zijn ook nadelen. „Opname-appara- tuur wordt steeds goedkoper en handza mer. Een 24-sporenrecorder kostte vroe ger zo'n twee ton. Nu is-ie te koop voor 30.000 gulden. Veel muzikanten hebben zo'n ding gewoon thuis staan. Het gevaar bestaat dat ze zo in de ban van de tech niek raken, dat ze nauwelijks nog aan muziek maken toekomen. Je moet het al lemaal een beetje in verhoudingen blij- Music Maker's Muzi- Lmh-n^ids, hand boek voor de pop muzikant; Jan van der Plas met illustra ties van Gerrit de Ja ger; Misset uitgeverij; 49,95. 'Het is gewoon een tak van industrie' Snel miljonair worden. Een manager die alles voor je regelt. Gitaren die voor het grijpen liggen. Mooie vrouwen voor en na afloop van een optreden en in blitse bolides rondrijden op zonnige eilanden om nieuwe inspiratie op te doen voor nog betere liedjes voorde nieuwe plaat. Met deze mythe over popmuzikanten zal nog vaak moeten worden afgerekend, ze lijkt onverslijtbaar. 'Het is gewoon een industrie', zegt Jan van der Plas (Katwijk) die het onderwerp daarmee in het strakke spoor van zakelijkheid trekt. Binnen dat gegeven schreef hij een handleiding onder een titel die meteen duidelijk maakt waar zijn boek overgaat: 'Muzikan tengids In de eerste regels van zijn Music Maker's Muzikantengids 1997, maakt Jan van der Plas meteen korte metten met de glamourverhalen. 'Het lijkt zo makkelijk', schrijft hij. 'Je koopt een gitaar, oefent wat en binnen de kortste keren sta je in een uitverkocht Alioy'. Groupies drommen samen voor jouw kleedkamer en je bankrekening vult zich met een astronomisch bedrag. He laas is de werkelijkheid minder idyllisch. Succes in de popmuziek is doorgaans het resultaat van jarenlang leuren, je kop sto ten en overnieuw beginnen.' Nog niet eerder verscheen een Neder landstalig boek waarin de muziekbusi- ness zo nuchter en doeltreffend is terug gebracht tot de ware proporties. „De mu ziekwereld is gewoon een tak van indu strie", zegt de Katwijkse auteur schou derophalend. In Amerika, stelt hij, beseft men dat veel meer. „Popmuzikanten zijn daar, ook de beginners, veel zakelijker inge steld. Veel artiesten uit dat land die ik heb geïnterviewd voor het muzikanten vakblad Music Maker hebben een boek bij zich met de titel 'All you need to know about the music business'. Lenny Kravitz was de eerste die mij dat liet zien." Van der Plas, popjournalist én zanger- /gitarist bij de formatie Les Zazous, be stuurder van het Leids Vrijetijdscentrum en schrijver van belangwekkende onder zoeksrapporten over popmuziek, begint zijn boek met tips voor de aanschaf van een instrument ('De gitaarhals mag niet volledig recht zijn') en eindigt met hoofd stukken die aan beroepsverzekeringen ('Wie op een podium staat, loopt het risi co iemand in de zaal schade te berokke nen') zijn gewijd. Daartussen be handelt hij de op richting van een band ('De vriend die niet kan spe len maar wel erg aardig is, kun je beter niet mee la ten doen'), het platencontract, fiscale aspecten, auteursrechten, optreden en de platenmaatschappij. Van der Plas houdt de zakelijkheid uiterst leesbaar door een groot gevoel voor humor en aanspreken de voorbeelden die als pepernoten door het boek zijn gestrooid. Dankzij zijn vlot te pen heeft hij geen seks, drugs en rock 'nroll nodig gehad om te kunnen boei en. Bovendien: „Over groupies moet je niet lezen", zegt hij grijnzend. De eerste druk van het boek - oplage; duizend stuks - was snel uitverkocht. „Duizend lijkt niet zo veel, maar er zijn ook niet waanzinnig veel Nederlanders actief in de muziek. Als ik de tellingen moet geloven die ik wel eens onder ogen heb gehad, dan bespelen er twee miljoen een instrument. Bij de meesten blijft dat beperkt tot spelen tussen de schuifdeu ren. Bij Music Maker gaan we ervan uit dat er in Nederland 20.000 popgroepen zijn." De tweede editie, waarvan uitgever Misset er 500 méér heeft laten drukken, is op tal van punten aangepast. De pers - Oor, Parool, Nieuwe Revu, Elsevier en Slagwerkkrant - was lovend over de eer ste druk en zal vermoedelijk ook de lof trompet steken over deze versie, die sterk is geactualiseerd en van een Belgische adressenlijst werd voorzien. „Ik kreeg na de eerste druk opvallend veel Vlamingen aan de lijn die informeerden naar adres sen in België." Dat niet alleen muziekbladen aandacht schon ken aan een boek dat is bedoeld voor een beperkte doelgroep, ver baast Van der Plas niet. „Het onder werp, de popmu zikant, spreekt enorm tot de ver beelding. Veel mensen denken nog steeds dat er geqn ander beroep is waarin je zo snel zo rijk kunt worden." Volgens Van der Plas denken de mees te popmuzikanten niet in de eerste plaats aan geld, zeker de nieuwkomers niet. „De gemiddelde muzikant is vooral met de inhoud bezig. Die wil iets moois ma ken. Die wil met zijn muziek uitdragen wat hij te zeggen heeft. Pas later reali seert hij zich dat er natuurlijk wel ge woon brood op de plank moet komen. Lukt hem dat niet, dan begint hij al snel tegen de platenmaatschappij of tegen zaaleigenaren te fulmineren. De waar heid wordt daarbij nogal eens geweld aangedaan." Van der Plas wil niet dat zijn boek als een zwartboek wordt uitgelegd. „Popmu zikanten die in de jaren zestig en zeven tig actief waren, hadden nogal eens met wantoestanden te maken. Maar er is veel verbeterd, mede dankzij een aantal goed functionerende belangenorganisaties. Ik wil hiermee niet zeggen dat tegenwoor dig alles op rolletjes loopt. Vooral in de relatief nieuwe sector 'house' moet er qua belangenbehartiging nog wel een- en-ander gebeuren. Er zijn daar nogal wat jonge muzikanten actief die op hun zolderkamer leuke nummers in elkaar knutselen. In al hun onschuld verkopen ze die voor een habbekrats, zonder iets af te spreken over royalties. Daardoor wor den anderen rijk van hun werk." Popmuziek is er al enkele decennia en toch voorziet het handboek voor de pop muzikant in een grote leemte. Dat is vol gens Van der Plas niet vreemd. „De meeste popmuzikanten beginnen na de middelbare school. Tijdens htm vervolg opleiding begint de muziekcarriére de overhand te krijgen en beëindigen ze hun studie. Waar in hun leven hadden ze de kennis over dit soort onderwerpen kunnen opdoen? Zelfs het conservatori- Jan van der Plas: „De ge middelde muzikant is voor al met de inhoud bezig. Die wil iets moois maken." l De voorganger slingert; de snelheid van de auto zakt plotseling van 120 tot onder de 80 kilometer per uur. Tien tegen een dat de bestuurder zit te telefoneren. Irritant en gevaarlijk. Volgens Duits onderzoek heeft 1 op de 3 bezitters van een auto-met- j;telefoon al een aanrijding veroorzaakt. TNO-onderzoeker Wim Verwey legt uit waarom autorijden eigenlijk niet samengaat met telefoneren. V j doorgaande fietsers en overstekende voetgan gers, schakelen, verkeer van rechts voorrang geven, een blik in de' achteruitkijkspiegel wer pen, verkeersborden en stoplich ten in je opnemen. En dan ook nog via de telefoon een belang rijk en ingewikkeld gesprek voe ren? Dat is te veel tegelijk, stelt psycholoog Wim Verwey van het onderzoeksinstituut TNO. Men sen denken ten onrechte van zichzelf dat ze al die informatie die op hen afkomt kunnen ver werken. De praktijk wijst echter anders uit. Het TNO-instituut voor zintuig fysiologie onderzoekt in op dracht van Rijkswaterstaat de in vloed van telecommunicatie op het weggedrag. „Onze technicus, die bij de proefpersonen achterin meereed, stond doodsangsten uit", zegt een woordvoerder. An dersom bleek ook, dat informatie die verkregen werd tijdens het rijden, daarna niet goed kon worden naverteld. De verklaring is simpel. Een mens kan nu eenmaal niet 'pra ten en breien' tegelijk. Bellen en autorijden zijn twee afzonderlij ke taken die allebei veel aan dacht eisen. Doet iemand beide Telefoneren in de auto. „Iemand moet twee informatiestromen tegelijk afhandelen: het verkeer en de inhoud van het gesprek. Anticiperen lukt daardoor niet meer", zegt TNO-onderzoeker Wim Verwey. FOTO UNITED PHOTOS DE BOER POPPE DE BOER dingen op hetzelfde moment, dan draait het brein op volle toe ren. Er ontstaat interferentie. Dat betekent, dat de ene handeling de (kwaliteit van de) andere be- invloedt. Met rij-simulatie spoort TNO deze effecten op. De proefper soon zit dan aan een soort dash board, en vóór hem wordt een snelweg met verkeer geprojec teerd. Het apparaat lijkt het meest op wat een speler in een automatenhal tegenkomt. Ook worden testrijders in bestelbusjes met allerlei soorten meetappara tuur het gewone stadsverkeer in gestuurd. „Zoiets geeft een beter beeld van de effecten dan een recht-toe-recht-aan stuk snel weg." De wagens zijn dan, net als bij een les-auto, voorzien van een extra rem en koppelingspedaal. De testauto's kwamen nog net niet achterstevoren een kruising over, maar het bleek overduide lijk dat de chauffeurs door de zicht- en bewegingsinterferentie gevaarlijke toeren uithaalden. Als iemand wil bellen, moet hij im- intikken. Dat betekent dat de bestuurder één tot anderhalve seconde zijn ogen niet op de weg richt en naar de toetsen tuurt. Hij mist in die pe riode dus wat er voor, naast en achter hem gebeurt. Zo iemand ziet zijn voorganger bijvoorbeeld niet remmen. Dus moet hij zelf later bruusker een (nood)stop maken. Ander gevolg: de chauffeur past zijn volgafstand niet aan. Bovendien gaat de wagen" slinge ren, omdat de bestuurder bij het intoetsen zijn rechterhand van het stuur neemt en scheef zakt. Dit beïnvloedt zijn stuurpresta- ties. Hetzelfde geldt voor simpel weg het vasthouden van de hoorn, waardoor de linkerhand iets anders doet dan de rechter. Verwey: „Laat staan dat hij kan schakelen of sturen." Deze problemen zijn deels te pn- dervangen. PTT Telecom heeft een 06-dienst, waarbij de be stuurder alleen maar een voor- keuzetoets hoeft te beroeren. De telefoniste draait dan voor hem het nummer van zijn keuze. En de zogeheten hands-free-kit stelt een rijder in staat om te bellen zonder dat hij continu de hoorn hoeft vast te houden. Ondanks deze accessoires blijft autobellen onveilig. Dat komt door de 'mentale interferentie'. Verwey: „Iemand moet twee in formatiestromen tegelijk afhan delen: het verkeer en de inhoud van het gesprek. Anticiperen lukt daardoor niet meer." Met name oudere en onerva ren chauffeurs worstelen met de dubbele belasting. De ouderen omdat zij langer doen over het verwerken van gegevens. De jon geren omdat ze nog niet op de automatische piloot kunnen rij den. Verwey heeft mogelijke oplos singen op een rij gezet. „Eigenlijk zou je moeten verbieden dat ie mand een zakelijk gesprek voert. Dat heeft de nadeligste effecten, omdat de beller dan extra goed moet nadenken. Er hangt veel van af en het gaat over complexe zaken. Even naar huis bellen, dat je een half uur later komt is niet zo belastend." Maar goed, zo'n verbod kan dus niet. Wat wel haalbaar is: het apparaat zo programmeren dat na drie minuten ('Want dan wordt het ingewikkeld') de ver binding wordt verbroken. Of ver hinderen dat een chauffeur al rij dend belt doordat bijvoorbeeld de telefoon op slot gaat als de wielen draaien. Maar ja, dat is ook weer lastig. Want dan kan de bijrijder ook niets meer. Een an dere optie: alleen uitgaande ge sprekken toestaan. Maar daar mee wordt geknaagd aan de be langrijkste reden om zo'n mobiel ding aan te schaffen: de perma nente bereikbaarheid. Verwey is doordrongen van het belang van zijn onderzoek: „Er komen steeds nieuwe elektroni sche speeltjes bij. Als je de tele foon, relatief de simpelste uitvin ding, accepteert komt de rest er spoorslags achteraan." Hij denkt dan bijvoorbeeld aan navigatiesystemen (een land kaart op beeldscherm: de be stemming moet worden ingetikt op een soort toetsenbord) en file melders (een soort autoradio waarbij de wegnummers moeten worden aangeklikt op scherm). Anderzijds relativeert hij: „Ie dereen slingert wel eens met z'n auto omdat hij afgeleid is. Het is lastig vast te stellen wanneer hierdoor de verkeersveiligheid in het geding komt." Tenslotte speelt ook de vaar digheid van de chauffeur een rol. „Ongelukken kunnen op de gek ste manieren ontstaan. Mijn zwager heeft zijn Eendje total loss gereden omdat hij probeer de iets uit zijn koffertje op de achterbank te pakken." De autotelefoon is razend populair sinds de introductie ervan in 1980. Volgens de branche zijn er inmiddels zo'n 800.000 mobiele tele foons in omloop. Dat wil zeggen, dat één op de zeven acht automobilisten be schikt over deze apparatuur. En de verkoopcijfers stijgen nog steeds. Nederland kent nog geen re gels voor telefoneren in de auto. Sommige andere lan den wel. In Groot-Brittannië en sinds kort ook in Zwitser land is het strafbaar om tij dens het rijden te bellen. Maar het kan nog strenger. In een van de Amerikaanse staten verbiedt een wet om tijdens het autorijden televi sie te kijken...!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 35