Sport De afdaling begint bij vijftig ZATERDAG 30 NOVEMBER 1996 21 I I m tien uur 's avonds zijn de W straten in Meaux al naargeestig leeg. Overal rolluiken voor de ramen, zodat de eenzame voorbijganger niet kan zien hoe de Fransen hun Rambol- letje prakken of zich laven aan de rode wijn. In de hal van Zoetemelks hotel staart een enkel hermelijntje de gasten levenloos aan. Aan de steriele grenen bar drinken drie En gelsen een biertje. Ze maken het niet laat. Wij ook niet. De volgende dag, om negen uur precies, hebben we afgesproken met Joop. En dan moeten wij voor de verande ring eens een col nemen, namelijk die van het interview met deze zwijgzame kam pioen. Zoetemelk komt een half uur eerder dan af gesproken, zodat wij hem met kruimels in onze mondhoeken verwelkomen. Joop, nog geen grammetje aangekomen, ziet er goed uit. Vrij benig gezicht, maar een gezonde kleur. Een blik die lijkt te zeggen: 'Ik kan er ook niets aan doen dat ik zo beroemd ben geworden. Ik heb er best een beetje verdriet van.' Joop heeft nog steeds de uitstraling van een koorknaap. Daarmee heeft hij het publiek aan zich gebonden. Toen hij op achtendertigjarige leeftijd wereldkampioen werd, sloeg er een golf van ontroering door het land. Dat zo'n eenvoudige jongen dat had weten te bereiken! Joop, een beetje te gast in zijn eigen hotel, gaat er voor zitten. Enigszins schuw kijkt hij naar de tape-recorder. Tja, hoe is een jon gen uit Rijpwetering nu eigenlijk in la douce France terecht gekomen? Joop zucht, pfff, alsof zijn band leegloopt. ,,Ik zou deelnemen aan een gentlemen's koers. FranQoise, met wie ik nu ben ge trouwd, hield me het contract voor. En ik tekende. Zo is het gekomen. Nee, zij heeft mij er niet uitgepikt. Het was eerder anders om." Profkansen De ex-coureur is op 30 december alweer 25 jaar getrouwd en heeft twee kinderen: Karl (23) en Loetitia (18). Karl is een verdienste lijk amateur-wielrenner, die het afgelopen jaar als 31-ste eindigde in de Tour de l'Avenir, dezelfde ronde die zijn vader in 1969 won. Over de profkansén van zijn zoon houdt Joop zich een beetje op de vlak te. „Als hij prof wil worden, zal hij zich toch nog een stukje moeten verbeteren." De be geleiding van Karl laat Joop over aan zijn schoonvader, Jacques Duchaussoy, voor malig pr-chef van de Tourkaravaan. Zoetemelk bestelt een kop koffie en praat eventjes met de serveerster. Wat opvalt, is dat hij in het Frans heel wat spraakzamer is dan in het Nederlands. Alsof dat een ge heimtaal is die de journalisten toch niet spreken en verstaan. De intonatie is vrolij ker en de zinnen hebben meer zwier. Toch was het voor Zoetemelk in het begin een moeilijke stap om naar Frankrijk te gaan. Bij het leren van de Franse taal is hij gehol pen door Alain Jacques, een Franse pastoor bij wie hij in Leimuidën wel eens aan de pastorie had gewerkt als timmerman. Van heimwee naar Holland heeft hij weinig last, ook al is hij nog steeds dezelfde boerenjon gen gebleven. „Kijk, ik heb altijd tegen mezelf gezegd: je moet maar gewoon blijven zoals je bent. Ik kom van het platteland en dat mag ieder een weten. We fietsten in mijn jeugd al vanuit Rijpwetering in pelotons naar de Ambachtsschool in Leiden. Over die lange, lange polderweg. Vaak met tegenwind. Dat landschap lijkt wel een beetje op het land schap hier. Misschien heb ik daarom wel geen last van heimwee." „Ik volg het wielrennen nog dagelijks. Af en toe komen er bij mij nog wat oud-renners over de vloer. Als er een rëunie is, ga ik daar naar toe. Maar de hele avond blijven han gen, nee, dat hoeft niet voor mij. Ik ga niet overal achteraan, maar ik wil wel een beetje op de hoogte blijven. Toen ik in 1987 stop te, stapte ik daar makkelijk overheen. Al had ik er achteraf gezien nog best een jaartje aan vast kunnen plakken. Op mijn veertig ste won ik immers nog een klassieker als de Amstel Gold Race." „Nu is het allemaal voorbij. Je gaat een an der leven in. Als ik naar de Tour de France ga, heb ik net zoals iedereen een badge no dig. Anders laten ze me niet door. Helemaal niet erg. Daar zijn die badges voor. Natuur lijk volg je die Tour als oud-coureur. Of In- durain volgend jaar nog meerijdt? Ik denk van wel. Lichamelijk is hij nog sterk genoeg. Maar of hij het geestelijk haalt, is de vraag: Ik weet niet of hij de moraal kan opbrengen om te blijven trainen. Als hij een kilo te zwaar wordt, komt hij de berg niet meer op. Hij is nogal fors."^ Joop Zoetemelk Houdt zich onledig met 'rentenieren', zoals hij dat zelf uitdrukt. Maar dat betekent niet dat hij met de han den voor de buik gevouwen in zijn leun stoel blijft zitten. Hij heeft een lap tuin om 'u' tegen te zeggen, een tuin die hij zelf on derhoudt. In zijn eigen bos houdt hij zijn conditie op peil met hardlopen. Dit voor jaar heeft hij in Leiden nog meegedaan aan de Singelloop. In zijn vrije tijd trekt hij er met kornuiten op uit om te gaan jagen. Erg veel wil hij daarover niet kwijt. „Daarover moet ik het in Nederland maar niet heb ben." Het gaat hem vooral om de natuur en de rust die het landschap hem biedt. „Ik zoek de eenzaamheid op. In de Tour was dat ook zo. Als ik alleen op een kamer moest liggen, vond ik dat helemaal niet erg. Ik ben niet zoals Gerben Karstens. Karstens zocht altijd mensen op. Praten en geintjes maken. Dat hoefde voor mij niet. Je moet ook eens rustig zijn. Ik leef meer terugge trokken. Ook tijdens mijn carrière zocht ik het publiek niet op. Als ik kon, reed ik er omheen." Enigszins geïrriteerd, alsof hij te veel van zichzelf heeft prijsgegeven: „Pfff, maar wat is dat eigenlijk voor een interview dat jullie maken?!" 1974 was voor Zoetemelk een rampjaar. In Tand des tijds krijgt geen vat op Joop Zoetemelk Het water van de Marne wordt opgejaagd door de novemberwind. Een frons trekt door Meaux, een stadje van vijftigduizend inwoners ten noord-oosten van Parijs. Hier bezit oud-wereldkampioen en Tour de France winnaar Joop Zoetemelk, die op 3 december vijftig jaar wordt, samen met zijn vrouw een hotel. In een dorpje verderop bewoont hij een prachtig landhuis, omzoomd door enige hectaren bos waarin wat damherten zijn uitgezet. Joop - „Ik word vijftig, ja. Ik heb de afdaling ingezet" - is nog steeds niet erg spraakzaam. Elk woord moet bij hem worden losgewrikt. Een tandarts krijgt een kies er gemakkelijker uit. Een verslag van drie uur trekken en duwen. Joop Zoetemelk, poserend voor de brug over de Marne bij zijn hotel in Meaux: „Ik zoek de eenzaamheid op. In de Tour was dat ook zo." hoorde wat er was gebeurd, ontsloeg hij de drie renners op staande voet. Joop moet in de loop der jaren behoorlijk zijn verfranst. Na wat instemmend gemom pel (Pfff..) komt de champagne op tafek Daar staat me even een mooi merk op het Smyrna-kleed! Joop ontkurkt de fles met ge oefende hand. Helaas heeft de drank te lang in de kelder gelegen. Met een samengekne pen mondje verwijst Joops schoonvader het parelende vocht richting gootsteen. Een an dere fles. Er wordt geproost. Gestaag vult Joop het glas van hemzelf en dat van de an deren bij. Zijn oogopslag wordt zachter. Hij is thuis. „Als je vijftig jaar bent, heb je het zware parcours achter de rug", zegt hij in het Frans tegen zijn schoonvader. „Dan krijg je de afdaling. Pfff. Ik heb genoten van mijn loopbaan. En ook van het enthousias me van de mensen. Maar ze moeten niet met je gaan meelopen of een spons in je nek gooien. Daar hou ik niet van. Ik heb me altijd gehouden aan wat Knetemann heeft gezegd: doorrijden en net doen of ze er niet staan. Ze gaan toch wel opzij." Typisch Hollands De champagne is op. Het wordt tijd voor een whiskietje, vindt schoonvader Duchaussoy. Het loopt tegen het lunchuur. Frangoise, de vrouw van Joop, komt bin nen. „Goh, wat leuk", zegt ze, als ze op tafel een Abraham van speculaas en Joops naam in chocoladeletters ziet liggen. En lachend: „Dat is nou typisch Hollandse zuinigheid. Alleen 'Joop' in chocoladeletters. Was er geen geld meer voor zijn achternaam?" Het spontane optreden van de schoonfami lie valt moeilijk te rijmen met Joops Zuid- Hollandse nuchterheid. „Met mijn vader ging ik nooit ergens naar toe", zegt Joop. „Daarvoor had hij te weinig tijd. Hij had een varkensfokkerij en zoiets gaat de hele week door. We gingen wel op zaterdag avond en op zondag naar de kerk. Als je moest fietsen, nam je een vroege mis. Dat hoorde erbij." „Mijn vader was erg trots op me. Hij liet het alleen niet merken. In het begin ging hij al tijd met me mee naar de koersen. Je zag hem niet, maar hij was er wel. Als ik had ge wonnen, zei hij: 'Goed gereden.' Had ik niet gewonnen, dan zei hij: 'Volgende keer be ter.' Hij trad nooit op de voorgrond. Thuis ook niet. We waren met zijn zevenen thuis en hadden een grote eettafel. Mijn vader zat nooit aan het hoofd. Hij schoof stilletjes Net zo stil misschien als Joop aanschoof in de galerij der groten. de Midi Libre reed hij in volle spurt tegen een Engels autootje aan. Het voertuig stond niet goed geparkeerd. Joop kreeg een ern stige hersenvliesontsteking, was op sterven na dood. Maar na een herstelperiode van ongeveer een jaar klom hij weer op de fiets. „Daarna wist ik helemaal niet meer of ik te rug op de top zou komen. Dat ongeluk is echt een rem geweest op mijn loopbaan. Ik ben nooit meer teruggekomen op mijn ou de niveau. Ik recupereerde niet meer zo snel als voorheen. Er was meer uit mijn car rière te halen geweest als ik dat ongeluk niet had gehad. Maar ja, dat weetje. Je loopt als renner meer risico's op de fiets dan wan neer je daarbuiten op die stille brug over de Marne loopt." „Ik heb nooit een schietgebedje gedaan tij dens gevaarlijke situaties. Daar had ik geen tijd voor. Je gaat er vanuit dat er geen onge luk gebeurt. Je laatje gaan in een afdaling. Je gaat niet denken: als er straks een koe oversteekt, dan vlieg ik misschien uit de bocht. Ook als je lange tijd op kop rijdt, moet je niet te veel gaan nadenken. Anders denk je: waar ben ik eigenlijk mee bezig? Maar ook na dat ongeluk was ik nog sterk genoeg. Anders had ik de Tour de France en op mijn 38ste nog de wereldtitel nooit ge wonnen. Dat laatste succes heeft me wel verbaasd." Voordat hij deze prestaties leverde, ging Zoetemelk bij onze zuiderburen door het leven als 'wieltjesplakker' of'achterwielren ner'. „Het praatje dat ik altijd aan het wiel van Eddy Merckx zou hebben gehangen, kwam niet eens van hem vandaan. In de Catalaanse Week van 1974 stond mijn ploeggenoot Kees Bal op de laatste dag nog aan de leiding. Merckx deed toen een aan val en ik ging met hem mee. Van mijn ploegleider Louis Caput hoorde ik dat Bal was stilgevallen. Merckx had de hele dag op kop gereden en toen demarreerde ik. Ik reed Merckx naar de kloten en pakte de Ca talaanse Week. Er kwamen allemaal journa listen op, Belgische journalisten. Die vroe gen hem of hij vond dat ik had geplakt. Merckx zei niets. Maar ja, die journalisten. Dan krijg je die praatjes in de wereld." Andere smetten op zijn stralende erelijst vindt Zoetemelk nog steeds de drie doping- affaires waarin hij betrokken raakte. Zijn ge zicht betrekt. Hij, de vleesgeworden Hol landse gezondheid die zelfs reclame mocht maken voor pindakaas, voelde zich in 1977, 1979 en 1983 behandeld als een misdadiger. Joop, het procederen moe: „Ik ben niet schuldig en niet onschuldig bevonden. Daar heb ik het maar bij gelaten." Later zal Joop wijzen op een recent artikel in L'Equi- pe, waarin de Franse sportarts Patrick Né- ileiec een boekje opendoet over de misstan den bij dopingcontroles. Joop en zijn schoonvader hebben het artikel stukgele zen. De wond wil kennelijk maar niet helen. Gereedschap Er wordt weer een grand crème besteld, zo'n grote kop melk waar met een katapult één of twee koffiebonen doorheen zijn ge jaagd. De outfit van de huidige rennersge neratie en de geavanceerde trainingssche ma's komen ter sprake. Joop zou van al die nieuwe technieken dankbaar gebruik ma ken als hij nu weer op de fiets moest klim men. De romantiek van het fietsen, zoals die bijvoorbeeld door Martin Ros en Tim Krabbé in woord en geschrift wordt bele den, is hem vreemd. „Ach, vroeger trainden we maai- wat. Op het gevoel. Maar nu, met die trainingsschema's en die computers, gebeurt dat allemaal veel zorgvuldiger. Het niveau gaat dan ook omhoog. Maar er moet natuurlijk ooit een einde aan komen. Pfff. Je kunt toch geen honderd kilometer per uur rijden. Net zoals je de honderd meter niet in twee seconden kunt lopen. Het mooiste van het wielrennen is nog steeds de over winning. Je begint te fietsen, ziet dat je er een beetje aanleg voor hebt en zo gaat het verder. Maar de fiets zelf was voor mij ge woon een stuk gereedschap." Joop raakt zienderogen wanhopiger onder het spervuur van vragen. Er wordt besloten een pauze in te lassen en te vertrekken naar Joops landhuis in Germigny l'Evêque. In de auto, wanneer er geen meeluisterende tape-recorder aan staat, wordt de sfeer wat vertrouwelijker. Joop zegt dat hij niet meer zoveel in Nederland komt nu zijn vader dood is. „Ik heb nog wel broers en zussen, maar gek, dat trekt toch niet zo erg meer. Die hebben allemaal hun eigen leven." Wanneer we voor een stoplicht staan, zien we dat Joop nog steeds wordt herkend. On- gegêneerd kijken een paar voorbijgangers de auto binnen. Een oudere man tikt even aan zijn grintklèurige pet. Tijdens de rit naar het dorpje wijst de oud coureur op de weiden en bossen waarin hij met zijn vrienden soms jaagt. Bij het land huis aangekomen, zwaait er een zwaar giet ijzeren hek open. De auto wordt geparkeerd achter het ruime huis, dat is gelegen aan een glooiende oever van de Marne. Het motregent een beetje. De scherpe rook van houtvuren is waarneembaar. In de verte blaft een hond. Via een terras, waarop plastic stoelen plaats bieden aan vallend blad en regenwater, be reiken we de huiskamer. Een grote kamer, met donker meubilair. Bij een schemer lampje, aan een lange eikenhouten tafel, zit Joops schoonvader de administratie bij te werken. Een joviale, gezette Fransman. Joop woont hier met zijn schoonouders en zijn vrouw. Zijn schoonmoeder loopt na de kennismaking met een sigaret in haar hand naar de keuken, alwaar het middagmaal moet worden klaargemaakt. Zou het voor de meeste schoonzoons een straf zijn om samen met hun schoonouders te wonen, Joop zit als een vriend met zijn beau-pére te praten. Wat de gewezen wie- lerheld aan uiterlijk temperament tekort komt, maakt de 73-jarige Fransman ruim schoots goed. „Hij nam het altijd voor me op als iemand kwaad over me sprak", zegt Joop. Jacques Duchaussoy was ooit pr-chef van de Tourkaravaan. Hij is gepokt en gemazeld in de wielersport en weet talloze anekdotes te vertellen over het gekkenhuis dat Tour de France heet. Zijn schoonzoon karakteriseert hij als trop bon. Te goed. Joop is naar zijn mening te goed van inborst. Joop: „Daarin heeft hij misschien wel gelijk. Ik ben niet ie mand die snel kwaad zal spreken over een ander, al pakte ik ze heus wel terug, hoor. Maar sportief. Niet met de mond, maar met de benen." Af en toe treedt Zoetemelk nog op als assis tent-ploegleider bij de Rabobank-ploegvan Jan Raas. „Een enkel keertje kruip ik in de ploegleidersauto. Maar ik wil niet te veel verantwoordelijkheid. Ik doe het voor Raas. Voor een ander zou ik het niet doen. Toen hij een keer ploegleider was tijdens een kleine koers in Frankrijk, moest hij dis ciplinaire maatregelen nemen tegen Eric VanderAerden, Martien Kokkelkoren en Wilco Zuijderwijk. „Ik kwam op de laatste dag van die koers in dat hotel in Limoges. Daar kreeg ik van de hotelbaas te horen wat er allemaal was gebeurd. Wat voor rotzooi hij in die kamers had aangetroffen. Van derAerden heeft Zuijderwijk, zo'n type dat altijd iets meer doet dan een ander, op zit ten jagen. Ik heb ze niet naar huis gestuurd. Ze waren al naar huis, ze hadden opgege ven. Maar ik heb wel doorgegeven wat ze allemaal hadden vernield in die kamer." Zoetemelk, zelf immers mede-eigenaar van een hotel, bood onmiddellijk aan de schade te vergoeden. Toen Raas van zijn assistent Eigenwijs Meer dood dan levend was Busquets de operatiekamer van Nou Camp binnengedragen. Het was de vrijdag vóór Socie- dad. Een wedstrijd, die gewon nen moest worden. Een recon structie. De training zat er eigenlijk al op, toen de oude meester zelve zijn keeper nog even op de oefen wei apart nam. Eén tegen één, met schijnbewegingen. Al bij de eer ste schijnbeweging raakten li chaam en geest van Busquets heftig met elkaar in conflict. Twee verzwikte enkels, één ham string afgescheurd, een onwillig buikspiertje, hoofdpijn en een verbrijzelde knieschijf. Het had erger gekund. Tijdens de tweede manoeuvre van El Trenador knapte de achillespees van Busquets en voelde de keeper plotseling vreemde steken in zijn zij, toen haalde de trainer volkomen on verwacht voor Busquets, die een subtiel balletje had verwacht, hard en blind uit, klem. in de onderbuik van de keeper. „Goeie bal, Boesketz. Gelukkig stond de medische staf voorniets. De zes chirurgen van de club vochten urenlang voor het leven van de doelman. Het resultaat mocht er zijn: Busquets ademde nog, de prognose was zelfs fifty-fifty dat de patiënt het krieken van de volgende morgen nog halen zou. De trainer was van dit alles on gewis. Hij hield na Busquets' heldhaftige redding de training voorgezien. Golf af spraak je. De Spaanse pers. Een reclamespotje. Er zouden eters komen uit Ne derland. De hond uitlaten. Het leven bestaat nu eenmaal uit meer dan voetbal. De golfafspraak begon al op de derde hole te vitten op Busquets. Op de vijfde hole kon Busquets er helemaal niets meer van. Op de zesde adviseerde de golfaf spraak hem 'Zubi' terug te ko pen en bij het afscheid nemen vroeg de afspraak hem of hij nog wel eens con tact had met Bals. Gert Bah. De pers, idem. Draaide maar om één cling. Wie staat er in het doel? Toch niet wéér Busquets. Hoe lang hield de trainer dit nog vol? De regisseur van het spotje daarentegen vertelde hem juist hoe fantastisch hij het vond dat Busquets cle hand boven het hoofd gehouden werd. Briljante keuze, Busquets! De regisseur was een fan van Real Madrid, verklaarde hij. De eters vertelden hem, pas tij dens de pudding, want gevoelige zaken snijd je niet onmiddellijk aan. dat heel Nederland elke zondag dubbel van het lachen ligt om die malloot in het doel. „Je moet toegeven, Johan, dat het een clown is." De hond gedroeg zich anders dan anders. Toch zou hij op nieuw op zijn gevoel afgaan. Busquets had toch maar mooi die ene bal op de training ge pakt. Klem nog wel. „Een keeper wie zo'n bal pakt is een keeper, dat is logisch wat keepen be treft. De haartjes keurig gekamd, het bovenste knoopje los en lolly in de mond, keek de trainer de vol gende dag tijdens het gebruike lijk zaterdagochtendoverleg het trainerskamertje in het rond. De bijeenkomst was gevorderd tot het agendapunt blessures. De medische staf richtte - in een overigens summiere samenvat ting van de toestand van de halfdode keeper - het woord tot El Técnico: „Busquets kan niet keepen. „Er is er maar één wie hier cle opstelling maakt. „Maar senor, Busquets kan echt niet keepen. „Dat zei me hond ook al. Mciar clan blaf ik gewoon terug, kijk, cla's logisch, dan houdt-ie van zelf ze kop wel dicht. „De heer Busquets bevindt zich in coma. Hij kan niet keepen." „Datkenniewel. „Zijn been is gebroken. „We hebben nogNadal wie de achterballen nemen kan. Lijkt me logisch. „Nadal is eergisteren geopereerd aan zijn linkermeniscus. „Nadal is een speler wie rechts is, dus dat is geen punt. Toch lazen wij in deze krant dat Cruijjfs bemoeizucht met de me dische staf van FC Barcelona ca tastrofaal geweest is voor de ge zondheid van bepaalde spelers en dat Cruijffzich verregaand eigen wijs geelroeg. Eigenwijs? Je staat er versteld van hoe sommige geruchten in de wereld komen. Frank Snoeks slagge- Studio Sport

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 21