Goudkoorts
in Asturië
ZATERDAG 9 NOVEMBER 1996
De yj!1
dan zestig ton goud in de bodem zit
José Antonio Fernandez en zijn vrouw Etewina. „Het goud is niet v
tijd komen vreemden het weghalen."
e deur staat open. Aan tafel in
het schemerdonkere lokaal zit
de 76-jarige José Antonio Fer-
andez-Gomez met zijn drie jaar jongere
ihtgenote Etewina. Voor hem, tussen de
operwten die voor de middagmaaltijd ge-
eld moeten worden, liggen de medicijnen
die dag op een hoopje. In de uitgesleten
rempel is met steentjes 'Casa del Gordo'
Dikke) gemetseld. Het dorpsca-
heeft zijn naam te danken aan José Anto-
)'s vader, die de 'dikke' werd genoemd.
„Over ons goud kan ik wel een boek schrij-
n", reageert hij nadat de helft van zijn pil-
in zijn weggeslikt:Asturië heeft het meeste
l van heel Europa. Maar dat is niet voor
Altijd komen vreemden het weghalen.
Ie Romeinen hebben dat gedaan, daarna de
is er weer een buitenlands bedrijf
ad rooft. Ze zeggen dat hier nog
de bodem zit."
De tocht naar Boinas is lastig en niet zon-
Het gehucht ligt tegen de hellin-
Sierra de la Begega geplakt, veer-
g kilometer ten noordwesten van Oviedo,
hoofstad van de autonome regio Asturië.
let dorpje telt zestien boerenfamilies en drie
ars annex winkel annex restaurant, waaron-
rdat van José Antonio en zijn vrouw. Toen
mijnmaatschappij drie jaar geleden naar
bergen kwam, dacht de bevolking een
ouden toekomst tegemoet te gaan. Etewina:
We hoopten dat de mensen van de mijn in
ider geval bij ons zouden eten en slapen. Zo
adden we misschien nog een beetje van de
ikdom in onze bodem kunnen profiteren."
lar woorden worden overstemd door het
vrachtwagen die moeizaam
dorpsstraat omhoog klimt. Hij rijdt 'El
voorbij zonder te stoppen.
'Simpel mijntje'
met de dorpjes El Valle en Begega
armt Boinas de 'Concessie van Salas', zo ge-
1 naar de gelijknamige hoofdplaats,
e vergunningen zijn afgegeven. Salas is
in uit de kluiten gewassen dorp, waar het
kale bestuur, de school, de bank en het
istkantoor voor deze regio zijn gevestigd. In
in groot pand aan de Calle la Pola heeft de
'o Narcea Gold Mines zijn hoofdkwartier in-
picht. De kamer van Alberto Lavandeira is
i echte werkkamer, zonder enige luxe.
In Asturië heerst goudkoorts. Generaties lang al hopen de arme
bergbewoners de grote schat, de 'Ayalga' te ontdekken. Bijna
twintig eeuwen geleden sleepten de Romeinen het goud met
tonnen tegelijk weg uit deze mooie Spaanse provincie. De
Asturiërs zelf profiteerden nimmer van de rijkdommen van hun
land. Sinds kort moeten de dromen van de dorpelingen wijken
voor de aandelen in de Rio Narcea Gold Mines, die op de beurs in
Toronto in korte tijd als een raket omhoog schoten. De Canadees-
Amerikaans-Europese maatschappij begint dit najaar de meer
dan zestig ton goud te delven, die volgens onderzoek nog
verborgen zitten onder de eenvoudige boerderijtjes en armetierige
stukjes grond van de Asturiërs.
Luis Manuel Sanfiz, c
n de laatste ambachtelijke goudzoekers in Asturië. „Het is e
zijn familie nog steeds niet be
grijpt waar hij mee bezig is.
„Wanneer ik ze vertel dat we er
vier dagen over doen om één
goud van 45 kilogram te
maken, kijken
Met het blote oog is het nauwelijks te zien,
maar er schitteren inderdaad zeer kleine
deeltjes geel metaal tussen de zandkorreltjes.
„Als ik een grote vondst zou doen, dan kocht
ik een stuk grond en ging het ontginnen,
verbaasd zoals de Rio Narcea Gold Mines het doet."
Houten vloer en wanden die volhangen met
onbegrijpelijke geologische computer-kaar
ten en -tekeningen. Lavandeira is door de
aandeelhouders van de mijn benoemd tot
operationeel directeur.
„Eigenlijk moet je naar Madrid. Daar zit
onze persman", bromt hij aanvankelijk on
vriendelijk. „Iedereen komt maar hier naar
toe. Dat kost me de helft van mijn tijd." De
directeur heeft bijna zijn hele leven in het
mijnwezen gezeten. Hij snapt niet waarom
iedereen zich zo druk maakt over de goud
mijn. „Toen ik bij een kolenmijn werkte, ging
het om een drie keer zo'n groot gebied. Mijn-
bouwkundig is dit een simpel mijntje. Maar
het zal allemaal wel te maken hebben met
het goud."
Het kantoor in Salas is de centrale regelka-
mer voor het veldwerk. In de bergen rondom
zijn ongeveer 150 mensen, verdeeld in ploe
gen, al drie jaar lang aan het boren, meten en
Iele stukken berg zijn weggevre
ten, er kwamen nieuwe wegen gekomen en
overal op de hellingen klinkt het geronk van
zware motoren. De monsters van de borin
gen gaan naar een laboratorium, een lange
prefab-loods even buiten Begega, die met de
modernste apparatuur is ingericht. Daar zijn
zo'n dertig ingenieurs dagelijks bezig de sa
menstelling van de monsters te onderzoeken.
Op schragen staan lange bakken waarin de
rollen aarde en rots met een diameter van
pngeveer tien centimeter keurig liggen ge
rangschikt. Er is nauwkeurig aangegeven
waar en hoe diep het monster is gewonnen.
„Uit de onderzoeken weten we dat deze
concessie minstens zestig ton goud moet op
leveren", vertelt Lavandeira. Jaarlijks hoopt
de 'Narcea Mijn' drie tot vier ton van het gele
edelmetaal te produceren. Voor elke vier
gram goud moet een ton rots worden gedol
ven en in een fabriek worden fijngemalen.
„Daar is weinig romantisch aan", zegt La
vandeira. Hij beklaagt zich erover dat zelfs
De nuchterheid van Lavandei
ra staat haaks op die van de spe
culanten op de beurs van Toron
to, die na het bekend worden van de eerste
resultaten van de boringen de aandelen van
de Rio Narcea Gold Mines met meer dan 300
procent omhoog joegen. Het staat ook haaks
op de dromen van de bewoners in de valei
van Begega, voor wie 'goudzoeken' sinds de
komst van de Narcea Mines een totaal ande
re dimensie heeft gekregen. Deze aanpak
heeft niets meer met geluk te maken, de fac
tor die bij hen altijd de belangrijkste rol
speelde bij het zoeken naar het goud.
In Navelgas zijn de laatste 'echte' goudzoe
kers nog te vinden. Het plaatsje grenst aan de
Valei van Begega. Daar zitten nog oude mijn
gangen waar de Romeinen het goud uit heb
ben gehaald. Op de brug aan de ingang van
het dorp staat Luis Manuel Sanfiz ons op te
wachten. Laarzen aan en gewapend met een
schop, zeef en de platte schaal, waar het
goud mee wordt gewassen. Hij is een van de
twaalf zoons van Enrique Sanfiz, die een paar
jaar geleden op 85-jarige leeftijd overleed. De
oude man stond bekend als de beste goud
zoeker van Asturië. Zijn zoon praat met grote
liefde over hem. Hij vertelt hoe zijn vader el
ke dag tot aan zijn knieën in de rivier stond
met zijn schop en zijn schaal. „Een paar uur
voor zijn dood zei hij tegen me: 'Luis, je moet
nu gaan zoeken. Ik voel dat je binnenkort ge
luk zult hebben'."
Legendarisch
Luis (32), die een baantje heeft als manusje
van-alles aan het lagere schooltje van Navelg
as, is net als zijn vader vrijwel elke dag te vin
den bij de rivier. Zondags gaat hij er vaak met
zijn vrouw en twee zoontjes op uit of met zijn
broers Ismael en Carlos. „Het is voor mij een
soort hobby geworden, zoals vissers graag in
de natuur zijn. Maar stiekem, in mijn hart,
hoop ik toch dat ik op een dag die grote
klomp goud vind." Hij vertelt over de legen
darische vrachtwagenchauffeur die veertig
jaar geleden na een uurtje graven het dorp in
kwam rennen met een brok goud van drie ki
lo. „Toen steeg de goudkoorts hier tot record
hoogte. Iedereen ging natuurlijk aan het gra
ven, maar geleidelijk aan werd het weer min
der. Toch blijft het goud spoken door de
hoofden van de mensen."
Al pratend schept Luis modder en zand uit
de rivier en zeeft het. Daarna begint het was
sen in de platte schaal. Geconcentreerd
maakt hij met de schaal ovaalvormige bewe
gingen. Steeds laat hij er een beetje water
vanuit de rivier bij inlopen. Door de draaien
de beweging spoelen zand en gruis weg, tot
dat er onderin de schaal een vingerhoedje vol
heel fijn spul achterblijft. Hij wijst het aan
met zijn vinger: „Oro"!
Belangrijke bron
In de plaatselijke bibliotheek staan de plan
ken vol met strips en streekromans. Maar dat
is schijn die bedriegt, want vanuit de kelder
weet de part-time bibliothecaris in een mum
van tijd een uitzonderlijk groot aantal werken
te voorschijn te toveren over 'Het Goud Van
Asturië'. Hij stapelt een tafel vol en houdt on
dertussen een verhandeling over het goud en
de 'Ayalga', de grote schat, die de Asturiërs al
generaties lang in de ban houdt. Hij slaat een
werk van de Romeinse schrijver Gaius Plinius
open, die in de eerste eeuw na Christus al
melding maakt van goudwinning in het
noordwesten van Spanje. Volgens deze
schrijver hadden de Romeinen op een be
paald moment 60.000 slaven aan het werk
om het goud te delven en naar Rome te
transporteren.
Latere berekeningen hebben aangetoond
dat er tijdens de Romeinse overheersing on
geveer 230.000 kilo goud vanuit Asturië naar
Rome is gebracht. Het was een van de be
langrijkste bronnen van inkomsten van het
Romeinse rijk. Nadat al het goud met de
toenmalige win-technieken was gedolven,
vertrokken de Romeinen, maar onder de As
turiërs bleef het besef dat er zich ergens on
der die bodem nog grote rijkdommen moes
ten bevinden. De bibliothecaris toont de boe
ken die spreken over de 'Ayalga', de schat die
in de Asturische bodem verborgen zit.
'Ayalga', vertelt hij, is een erg vaag begrip
in Asturië, dat zijn oorsprong vindt in de tijd
van de Moren. „Het heeft ongetwijfeld met
het goud in dit gebied te maken, maar door
de eeuwen heen kreeg het een bredere bete
kenis. In de zin van het 'grote geluk' dat je
misschien wel in de bodem kunt vinden. Bij
geloof speelt hierin een grote rol." De biblio
thecaris kan zich nog goed herinneren dat
mensen in zijn dorp vroeger in hun tuinen
naar de schat aan het graven waren.
Onvindbaar
Luis Sanfiz is graag bereid de gids te zijn op
zoek naar de oude Romeinse mijnen. De VW
van Asturië heeft ooit eens bordjes geplaatst,
in een poging de goudwinning van de Ro
meinen tot toeristische attractie te maken,
maar die zijn inmiddels allemaal verdwenen.
Door de dichte begroeiing zijn de ingangen
niet meer te vinden. Via een steil en over
groeid bergpad voert Luis ons naar de mijn
La Mora, waarvan de ingang meer op een be
renhol lijkt.
Het is een lange, onderaardse gang die de
Romeinen langs de goudaders uithakten.. Er
heerst een groenig schemerlicht en het vocht
druipt van de zoldering. „Het is vreemd",
zegt Luis, „dat onze overheersers met het
goud zijn gaan lopen. Wij Asturiërs hebben
en. Eind
goud de
rden ge-
het er altijd laten zitten. Wij zijn dromers,
lang niet zakelijk geoeg." Hij loopt een stukje
de mijn in, maar plassen bruin water en het
gebrek aan licht houden hem tegen. „Ik heb
urenlang door deze gangen gezworven. Ei
genlijk is het niet verantwoord. Ze kunnen
onderlopen en instorten."
Sinds de Romeinen is er in Asturië van een
efficiënte goudwinning geen sprake meer.
Pas in het begin van de vorige eeuw nam de
belangstelling weer toe dankzij het werk van
de Duitser Wilhelm Schultz, die het hele ge
bied geologisch in kaart bracht. Hoewel ie
dereen wist dat in de diepere ondergrond,
waar de Romeinen niet bij konden, nog veel
goud moest zitten, duurde het tot 1985 voor
dat er geldschieters bereid werden gevonden
te investeren in een onderneming die de gok
aandurfde. Een Amerkaans-Engelse firma
kreeg de concessie van Carles in de buurt van
Salas en begon met de winning.
Drie jaar geleden is die concessie overge
nomen door de Rio Narcea Gold Mines, een
Canadees-Amerikaans-Europees consortium.
Bovendien kreeg de Narcea Mines de conces
sie Salas in de aangrenzende regio. De beide
concessies vergen een investering van ruim
150 miljoen gulden. Directeur Lavandeira is
ervan overtuigd dat de investering dubbel en
dwars zal worden terugverdiend. Dit najaar al
zal er met graven worden begoi
volgend jaar zullen de eerste stavi
fabriek, die overigens nog moet
bouwd bij het dorpje El Valle, veris
Verhuizing
In El Valle zijn een paar archeologen met
plaatselijke hulp aan het graven in de hoop
overblijfselen uit de Romeinse tijd tegen te
komen. De leider van de groep, Angel Villa,
zegt blij te zijn met deze opdracht. Het is een
welkome afwisseling in zijn grotendeels
werkloze bestaan. De tien boerenfamilies die
in El Valle woonden, zijn inmiddels allemaal
verhuisd. Aanvankelijk hadden ze, samen
met de bewoners van Boinas en Begega, een
vereniging opgericht die hun belangen ge
meenschappelijk moest behartigen.
„Daar is helemaal niets van terecht geko
men", zegt Faustino Suarez, die tot het laatst
toe heeft geweigerd te vertrekken. „Toen de
mijndirectie geld begon te bieden voor de
grond en de huizen, ging de een na de ander
overstag, ook al klaagde men dat er veel te
weinig werd betaald." Faustino zegt dat hij
het liefst in El Valle was blijven wonen. „Mijn
vrouw en onze kinderen zijn hier geboren,
mijn leven ligt hier voor een groot deel. De
mijn wordt er beter van, maar de boeren
niet."
Aan de uitspraken van Faustino zit volgens
zijn buurman echter een luchtje. „Doordat
hij zich tot het laatst heeft verzet, kreeg hij
voor zijn boerderijtje meer dan de andere be
woners samen." Faustino wil geen commen
taar geven op deze kritiek, maar hij kocht wel
voor een deel van het geld een historische
havezate. Zijn enige reactie daarop is: „Het is
niet alles goud wat er blinkt."
de Rio Narcea Gold Mines bezig met het nemen van monster.
'Wij zijn dromers, lang niet zakelijk genoeg'