'Ziezo, Nederland is af'
'Achtste wereldwonder' kroon op Deltawerken
ZATERDAG 12 OKTOBER 1996
H et vermeende achtste wereldwonder ligt alweer tien jaar
majesteiteli jk in de monding van de brede rivier. De storm
vloedkering van de Oosterschelde zette de kroon op een water
bouwkundige traditie van vele eeuwen. De dam in de Ooster
schelde is negen kilometer lang en reikt van Schouwen-Duive-
land naar Noord-Beveland. Hij wordt onderbroken door het
beton en staal van 65 pijlers en 62 schuiven.
De Oosterschelde was de laatste stroom die in het Deltaplan
werd aangepakt. Hij moest worden afgesloten met een dam. In
1967 werd er een begin mee gemaakt: op ondiepe plaatsen in
de monding spoot men enkele werkeilanden op, waaronder de
Neeltje Jans. Vervolgens brak de tijd aan waarin 'het milieu*
werd ontdekt Bij de vissers en schelpdierkwekers die tegen de
afsluiting van de Oosterschelde waren, voegden zich ook groe
pen burgers. Ze wezen er op hoe slecht het voor flora en fauna
van rivier en oevers was als de stroming en het zoute water uit
de Oosterschelde verdwenen.
De discussie tussen veiligheid - dicht die Oosterschelde! - en
milieu - open! - werd feller en feller. Het kabinet-Den Uyl liet
daarom in 1974 een studie doen naar de verenigbaarheid van
veiligheid en milieu. Misschien zorgde een dam van afsluitbare
caissons voor een compromis. Begin 1976 werd een andere op
lossing gevonden: een pijlerdam in de monding van de Ooster
schelde die op drie plaatsen werd onderbroken door beweegba
re keringen om het geweld van een stormvloed buiten te hou-
den. Tien jaar later was deze stormvloedkering klaar.
De bouw moest in nagenoeg open zee, in sterke getijdestro
ming gebeuren. Eerst werd de zandbodem verstevigd, toen een
fundering gelegd van dertig meter brede matten. Daarop wer
den reusachtige pijlers ('kathedralen van beton') geplaatst, met
ertussen dorpelbalken en bovenbalken die het kozijn vormen
voor 42 meter lange stalen schuiven.
Toen ze aan de stormvloedkering begonnen, hadden de inge
nieurs nergens houvast aan. Ontwerpregels voor dit soort wa
terbouwkundige constructies waren er niet, net zomin als erva
ring met zulk grootschalig bouwen in open zee. Alles, de werk
tuigen inbegrepen, moest nog ontwikkeld worden. Tot het ge
reedschap gingen uiteindelijk ook schepen horen; futurolo
gisch aandoende, goedaardige monsters: het trilschip Mytilus
dat met zijn lange naalden de zandbodem verdichtte; de Cardi-
um die aan de voorkant met een 45 meter brede stofzuiger de
zeebodem fatsoeneerde en aan de achterkant de meters hoge
funderingsmatten afrolde; de Ostrea, het hefschip dat de pijlers
- hoog als een flatgebouw van 13 verdiepingen - in de takels
nam en op de centimeter precies op hun plaats in de Ooster
schelde zette.
De Deltadienst was de baas bij het project. De aannemers had
den zich verenigd in de combinatie Dosbouw. Rijkswaterstaat
en de aannemerij kwamen samen in de Projectgroep Ooster
schelde waar 35 deelprojecten werden gecoördineerd.
Bij vrijwel alle projecten maakten zeer jonge ingenieurs de
dienst uit Tien jaar na de ingebruikname van de stormvloed
kering blijken de meesten van hen in een soort netwerk nog
steeds vooraan te staan bij de inrichting van Nederlandl
Jong waren ze; de meesten voor of mid
den in de dertig, slechts een paar veer
tig of net er voorbij, niemand was nog
vijrug. Voor velen was het de eerste baan,
voor de al wat gevorderden het eerste pro
ject. Voor allen werd de stormvloedkering in
de Oosterschelde het karwei dat hen nooit
meer los zou laten. De meesten zijn er voor
de rest van hun loopbaan, soms voor hun le
ven, door gevormd.
„De eerste dag op het werk kreeg ik te ho
ren: 'Let goed op, doe vreselijk je best, want
zo leuk als hier wordt het nóóit meer!' Dat
was waar", zegt prof. dr. ir. Hennes de Rid
der. „We zaten op een eiland midden in de
zee", aldus ir. Wim Korf, „een stel jonge
mensen die iets moesten maken wat eigenlijk
niet kon." Prof. ir. Jan Stuip: „De hitte van de
dag was steeds aan ons voorbehouden, de
jonge honden."
Ze waren de scherpste en lenigste geesten
die in de jaren zeventig en tachtig in Neder
land te vinden waren op ingenieursbureaus,
in onderzoek- en ontwerpafdelingen van
aannemingsbedrijven, bij Rijkswaterstaat, in
laboratoria van universiteiten - en zelfs nog
als student in de collegebanken. „Het ging als
in het topvoetbal", zegt prof. dr. ir. Jan Age-
ma, nu 76 en emeritus, destijds de mentor
van velen.Als je een goeie rechtshalf of mid-
voor nodig hebt, dan zet je geen advertentie
maar je speurt rond in de stadions en zoekt
de keien uit."
Cees Vroege, destijds een van de bazen:
„Wanneer er weer eens een 'onoplosbaar'
probleem was, dan stopten we een stel van
die piepjonge ingenieurs in een bovenzaaltje
van kasteel Moermond in Haamstede en
daar kregen ze de boodschap: 'Geen gezeur,
wij zorgen voor eten en drinken en jullie ko
men pas weer naar beneden als je klaar bent!'
Zo is menige puzzel van de stormvloedkering
principieel opgelost.
Nu, tien jaar na de in gebruikname van de
stormvloedkering in de Oosterschelde, staan
de jonge ingenieurs van toen als hoogleraar
aan technische universiteiten. Ze zijn direc
teur van de belangrijkste aannemingsbedrij
ven van ons land, zitten in de top van grote
ingenieurs- en organisatiebureaus of leiden
kennisinstituten. Eén is projectdirecteur van
de Hogesnelheidslijn-Zuid, een ander de
hoogste baas van de Betuweroute. De vol
gende beheert als hoofdingenieur-directeur
van Rijkswaterstaat voor vijftig miljard gul
den aan Zeeuwse bruggen, sluizen, dammen
en havens of leidt als directeur Bouwdienst
namens het Rijk de uitvoering van zo'n drie
honderd weg- en waterbouwkundige werken
tegelijk. Weer een ander is president-direc
teurvan de nationale luchthaven Schiphol.
'Puur geluk'
Hoe hoog gestegen en aanzienlijk geworden
ook, allemaal zien ze op hun jaren bij het
Oosterschelde-werk terug als de mooiste tijd
van hun leven. „Vanaf het moment dat ik bij
de Deltadienst terechtkwam om aan de
stormvloedkering te werken, voelde ik me
bevoorrecht", zegt ir. drs. Hans Smits, presi
dent-directeur van de N.V. Luchthaven
Schiphol.
Hij was pas dertig toen hij in Zeeland
hoofd van de Meet- en Studiedienst werd. „Je
kwam op functies terecht, die normaal ge
sproken veel te hoog lagen voor je leeftijd.
Het werk was fantastisch, je rolde van de ene
interessante job in de andere, kortom het
was puur geluk hebben." „Een ongelofelijk
spannende maar vooral leuke tijd", herinnert
zich prof. dr. Kees d'Angremond, nu hoogle
raar kustwaterbouwkunde in Delft, toen ont
werper van de drempel van de stormvloedke
ring. „Er werd door niemand van ons ooit ge
klaagd over de druk van het werk. Er zijn le
gio avonden geweest dat ik niet voor elf uur
thuis was of dat ik maar weer eens in een of
andere keet bleef slapen.
Zo'n keet stond in het plaatsje Burghsluis,
op de noordelijke oever van de Oosterschel
de. Daar was het technisch toptalent van Ne
derland samengebracht om zich de kop te
breken over een soms onmogelijke opgave.
„Ons werk was dikwijls zeer bizar", zegt prof.
dr. ir. Hennes de Ridder, hoogleraar metho
disch ontwerpen aan de universiteit van
Delft, destijds 31 jaar.„Voor bijna alles moes
ten niet-bestaande oplossingen worden ge
vonden. Steeds was het: hoe red ik me hiér
nou weer uit! Sommige mensen konden daar
trouwens absoluut niet tegen, die werden er
stapelgek van en zijn weggegaan."
Ir. Wim Korf, momenteel als projectdirec
teur belast met de aanleg van de Hogesnel
heidslijn-Zuid, was 29 jaar oud toen hij bij de
stormvloedkering de onderwater-inspectie
kreeg toebedeeld. „Het was eigenlijk nauwe
lijks mogelijk, zo'n open dam in zee te bou
wen", zegt hij. „Daarom werd je gedwongen
TIEN JAAR OOSTERSCHELDEDAM:
de jonge ingenieurs
van toen
hebben nu topfuncties
Op Neeltje Jans komen vandaag meer dan duizend
'Oosterschelde-veteranen'van Rijkswaterstaat en
aannemingsbedrijven bijeen. De reünie op het voormalige
werkeiland wordt gehouden omdat koningin Beatrix tien jaar
geleden de stormvloedkering in de Oosterschelde in gebruik
stelde. Op 4 oktober 1986 liet de vorstin de 62 schuiven vande
stormvloedkering zakken. Met het grootste en kostbaarste
(bijna tien miljard) waterbouwkundige werk uit de
Nederlandse historie was het Deltaplan voltooid. Ontiverp en
bouw duurden bijna tien jaar. De stormvloedkering in de
Oosterschelde wordt gesloten bij een dreigende waterstand van
drie meter boven NAP. In de afgelopen tien jaar is dat
negentien keer het geval geweest.
Bezoekers op de Oosterscheldedam, een waterbouwkundig bouwwerk dat z'n weerga niet kent.
om het werk tot in de puntjes op elkaar af te
stemmen."
De Deltadienst van Rijkswaterstaat was de
opdrachtgever van de stormvloedkering in de
Oosterschelde; de bouwer was Dosbouw, een
combinatie waarin de grootste Nederlandse
aannemers van 'natte' bouwwerken waren
vertegenwoordigd. Hoofd van de Deltadienst
was ir. Hein Engel, die ervoor had gezorgd
dat de technici van Rijkswaterstaat en die
van de aannemerij samenkwamen in de Pro
jectgroep Oosterschelde.
Engel, sinds 1990 als zelfstandig consultant
internationaal werkzaam: „In de Project
groep Oosterschelde had je alle disciplines bij
elkaar. Een van mijn zorgen was dat iedereen
tijdig op de hoogte was van wat een ander
had bedacht. Want het was van groot belang
dat iedereen een goed inzicht had in het ont
werpproces van de stormvloedkering." In de
onderzoek- én ontwerpteams van Burghsluis
liepen ingenieurs van overheid en bedrijfsle
ven daarom broederlijk door elkaar. De
stormvloedkering was gesplitst in 35 deelpro
jecten, die eigen werkgroepen hadden.
Durf
Onderzoek, ontwerp en uitvoering van de
stormvloedkering waren geïntegreerd. Dat
was bij een groot waterbouwkundig werk
nooit eerder vertoond maar het móest - in
verband met de krappe tijd. Alles en iedereen
zat bij elkaar aan tafel. De tijdsdruk dwong
ook tot durf. Soms werd dan ook wel eens
een ontwerpkeus gemaakt zonder dat alles
tot in de puntjes was uitgezocht. „Ik denk dat
maar weinig mensen zich kunnen voorstellen
wat er nou eigenlijk is gebeurd in de Ooster
schelde", zegt ir. Rinus Olierook, tegenwoor
dig hoofdingenieur-directeur van de bouw
dienst van Rijkswaterstaat „We zijn in staat
geweest om in feite vanaf een notaatje waar
op stond aangegeven 'dit en dat moet er on
geveer komen', daadwerkelijk te bouwen wat
er nu stéét. En het functioneert nog goed
ook!"
Olierook bestrijdt dat de stormvloedkering
zo ontzettend duur is geweest-. „De kosten
van het werk zijn heleméél niet uit de hand
gelopen", zegt hij. „Het werk is wel iets duur
der geworden maar dat lag aan de enorme
inflatie van destijds."
Bij de stormvloedkering is een projectmati
ge werkwijze geïntroduceerd. De vormgever
daarvan was ir. Tjebbe Visser, momenteel bij
het ministerie van Verkeer en Waterstaat
de Oosterschelde. Sinds vijf jaar leidt hij de
bouw van vergelijkbaar project: de storm
vloedkering in de Nieuwe Waterweg. Vroege:
„Met de kennis van de Oosterschelde hebben
we hier de Nieuwe Waterweg durven aan
pakken. Onze grote kracht is de aanpak van
de fundering in de rivier. Maar ook op het ge
bied van staalconstructie hebben we de top
gehaald van wat er mogelijk is."
Ontnuchtering
In de directeurskamer van het Waterloop
kundig Laboratorium in Delft zegt ir. Frank
Spaargaren op droge toon: „Ik had in 1986 de
verwachting dat we na ons kunststukje in de
Oosterschelde wel een behoorlijke entree in
de wereld zouden hebben. Maar dat is een
ontnuchtering geworden. Logisch, want wie
kan zich nu eigenlijk technische hoogstand
jes als zo'n stormvloedkering permitteren? Er
zijn niet zoveel landen die miljarden kunnen
stoppen in waterbouwkundige werken. We
hebben in de Oosterschelde iets heel exclu
siefs gedaan, waarvoor nauwelijks afzet op de
wereldmarkt is."
Spaargaren was 31 jaar toen hij hoofd van
de Projectgroep Oosterschelde werd. Hij
heeft volop de roerige tijd beleefd dat nog
geen keus was gemaakt tussen een open of
dichte Oosterschelde. „Je maakte de bemoei
enis van de buitenwereld en de protesten re
gelmatig aan den lijve mee", vertelt Spaarga
ren. „En er was om de haverklap bezoek van
politici."
„Wat we bij de Oosterschelde vooral gè-
leerd hebben", zegt ir. Spaargaren, „is dat je
niet één belang, de veiligheid, dominant mag
neerzetten, maar dat je erkent dat er ook an
dere zaken zijn, dat je daarover communi
ceert en zo een redelijke balans vindt. De in
de Oosterschelde ontwikkelde besluitvor
ming zie je nu terug in de procedures voor de
HSL, de Betuweroute, vliegvelden, kortom bij
alle infrastructuur die ingrijpt in het leven
Het milieu
Over dat onderwerp kan ook dr. Henk Saeijs
meepraten. Hij was de enige niet-technicus
tussen de jonge academici van de Ooster
schelde; hij werd in 1970 als bioloog naar de
Deltadienst gehaald omdat 'het milieu' was
ontdekt. Saeijs is nu als hoofdingenieur-di
recteur van de directie Zeeland van Rijkswa
terstaat onder meer beheerder van de storm
vloedkering in de Oosterschelde, de man met
het laatste woord als het op het neerlaten van
de schuiven aankomt. „Ik denk wel dat de
beslissing om de stormvloedkering te bou
wen buitengewoon belangrijk is geweest voor
een cultuuromslag", zegt Saeijs. „Het is een
breuk geweest in ons traditionele denken.
Voorheen was veiligheid een dijk of een dam
en het ecologisch systeem telde niet mee.
Maar tegenwoordig staat het ecosysteem
centraal en het menselijk bouwwerk is iets
waarmee je dat systeem helpt."
De opbrengst van* het tot dusver meest in
novatieve werk van de eeuw is uiteindelijk
nogal tegengevallen, vinden de meeste jonge
ingenieurs van toen. Wat iedereen betreurt,
is dat op de hele wereld geen nieuw emplooi
te vinden was voor die prachtige schepen, die
in de Oosterschelde rondvoeren: het trilschip
Mytilus, de mattenlegger Cardium en het
hefschip Ostrea. Deze juweeltjes van werk
tuigbouwkunde zijn uiteindelijk als schroot
verkocht.
Prof. Kees d'Angremond van de Techni
sche Universiteit Delft is echter wel te spre
ken over de opbrengst van het Oosterschel
de-werk: „Er heeft de laatste tien jaar bij ons
een enorme verdieping van het vakgebied
waterbouwkunde plaatsgehad. Dat is beslist
onder invloed van de Deltawerken gegaan."
De internationaal zeer actieve ir. Hein En
gel heeft ook een positieve ervaring: „Ik ben
onlangs naar het Prins Edwardeiland in Ca
nada geweest, waar een grote brug wordt ge
bouwd over een zeearm waarin het grootste
deel van het jaar ijs ligt. De overspanningen
zijn 250 meter: een fantastisch gezicht! En
wie kom je daar dan tegen? Dezelfde mannen
die bij de brug over de Oosterschelde hebben
gewerkt en van wie sommigen ook bij de
stormvloedkering hebben gezeten."
Ze herinneren zich die tijd zonder uitzon
dering als een mooie tijd. Dat was het ook,
vindt Schipholdirecteur Hans Smits. Nogal
wat collega's van toen zijn nu vrienden van
hem. „Zo'n bijzonder werk als de storm
vloedkering verenigt", zegt hij.
Ir. Van der Does de Bye, nu partner bij het
organisatiebureau Twijnstra Gudde, destijds
33 en verantwoordelijk voor de kwaliteit van
het funderingsbed: „Velen van ons vielen na
de stormvloedkering in een behoorlijk gat.
Het was een project geweest, waarin bijna al
les kon en dat aan de lopende band voor uit
dagingen had gezorgd. Toen het klaar was
had ik een beetje het gevoel: 'Ziezo, Neder
land is af."
projectdirecteur van de Betuweroute. Visser
was een van de toeziende ouderen. Hij na
derde de vijftig al toen hij in 1979 voor de
Deltadienst projecüeider van het Ooster-
schelde-werk werd. „We hebben ons los ge
maakt van de hiërarchie", zegt hij. „De ver
schillende disciplines, waterbouw, staal
bouw, betonbouw en elektriciteit, kregen
dwarsverbanden; ze kwamen samen in ploe
gen terecht, die deelproducten leverden: fun
dering, bovenbouw en schuiven. Je merkt dat
die jonge jongens van toen die werkwijze
overal mee naartoe hebben genomen en uit
gezaaid en er nu succes mee boeken."
„Vanaf dag één was de stormvloedkering
een combinatie van ontwerp en uitvoering",
zegt ir. Rob de Leeuw, nu directeur van de
Hollandsche Aannemings Maatschappij. Hij
zorgde in de Oosterschelde voor het funde
ringsbed en leidde als 33-jarige het plaatsen
van de pijlers. „Het parallel gaan van ont
werp en uitvoering was volstrekt uniek. Op
die manier kon al die jaren stug worden
doorgewerkt en zijn er, zonder ontwerppau-
zes, pijlers geconstrueerd, is er bodembe
scherming neergelegd, zijn dammen ge
bouwd en eilanden aangelegd."
Prof. ir. drs. Han Vrijling die in de Project
groep Oosterschelde studie en onderzoek co-
ordineerde, vond het meest fascinerend dat
er in de Oosterschelde aan één stuk door
baanbrekende dingen werden uitvonden en
nieuwe methodieken en filosofieën ontwik
keld. „En dat dat zomaar werd geacceptéérd
allemaal!"
Prof. Hennes de Ridder noemt het Ooster-
scheldewerk één groot innovatieproject.
„Wat men er uitvond werd onmiddellijk ge
maakt, wat was onderzocht werd meteen
toegepast, wat men ontwierp werd terstond
beproefd."
In zijn Haagse commandokamer van het
project Hogesnelheidslijn zegt ir. Wim Korf:
„Net als nu met de HSL had je in de Ooster
schelde het gevoel dat je iets uitvoerde dat er
toe dééd, dat belangrijk was. Je kon veel ini
tiatieven nemen en die werden gehonoreerd,
als ze maar binnen het totale doel pasten."
Innovatie, technologische vernieuwing, het
hóórde bij de Deltadienst, stelt prof. Han
Vrijling vast. „Naast de bouwers waren er de
onderzoekers, die ook een budget hadden",
zegt hij. „Tegenwoordig wordt bij grote pro
jecten vaak niets gereserveerd voor onder
zoek, dus heerst er ook geen mentaliteit om
steeds iets nieuws te proberen."
De nu 62-jarige ing. Cees Vroege was na
mens de aannemerij directeur uitvoering in
Maquette van het Deltaplan. foto hans van weel