'Ik wist niet eens dat ik 'n
jeugdboek had geschreven'
Luchtig verhaal uit
nalatenschap Walschap
Boeken
Tourkoorts: Iets bijzonders
Een leven tussen droom en zelfkritiek
'Meisje Niemand' is vooral meisje iedereen
DONDERDAG 13 JUN11996
LITERATUUR. RECENSIE
24,90
Gerard Walschap (1898 -
1989) heeft zijn leven lang
gestreden tegen geloof en
kerk. Zelden deed hij dat op
zo'n geestige manier als in
Het heilig uilke, een verhaal
dat in zijn literaire nalaten
schap werd aangetroffen
Dikwijls klonken zijn aanval
len gekweld en bitter, i
hier is daar geen sprake
Deze vertelling met in de
hoofdrol een roomskatholie-
ke uil, wordt nergens een
traktaat maar blijft van begin
tot eind lichtvoetig. Dat mag
vrijwel letterlijk worden op
gevat. Want een van de eer
ste zinnen luidt zeer dubbel
zinnig: „Ge zult gedurig den
ken dat ik over mensen
spreek, maar ik verklaar uit
drukkelijk dat elke gelijkenis
met bepaalde personen of
toestanden toevallig is."
De laatste zin is niqt min
der verrassend: „Het onthaal
beschrijven dat hem daar te
beurt viel, het weerzien tus
sen hem en juffrouw Eulalie,
neen, ik kan schrijven, maar
daér moet ik niet aan begin
nen." Terwijl je tussendoor
steeds op niet minder char
mante uitspraken stuit, zoals:
„Volgens het kerkuilen-dog-
ma is de mens geschapen
om voor de uil torens te bou-
Louike is de naam van de
hoofdperoon in deze para
bel. Hij is een sukkel van een
uil, geen jager maar een in
tellectueel. Zijn vader mop
pert uitbundig: zoonlief zou
'het zout op zijn patatten
niet waard' zijn. Hoewel zijn
vader een antiklerikale uil is,
wordt Louike een l<cerkuil. Na
zijn opleiding wordt hij be
noemd tot onderparochie-uil
in de decanale toren van
Sint-Gummarus te Lier. Al
snel ontpopt hij zich als een
fundamentalist. Zoals een
Vlaamse geestelijke betaamt,
gaat hij zelfs 'onder de broe
dende uilinnekes de eikes
tellen en nooit zijn het er ge
noeg'. Vervolgens wordt hij
missie-uil, een taak die hij
ook al zeer fanatiek vervult.
Later zien we hem als on
genadig biechtvader terug.
Hij wordt 'het heilig uilke'
genoemd, maar zijn vader
vindt dat Louike 'zever in
pakskes' verkoopt.
Een domme uil is hij niet,
dus op den duur wordt hij
steeds milder voor de biech
telingen. Hij krijgt gehol
pen door zijn literaire schep
per uiteraard nogal sub
versieve ideeën. Zonde zit
heel diep in de natuur veran
kerd, dat heeft God zo ge
wild, beseft hij. Maar in Ro
me denkt men er anders
over, een Visitator Extraordi
narius wordt door de kerkui
lenpaus afgevaardigd om een
onderzoek in te stellen. In
middels bevrijdt Louike zich
van de kerkelijke banden, hij
wil het volle leven ontdek
ken. Daarbij maakt hij kennis
met een kat die hem dodelijk
verwondt èn met een uilin-
neke van plezier dat zich
over hem ontfermt. Vlak voor
hij sterft, ondervindt het hei
lig uilke 'hoe goed, lief en
zacht zulke zondareskes kun
nen zijn.'
Een verhaal met een na
drukkelijke boodschap dat
toch onnadrukkelijk wordt
verteld. Het gaat daarom om
een aardige literaire ontdek
king. Een embryonale versie
Werd in 1957 in een tijd
schrift gepubliceerd. Wat we
nu te lezen krijgen is een uit
gebreide tekst, vermoedelijk
uit het begin van de jaren
zestig, zoals Jos Borré in zijn
nawoord opmerkt. Het heilig
uilke is waarschijnlijk de
luchtigste ronde uit Wal-
schaps eeuwige gevecht met
de clerus.
Poëzie-criticus Guus Middag wint Gouden Griffel met verhalenbundel
SPORTBOEK. RECENSIE
Guus Middag (36) maakt
zelden iets mee. Des te
groter was zijn verbazing
toen hij vorige week de
Gouden Griffel, de grootste
prijs op het gebied van kin-
der- en jeugdliteratuur
bleek te hebben gewon
nen. „Ik had nergens op
gerekend, ik wist niet eens
dat ik een kinderboek had
geschreven", zegt hij in
zijn Amsterdamse boven
woning, waar de telefoon
onophoudelijk rinkelt. Ie
dereen moet hem spreken,
de schijver van de verha
lenbundel Ik maak nooit
iets mee. „Leuk zo'n prijs,
maar je wordt er ook knap
zenuwachtig van
JEUGDLITERATUUR INTERVIEW
HERMAN H
'Ik maak nooit iets mee, en andere avon
turen' door Guus Middag. Uitgeverij De
In zijn zolderkamer maakt Guus
Middag de balans op van een
hectische week. Hij kan zich de
verbazing voorstellen waarmee
op zijn verkiezing is gereageerd.
„Het is niet een echt kinder
boek. Er waren ook vermoede
lijk wel tien andere schrijvers
die meer aan de eisen beant
woordden dan ik. De prijs
kwam letterlijk uit de lucht val
len. Ook voor mij. Toen het
boek verscheen, in november,
heeft het geen enkele aandacht
gekregen. Ik had me er al mee
verzoend dat het een stille dood
zou sterven."
Middag, geboren in het
Twentse Haaksbergen, is kin
derboekschrijver tegen wil en
dank. In het dagelijks leven is
hij poëzie-criticus, onder meer
Gouden Griffel
voor NRC Handelsblad. In die
zelfde krant begon hij in 1991
met het schrijven van kleine
stukjes voor de kinderpagina.
Verhaaltjes over de kleine, sub
tiele zaken des levens, opge
bouwd volgens een vast stra
mien: de openingszin 'Ik maak
nooit iets mee' en de afsluiting
in de vorm van een gedicht.
„Het is allemaal heel toevallig
ontstaan. Op een dag werd aan
mij gevraagd of ik niet een stuk
je kon leven voor de kinderpagi
na. Ik ging achter een beeld
scherm zitten en binnen een
half uur was er een verhaal. Ik
wist helemaal niet dat ik in zo'n
korte tijd iets kon maken. Op
mijn kritieken zit ik doorgaans
dagen te zwoegen. Het was een
openbaring, ook dat gedicht
waarmee ik afsloot. Ik ken maar
drie gedichten uit mijn hoofd
'Trots verbrijzeld' behandelt grote ambities van Frederik van Eeden
LITERATUUR RECENSIE
Eeden vanaf 1901Uitgeverij Querido, 65.
Op 2 juni 1966 onthulde Hans van Eeden in
het Haarlemse Frederikspark het door Mari
Andriessen vervaardigde beeldje van de
kleine Johannes, het elfje Windekind en het
hondje Presto. De oudste zoon van Van
Eeden maakte van -de gelegenheid gebruik
om op verongelijkte toon te verklaren dat
zijn vader meer gedaan had in zijn leven
(1860-1932) dan De Kleine Johannes schrij
ven: dat hij veel mislukkingen had gekend,
maar dat die waren te wijten aan zijn men
selijkheid. 'Als ik het beeldje heb onthuld,
kijk dan naar de kleine Johannes en denk
thuis aan de goedheid van de schrijver.'
Daarop trok de hoogbejaarde zoon met een
ruk het doek weg en verdween tussen de
omstanders.
Veel effect had die actie niet. De Kleine
Johannes bleef Van Eedens meest gelezen
boek, al trok door de verfilming van Van de
koele nieren des doods ook die roman een
nieuw publiek. Maar Hans had natuurlijk
wel gelijk: Frederik van Eejden was in de
eerste twintig jaar van deze eeuw onze be
kendste schrijver, óok in het buitenland. Hij
ontmoette de grote geesten van zijn tijd
(o.a. Freud, Jung, Buber, Rathenau, Roose-
veld, Kropotkin), streed voor sociale recht
vaardigheid, was rusteloos op zoek naar de
en één ervan bleek wonderwel
te passen bij dit verhaal. Het
was van Toon Hermans.
Het ene stukje van toen, bleek
het begin van een serie. De ver
haaltjes verschenen niet weke
lijks, maar toch regelmatig. „De
vorm was relatief makkelijk te
hanteren. Vooral zo'n gedicht
aan het eind. Dan hoef je zelf
niet iets te bedenken." Ontelba
re keren werd hem sindsdien
gevraagd of hij nog iets had
meegemaakt: „Meestal zei ik
dan 'nee', maar het was wel een
reden om weer iets te verzin
nen. De meeste verhalen be
denk ik op de fiets of onder de
douche. Op gedachtenloze mo
menten. Ze ontstaan terloops,
op ogenblikken dat je er niet
naar op zoek bent."
De onderwerpen die hij aan
roert zijn uit het leven gegre
pen: de ratten in het huis van
een tante in Amsterdam, de
voetbalwedstrijd Spanje-Malta
(12-1) en de afstand van zijn ge
boortehuis tot het zwembad in
Haaksbergen. „Het mooie is dat
je ontdekt dat je over alles kunt
schrijven. De verhalen liggen op
de stoep. Ik bedenk geen din
gen, vertel geen sprookjes. Ik
laat me inspireren door alles
wat er om me heen gebeurt."
Guus Middag studeerde Ne
derlands in Groningen en Am
sterdam, bezorgde de verzamel
de gedichten van Vestdijk en
Chris J. van Geel. Zijn liefde
voor de poëzie dateert uit zijn
tienerjaren. Zoals zoveel pubers
schreef hij verzen van verlangen
en verdriet. Keerpunt in zijn le
ven was de recensie die hij in
1974 las over een dichtbundel
van Chris van Geel. „Een week
later ging hij dood. Ik raakte ge
ïnteresseerd in zijn werk. Zijn in
memoriam plakte ik zelfs in het
dagboek dat ik in die dagen bij
hield."
De liefde voor Van Geel is ge
bleven: „Ik heb alles geprobeerd
om een hekel aan die man te
krijgen. Het feit dat me dat niet
is gelukt, zegt iets over de zui
verheid van de ervaringen van
toen." Ook in zijn verhalenbun
del duikt de naam van Van Geel
regelmatig op. Samen met die
van andere dichters uit de Ne
derlandse literatuur. „Gedich
ten hebben altijd een rol ge
speeld in mijn leven. Dat wil ik
ook aan anderen duidelijk ma
ken. Ik kan ook niet zeggen wat
er eerder is: het verhaal of het
gedicht. Soms maak ik iets mee,
dat me doet denken aan een ge
dicht. Soms ook gebeurt het
omgekeerde. Dan lees ik iets,
wat me doet denken aan dingen
die ik heb meegemaakt. In bei
de gevallen is er de band tussen
poëzie en het leven."
ROB VAN DEN DOBBELSTEEN
'Tourkoorts' door Peter Ouwerkerk. Uit
geverij De Arbeiderspers, prijs 35,00.
Als er in Nederland eens een
enkele keer een goed sportboek
verschijnt, dan gaat dat in de
meeste gevallen over wielren
nen. Temidden der kampioenen
van Joris van den Bergh en De
Renner vein Tim Krabbé zijn de
bekendste voorbeelden: Het
zweet der Goden van Benjo Ma-
so en De Proloog van Bert Wa
gendorp ontstijgen eveneens
het niveau van wat er normaal
in ons land verschijnt. Bij dit rij
tje hoort nu ook Tourkoorts van
Peter Ouwerkerk.
Ouwerkerk is iets bijzonders.
Hij rijdt al vanaf 1971 achter
wielrenners aan, maar doet nog
steeds nèt of het de eerste keer
is. Hij verbaast zich over elke
rimpeling in het peloton, kluift
het onderwerp af tot aan het
merg en is zo achterdochtig als
de pest. Ouwerkerk gelooft niets
van wat hij ziet. Eerst alles tot
op de bodem uitzoeken dan
pas schrijven. Bovendien heeft
de journalist van het Rotter
dams Dagblad en de GPD
(waarbij ook deze krant is aan
gesloten) aan weinig zo'n hekel
als aan het oer-Nederlandse ge
zegde 'Doe maar gewoon, dan
doe je al gek genoeg'.
Die instelling heeft Ouwer
kerk een unieke positie in de
Nederlandse wielerjournalistiek
bezorgd. Als er een top-tien
moet woremaakt van de bril-
jantste fiets-verhalen ooit in een
Nederlandse krant verschenen,
dan staat daar zonder enige
twijfel een stuk van hem in. Dat
zijn naam waarschijnlijk ook
voor komt in een top-tien van
zwakste artikelen, is het logi
sche resultaat van deze werk
wijze. Hij wil wel eens teveel,
komt in tijdnood omdat de
krant nooit wacht en slaat ver
volgens op hol. Jammer, maar
dat hoort erbij.
Toen Ouwerkerk in januari
aan Tourkoorts begon, heeft hij
zich de tijd gegund. Gevolg: in
niet één van de bijna driehon
derd pagina's valt hij van de
draad waarop hij zo graag ba
lanceert. Een knappe prestatie,
Eddy Merckx in actie tijdens de
Tour de France 1977, op een mo
ment dat hij in het klassement de
tweede plaats bezette, archieffo
to
want de Rotterdammer houdt
hartstochtelijk van het metier,
maar walgt er tegelijkertijd van.
Hij betuigt herhaaldelijk zijn
liefde voor de Tour, maar
noemt haar in dezelfde adem
zucht ook een hoer, in wier
schoot iedereen zich schurkt.
Bovendien geeft hij tanden
knarsend toe dat hij voor 'mis
schien slechts vijftien procent'
op de hoogte is van alles wat
zich in de Ronde afspeelt. 'De
renner maalt: de ploegleider be
paalt', schrijft hij, 'maar zelfs die
bazen weten weinig meer dan
vijfentwintigprocent.'
Wat hem niet heeft belet
schitterende verhalen te schrij
ven over de dag dat Eddy
Merckx werd 'vermoord', over
een ontmoeting met 'twee
schriele mannetjes in een kaal
donker hok' (Theo de Rooy, af
gestudeerd aan de HEAO en Pe
ter Winnen, PABO-diploma op
zak), over de de dood van Fabio
Casartelli, maar ook óver Sam
de hond, die hem in een stik
donkere nacht de weg wijst in
een hotel te Montauban. En
omdat Ouwerkerk al die verha
len voorziet van kanttekenin
gen, toelichtingen, verwijzingen
en vaak hoogst vermakelijke de
tails moeiteloos opgediept
uit een steeds dikker wordende
stapel aantekenboekjes werd
Tourkoorts een prachtig boek,
het beste wat in Nederland over
de Ronde is geschreven.
i Eeden heeft heel wat meer gedaan dan De Kleine Johannes schrijven.
zin en het doel van het leven en was naast
vader (vier zonen van twee echtgenotes),
ook nog psychiater, essayist, toneelschrijver,
dichter, politicus, filosoof, spiritist en geeste
lijk leidsman van tallozen in Europa en in
Amerika.
Hoe intensief dat leven was en hoe prach
tig dat een spiegel is van de ontwikkelingen
in het Europese denken tussen 1880 en 1932,
blijkt uit de biografie die Jan Fontijn over de
ze van oorsprong Haarlemse jongen schreef.
In Tweespalt (1990) schetste Fontijn het le
ven van Van Eeden tot 1901, in Trots Verbrij
zeld, dat onlangs verscheen, worden de
laatste dertig jaar geïnventariseerd en ge
waardeerd.
Het resultaat zijn twee zeer leesbare boe
ken, niet alleen voor de literatuurhistoricus,
maar voor iedereen die iets begrijpen wil
van die boeiende en dramatische eerste
twee decennia van onze eeuw, waarin elke
vorm van idealisme werd ingehaald door de
harde alledaagse werkelijkheid.
Voor Fontijn is de Tachtiger Van Eeden al
tijd een negentiende-eeuwse romanticus ge
bleven. Iemand die gekweld werd-door in
nerlijke onrust, door onvrede, door een
drang naar het absolute. Iemand ook die
zichzelf zag als een profeet, een Verlosser
wiens leven een voortdurende strijd was om
zijn romantische en idealistische wereldbe
schouwing te integreren in de moderne, za
kelijke en sterk veranderende wereld van de
twintigste eeuw.
Natuurlijk werd Van Eeden om zijn 'naïvi
teit' een Don Quichot genoemd, een van
streek geraakt rijkeluiszoontje (zijn vader
was de eerste directeur van het Koloniaal
Museum aan de Dreef in Haarlem), natuur
lijk was hij door de mislukking van zijn kolo
nie Walden in Het Gooi een dankbaar sub
ject voor karikaturisten en natuurlijk is er
wat afgelachen om zijn overgang in 1922
naar de roomse kerk. Maar Fontijn maakt
waar dat die grote veelzijdigheid juist het
fascinerende van Van Eeden is.
Het is Van Eeden die tijdens de Eerste We
reldoorlog in het geheim vredesbesprekin
gen probeert te verwezenlijken tussen Duits
land en Engeland. Het is ook Van Eeden die
vrijwel al zijn geld (en, het is waar, ook dat
van zijn eerste vrouw Martha van Vloten)
steekt in een ondersteuningsfonds voor ont
slagen spoorwegstakers. Het is Van Eeden
die Europese denkers, dichters en politici in
de jaren vlak voor 1914 bijeenbrengt in de
zogenaamde Forte-Kreis, een 'bond van ge
nieën' om de wereld te redden. En juist om
dat hij voldoende man van de wereld was èn
van de praktijk om te weten dat al te extre
me idealen tot misluJcking gedoemd waren,
is zijn leven êen voortdurend pendelen tus
sen droom en zelfkritiek, tussen ideaal en
het wegvluchten voor de teleurstelling.
Wat Trots Verbrijzeld tot zo'n meesterlijk
boek maakt, zijn Fontijns kennis, stijl en dis
tantie. Hij raadpleegde vele duizenden bron
nen, schrijft als een volleerd romancier en
weet, ondanks zijn jarenlange bemoeienis
sen met Van Eeden, hem voldoende te rela
tiveren om niet te vervallen in een heiligver
klaring. Hans van Eeden had in 1966 groot
gelijk. Zijn vader heeft heel wat meer gedaan
dan De Kleine Johannes schrijven. Dankzij
de biografie van Jan Fontijn kan iedereen
zich daarvan nu overtuigen.
geheimzinnige vertelling
Twee meisjes in badpak zitten op een
boomstam, onder water lijkt het wel. De
een houdt de ander, die haar lippen rood
aan het stiften is, een spiegeltje voor. De fo
to op de omslag van TomekTryzna's Poolse
debuutroman Meisje Niemand verwijst di
rect naai- de inhoud: een geheimzinnige
vertelling over het volwassen worden. Maar
beslist geen lieflijke, zoals de hierboven ge
schetste rituele scène zou doen vermoeden.
Want volwassen worden gaat van 'au', ook
en misschien vooral bij meisjes.
Meisje Niemand is min of meer geschre
ven als een dagboek van de 15-jarige Mary-
sia. Het bestaat uit twee delen: in het eerste
vat ze een platonische verliefdheid op voor
het vroeg-intellectuele en schizofrene klas
genootje Katarzyna, in het tweede pleegt ze
amicaal overspel door met Katarzyna's zin
nelijke tegenpool Ewa om te gaan. Aan het
einde blijkt ze zelf het grootste slachtoffer
van verraad te zijn, een besef met gruwelij
ke gevolgen.
Het meest wonderlijke aan Meisje Nie
mand is toch wel, dat nota bene een man
zich zo goed in de wereld van pestende pu
bermeisjes heeft weten te verplaatsen. Kan
dat zomaar, is de eerste reactie. Kan dat zo
maar, na het Dagboek van Anne Frank en
De Vriendschap van Connie Palmen. En
dan ook nog in zo'n meesterlijk sobere
meisjesachtige stijl, vermengd met dromen
die soms niet van realiteit te scheiden zijn.
Natuurlijk kan dat zomaar. Tot wereld
literatuur verheven zijn Tolstoi's Anna
Karenina, Flauberts Madame Bouary en
Couperus' Eline Vere, om maar enkele ge
slaagde voorbeelden te noemen van ro
mans waarin de schrijver de psyche van de
zij het volwassen vrouw genadeloos
wist te doorgronden. Een kwestie van psy
chologisch inzicht.
Het gegeven dat Tryzna veel op meisjes
instituten heeft gewerkt, verklaart veel van
het onthutsende gemak waarmee hij de te
genstrijdige gevoelens van een meisje 'tus
sen laken en servet' registreert. Een paar
voorbeelden waarmee hij de vrouwelijke le
zer voor zich wint: godzijdank laat hij
Marysia niet pagina's uitweiden over haar
eerste ongesteldheid, het overkomt haar ge
woon. Godzijdank laat hij haar ook niet
zoetsappig zwijmelen over jongens, hunke
ren naar de eerste keer, triomfantelijk stil
staan bij de eerste zoen. Maar al te vaak
denken mannen dat 'volwassen worden' al
leen maar 'man worden' c.q. 'vrouw wor
den' betekent, een misverstand van de eer
ste orde.
Marysia doet gewoon braaf haar huis
werk, zelfs dat van haar eerste hartsvrien
dinnetje dat liever achter de synthesizer zit.
Ook kwijt ze zich, zeker in het begin, als
vanzelfsprekend van haar taken als 'tweede'
vrouw in een arm gezin met een alcoholi
sche vader, een illusieloze moeder en vijf
kinderen van wie de jongste blind is. Daar
naast neemt ze het katholieke geloof, inclu
sief de verplichtingen die in Polen nog bij
zonder streng zijn, heel serieus. Zo serieus,
dat ze dit onderwerp na een akelig incident
taboe verklaart in haar verregaande vriend
schap met de extreem onorthodox gelovige
Katarzyna.
Afgezien van dit gevoelige punt weten de
twee dominante en vrijgevochten vriendin
nen haar, Meisje Niemand, tot daden en ge
dachten te brengen die haar voorheen on
schuldige ziel niet voor mogelijk had ge
houden. Daardoor voelt ze zich schuldig,
maar ze wil per se niet onderdoen. Vriend
schap is haar heilig, want ze heeft verder
niets te verliezen in haar materieel en gees
telijk armoedige gezin. Vooruitkomen, geld
maken, rijk worden: dat worden uiteindelijk
haar nieuwe, door Ewa gedicteerde waar
den. Meer en meer komt ze zichzelf in haar
dromen tegen als oneindig rijke prinses, die
ook geluk denkt te kunnen kopen.
En daarmee kan Meisje Niemand gelezen
worden als een symbolische roman over de
moeizame volwassenwording van Polen,
een van de Oost-Europese landen die re
centelijk het communisme hebben afge
dankt zonder nog adequaat met de nieuwe
kapitalistische waarden om te kunnen
gaan.
Terecht heeft uitgeverij De Geus inge
zien, dat Meisje Niemand véél meer lagen
heeft. Marysia is het prototype van het pu
bermeisje, Meisje Iedereen, Meisje Elcker-
lyc, all over the world. Het gewone meisje,
dat aanvoelt dat er iets bijzonders moet ge
beuren om te ontsnappen aan het leven
waarin ze haar ouders zonder toekomst ziet
ploeteren. Een meisje dat zich niets en nie
mand voelt vergeleken bij een paar, niet
toevallig allebei tot de nouveau riche beho
rende leeftijdgenootjes die hun kinderlijke
onschuld al hebben ingeruild voor een ver
dorven soort wijsheid waar zij in haar naï
veteit alleen maar tegenop kan zien.
Een meisje dat het juist zou moeten red
den, zo veel sympathie heeft ze dankzij
haar gewoonheid weten op te brengen.
Maar ze redt het niet, en dat is waarschijn
lijk de enige 'fout' die Tryzna maakt. Want
voor Meisjes Niemand gaat het leven juist
wel door. Dat maakt het des te tragischer.