Sybrand van Hulst: een ras-optimist c je over een jaar moet constateren dat er frequente Straatroof rond avondwinkels is." Die aanpak is volgens Van Hulst op zowat hele werkterrein van de politie toe te passen. „Dat gaat over parkeren, de inrichting van woonwijk, van vi deotheken, dat gaat over heel veel. Het gaat over jeugdcriminaliteit. Zorgen dat je met jeugd, zowel autochtone als allochtone jeugd, goed in gesprek bent. Stimuleert dat er opleidingen zijn, werkgele genheid is. Dus waar je daar bijdragen aan kan le veren, doen! Zorgen dat je niet de ogen sluit voor spijbelgedrag op scholen en later ontdekt dat dat het begin van criminaliteit was, maar in gesprek raken met de schoolarts, het hoofd van de school, het gezin. Dat zijn bewegingen om steeds aan de voorkant van het probleem te komen. In dat opzicht zijn er de afgelopen vijf jaar, ondanks de reorganisatie van de politie, of misschien wel dankzij de reorga nisatie, zóveel positieve dingen gebeurd." De poli tie is kortom, in de woorden van Van Hulst, 'fan tastisch gegroeid'. 'Onzin' Maar intussen bespreekt de Tweede Kamer rap porten, waarin keihard staat dat de reorganisatie is mislukt. Van Hulst kan er woedend om worden. Hij buigt ver over de tafel en verheft zijn stem. „Reorganisatie mislukt? Onzin. Ab-so-lu-te on zin." En hij beveelt: „Opschrijven! Onzin!" Om vervolgens weer terug te zakken in zijn stoel en te verzuchten dat het natuurlijk beter kan. „We kunnen nog leren, moeten nog verder groei en. Maar vergeleken met vijf, zes jaar geleden, toen we 150 korpsen van gemeentepolitie hadden en zeventien districten van de rijkspolitie... Toen hadden heel veel dingen niet gekund die we nu wél doen. Iets wat voor de buitenwereld simpel lijkt, maar dat voor ons niet is: een heel systeem van vreemdelingenregistratie koppelen aan de ge meentelijke basisadministratie. Dat was ondenk baar geweest. Maar wat ik vooral belangrijk vind, is dat de reor ganisatie een bodem heeft gegeven voor belangrij ke bewegingen. Zoals wat ik net noemde, aan de voorkant van het probleem komen. Om scherper, veel scherper dan vroeger het geval was, te besef fen dat de politie het probleem niet alleen kan op lossen, maar dat je het moet doen met het hoofd van de school, met de branche-organisaties van avondwinkels, met de grote companies van benzi nestations, de GGD's, de Kamers van Koophandel. Dat was tien jaar geleden niet aan de orde. Toen deden we het vooral alleen. En had je dus precies dat gevoel van de boze buitenwereld, en wij als politie, daar tegenover. En als de buitenwereld de boze buitenwereld is dan ga je ook in vijandbeelden denken. Wij tegen de rest van de wereld en we zullen ze onder con trole krijgen. Dan krijg je die uitstraling van: ik ga d'r over en ik ben machtig en krachtig. Maar als je beseft dat er wel boze mensen in die buitenwereld zijn, maar dat die buitenwereld op zich niet boos is, dan wordt die grens niet zo hard, die wordt po reus. En dan stap jij naar buiten en dan komt bui ten naar binnen. Dan zakt dat .repressieve veel meer af en dan komt dat andere, dat pro-actieve, veel meer naar boven. Ik zie in ons vak gebeuren dat die oude, repressie ve cultuur heel erg afneemt. En dat die meer zor gende cultuur, die ordenende cultuur veel sterker wordt. Kijk naar het roofcoördinatieteam dat wij hier hebben, wat gewoon een paar hele goeie re chercheurs zijn. Die zitten dus de hele dag te be denken hoe ze roofovervallen moeten voorkomen. Terwijl ze vroeger een heterdaadje hadden, een paar stevige boeven vingen. Dat was de kick, ze hadden een zaak rondgemaakt. En nu is de kick: we hebben een zaak voorkomen. Dat is echt een slag, da's anders denken. Ik zeg dus 'onzin' tegen iedereen die zegt dat de reorganisatie is mislukt." Al het negatieve nieuws op de voorpagina van de kranten, over de IRT-affaire, de mislukte reorgani satie, agenten die over de schreef gaan, het doet de politie geen goed, weet Van Hulst drommels- goed. „Een slechte zaak, sterker nog: bar slecht voor de beeldvorming." Maar hij gelooft niet dat het publiek daardoor het vertrouwen in de politie kwijtraakt. „Ons imago ontstaat op de hoek van de straat, waar een politieman of een politievrouw bezig is iemand op z'n gemak te stellen die net een auto-ongeluk heeft gehad en zich rotge- schrokken is." Kwaliteitseisen Hij zit er wel mee, met de voorpagina van de krant waar een bericht staat over een politieman die een inbraak heeft gepleegd. Want de grootste kwaliteit van de politie, vindt Van Hulst, is eerlijk en be trouwbaar zijn. „Op het moment dat de politie, de sterke arm, dat niet meer is, gaat de burger op enig moment het heft in eigen hand nemen." Maar aan de andere kant dienen die berichten ook het beeld van de politie. „Want op het mo ment dat er in onze organisatie iets gebeurt wat niet kan, moet je dat ook publiek maken. Op de korte termijn kun je weieens denken: gatverdam- me, weer zo'n politieman die is ontheven, ge schorst of zo. En dat begrijp ik ook wel. Ook in mijn eigen organisatie leeft dat gevoel. Moeten wij nou in zo'n glazen huisje? Maar eerlijk en be trouwbaar zijn, vraagt openheid en transparantie. Juist omdat de politie een hoge norm moet heb ben en het publiek van ons op aan moet kunnen, zullen wij eerder fouten in ons bedrijf publiekelijk maken dan de timmerfabriek dat doet." De taak van de politie wordt steeds moeilijker, vindt de korpschef. „Er zijn langzamerhand zoveel elkaar beïnvloedende systemen, dat je soms niet meer weet aan welk touwtje je moet trekken om het beestje weer in beweging te krijgen. Het zijn allemaal radertjes die in elkaar grijpen. Het be dreigende daaraan is, dat je bijna niet meer weet in welk radertje, je olie moet doen en welk radertje je moet stoppen." Maar, zoals gezegd, doemdenken is hem vreemd. „De optimistische kijk daarop is. dat het ook niet meer van één radertje afhangt. Het is een illusie om te denken in ééndimensionale oplossingen. Zoals: als we de werkgelegenheid aanpakken zal de criminaliteit wel dalen. Da's onzin. Je ziet dat de samenleving steeds meer wordt opgesplitst in arm en rijk, mensen met en zonder opleiding. Maar ik denk dat we met elkaar het vermogen zul len hebben om de dingen weer bij elkaar te bren gen." En de politie ziet de samenleving bepaald niet al leen van z'n mooiste kant. „Wij zijn een frontlijn organisatie. Wij zien dingen waarvoor de samen leving liever zijn ogen sluit. Maar ik weiger om niet optimistisch te zijn. De kunst is om met je volle bewustzijn in te zetten op positieve ontwik kelingen. Tegen de grens van het moe worden aan. Want dat helpt ons meer dan steeds maar te waarschuwen voor alles wat er fout kan gaan." Sybrand van Hulst, voorzitter van de Raad van Hoofdcommissarissen. 'De taak van de politie wordt steeds moeilijker'. foto hielco kuipers De kleine stap van dominee naar politieman Hij leunt voorover met de armen op de tafel. Kijkt met twinkeloogjes over het halve leesbrilletje heen. De blinkende versierselen op zijn onberis pelijke uniform hebben dezelfde aantrekkings kracht als vuurvliegjes: je ogen worden er als van zelf steeds weer naar toegetrokken. Hij kiest, klaarblijkelijk inherent aan de verantwoordelijk heid die past bij zijn hoge rang, zijn woorden zorgvuldig. Wat niet wil zeggen dat Sybrand van Hulst zich over de hele linie terughoudend opstelt. Misverstand De mythe als zou de korpschef van Hollands Mid den maar een dooie diender zijn, eentje die louter bevlogen raakt als het om zijn werk gaat, blijkt op een misverstand te berusten. Goed, hij maakt twee keer zoveel uren als de gemiddelde werkne mer en derhalve rest hem ook de helft minder vrije tijd. Dus daarover valt niet zo gek veel te ver tellen. Het zeilen, zijn grote hobby, moet hij voor lopig aan zoonlief van 18 over laten. Maar hij maakt tijd voor lezen (Harry Mulisch, Maarten 't Hart), werkt graag in zijn tuin en is apetrots op vrouw en dochter, beiden sinds kort afgestudeerd in respectievelijk recht en economie. Hij heeft een goéd gevoel voor humor en schuwt de zelfspot niet. Hij heeft ook, ondanks alle peri kelen rond de IRT-affaire, de omstreden reorgani satie, de toenemende criminaliteit en de almaar complexer wordende maatschappij, zijn geloof in het politieapparaat, de maatschappij en de mens heid nog niet verloren. Van Hulst is een ras-opti mist, een man die gelooft in oplossingen. Niet in doemdenken. Deze onkreukbare politieman is, om die conclusie kan je op gegeven moment niet meer heen, net een mens. Van Hulst werd geboren in Singapore, in de tijd Van dominee naar politieman. Het was voor Van Hulst eigenlijk maar een kleine stap. „Politie werk is ook zorgen en ordenen. Dat is iets anders dan uitsluitend correctie en handhaving. Als je in die taart van de politie kijkt heb je veel punten waarvan je zegt: dat is echt zorg. De samenleving moet door zijn complexiteit zo af en toe even op weg geholpen wonden. Op een kruispunt weet ie dereen dat rechts voorrang heeft, maar als er van alle kanten auto's aankomen, ja, dan hebben vier mensen voorrang. Dan moet je dus even iets af spreken. De samenleving vraagt soms even orde ning, even op weg helpen, even bepalen wie eerst mag." Hij is ervan overtuigd dat niet alleen hij, maar het hele politie-apparaat, niet langer alleen maar de handhaver van orde en gezag wil zijn. „Die hele ontwikkeling van de zorgkant, van het inzetten van de politie om problemen te voorkomen, die wordt breed gedragen. Alleen, de ene korpschef is daar explicieter in dan de andere. Ik ben heel trots op Hollands Midden omdat wij hier proberen aan de voorkant van het probleem te komen. En daarmee te voorkomen dat je aan de achterkant moet oplossen. Dus als wij zien dat er avondwinkels mogen komen, om het maar even concreet te maken, dan zeggen wij tegen de eige naars: het ware verstandig dat je een afroombox neemt, goeie verlichting creeërt, zorgt dat je met twee mensen bent. Want daarmee voorkom je dat l en grote zilveren soeplepel siert zijn I i bureau. Ten teken dat hier, op het hoofdkantoor van Hollands Midden in Leiderdorp, de voorzitter van de Raad van Hoofd commissarissen zetelt. „Symbool van mijn waar digheid", lacht Sybrand Van Hulst. „Na de reorga nisatie van de politie moesten we op zoek naar nieuwe herkenningspunten. Daar horen wat ritue len bij. Ik was toen helemaal nog geen voorzitter van die club van 26 korpschefs die twee jaar gele den is opgericht. Maar ik dacht, ik moet de man bij zijn aanstelling iets geven. Dat is die opschep-, lepel geworden. Iets waarvan we over 60 jaar ab soluut niet meer weten wat dat voor mallotig iets is geweest." „De symboliek? Ach, die kan bijvoorbeeld verwij zen naar die beroemde versregel: 'Zo lang als de lepel in de brijpot staat', zo lang er leven zit in de brouwerij. Of: rond zo'n lepel hoort een heel be stek, waarbij de soeplepel in het midden ligt. Of: zo'n grote lepel heb je nodig om op te treden als die mannen onverhoopt van arrogantie naast hun schoenen gaan lopen. Ach, gewoon, je kunt er al lerlei verhalen omheen vertellen. Het was een idee van mijn vrouw. Die toén natuurlijk nog niet wist dat dat ding nü bij mij op het bureau zou liggen. De naam van korspchef Brand van Haaglanden, de eerste voorzitter en mijn voorganger, staat er in gegraveerd." Bij nader inzien paste het blauw van de politie hem toch beter dan het grijs van de dominee. Maar het had weinig gescheeld of Sybrand van Hulst had gekozen voor de kansel. Dertig jaar later is Van Hulst voorzitter van het hoogste politie-orgaan in Nederland - de Raad van Hoofdcommissarissen. Begrippen als dienstbaarheid en zorg staan bij hem nog steeds hoog in het vaandel. Een portret van de baas van het politiekorps Hollands Midden. Wiens ster snel rijst aan het politiefirmament. Maardiein tegenstelling tot collega 's als Nordholt (Amsterdam), Hessing (Rotterdam) en Wiarda (Utrecht) de publiciteit niet zoekt. Noch onder vuur ligt zoals collega Straver (Haarlem). Een onbeschreven blad. Van wie, voor de buitenwacht, weinig meer bekend is dan dat hij met zijn 48 jaar één van de jongste korpschefs van Nederland is. dat Indonesië nog Nederlands-Indië was. „Mijn vader werkte daar vlak voor de oorlog bij de poli tie, en direct na de oorlog bij de Inlichtingen dienst. Dat was in de periode van de overgang van het koloniale tijdperk, van de opkomst van de be vrijdingsbeweging in Indië." Het grootste deel van zijn jeugd bracht hij door in Monster, waar hij naar een orthodox-christelijke lagere school ging. Omdat er nou eenmaal geen andere school in de buurt was, en zeker geen vrij zinnige school, waar hij gezien zijn achtergrond misschien beter gepast zou hebben. „Maar ik heb niks met een bepaald gebied in Nederland. Mijn eerste generaal riep: 'Je gaat naar Dordrecht', dus. ik ging naar Dordrecht. Als 'ie Groningen geroe pen had was het Groningen geworden." Op het gymnasium deed hij van alles en nog wat - bij de schoolkrant en in de leerlingenvereniging - maar van leren kwam het vaak niet. Of, zoals hij het zelf zegt: „De periode dat ik achter de boeken zat was, in ieder geval vanuit het perspectief van de rector bezien, onvoldoende. En die raadde mij toen aan maar naar de HBS te gaan. Want, zo zei hij, je gaat toch bij de politie en daar kun je met HBS prima terecht." Maar voor de korpschef zelf stond een loopbaan bij de politie op dat moment nog niet helemaal vast. Twee banen zag hij als vijftienjarige jongen voor zichzelf in het verschiet liggen. Als hij aan die periode terugdenkt zakt hij terug in zijn stoel, zet hij zijn bril af en sluit hij de ogen. Het lijkt wel of hij nog zoekt naar de woorden terwijl hij ze al uit spreekt. „Ik durf dat bijna niet te bekennen, want dan zal iedereen zeggen: zie je wel. Maar ik wilde óf naar de politie, óf dominee worden. Mijn moe der - helaas overleden - was heiden, mijn vader doopsgezind. En ik zat dus op die streng gerefor meerde school." In zijn jeugd reisde hij met zijn ouders regelma tig heen en weer tussen Indonesië en Nederland: het oosten heeft zijn denken voornamelijk be paald. „Wij waren op Indië georiënteerd en daar heeft men een zeer vrijzinnige manier van kijken. Ook kijken naar de wereld van: er zit meer tussen hemel en aarde. Een meer organische manier van kijken, zien dat er nou eenmaal bewegingen in de wereld zitten die je niet als mens zomaar kunt or denen. Het gaat zoals het gaat. En leven en dood zijn niet zo ingewikkeld naast elkaar neer te zet ten, zoals je dat in de westerse wereld gewoon bent te doen." Van Hulst wilde dus dominee worden en hij ge noot van de catechesatie. Maar toen het tijd werd voor een definitieve keuze, en hij moest opschrij ven wat hij precies geloofde, werd het ingewik keld. „Toen kwam ik tot de conclusie dat ik, in elk geval op dat moment, nog niet rijp was. En klopte het beeld van dominee worden, vanuit het idee van dienstbaar zijn, niet meer zo erg bij mijn ei gen gevoel. En ik wilde ook bij de politie." 1996

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 41