Twee mensen die bleven leven BLOTE VOGELS 'Bij mij is alles emotie' Boeken 'Prinses wakker gekust' De balans van een vijftigjarige DONDERDAG 2 ME11996 12 'Eindstation Tröbitzgedichten en tekeningen uit het concentratiekamp Bij de nadering van de geallieerde legers in april 1945 besloot de SS tot ontruiming van het con centratiekamp Bergen- Belsen, dat op dat mo ment 60.000 gevangenen telde. Op 9 april 1945, zes dagen voor de Engel sen de kampbewoners ontzetten, joeg de SS 1500 uitgemergelde en zieke joodse gevangenen te voet naar het station van het dorpje Bergen, waar die dag drie treinen vertrokken, met onbe kende bestemming. In één van die klaar staande treinen werden Rosa van der Hal-Prins en Sieg Emmering gedre ven. De reis werd een nachtmerrie van twee weken zonder water, zonder eten, zonder ver zorging. Tot de locomo tief tenslotte stilhield bij Tröbitz, ergens tussen Dresden en Leipzig. De gevangenen hielpen de bewakers deserteren. De volgende ochtend, 23 april, verschenen onver wacht de bevrijders, in de gedaante van Russi sche soldaten. Dat stukje geschiedenis is de opmaat van een op merkelijk en indringend boek, Eindstation Tröbitz Het is het levensverhaal van Ro van der Hal-Prins en (huisarts) Sieg Emme ring, opgetekend door Klazien Laansma. Het beschrijft hun jeugd in Amsterdam, de oorlogs jaren en de zesenveertig jaar die zij nadien samen zouden blijven. Tot hun overlijden twee jaar gele den op hoge leeftijd, kort na elkaar in een verzor gingscentrum in 's- Graveland. OORLOGSLITERATUUR RECENSIE EVERT VAN TUN/GPD Eindstation Tröbitz, door Klazien Laansma. Uitgeverij Kok Kampen, 24,90. In de nalatenschap van Ro van der Hal Prins en Sieg Emme ring stuitten de kinderen en kleinkinderen op gedichten. Ge dichten van oma Ro, geschre ven in de nazi-kampen Wester- bork en Bergen-Belsen en direct na de bevrijding. De gedichten en de al even illegale en aangrij pende tekeningen van Sieg Em mering uit diezelfde periode vormen de ruggengraat van Eindstation Tröbitz. De geschie denis van twee mensen die door een toeval niet terecht kwamen in de vernietigings kampen Auschwitz of Sobibor, maar in het uithongeringskamp Bergen-Belsen en die zo de oor- logoverleefden. Ze kenden elkaar al uit Am sterdam en hadden ook in het kamp contact gehad. In Bergen- Belsen verloor Rosa Prins haar man. Huisarts Sieg Emmering was al weduwnaar voor hij 'op transport werd gesteld', zoals dat toen heette. Ze vonden el kaar definitief in Tröbitz, in een klein boerenhuisje dat was ach tergelaten door de bewoners. Tot hun vreugde troffen ze er een voorraad aardappels aan, waardoor ze voor het eerst in ja ren genoeg te eten hadden. In dat huisje 'ons Honeymoon- hotel' schreef Rosa hebben zij elkaar verzorgd. Schoonzoon Bob Reuling uit Hilversum: „Pas toen ik die ge dichten las, ontdekte ik het ge voelsleven van Ro. Dat had ik eigenlijk nog nooit opgemerkt. De kracht van de gedichten en de tekeningen die mijn schoon vader maakte in de gevangen schap eerst in het huis van bewaring aan de Amstelveense- weg in Amsterdam en later in Westerbork en Bergen-Belsen daar wilden we wat mee doen. We hebben er lang over gesproken, met mijn vrouw en mijn dochters. Daarna hebben we contact opgenomen met de schrijfster Klazien Laansma, die lang bij hen in huis heeft ge woond." „Vader zou zeggen:- heel erg mooi, maar zonde van al het geld dat er is ingestopt. Toch denk ik dat hij het mooi zou vfnden. Wat mij zo treft is dat het een heel leven beschrijft en Rosa na de bevrijding in het huisje in ook de bron ervan bijna een eeuw geschiedenis. Dat kom je niet veel tegen in boeken over overlevenden van de kampen", zegt Gaja Reuling, de jongste dochter van Sieg Emmering, die samen met haar oudere zus Ans de oorlog ondergedoken over leefde. „Denk maar aan je kleinkin deren, dat zij met een rugzakje naar Westerbork moeten en vervolgens naar Auschwitz. Dat is toch niet voor te stellen, juist voor de jongere generaties. Een volkerenmoord die zo geïndus trialiseerd is, is nooit meer voorgekomen. Ook niet in Cam bodja en Ruanda. Daar was veel welijks bij, bij de nazi's." Toespelingen Samen met Klazien Laansma is de familie Reuling ruim twee jaar bezig geweest met het op schrift stellen van een ingrij pend stuk familiegeschiedenis. Van gebeurtenissen waarover Sieg en Ro zelden spraken en dan nog alleen met de kleinkin deren. Vaak waren het niet meer dan toespelingen op 'toen we in het kamp zaten'. Pas veer tig jaar na de bevrijding vroeg Sieg Emmering aan zijn jongste dochter: „Hoe was dat nou, die onderduiktijd?" Tröbitz, 1945. TEKENING SIEG EMMERING Gaja: „Nee, we hebben niet het gevoel dat we onze privacy bloot geven. Ook de kinderen hebben er absoluut geen moeite mee, het is voor hen belangrijk dat ze halfjoods zijn. Het is heel toegankelijk geschreven, zodat ook jonge mensen zich ermee kunnen identificeren. Het kan hun ook overkomen, kijk maar naar Irak en Bosnië." Kleindochter Katinka: „Ik ben ervan overtuigd dat ze het over leefd hebben omdat ze zijn zoals ze zijn. Veel mensen kon den het niet aan, die vernede ringen. Oma zei altijd dat ze het kamp kon overleven door de nazi's niet als mens te bekijken, maar als beesten. Ze zei: Op het moment dat ik dacht dat zijn mensen, dan ging ik eraan on derdoor. Ze hebben het geluk gehad dat ze een bepaald karak ter hadden, een vechtersmenta liteit." In de oorlogsjaren circuleer den in joodse kringen een aan tal 'lijsten', die bescherming zouden bieden tegen deporta tie. Na het overlijden van zijn vrouw eind 1942 wilde Sieg Em mering zich met zijn kinderen op één van die lijsten inkopen. Het plan werd verraden. Eind mei 1943 werd hij 'betrapt' op het verboden bezit van goud en juwelen en veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf. Tekeningen Nadat Sieg Emmering in 1941 op last van de nazi's zijn prak tijk moest sluiten, nam hij te kenles bij kunstschilder Maar ten Krabbé met wie hij bevriend was geraakt. Toen hij in de ge vangenis belandde, begon hij te tekenen, op kleine vodjes pa pier. Bob Reuling: „Het begon voor hem als tijdverdrijf. De gevan genis, met zes man in een een persoonscel, was voor hem een cultuurschok. Maar het heeft hem denk ik wel geleerd zich in leven te houden. Kort voor zijn dood hebben we de tekeningen geschonken aan het RIOD." Ga ja: „Hij heeft ze steeds in zijn rugzakje meegenomen. Eerst naar Westerbork, later naar Ber gen-Belsen en vervolgens naar Tröbitz. Hoe Ro haar gedichten heeft bewaard, weet ik niet. Zij heeft er nooit over gesproken." Al leefden ze langer samen dan menig huwelijk stand houdt, Ro en Sieg zijn nooit ge trouwd. Ondermeer uit finan ciële overwegingen, want vlak na de oorlog konden ze ieder beetje gebruiken, dus ook het kleine pensioentje waar Ro recht op had na het overlijden van haar man. Kleindochter Saskia Reuling: „Ze vierden wel een bijzondere dag, eens in het jaar. Dan gingen ze samen uit eten. Dat was de dag waarop ze werden bevrijd". Dat was op 23 april 1945 in Tröbitz. De Spooktrein 9-23 april 1945 (fragment): ook de sterksten waren aan het einde van hun kracht En elk had langde hoop al opgegeven Toen de bevrijder kwam in lichte voorjaarsnacht En hun een kans gaf omte leven ROSA VAN DER HAL-PRINS Boven: Beeld van Marret Street in San Francisco tijdens de aardbeving van 1906, gemaakt door WJ. Street. PUBLICITEITSFOTO Onder: Een haar scherpe opname uit 1861-1862 van het viaduct over de Rho ne bij La Voulte van fotograaf Edouard Baldus. PUBLICITEITSFOTO Libris-kandidaat Wessel te Gussinklo: LU Voor iedere fotoliefhebber die de ten toonstellingen in het Rijksmuseum en het Van Gogh-museum heeft gemist of er nog graag aan herinnerd wordt is dit lijvige boekwerk een regelrechte aanrader. Een nieuwe kunst. Fotografie in de 19de eeuw. De Nationale Fotocollectie in het Rijks museum, Amsterdam, geeft een prachtig overzicht van de stand van zaken bij de Fotocollectie, die in 1994 ontstond door de overdracht van de collecties 19de-eeuwse fotografie van de Rijksdienst Beeldende Kunst aan het Rijksmuseum. De basis ervoor werd al eerder gelegd toen de Rijks dienst de bekende collecties Hart kamp en Diepraam aankocht. Het is voor de gemiddelde leek nauwelijks voor te stellen hoe groot het belang is van dergelijke collectie vorming juist bij een instituut als het Rijksmuseum waar immers ook de nationale grafiek- en tekenin gencollectie wordt bewaard. Fotogra fie wordt namelijk binnen de beel dende kunst nog altijd stiefmoederlijk behandeld. Soms vanuit de arrogante houding dat iedereen kan fotografe ren, dat fotografie hooguit leuk is voor het nageslacht. Soms vanuit pure on bekendheid met het medium en de ontwikkeling daarvan, sinds de uit vinding midden vorige eeuw van het fotografisch procédé. Hoe dan ook: fotografie wordt als kunstvorm nog al te vaak niet serieus genomen. Bij mensen die dat wel doen is de totstandkoming en de ontsluiting van deze Nationale Fotocollectie met open armen ontvangen. Enthou siast wordt geroepen dat er 'een prin ses is wakker gekust'. En wie tentoon stelling en boek bekijkt, ontdekt al snel waarom. Het beeld dringt zich op dat het 'vergeten hoekje' van het mu seum in feite een heel bijzondere col lectie is. In het boek wordt na een aantal boeiende inleidende verhalen hoofd - stuksgewijs dieper ingegaan op be paalde facetten van de fotografie, zoals Het Portret, Het Landschap, Ge bouw en Stad, Musea en Monumen ten, Volkenkunde en volkstypen, We tenschap en Fotografie in druk. Wie alleen plaatjes wil kijken kan zijn hart ophalen, maar mist dan heel veel interessante achtergronden over de gevolgen die de ontwikkeling van de fotografie heeft gehad op andere beeldende kunstvormen zoals bij voorbeeld de grafiek. Herrie moet hij hebben, constant ge roezemoes, gerinkel van glazen, ge schreeuw en gelal, en de stiltes daar tussen opgevuld met rockmuziek. Wessel te Gussinklo schrijft in cafés. Niet uit artistiek exhibitionisme of dweepzucht met Jean-Paul Sartre, niet omdat hij te klein is behuisd, maar omdat de stilte thuis te veel la waai maakt. „Thuis hoor je alles. Elk geluid leidt je af. Ie komt nergens toe." Zoals Simon Vestdijk zich af schermde achter het geraas van een stofzuiger, vindt Te Gussinklo de stil te achter een muur van café-lawaai. „Kijk", zegt hij, „daar aan de ande re kant van de stamtafel (we bevin den ons in café Broers) heb ik Het engeltje geschreven. Achter elkaar. Ik wou bewijzen dat ik ook iets snels en korts kon, niet alleen boeken als De Opdracht." De laatste roman kwam tot stand in het Utrechtse etablise- ment café Zeezicht. In anderhalfjaar tijd schreef hij dit kolossale boek, met de hand, in schriftjes. „Soms kwam ik 's avonds thuis met wel zes bladzijden." Wie weet krijgt dit dranklokaal nog wel eens de legendarische glans, die na het verschijnen van Sartres De wegen der vrijheid is gaan afstralen op Café Flor. Als De Opdracht de Li- bris Literatuur Prijs wint, wint ook café Zeezicht. Alle aandacht rond de nominatie en lovende besprekingen moeten de schrijver balsem op de ziel zijn. Tien jaar lang deed hij er over om te debuteren. „Tien jaar! Dat hoop ik nooit meer mee te ma ken. Dan is deze toestand rond de Libris-prijs echt niets, geloof me. Dat Wessel te Gussinklo is van het ge dreven type. „Wat zou je zeggen van 'Slavisch'?", suggereert hij. Mist hij daarvoor niet de mateloze sentimen taliteit? „O, maar alles is emotie bij mij hoor, alles. Ik ben gek op Dostojevski. Bij hem vind je ook die getourmenteerde, hysterische emotionali- Zo komt het gesprek als vanzelf op Ewout, de opge fokte, hyperslimme, maar van elk gevoel voor verhou dingen gespeende puber uit De Opdracht. Ewout hun kert naar macht, erkenning, aandacht en respect. De vaderloze jongen heeft zichzelf de opdracht gesteld, tij dens het zomerkamp voor oorlogswezen definitief een einde te maken aan alle vernederingen uit het verleden en het stralend middelpunt van het gezelschap te wor den. Dat pakt dus anders uit. „Mensen zijn opgevoed met heldere ideeën over hoe alles in elkaar zit", zegt de schrijver. „Maar er bestaat geen helderheid. Er is alleen maar een stroom van emoties en verwarring. Een mens wordt voortdurend besprongen door zijn eigen emoties. Voor je plezier een balletje slaan op de tennisbaan kan natuurlijk, maar opeens realiseer je je dat je nooit een Pete Sampras zal worden. Dat is onverdraaglijk, als je er bij stil staat, dat je niet de beste bent. En zo'n emotie jaagt je op. Hiüer had dat extreem. Hij schijnt gezegd te hebben: als straks alle oorlogen voorbij zijn ga ik rustig filosoferen. Maar hij vergat dat de oorlog nooit voorbij gaat." Sinds Te Gussinklo's debuut De verboden tuin uit 1986 is de schrij ver wel vergeleken met Vestdijk. Te Gussinklo bewondert Vestdijk, maar de invloed van de romancier uit Doorn op hem is gering, be zweert hij. „Weet je van wie ik echt geleerd heb? Van Mahler! Toen ik die muziek voor het eerst hoorde, die sombere stroom met kleine ve nijnige muzieklijntjes er doorheen, als bijtende ironische grapjes, toen wist ik: zó wil ik schrijven." „Ik had eigenlijk filosofie moeten studeren", zegt hij achteraf, hoofd schuddend. Twee dikke gedreven boeken heeft hij op zijn naam, plus de pas verschenen- novelle Het en geltje. Dat is voor een 55-jarige nog niet overdreven veel, geeft hij toe. Het schrijverschap van Te Gussin klo is lange tijd gefrustreerd ge weest. „Het is zelfs zo erg geweest, dat ik helemaal opnieuw wilde be ginnen. Ik had me aangemeld bij de schrijversvakschool 't Colofon voor een cursus, echt waar, om me door anderen te laten vertellen hoe het moest. Ik wist het niet meer. Had geen enkel vertrouwen meer in mijn eigen kunnen." Reden van de bijna-afbraak van dit schrijverschap is het slepend de buteren geweest van Te Gussinklo. Namen wil hij niet noemen, maar wel de feiten. „Tien jaar heeft de uitgever me aan het lijntje gehou den. Maar wel zelf eerst acht hoofd stukken in zijn eigen tijdschrift pu bliceren. Daarna werd het opeens moeilijk. Het was ook de tijd van het academische Re- visor-proza op zijn smalst. Zo moest je schrijven, zei men. Daar stak het stilistisch geweld van mij mag ik dat in alle bescheidenheid zo zeggen? vreemd tegen af. Ik heb het me vreselijk aangetrokken. Op het laatst ging ik bloedhoestend en met een maagzweer door het leven." Het was wijlen Bert Poll, de legendarische vader van het Cultureel Supplement van de NRC èn hoofdredac teur van het Hollands Maandblad, die hem redde. Hij ging met het manuscript van De verboden tuin naar Meulenhoff. Die publiceerde de roman onmiddellijk. Het boek werd prachtig ontvangen en kreeg de Anton Wachter-prijs, een onderscheiding voor debuten. En nu dus een nominatie voor de honderdduizend van de Libris-prijs. Jawel. De schrijver neemt een ca- puccino. De vorige twee staan rtog onaangeroerd naast hem. Koud geworden. i de Libris- prijs wordt woensdag 8 mei bekendgemaakt tijdens een gala-diner in het Hilton-hotel in Amsterdam. De NPS zal op Ned. 3 vanaf 20.50 uur de gebeu rten i s verslaan Naast kanshebber Wessel te Gussinklo (in zijn roman De Opdracht veegt een ge dreven schrijver de vloer aan met alles wat het leven schijnbaar vertrouwd maakt) staan kandidaat: J. Bemlef Cellojaren), Marie Kessels De god met de gouden ballen Oscar van den Boogaard De heerlijkheid van Julia), Tomas Lieske (Nachtkwartier en Alfred Kossmann (Huldi gingen). Debuut Vera Vlieger LITERATUUR RECENSIE WIM VOGEL 'Blote Vogels' door Vera Vlieger Uitgeven) Veen, 24,9" In het jaar waarin ze vijftig wordt, verliest de hoofdper soon uit Blote Vogels haar moeder en haar dochter. De moeder verongelukt, de dochter vertrekt naar Israël. Die koppeling dwingt tot inkeer, tot reflectie. Blote Vogels, het romandebuut van de Haarlemse Vera Vlieger (1945), is het goed leesbare resultaat wending naar binnen. Bo vendien biedt het in zijn sterk gefragmenteerde be schrijving van opkomst en ondergang van ouders en voorouders ook een stukje sociaal-psycholo gische geschiedenis, waarin flarden Haarlem herkenbaar zijn. De gevaren bij een dergelijke thematiek lig gen voor de hand. Al te particuliere gebeurte nissen zijn voor buiten staanders maar zelden boeiend en de thera peutische waarde van die allerindividueelste menigeen een zorg zijn. Des te opmerkelijker is het, dat Vera Vlieger erin slaagt deze valkui len te ontlopen. Door haar kor te, zakelijke stijl worden de een zaamheid en verlatenheid van haar romanpersonage meer ge suggereerd dan uitgesproken, terwijl de verbrokkelde struc tuur de lezer weinig ruimte biedt tot identificatie. 'Mijn moeders dood is een kruispunt van verhalen. Ik hoor ze aan, ik luister alsof ik be nieuwd ben naar het einde, mijn verbeelding veert op bij ie der begin.' De realiteit als kata lysator van de verbeelding: fictie die opgeroepen wordt door de feiten. Wie meent Blote Vogels te moeten lezen als een auto biografisch verslag, gaat voorbij aan het wezenlijke van litera tuur: het creëren van een nieu we orde met behulp van beken de gegevens. En wat dat laatste betreft: de gegevens waarvan Vera Vlieger gebruik maakt zijn niet uniek. De dood van een moeder, de moeizame recon structie van dat verdwenen le ven, het met minimale gege vens schetsen van een jeugd in de jaren dertig, een eigen jeugd in de jaren vijftig en zestig, het stichten van een gezin en het opbreken daarvan, het wegtrek ken van je kinderen en de orde ning van je eigen nieuwe leven daarna, al die delen zijn niet uniek. Het verrassende van Blo te Vogels is echter dat het geheel hier duidelijk méér biedt. Die meerwaarde wordt vooral veroorzaakt door het ingenieu ze spel met de motieven leven en dood. Omdat de ik geboren is op 4 mei 1945, een half uur na de ondertekening van de vrede, hangen iedere verjaardag de vlaggen halfstok. Als zij als dertigjarige een zoontje baart, overleeft dat zijn geboorte niet. ('De naam van mijn zoon wordt nooit uitgesproken. Hij is niet afwezig, hij heeft nooit be staan.'). Na de dood van haar vader en het vertrek van haar man gaat ze als vrijwilligster ou- wassen en aankle den in een Bijna Thuis Huis. De dood is haar zeer ver trouwd en wordt ervaren als een 'thuis'. Samen maken deze er varingen Blote Vogels één groot requiem. Minder positief ben ik over de bouw van de roman. In het eer ste hoofdstuk verongelukt de moeder, in het laatste wordt ze begraven. En omdat vorm en inhoud één dienen te zijn, was het zinniger geweest daar niet acht willekeurige hoofdstukken tussen te persen, maar vier of vijf. Ik denk dat we van Vera Vlie ger, na dit eerste noodzakelijke boek, wel meer te lezen zullen krijgen. Haar beste fragmenten, ook wat de stijl aangaat, vind ik de meest fictionele en omdat bijna iedere auteur altijd zegt weinig mee te maken, blijft er niets anders over dan de werke lijkheid te verzinnen en te ver sieren. Wat dat betreft, is Blote Vogels een uitstekend toela tingsexamen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 12