Een man met
paus-allures
Ontwerp voor Leids
stadhuis afgekeurd
Ouderschap
ZATERDAG 20 APRIL 1
gang1 belemmerde, staan. Hij heeft jaren een
grote afkeer van auto's gehad, die hij a la Bor-
dewijk 'knorrende beesten' noemde. Hoe de
ommekeer is ontstaan weet niemand meer,
maar een slimme autohandelaar wees Dudok
op een mooie, donkerrode Fiat. De kastanje
werd gerooid en nadien hebben vele auto's in
de garage gestaan.
Op latere leeftijd herkende Dudok overi
gens de sterke opkomst van het gemotori
seerde verkeer als een 'in beginsel onoplos
baar' probleem, met name voor de grote ste
den: .Iedere automobilist eist waar hij toeval
lig moet zijn een stuk straat op, waar hij zijn
kamertje op wielen kan neerzetten."
Dudok behandelde Robert Magnée, die
kind aan huis was aan de Utrechtseweg, als
een eigen zoon. Hoe hij was ingeburgerd bij
de familie blijkt ook doordat Mia hem nog al
tijd 'broertje' noemt. Dudoks eigen zoon,
Hans, was aanvankelijk voorbestemd zijn va
der op te volgen. De relatie tussen vader en
zoon was echter zeer rpoeizaam. Het wilde
niet erg klikken. Dudok stelde volgens Mag
née aan zijn eigen zoon veel hogere eisen
dan hij aan ieder ander al deed. En Hans - hij
is inmiddels overleden - was een luie jongen,
een eeuwige student. Hij voelde er niets voor
in zijn vaders voetsporen te treden en vertrok
als architect naar Curasao.
Ook in moeilijke tijden vond Dudok steun
in de muziek. Het grootste verdriet in zijn le
ven was de dood van zijn vrouw Marie. Daar
na is hij een tijd heel eenzaam geweest. Hij
zocht vooral troost m de liederen die zijn
vrouw vaak zong. Later vond hij een vriendin
in mevrouw De Ronde Bresser. Een van de
laatste keren dat zijn dochter hem zag, zat hij
in een diepe stoel bij de haard en zei: „Kinde
ren hier zie je een gelukkig mens voor je.'
Magnée vertelt dat hij ervoor moest zorgen
dat op Dudoks begrafenis, op de Noorderbe
graafplaats in Hilversum, de Vijfde van Ma
hler werd gedraaid. „Toen Dudok op zijn
sterfbed lag (in 1974), vroeg hij mij, met zijn
hand op mijn hoofd, of ik voor zijn bouwwer
ken wilde zorgen." Dat is de reden dat Mag
née tot op de dag van vandaag voorzitter is
van de Dudokstichting.
Magnée bewonderde Dudok en doet dat
nog altijd. Willen anderen de Hilversumse
bouwmeester nog wel eens als lastig bestem
pelen, Magnée ziet hem vooral als een man
die wist wat hij wilde. „Het was geen onaan
genaam mens. Hij kon ook heel aimabel zijn,
maar was nogal een werkezel."
Hij was dag en nacht bezig was met zijn
werk. Zo verbleef hij in 1936 zes weken in In
dia: in Calcutta ontwierp hij een groot amu
sementscomplex met onder meer twee bio
scopen en een hotel. Na terugkomst infor
meerde een journalist naar zijn persoonlijke
indrukken van 'Britsch-Indië'. Dudok ver
klaarde dat hij 'vanzelfsprekend weinig tijd'
had gehad, maar dat hem de geweldige fa
brieken en de 'prettige, sportieve levensop
vatting' van de mensen waren opgevallen.
„Het volk is buitengewoon schilderachtig. Ik.
had er veel willen teekenen, maar er is niets
van gekomen."
Dudok kon slecht tegen wat hij zag als gebrek
aan eerbied voor zijn werk. „De grootste vij
and van den architect is de mensch voor wie
hij werkt. Hij maakt voor hem een gebouw en
zij beloonen hem door zijn werk onnodig te
veranderen en te verknoeien", stélde hij
eens. En wanneer hij, samen met zijn gezin,
vlak voor het ingebruik nemen een van zijn
bouwwerken bezocht, voorspelde hij: ,Nu is
het nog gaaf, morgen begint de afbraak."
Zijn scherp omlijnde denkbeelden maak
ten dat hij niet zo gemakkelijk in de omgang
was. Hij was een man die gewend was de
dienst uit te maken, een solist, overtuigd van
eigen kunnen en allergisch voor kritiek.
Dudok-kenner Herman van Bergeijk: ,Het
verwijt dat Dudok een persoonlijkheid met
een nogal draconisch karakter zou zijn ge
weest, wordt meer gehoord. Alhoewel hij zich
vaak autoritair opstelde, was hij zekere geen
despoot. Hij begreep echter dat de democra
tische mentaliteit van de Nederlanders, die
vooral in het oneindige vergaderen tot uiting
kwam, een grote hindernis vormde voor elke
vorm van goede stedebouw.
De architect zelf verwoordde dit (in 1950)
als volgt: ,In de barok konden prachtige din
gen tot stand komen omdat de koning zijn
vertrouwen had geschonken aan een archi
tect en diens plannen deed uitvoeren." Aan
creatief werk moet nu eenmaal uiteindelijk
één man vormgeven. „Maar dan beginnen de
eindeloze moeilijkheden pas! Hebben wij het
niet allen ervaren dat onze democratie te veel
leeft bij praten, papier, commissies en com
promissen en dat zij te weinig kent: autoriteit
en vertrouwen? Ik bedoel helemaal geen dic
tatuur, maar een hiërarchische samenwer
king van werkers, bevrijd van hinderlijke be
moeizucht en drukkende ambtenarij, opdat
de maatschappij volledig kan profiteren van
het talent, waarover zij beschikt,
zonder nodeloze compromissen!
De vrijheid was volgens Dudok
te groot geworden en had geleid
tot 'ontaarding', ontworteling.
„In de zee van publiciteit ver
zinkt alle hiërarchie, alle autori
teit, alle geestelijk gezag."
De oud-burgemeester van Hil
versum J. Boot in zijn 'Mijmerin-
openbare huldiging. Zoals op 7 juli 1964, de
dag nadat Dudok zijn tachtigste verjaardag
had gevierd. Bij die gelegenheid noemde bur
gemeester Boot hem „een figuur die weet
wat hij wil en - met ^en aangenaam woord in
een bekorende stijl - zegt wat hij weet." En
een kunstenaar 'die zijn nog ongebroken
krachten in dienst van de Nederlandse ge
meenschap stelt'. De burgemeester van Vel-
sen noemde hem een man met bijzondere
gaven. „Het is zelfs een genot om met u een
meningsverschil te hebben." Tijdens de hul
diging kreeg Dudok onder meer het door
Doeve geschilderde portret overhandigd.
Verder werd hem verzocht te poseren voor de
bronzen buste, die door beeldhouwer Son-
daar gemaakt zou worden.
Kort voor zijn tachtigste verjaardag gaf de
krasse architect, die nog dagelijks in zijn wo
ning aan de Utrechtseweg aan het werk was,
een van zijn schaarse interviews. „Hij is geen
man van brede gebaren", zo begon de ver
slaggever van De Gooi-*1 en Eemlander. Hij
beschreef Dudok als een rustige, creatieve
man; een hevig bewonderde èn bekritiseerde
bouwmeester, die geen school stichtte en
geen discipelen wilde winnen. Een individua
list, die het als een compliment opvatte wan
neer hij een romanticus werd genoemd.
„Ik wil ontsnappen aan de louter functio
nele dozen-architectuur", aldus Dudok die
zijn hoge leeftijd niet als iets bijzonders be
schouwde. „Het is evenmin een verdienste
om tachtig te worden als om 1 meter 78 lang
te zijn", meldde Dudok droog. Verder was hij
er dankbaar voor dat hij ondanks alle span
ningen in zijn leven nooit de 'managerziekte'
had opgelopen. „Misschien houdt dét mij
jong: dat ik nog steeds met eerbied en ver
wondering door het leven ga."
gen': ,Ook al klikte het
ons, intiem werd je nooit met
Dudok. Want ook daarin bleef hij
de militair die hij was geweest,
op enige afstand, en daarnaast
altijd de heer, in alle opzichten."
Boot omschrijft de architect als
ijdel (maar niet protserig) en zui
nig, een man met 'paus-allures',
ïoeizaam tot andere
brengen. Maar ook
a mild, met een ze
kere filosofische inslag. „Hij bleef
altijd min of meer herkenbaar als
de oud-officier met een kaars
rechte houding. Zo zie ik hem
nog altijd door Hilversum lopen,
toen hij al gepensioneerd was."
Hoewel Dudok er niet van hield
om op de voorgrond te treden,
ontkwam hij niet aan een énkele
moeilijk en
gedachten
als beleefd
Een ultramodern raadhuis ontwierp Dudok na de Leidse stadhuisbrand
in 1929. Eert gebouw dat er evenwelnooit is gekomen. Na een hoop kri
tieke en langdurige discussies koos het gemeentebestuur voor een veel
tradioneler en goedkoper gebouw, ontworpen door c.J. Blaauw.
Dat Dudok als enige architect werd uitgekozen om een ontwerp voor
een nieuw stadhuis te maken viel al meteen niet in goede aarde. Maar
toen hij in 1930 zijn plan presenteerde barstte de kritiek pas goed los.
Dudoks plan behelsde de instandhouding van de oude gevel aan de Bree-
straat, maar daar zagen andere architecten en Leidse professoren hele
maal niets in. Zij stelden dat het contrast tussen de oude gevel en de
daarachter geplande nieuwbouw te groot was.
In het heetst van de strijd tussen voor en tegenstanders van het ont
werp nam de redactie van het Leidsch Dagblad het initatief om de, hoog
in aanzien staande, Bond Heemschut om een oordeel te vragen. Geheel
tegen de verwachting in prees de voorzitter Dudoks ontwerp de hemel in.
De tegenstanders bleven zich echter hevig verzetten, ook nog toen het
ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen de handhaving van
de oude gevel verplicht stelde. Het gemeentebestuur besloot uiteindelijk
de opdracht aan Dudok in te trekken. In 1932 werden meerdere architec
ten. onder wie ook Dudok, uitgenodigd om nieuwe plannen te bedenken.
Dudok bedankte deze keer echter voor de eer. In december 1933 keurde
het gemeentebestuur Blaauws ontwerp goed.
Een moeder, een vader en hun zeven jaar oude dochter
zaten in een restaurant. De serveerster nam eerst de be
stelling van de ouders op en vervolgens die van het meis
je. „Wat zal het voor jou zijn?", vroeg ze. Het meisje keek
behoedzaam naar haar ouders en zei toen tegen de ser
veerster: „Een hot dog wil ik graag." „Nee, beslist geen
hot dog", kwam de moeder tussenbeide. „Brengt u haar
liever iets van kip." „Met gebakken aardappels en groene
groente", voegde de vader er aan toe. De serveerster
bleef het meisje aankijken en vroeg: „Wil je ketchup of
mayonaise op je hot dog, of allebei?" „Ketchup alstu
blieft", antwoordde het meisje. „Komt voor elkaar", zei
de serveerster terwijl ze zich naar de keuken spoedde, de
familie in verbouwereerde stilte achterlatend. Toen zei
het meisje, terwijl ze haar ouders aankeek: „Wat dacht je
wat! Ze denkt dat ik echt ben!"
Dit verhaaltje is er een van een
stuk of tien die worden ge
bruikt in een onderzoek naar
houding ten opzichte van ouder
schap. Degenen die aan het on
derzoek deelnemen, zowel jon
geren als ouderen, moeten onder
er aangeven wiens reactie ze
meest sympathiek vinden. In
dit geval kiezen de meesten voor
de serveerster.
De neiging om in geval van
conflicten tussen ouder en kind
achter het kind te gaan staan, is
vrij algemeen. Ze is vooral sterk
als er sprake is van een kind met
emotionele problemen, zoals
angsten of depressie, die verband
lijken te houden met problemen
a de wijze waarop de ouders als
opvoeders fungeren. Zowel 'ge-
ae' mensen als hulpverleners
blijken sterk geleid te worden
door ideeën als: „Ja, nogal lo
gisch dat het met dat kind niet
goed gaat, als je ook ziet hoe het
daar thuis toegaat," of „Eigenlijk
a je dat kind daar weg moeten
halen, want zoals die ouders daar
e omgaan, komt er geen
spaan van terecht."
Zulke gedachten drukken eerst
en vooral een bekommernis
i het kind uit, zoals de serveer-
■r uit het verhaal zich eerst en
vooral om het kind bekommer
de. Maar hoe zit het met de be
kommernis om de ouder die het
niet goed doet? Het antwoord op
die vraag is simpel: daar zit het
slecht mee. In het algemeen
overheerst nog de mening dat de
ouder als grote, als volwassene,
beter zou moeten weten en het
anders en veel beter zou kunen
doen als hij of zij maar meer in
de opvoeding investeerde. Daar
onder zit het verwijt verborgen
dat veel ouders van kinderen-
met-problemen te weinig verant
woordelijkheidsbesef als opvoe
der hebben. Ze laten hun kinde-
i al te gemakkelijk aan de
aat, aan de school of aan an
deren over, letten er gewoon
slecht op of verzorgen het slecht.
Het valt moeilijk te ontkennen
dat dit bij sommige ouders in
derdaad het geval is: ze zijn niet
geschikt voor die roeping en
hadden er vermoedelijk ook be-
maar helemaal niet aan kun-
beginnen. Maar dat zijn uit
zonderingen: voor de allergroot-
e meerderheid van de ouders
geldt dat ze hun kind of kinderen
goed willen voeden, zoals de ou
ders van het zevenjarige meisje,
i opvoeden. Die neiging zit ge
woonweg in onze evolutionaire
uitrusting verpakt, want slecht
ouderschap brengt het voortbe
staan van de soort in gevaar.
aar net als met onze neiging
tot voortplanting, is een pro
bleem dat de evolutie wel de nei
ging levert maar niet de concrete
handleiding en vaardigheden orfi
die neiging onder de gegeven
omstandigheden zo goed moge
lijk vorm te geven. Daarvoor zijn
e aangewezen op cultuur en
opvoeding, op andere mensen
kortom. Maar net als de natuur
laat ook onze cultuur het groten
deels afweten als het gaat om het
leren van ouderschap. Wij ken-
geen opvoeding tot ouder
schap. In zekere zin rotzooit ie
dereen maar op zijn eigen ma-
r aan en eigenlijk is het verba
zingwekkend dat het nog zo vaak
goed terechtkomt.
Het feit dat onze cultuur geen
opvoeding tot ouder kent, creeërt
*1 heel merkwaardig probleem.
Terwijl, zoals gezegd, de meeste
ouders geleid worden door een
duidelijkverantwoordelijkheids-
besef voor het wel en wee en de
ontwikkeling van hun kinderen,
weten ze vaak niet hoe ze die
verantwoordelijkheid waar moe-
"i maken. Ouder-zijn betekent,
bijvoorbeeld, in belangrijke mate
het uitoefenen van macht en in
vloed over een ander wezen.
aar hoe oefen je op een ver-
l antwoorde en zorgvuldige
inier macht en invloed uit?
Wat moet je je kind gewoon op
leggen, zij het niet zonder uitleg
gen? Wanneer zet je je kind te
veel onder druk. Wanneer is er
sprake van machtsmisbruik door
jou jegens het kind? Wanneer
kun je je macht gaan delen met
of gaan delegeren aan je kind?
Wanneer moet je een macht
strijd beslist niet uit de weggaan
wel? (Een dilemma
waar de ouders van het zevenja
rige 'hot dog' meisje voor werden
geplaatst). Wanneer is je macht
of gezag onvoldoende om het ge
drag van je kind in goede banen
te leiden en wordt het nodig om
hulptroepen van buiten op te
roepen? Of, zelfs, om de macht
helemaal aan iemand anders
over te dragen? (Ook dat kan een
uiting van verantwoordelijk
heidsbesef zijn!)
Voor de meeste mensen geldt
dat ze over niemand in hun
leven zoveel macht zullen heb
ben als over hun kind of kinde
ren. Maar hier geldt, net als op
allerlei andere gebieden, zoals
het bedrijfsleven, de politiek, de
wetenschap en de media, dat hei oo
zorgvuldig uitoefenen van machtp
geleerd moet worden. En dat, i
de meeste gevallen, iemand pas
met macht bekleed moet worden
als er tenminste enige indicatie
bestaat, dat hij of zij deze goed
en zorgvuldig kan hanteren. Vaatëg
moet zelfs een jarenlange leer
school doorlopen worden alvo
rens een bepaalde machtspositie f
bekleed kan worden. En dan nog
gaat het vaak mis, is er sprake ak
van wanbeheer of machtsmis
bruik.
Wat moet je dan verwachten
bij het uitoefenen van macht en
invloed, waarvoor behalve tradi
tie (dat wat je bijvoorbeeld in je
gezin hebt meegemaakt) geen
enkele scholing bestaat: de ou-f
derlijke macht. Bovendien geldt, K;
net als in de politiek en op ande
re gebieden, ook bij het ouder
schap dat macht en gezag vaak
ondermijnd worden door krach- n
ten van buitenaf en is een heel
lastige opgave hoe je daar tegen
te verweren. Of, nog lastiger,
meestal moet je je macht en ii
vloed over een kind met iemand
anders delen en doen zich vra
gen van afstemming en samen
werking voor.
Afstemming en samenwerking
bij het uitoefenen van macht
is in een overleg- of onderhande-1 m
lingssamenleving als de onze een ek
ingewikkelde opgave geworden,
die een hele hoop communica
tieve vaardigheden, geestelijke
gezondheid, tijden inzet van de
partners vergt. Daarin gaat vaak
een hoop mis. Het risico loert
dan ook steeds dat je gezag en
invloed van binnenuit onder
mijnd wordt, door je partner.
Ouderschap is dus in belang
rijke mate afhankelijk van part
nerschap. Problemen in de part
nerrelatie kunnen, zelfs bij ou
ders met het grootst mogelijke
verantwoordelijkheidsbesef, toch'
tot ouderschapsproblemen en
dus tot problemen bij hun kind
leiden. Maar, wat vaak vergeten
wordt, het omgekeerde is even
goed het geval: partnerschap is
in belangrijke mate afhankelijk
van ouderschap. De ene partner
ontwikkelt vaak respect voor de
ander, of juist niet, op grond van
de wijze waarop deze met de
kinderen omgaat, zich als opvoe
der gedraagt. Veel partnerproble
men zijn opvoederproblemen en
verbetering in de omgang met
kinderen leidt niet zelden tot ver
betering in de omgang tussen
partners. Een gegeven dat door
huwelijks- of relatietherapeuten
veel te vaak wordt genegeerd.
Kortom: een samenleving die
zich echt bekommert om de
opvoeding van haar kinderen
moet zich ook echt bekommeren
om de opvoeding van hun ou
ders. Niet alleen uit eigenbelang
overigens, maar ook uit sympa
thie. Want er is nauwelijks een
grotere pijn aanwijsbaar dan die
van ouders met verantwoorde
lijkheidsbesef met wier kind het
toch niet lijkt te lukken.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie
Een eerbetoon aan Willem
Marinas Dudok (1884-1974).
Dat is de Dudok Manifestatie
'96 waarvoor afgelopen
donderdagmiddag het officiële
startsein werd gegeven in het
raadhuis van Hilversum. De
komende maanden zijn daar
allerlei activiteiten gepland
rond Dudok, de architect die
van 1913 toten met 1915
plaatsvervangend directeur
gemeentewerken bij de
gemeente Leiden was. Hij
ontwierp het gebouw van het
Leidsch Dagblad aan de Witte
Singel en de voormalige HBS,
nu het Bonaventura College
aan de Burggravenlaan. Portret
van 'een werkezel.
Dudok was een groot muzieklief
hebber. Hij kreeg de noten met
de paplepel ingegoten, want
zijn vader was muziekleraar en werkte als
eerste violist bij het orkest dat later uitgroeide
tot het Concertgebouworkest.
Robert Magnée (82) - die vanaf 1936 met
Dudok werkte, later zijn compagnon werd en
daarna zijn opvolger - vertelt dat er in de
werkkamer van het huis aan de Utrechtseweg
in Hilversum altijd grammofoonplaten wer
den gedraaid als Dudok en hij er stonden te
werken. Dudok bepaalde welke muziek er
werd gedraaid en paste die keuze aan bij het
werk dat hij moest maken. Hij liet zich sterk
inspireren door de muziek, en was een lief
hebber van georkestreerde kamermuziek. Hij
sprak ook vaak in termen die met muziek te
maken hadden zoals bijvoorbeeld: „Ik or-
chestreer ruimten."
Dudok vertelde ooit dat hij als architect
meer aan de grote componisten te danken
had dan aan alle bouwkunstenaars. „Ik ge
voel diep de gemeenschappelijke basis van
de muziek en de architectuur: ze ontleenen
immers beide haar waarde aan de verhou
dingen. Ik kom hoe langer hoe meer terug
van alle uiterlijke en overbodige versiering bij
mijn vormgeving."
Zijn dochter Mia Rethmeier-Dudok (84)
vertelde bij de opening van de tentoonstel
ling Dudoks Palet in het Goois Museum dat
haar vader soms 's avonds een grammofoon
plaat opzette en dan zei: „Nu moeten jullie
allemaal stil zijn, want niemand kan ons zo
iets moois vertellen als de ouwe heer Beetho
ven. Of de ouwe heer Bach, of een andere
componist. Hij noemde ze, als een soort eer
betoon allemaal 'de ouwe heer', zelfs Mozart,
Chopin of Schubert, die toch de veertig jaar
niet hebben gehaald. Maar één betitelde hij
nooit zo, dat was Gustav Mahler, zijn lieve
lingscomponist, met wie hij zich verwant
vóelde."
Op die avonden zat vader Dudok bijna al
tijd aan een ontwerp te tekenen op de ach
terkant van een enveloppe of op een ander
stukje papier. „Maar ik geloof, dat juist op die
vodjes dikwijls de creatieve opzet voor vele
plannen zijn gemaakt", zegt zijn dochter.
Wilhelmus
Dudok hield thuis aan de Utrechtseweg ook
graag culturele avonden, met lezingen, voor
drachten en muziek. Hij nodigde er kunste
naars uit. dié hij tot zijn vrienden rekende.
Ook de familie Magnée was er vaak van de
partij.~Marietje Dudok en mevrouw Magnée
zongen beiden en konden elkaar daar in vin
den. Dudok hield zelf van statige verzen uit
de gouden eeuw en droeg die graag voor.
want hij had een fabelachtig geheugen. Hij
kon zelfs alle coupletten van het Wilhelmus
declameren. Daarnaast was hij een liefhebber
van de gedichten van Garmt Stuiveling, die in
Hilversum woonde en ook de culturele avon
den bezocht.
Op één van die avonden was de beroemde
Hongaarse componist Béla Bartók te gast,
met wie Dudok goed bevriend was geraakt.
Dudok vroeg de componist achter de vleugel
of bij ook Brahms kon spelen. Bartók zei dat
hij die muziek niet interessant vond en speel
de vervolgens weer zijn eigen muziek. Dat
was voor Dudok reden de vriendschap te be
ëindigen.
Behalve de muziek is ook de militaire op
leiding. die hij na de HBS volgde, van invloed
geweest. Dit uitte zich onder meer in zijn ge
voel voor orde en stiptheid. Zo zei hij bijvoor
beeld: het enige excuus om te laat te komen
is dat je dood bent. In 1908 werd luitenant
Dudok ingekwartierd in Delft, in een groot
huis aan de gracht. Hij werd er verliefd op de
jongste dochter des huizes en had met haar
een gelukkig huwelijk. Zij kregen twee kinde
ren, Hans en Mia. Het jonge paar ging wonen
in Purmerend waar Dudok. op aanwijzing
van de huismeester, kennismaakte met ar
chitect J.J.P. Oud, met wie hij het kantoor
voor het Leidsch Dagblad aan de Witte Singel
ontwierp. Het werd een vriendschap voor het
leven.
DeÜIKKE
Vanuit Leiden vertrok Dudok naar Hilver
sum, waar het jonge gezin naar de Emma-
straat 43 en in 1925 verhuisde: naar een door
Dudok zelf ontworpen villa aan de Utrecht
seweg, De Wikke genoemd. Aan het huis was
wel een garage vastgebouwd, maar Dudok
liet expres de grote kastanjeboom, die de in
Architect Dudok middelpunt van manifestatie
W.M. Dudok: „Ik orchestreer
ruimten."
'Componist
van
architectuur'
In de kelderverdieping van het
raadhuis van Hilversum loopt
tot en met 15 september de ten
toonstelling 'W.M. Dudok, com
ponist van architectuur'. Bege
leid door muziek van Dudok's
favoriete componisten wordt
daarop een keur aan chronolo
gisch gerangschikte elementen
getoond. Zoals ontwerptekenin
gen, nieuwe en oude foto's,
voorwerpen, levendige citaten
en detailfoto's van Paul Huf.
Het gaat om een selectie van
gebouwen, met af en toe een
persoonlijke noot.
De expositie loopt tot en met
15 september en is dagelijks ge
opend van elf uur 's ochtends
tot vijf uur 's middags. Het cen
trale deel van de expositie blijft
ook na 15 september te bewon
deren en gaat fungeren als
'Dudokmuseum'.
Het gebouw van het Leidsch Dag
blad aan de Witte Singel: een van
de ontwerpen van Dudok.
FOTO ARCHIEF