Een man met paus-allures Ontwerp voor Leids stadhuis afgekeurd Ouderschap ZATERDAG 20 APRIL 1 gang1 belemmerde, staan. Hij heeft jaren een grote afkeer van auto's gehad, die hij a la Bor- dewijk 'knorrende beesten' noemde. Hoe de ommekeer is ontstaan weet niemand meer, maar een slimme autohandelaar wees Dudok op een mooie, donkerrode Fiat. De kastanje werd gerooid en nadien hebben vele auto's in de garage gestaan. Op latere leeftijd herkende Dudok overi gens de sterke opkomst van het gemotori seerde verkeer als een 'in beginsel onoplos baar' probleem, met name voor de grote ste den: .Iedere automobilist eist waar hij toeval lig moet zijn een stuk straat op, waar hij zijn kamertje op wielen kan neerzetten." Dudok behandelde Robert Magnée, die kind aan huis was aan de Utrechtseweg, als een eigen zoon. Hoe hij was ingeburgerd bij de familie blijkt ook doordat Mia hem nog al tijd 'broertje' noemt. Dudoks eigen zoon, Hans, was aanvankelijk voorbestemd zijn va der op te volgen. De relatie tussen vader en zoon was echter zeer rpoeizaam. Het wilde niet erg klikken. Dudok stelde volgens Mag née aan zijn eigen zoon veel hogere eisen dan hij aan ieder ander al deed. En Hans - hij is inmiddels overleden - was een luie jongen, een eeuwige student. Hij voelde er niets voor in zijn vaders voetsporen te treden en vertrok als architect naar Curasao. Ook in moeilijke tijden vond Dudok steun in de muziek. Het grootste verdriet in zijn le ven was de dood van zijn vrouw Marie. Daar na is hij een tijd heel eenzaam geweest. Hij zocht vooral troost m de liederen die zijn vrouw vaak zong. Later vond hij een vriendin in mevrouw De Ronde Bresser. Een van de laatste keren dat zijn dochter hem zag, zat hij in een diepe stoel bij de haard en zei: „Kinde ren hier zie je een gelukkig mens voor je.' Magnée vertelt dat hij ervoor moest zorgen dat op Dudoks begrafenis, op de Noorderbe graafplaats in Hilversum, de Vijfde van Ma hler werd gedraaid. „Toen Dudok op zijn sterfbed lag (in 1974), vroeg hij mij, met zijn hand op mijn hoofd, of ik voor zijn bouwwer ken wilde zorgen." Dat is de reden dat Mag née tot op de dag van vandaag voorzitter is van de Dudokstichting. Magnée bewonderde Dudok en doet dat nog altijd. Willen anderen de Hilversumse bouwmeester nog wel eens als lastig bestem pelen, Magnée ziet hem vooral als een man die wist wat hij wilde. „Het was geen onaan genaam mens. Hij kon ook heel aimabel zijn, maar was nogal een werkezel." Hij was dag en nacht bezig was met zijn werk. Zo verbleef hij in 1936 zes weken in In dia: in Calcutta ontwierp hij een groot amu sementscomplex met onder meer twee bio scopen en een hotel. Na terugkomst infor meerde een journalist naar zijn persoonlijke indrukken van 'Britsch-Indië'. Dudok ver klaarde dat hij 'vanzelfsprekend weinig tijd' had gehad, maar dat hem de geweldige fa brieken en de 'prettige, sportieve levensop vatting' van de mensen waren opgevallen. „Het volk is buitengewoon schilderachtig. Ik. had er veel willen teekenen, maar er is niets van gekomen." Dudok kon slecht tegen wat hij zag als gebrek aan eerbied voor zijn werk. „De grootste vij and van den architect is de mensch voor wie hij werkt. Hij maakt voor hem een gebouw en zij beloonen hem door zijn werk onnodig te veranderen en te verknoeien", stélde hij eens. En wanneer hij, samen met zijn gezin, vlak voor het ingebruik nemen een van zijn bouwwerken bezocht, voorspelde hij: ,Nu is het nog gaaf, morgen begint de afbraak." Zijn scherp omlijnde denkbeelden maak ten dat hij niet zo gemakkelijk in de omgang was. Hij was een man die gewend was de dienst uit te maken, een solist, overtuigd van eigen kunnen en allergisch voor kritiek. Dudok-kenner Herman van Bergeijk: ,Het verwijt dat Dudok een persoonlijkheid met een nogal draconisch karakter zou zijn ge weest, wordt meer gehoord. Alhoewel hij zich vaak autoritair opstelde, was hij zekere geen despoot. Hij begreep echter dat de democra tische mentaliteit van de Nederlanders, die vooral in het oneindige vergaderen tot uiting kwam, een grote hindernis vormde voor elke vorm van goede stedebouw. De architect zelf verwoordde dit (in 1950) als volgt: ,In de barok konden prachtige din gen tot stand komen omdat de koning zijn vertrouwen had geschonken aan een archi tect en diens plannen deed uitvoeren." Aan creatief werk moet nu eenmaal uiteindelijk één man vormgeven. „Maar dan beginnen de eindeloze moeilijkheden pas! Hebben wij het niet allen ervaren dat onze democratie te veel leeft bij praten, papier, commissies en com promissen en dat zij te weinig kent: autoriteit en vertrouwen? Ik bedoel helemaal geen dic tatuur, maar een hiërarchische samenwer king van werkers, bevrijd van hinderlijke be moeizucht en drukkende ambtenarij, opdat de maatschappij volledig kan profiteren van het talent, waarover zij beschikt, zonder nodeloze compromissen! De vrijheid was volgens Dudok te groot geworden en had geleid tot 'ontaarding', ontworteling. „In de zee van publiciteit ver zinkt alle hiërarchie, alle autori teit, alle geestelijk gezag." De oud-burgemeester van Hil versum J. Boot in zijn 'Mijmerin- openbare huldiging. Zoals op 7 juli 1964, de dag nadat Dudok zijn tachtigste verjaardag had gevierd. Bij die gelegenheid noemde bur gemeester Boot hem „een figuur die weet wat hij wil en - met ^en aangenaam woord in een bekorende stijl - zegt wat hij weet." En een kunstenaar 'die zijn nog ongebroken krachten in dienst van de Nederlandse ge meenschap stelt'. De burgemeester van Vel- sen noemde hem een man met bijzondere gaven. „Het is zelfs een genot om met u een meningsverschil te hebben." Tijdens de hul diging kreeg Dudok onder meer het door Doeve geschilderde portret overhandigd. Verder werd hem verzocht te poseren voor de bronzen buste, die door beeldhouwer Son- daar gemaakt zou worden. Kort voor zijn tachtigste verjaardag gaf de krasse architect, die nog dagelijks in zijn wo ning aan de Utrechtseweg aan het werk was, een van zijn schaarse interviews. „Hij is geen man van brede gebaren", zo begon de ver slaggever van De Gooi-*1 en Eemlander. Hij beschreef Dudok als een rustige, creatieve man; een hevig bewonderde èn bekritiseerde bouwmeester, die geen school stichtte en geen discipelen wilde winnen. Een individua list, die het als een compliment opvatte wan neer hij een romanticus werd genoemd. „Ik wil ontsnappen aan de louter functio nele dozen-architectuur", aldus Dudok die zijn hoge leeftijd niet als iets bijzonders be schouwde. „Het is evenmin een verdienste om tachtig te worden als om 1 meter 78 lang te zijn", meldde Dudok droog. Verder was hij er dankbaar voor dat hij ondanks alle span ningen in zijn leven nooit de 'managerziekte' had opgelopen. „Misschien houdt dét mij jong: dat ik nog steeds met eerbied en ver wondering door het leven ga." gen': ,Ook al klikte het ons, intiem werd je nooit met Dudok. Want ook daarin bleef hij de militair die hij was geweest, op enige afstand, en daarnaast altijd de heer, in alle opzichten." Boot omschrijft de architect als ijdel (maar niet protserig) en zui nig, een man met 'paus-allures', ïoeizaam tot andere brengen. Maar ook a mild, met een ze kere filosofische inslag. „Hij bleef altijd min of meer herkenbaar als de oud-officier met een kaars rechte houding. Zo zie ik hem nog altijd door Hilversum lopen, toen hij al gepensioneerd was." Hoewel Dudok er niet van hield om op de voorgrond te treden, ontkwam hij niet aan een énkele moeilijk en gedachten als beleefd Een ultramodern raadhuis ontwierp Dudok na de Leidse stadhuisbrand in 1929. Eert gebouw dat er evenwelnooit is gekomen. Na een hoop kri tieke en langdurige discussies koos het gemeentebestuur voor een veel tradioneler en goedkoper gebouw, ontworpen door c.J. Blaauw. Dat Dudok als enige architect werd uitgekozen om een ontwerp voor een nieuw stadhuis te maken viel al meteen niet in goede aarde. Maar toen hij in 1930 zijn plan presenteerde barstte de kritiek pas goed los. Dudoks plan behelsde de instandhouding van de oude gevel aan de Bree- straat, maar daar zagen andere architecten en Leidse professoren hele maal niets in. Zij stelden dat het contrast tussen de oude gevel en de daarachter geplande nieuwbouw te groot was. In het heetst van de strijd tussen voor en tegenstanders van het ont werp nam de redactie van het Leidsch Dagblad het initatief om de, hoog in aanzien staande, Bond Heemschut om een oordeel te vragen. Geheel tegen de verwachting in prees de voorzitter Dudoks ontwerp de hemel in. De tegenstanders bleven zich echter hevig verzetten, ook nog toen het ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen de handhaving van de oude gevel verplicht stelde. Het gemeentebestuur besloot uiteindelijk de opdracht aan Dudok in te trekken. In 1932 werden meerdere architec ten. onder wie ook Dudok, uitgenodigd om nieuwe plannen te bedenken. Dudok bedankte deze keer echter voor de eer. In december 1933 keurde het gemeentebestuur Blaauws ontwerp goed. Een moeder, een vader en hun zeven jaar oude dochter zaten in een restaurant. De serveerster nam eerst de be stelling van de ouders op en vervolgens die van het meis je. „Wat zal het voor jou zijn?", vroeg ze. Het meisje keek behoedzaam naar haar ouders en zei toen tegen de ser veerster: „Een hot dog wil ik graag." „Nee, beslist geen hot dog", kwam de moeder tussenbeide. „Brengt u haar liever iets van kip." „Met gebakken aardappels en groene groente", voegde de vader er aan toe. De serveerster bleef het meisje aankijken en vroeg: „Wil je ketchup of mayonaise op je hot dog, of allebei?" „Ketchup alstu blieft", antwoordde het meisje. „Komt voor elkaar", zei de serveerster terwijl ze zich naar de keuken spoedde, de familie in verbouwereerde stilte achterlatend. Toen zei het meisje, terwijl ze haar ouders aankeek: „Wat dacht je wat! Ze denkt dat ik echt ben!" Dit verhaaltje is er een van een stuk of tien die worden ge bruikt in een onderzoek naar houding ten opzichte van ouder schap. Degenen die aan het on derzoek deelnemen, zowel jon geren als ouderen, moeten onder er aangeven wiens reactie ze meest sympathiek vinden. In dit geval kiezen de meesten voor de serveerster. De neiging om in geval van conflicten tussen ouder en kind achter het kind te gaan staan, is vrij algemeen. Ze is vooral sterk als er sprake is van een kind met emotionele problemen, zoals angsten of depressie, die verband lijken te houden met problemen a de wijze waarop de ouders als opvoeders fungeren. Zowel 'ge- ae' mensen als hulpverleners blijken sterk geleid te worden door ideeën als: „Ja, nogal lo gisch dat het met dat kind niet goed gaat, als je ook ziet hoe het daar thuis toegaat," of „Eigenlijk a je dat kind daar weg moeten halen, want zoals die ouders daar e omgaan, komt er geen spaan van terecht." Zulke gedachten drukken eerst en vooral een bekommernis i het kind uit, zoals de serveer- ■r uit het verhaal zich eerst en vooral om het kind bekommer de. Maar hoe zit het met de be kommernis om de ouder die het niet goed doet? Het antwoord op die vraag is simpel: daar zit het slecht mee. In het algemeen overheerst nog de mening dat de ouder als grote, als volwassene, beter zou moeten weten en het anders en veel beter zou kunen doen als hij of zij maar meer in de opvoeding investeerde. Daar onder zit het verwijt verborgen dat veel ouders van kinderen- met-problemen te weinig verant woordelijkheidsbesef als opvoe der hebben. Ze laten hun kinde- i al te gemakkelijk aan de aat, aan de school of aan an deren over, letten er gewoon slecht op of verzorgen het slecht. Het valt moeilijk te ontkennen dat dit bij sommige ouders in derdaad het geval is: ze zijn niet geschikt voor die roeping en hadden er vermoedelijk ook be- maar helemaal niet aan kun- beginnen. Maar dat zijn uit zonderingen: voor de allergroot- e meerderheid van de ouders geldt dat ze hun kind of kinderen goed willen voeden, zoals de ou ders van het zevenjarige meisje, i opvoeden. Die neiging zit ge woonweg in onze evolutionaire uitrusting verpakt, want slecht ouderschap brengt het voortbe staan van de soort in gevaar. aar net als met onze neiging tot voortplanting, is een pro bleem dat de evolutie wel de nei ging levert maar niet de concrete handleiding en vaardigheden orfi die neiging onder de gegeven omstandigheden zo goed moge lijk vorm te geven. Daarvoor zijn e aangewezen op cultuur en opvoeding, op andere mensen kortom. Maar net als de natuur laat ook onze cultuur het groten deels afweten als het gaat om het leren van ouderschap. Wij ken- geen opvoeding tot ouder schap. In zekere zin rotzooit ie dereen maar op zijn eigen ma- r aan en eigenlijk is het verba zingwekkend dat het nog zo vaak goed terechtkomt. Het feit dat onze cultuur geen opvoeding tot ouder kent, creeërt *1 heel merkwaardig probleem. Terwijl, zoals gezegd, de meeste ouders geleid worden door een duidelijkverantwoordelijkheids- besef voor het wel en wee en de ontwikkeling van hun kinderen, weten ze vaak niet hoe ze die verantwoordelijkheid waar moe- "i maken. Ouder-zijn betekent, bijvoorbeeld, in belangrijke mate het uitoefenen van macht en in vloed over een ander wezen. aar hoe oefen je op een ver- l antwoorde en zorgvuldige inier macht en invloed uit? Wat moet je je kind gewoon op leggen, zij het niet zonder uitleg gen? Wanneer zet je je kind te veel onder druk. Wanneer is er sprake van machtsmisbruik door jou jegens het kind? Wanneer kun je je macht gaan delen met of gaan delegeren aan je kind? Wanneer moet je een macht strijd beslist niet uit de weggaan wel? (Een dilemma waar de ouders van het zevenja rige 'hot dog' meisje voor werden geplaatst). Wanneer is je macht of gezag onvoldoende om het ge drag van je kind in goede banen te leiden en wordt het nodig om hulptroepen van buiten op te roepen? Of, zelfs, om de macht helemaal aan iemand anders over te dragen? (Ook dat kan een uiting van verantwoordelijk heidsbesef zijn!) Voor de meeste mensen geldt dat ze over niemand in hun leven zoveel macht zullen heb ben als over hun kind of kinde ren. Maar hier geldt, net als op allerlei andere gebieden, zoals het bedrijfsleven, de politiek, de wetenschap en de media, dat hei oo zorgvuldig uitoefenen van machtp geleerd moet worden. En dat, i de meeste gevallen, iemand pas met macht bekleed moet worden als er tenminste enige indicatie bestaat, dat hij of zij deze goed en zorgvuldig kan hanteren. Vaatëg moet zelfs een jarenlange leer school doorlopen worden alvo rens een bepaalde machtspositie f bekleed kan worden. En dan nog gaat het vaak mis, is er sprake ak van wanbeheer of machtsmis bruik. Wat moet je dan verwachten bij het uitoefenen van macht en invloed, waarvoor behalve tradi tie (dat wat je bijvoorbeeld in je gezin hebt meegemaakt) geen enkele scholing bestaat: de ou-f derlijke macht. Bovendien geldt, K; net als in de politiek en op ande re gebieden, ook bij het ouder schap dat macht en gezag vaak ondermijnd worden door krach- n ten van buitenaf en is een heel lastige opgave hoe je daar tegen te verweren. Of, nog lastiger, meestal moet je je macht en ii vloed over een kind met iemand anders delen en doen zich vra gen van afstemming en samen werking voor. Afstemming en samenwerking bij het uitoefenen van macht is in een overleg- of onderhande-1 m lingssamenleving als de onze een ek ingewikkelde opgave geworden, die een hele hoop communica tieve vaardigheden, geestelijke gezondheid, tijden inzet van de partners vergt. Daarin gaat vaak een hoop mis. Het risico loert dan ook steeds dat je gezag en invloed van binnenuit onder mijnd wordt, door je partner. Ouderschap is dus in belang rijke mate afhankelijk van part nerschap. Problemen in de part nerrelatie kunnen, zelfs bij ou ders met het grootst mogelijke verantwoordelijkheidsbesef, toch' tot ouderschapsproblemen en dus tot problemen bij hun kind leiden. Maar, wat vaak vergeten wordt, het omgekeerde is even goed het geval: partnerschap is in belangrijke mate afhankelijk van ouderschap. De ene partner ontwikkelt vaak respect voor de ander, of juist niet, op grond van de wijze waarop deze met de kinderen omgaat, zich als opvoe der gedraagt. Veel partnerproble men zijn opvoederproblemen en verbetering in de omgang met kinderen leidt niet zelden tot ver betering in de omgang tussen partners. Een gegeven dat door huwelijks- of relatietherapeuten veel te vaak wordt genegeerd. Kortom: een samenleving die zich echt bekommert om de opvoeding van haar kinderen moet zich ook echt bekommeren om de opvoeding van hun ou ders. Niet alleen uit eigenbelang overigens, maar ook uit sympa thie. Want er is nauwelijks een grotere pijn aanwijsbaar dan die van ouders met verantwoorde lijkheidsbesef met wier kind het toch niet lijkt te lukken. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Een eerbetoon aan Willem Marinas Dudok (1884-1974). Dat is de Dudok Manifestatie '96 waarvoor afgelopen donderdagmiddag het officiële startsein werd gegeven in het raadhuis van Hilversum. De komende maanden zijn daar allerlei activiteiten gepland rond Dudok, de architect die van 1913 toten met 1915 plaatsvervangend directeur gemeentewerken bij de gemeente Leiden was. Hij ontwierp het gebouw van het Leidsch Dagblad aan de Witte Singel en de voormalige HBS, nu het Bonaventura College aan de Burggravenlaan. Portret van 'een werkezel. Dudok was een groot muzieklief hebber. Hij kreeg de noten met de paplepel ingegoten, want zijn vader was muziekleraar en werkte als eerste violist bij het orkest dat later uitgroeide tot het Concertgebouworkest. Robert Magnée (82) - die vanaf 1936 met Dudok werkte, later zijn compagnon werd en daarna zijn opvolger - vertelt dat er in de werkkamer van het huis aan de Utrechtseweg in Hilversum altijd grammofoonplaten wer den gedraaid als Dudok en hij er stonden te werken. Dudok bepaalde welke muziek er werd gedraaid en paste die keuze aan bij het werk dat hij moest maken. Hij liet zich sterk inspireren door de muziek, en was een lief hebber van georkestreerde kamermuziek. Hij sprak ook vaak in termen die met muziek te maken hadden zoals bijvoorbeeld: „Ik or- chestreer ruimten." Dudok vertelde ooit dat hij als architect meer aan de grote componisten te danken had dan aan alle bouwkunstenaars. „Ik ge voel diep de gemeenschappelijke basis van de muziek en de architectuur: ze ontleenen immers beide haar waarde aan de verhou dingen. Ik kom hoe langer hoe meer terug van alle uiterlijke en overbodige versiering bij mijn vormgeving." Zijn dochter Mia Rethmeier-Dudok (84) vertelde bij de opening van de tentoonstel ling Dudoks Palet in het Goois Museum dat haar vader soms 's avonds een grammofoon plaat opzette en dan zei: „Nu moeten jullie allemaal stil zijn, want niemand kan ons zo iets moois vertellen als de ouwe heer Beetho ven. Of de ouwe heer Bach, of een andere componist. Hij noemde ze, als een soort eer betoon allemaal 'de ouwe heer', zelfs Mozart, Chopin of Schubert, die toch de veertig jaar niet hebben gehaald. Maar één betitelde hij nooit zo, dat was Gustav Mahler, zijn lieve lingscomponist, met wie hij zich verwant vóelde." Op die avonden zat vader Dudok bijna al tijd aan een ontwerp te tekenen op de ach terkant van een enveloppe of op een ander stukje papier. „Maar ik geloof, dat juist op die vodjes dikwijls de creatieve opzet voor vele plannen zijn gemaakt", zegt zijn dochter. Wilhelmus Dudok hield thuis aan de Utrechtseweg ook graag culturele avonden, met lezingen, voor drachten en muziek. Hij nodigde er kunste naars uit. dié hij tot zijn vrienden rekende. Ook de familie Magnée was er vaak van de partij.~Marietje Dudok en mevrouw Magnée zongen beiden en konden elkaar daar in vin den. Dudok hield zelf van statige verzen uit de gouden eeuw en droeg die graag voor. want hij had een fabelachtig geheugen. Hij kon zelfs alle coupletten van het Wilhelmus declameren. Daarnaast was hij een liefhebber van de gedichten van Garmt Stuiveling, die in Hilversum woonde en ook de culturele avon den bezocht. Op één van die avonden was de beroemde Hongaarse componist Béla Bartók te gast, met wie Dudok goed bevriend was geraakt. Dudok vroeg de componist achter de vleugel of bij ook Brahms kon spelen. Bartók zei dat hij die muziek niet interessant vond en speel de vervolgens weer zijn eigen muziek. Dat was voor Dudok reden de vriendschap te be ëindigen. Behalve de muziek is ook de militaire op leiding. die hij na de HBS volgde, van invloed geweest. Dit uitte zich onder meer in zijn ge voel voor orde en stiptheid. Zo zei hij bijvoor beeld: het enige excuus om te laat te komen is dat je dood bent. In 1908 werd luitenant Dudok ingekwartierd in Delft, in een groot huis aan de gracht. Hij werd er verliefd op de jongste dochter des huizes en had met haar een gelukkig huwelijk. Zij kregen twee kinde ren, Hans en Mia. Het jonge paar ging wonen in Purmerend waar Dudok. op aanwijzing van de huismeester, kennismaakte met ar chitect J.J.P. Oud, met wie hij het kantoor voor het Leidsch Dagblad aan de Witte Singel ontwierp. Het werd een vriendschap voor het leven. DeÜIKKE Vanuit Leiden vertrok Dudok naar Hilver sum, waar het jonge gezin naar de Emma- straat 43 en in 1925 verhuisde: naar een door Dudok zelf ontworpen villa aan de Utrecht seweg, De Wikke genoemd. Aan het huis was wel een garage vastgebouwd, maar Dudok liet expres de grote kastanjeboom, die de in Architect Dudok middelpunt van manifestatie W.M. Dudok: „Ik orchestreer ruimten." 'Componist van architectuur' In de kelderverdieping van het raadhuis van Hilversum loopt tot en met 15 september de ten toonstelling 'W.M. Dudok, com ponist van architectuur'. Bege leid door muziek van Dudok's favoriete componisten wordt daarop een keur aan chronolo gisch gerangschikte elementen getoond. Zoals ontwerptekenin gen, nieuwe en oude foto's, voorwerpen, levendige citaten en detailfoto's van Paul Huf. Het gaat om een selectie van gebouwen, met af en toe een persoonlijke noot. De expositie loopt tot en met 15 september en is dagelijks ge opend van elf uur 's ochtends tot vijf uur 's middags. Het cen trale deel van de expositie blijft ook na 15 september te bewon deren en gaat fungeren als 'Dudokmuseum'. Het gebouw van het Leidsch Dag blad aan de Witte Singel: een van de ontwerpen van Dudok. FOTO ARCHIEF

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 42