Dwergprovincie groeit reusachtig Tenminste iets ZATERDAG 6 APRIL 1996 „Ik wil de meester van de natuur zijn, en zij moet mijn dienares zijn. Ik wil een met mijn kracht overeenkomen de invloed op haar hebben, maar zij mag geen invloed op mij hebben." De woorden zijn van de de Duitse filosoof Johann Gottlieb Fichte en te vinden in een door hem in het jaar 1800 gepubliceerde verhandeling getiteld 'De Be stemming van de mens'. Ze vielen me weer in toen ik minister Van Aartsen van Landbouw op de televisie met nauwelijks verholen trots hoorde zeggen, dat hij uit het overleg in Brussel over de 'Gekke Koeien ziekte' alles had gesleept, wat hij had willen slepen: geld en in stemming voor het vernietigen en verbranden van om en nabij de 65.000 kalveren. Wat recht vaardigt deze holocaust, dit brandoffer? Is dat de grootte van het risiCo dat wij als gevolg van het eten van rundvlees met een Britse randje lopen op een aan doening, die lijkt op de zo gehe ten ziekte van Creutzfeldt-Jakob (een zeldzame vorm van snel verlopende dementie die wordt veroorzaakt door een virus en meestal binnen twee jaar tot de dood van patiënten) leidt? Hoogst onwaarschijnlijk! Hoe ernstig deze aandoening ook is, het risiCo erop is zo klein - klei ner dan 1 op 1.000.000 - dat het winnen van de staatloterij wel wat waarschijnlijker is. Als het om ziekte-risiCo's gaat, dan zou het heel wat meer voor de hand liggen om alle tabaksfabrikanten en sigarenboeren stante pede naar de brandstapel te slepen, want de kans op longkanker is vergeleken met de kans op pre- seniele dementie enorm. Boven dien weten we zeker dat er een sterk verband is tussen roken en longkanker, terwijl nog helemaal niet is vastgesteld of en hoe het eten van Angelsaksisch vlees ons aan het dementeren doet slaan. De conclusie is duidelijk: het nationale kalfsoffer wordt niet ingegeven door rationele over wegingen, maar gedreven door irrationele motieven. Wat zijn die motieven dan? Een daarvan heb ben we al eerder aan het werk gezien toen het HIV-virus dat aids veroorzaakt in het brand punt van de publieke en politie ke aandacht kwam te staan: de angst voor een onzichtbare be dreiging vanuit de natuur, waar tegen we relatief machteloos staan en die ons degradeert van heerser over tot beheerst door de natuur, die ons van jager tot prooi, tot opgejaagde, maakt. Voor een mensensoort die zelfs de meest kolossale dieren allang aan zijn technische zegekar ge bonden heeft, voor wie een druk op de knop volstaat om talloze levens voorgoed te vernietigen, is opgejaagd worden - machteloos n hulpeloos gemaakt - door een miniscuul organisme, een virus, a onaanvaardbare vernedering waartegen hoe dan ook iets ge daan moet worden. Politici ple gen dat uit te drukken in termen als 'het vertrouwen van de con sument moet hersteld worden', maar dat is in wezen een eufe mistische manier om te zeggen dat de angst of de spanning die door gevoelens van hulpeloos heid tegenover de waargenomen bedreiging wordt veroorzaakt, moet worden weggenomen. Hoe doe je dat, angst vermin deren - of wegnemen - die het gevolg is van, of versterkt wordt door gevoelens van hulpe loosheid? Het antwoord is sim pel: door iets te doen, door te zorgen dat er iets gebeurt dat een illusie van controle, hoe irreëel of 'leeg' ook, oproept. In het jaar 310 of daaromtrent schreef de kerkgeleerde Lactantius een werk met als titel 'Goddelijke Institu ties' waarin hij onder andere het volgende zegt: 'Iemand die een glas maakt, doet dat niet om te laten zien dat hij tenminste iets gedaan heeft (in het latijn kort weg: ut aliquid flat of 'zodat er minste iets gebeurt'), maar opdat het glas gevuld zal wor den'. Het gezegde 'zodat er ten- ïste iets gebeurt' is sindsdien wereldwijd bekend geworden en, met name onder politici, als een soort van virus verbreid. Een groot deel van de berichten in de media betreffen gedragingen of besluiten van politici en maat schappelijke organisaties, die door dit 'activisme-virus' zijn veroorzaakt. Iets doen, activiteit, hoe betwistbaar of ongericht ook, ontlast, vermindert innerlij ke en maatschappelijke angst en spanning, althans op de korte termijn, en levert de illusie van controle op; de illusie dat we de situatie beheersen, in de hand hebben. Door actief te worden gaan we geloven of laten we an deren geloven dat we niet langer hulpeloos aan ons lot zijn over geleverd - we doen immers iets, ook al is het alleen maar 'zodat enminste iets gebeurt'. En door iets te doen, kunnen ande ren ook niet meer het verwijt maken 'dat we niets gedaan heb ben' of 'dat er niets aan gebeurd is'. Voor politici is niets ergers dan het verwijt dat ze passief zijn gebleven, dat ze er niets aan ge daan hebben. Zelfs als volstrekt onzeker is of de kostbare of in grijpende maatregelen die ze ne men iets uithalen (en ten aan zien van de Gekke Koeienziekte is dat volstrekt onduidelijk, zoals de WereldGezondheidsOrganisa- tie (WHO) op woensdag 3 april nog eens duidelijk maakte in een persbericht dat stelde dat ieder land in deze maar moet doen wat het zelf goeddunkt) dan nog vinden zij en wij dat acceptabeler dan passief blijven. Het creëren van de illusie van controle door middel van het volgen van Lactantius' motto 'ut aliquid fiat' vinden we ook op andere gebieden. Als minister Sorgdrager naar het voorbeeld van President Bill Clinton met het idee komt van een 'antige- welds-chip' waarmee ouders kunnen voorkomen dat hun kind naar gewelddadige tv-films kijkt, dan blijkt ook zij besmet door het activisme-virus. Haar voor stel maakt overigens duidelijk dat 'ut aliquid fiat' in een dubbel opzicht een psychologische aflei dingstruc is. Op de eerste plaats dient het als geruststelling voor onszelf („We hebben er echt iets tegen ondernomen"). Op de tweede plaats beschermt het ons tegen zelfkritiek en tegen be wustwording van wat we tot nu toe hebben gedaan of nagelaten, waardoor het zover heeft kunnen komen. We beginnen ergens an ders dan waar het kwaad zijn wortels heeft, om zodoende niet aan veel ingrijpendere maar wel wezenlijkere veranderingen te hoeven werken. We laten Jan Rap en zijn maat onbeperkt de meest gewelddadige films en se ries produceren en uitzenden en zeggen vervolgens 'maar dat is eigenlijk helemaal niet goed voor de kinderziel', dus is ons voor stel: 'ga rustig door met produce- ren maar laten ouders er wel voor zorgen dat hun kinderen er zo weinig mogelijk van consu meren'. Het kwaad zit 'm volgens deze redenering dus niet in de productie en het aanbod van ge weld, maar in de consumptie. Het is de redenering van een dië tiste die haar patiënten met ge wichtsproblemen iedere dag een uitgebreid dinerbuffet voorscho telt met de suggestie zich toch alsjeblieft in te houden. Afgezien van het feit dat een dergelijke aanpak, zoals wer- kelijksociaal-wetenschappelijke studies laten zien, niet werkt, wordt ze ook ingegeven door een dubieus motief: de minster stelt iets voor, opdat ze niet werkelijk iets hoeft voor te stellen. Als ze werkelijk iets zou voorstellen dan zou ze het debat waarop het echt aankomt, aanslingeren, en dat is: tot wat voor mensen willen wij onze kinderen opvoeden en klopt wat we met zijn allen in ra zend tempo dag in dag uit over hun hoofden uitstorten daar wel mee? Overigens is ook een activi teit als de commissie Van Traa naardrugs-opsporingsmethoden van politie en justitie, zo'n po ging om iets te doen opdat de discussie waar het werkelijk om zou moeten gaan niet gevoerd hoeft te worden. En die is: „Wat is er aan de hand met het leven op de rand van de 21ste eeuw, dat de wereld een grote 'drug's- tore geworden is waarin iedereen voortdurend bezig is om stoffen te pakken te krijgen en te gebrui ken die langs chemische weg de manier waarop we de wereld voelen en waarnemen, moeten veranderen?" Of om het in de woorden van de schrijfster Doris Lessing të zeggen: „Kluchten. Met emmer tjes en schepjes tegen een zond vloed aantreden, voor de spiegel de stropdas rechttrekken of de make-up bijwerken, terwijl het huis i RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie Han Lammers houdt van opbouwen. De komende maanden pendelt hij op en neer naar Sint Maarten om de opbouw van dat eiland te coördineren. Minister Joris Voorhoeve heefteen leuke klus voor hem uitgezocht, vindt Lammers. Sint Maarten, vorig jaar voor een groot deel verwoest door een orkaan, is zo klein als Schiermonnikoog, het eiland waar hij geregeld vertoeft. Maar de zon schijnt er vaker, zeggen ze. In oktober stopt Lammers als commissaris van de koningin in Flevoland. Noodgedwongen. Hij wordt 65 jaar. „Stomvervelend vind ik dat. Han Lammers: „Mensen vinden water over het algemeen r Han Lammers en tien jaar Flevoland Han Lammers tijdens zijn toespraak als net geïnstalleerde burgemeester van Almere (2 januari 1984). foto archief zagen destijds in Flevoland de Nieuwe Mens opstaan, maar dat idee heb ik altijd tegenge houden. Mensen zijn tol veel in staat als er iets nieuws moet gebeuren. Dat zit in ieder een. Ook in mensen aan wie je het aan de buitenkant niet afziet. Maar ja, er werd in elk geval betrekkelijk weinig gezeurd. We lachten veel. In die periode heb ik meer gelachen dan Lammers grossierde in de feestelijke 'eerste keren'. Hij voltrok het eerste huwelijk en schreef het eerste kind in. Het mooiste was de vestiging van de eerste burger van Almere. „Een dametje van over de 70 uit Amsterdam. Verdraaid, dachten we toen, we moeten snel een bejaardenhuis hebben! De minister keek er raar van op. Het leek een absurd verzoek." Werkbaar Na een bestaan van tien jaar is Flevoland nu beland in het 'normale'. Ondanks de scepsis die bij sommigen rees over de dwergprovin cie die zou ontstaan. De provincie zou te klein zijn in relatie tot het dure provinciaal apparaat. Niks werd minder waar. Flevoland telt inmiddels zo'n 275.000 inwoners en na dert wat betreft inwonertal de grootte van Zeeland. Lammers: „Voor je het wist had de hele zaak een bestemming. Buitenlanders staan ervan te kijken wat hier in betrekkelijk korte tijd is gebouwd! Nederlanders niet. Je hoeft hier geen applaus te verwachten. De grote lijnen van de indeling van de pro vincie in de zes gemeenten (Lelystad, Almere, Noordoostpolder, Dronten, Urk en Zeewol- de) bleken werkbaar. Lammers ziet nu tot zijn plezier dat andere provincies 'aardig in de buurt' komen bij de Flevolandse indeling. „Onze gemeenten zijn groot en kunnen dus meer. Alleen Almere kreeg wat minder grond, maar daar werd weer meer gebouwd. Zo hebben we alles een beetje op de hand gewo gen. Dat pakte prima uit." Het gesprek komt al gauw op weg en spoor. Volgens Lammers noodzakelijke voor zieningen om in beeld te blijven. De spoor rails die Flevoland bezit lopen echter even achter Lelystad dood. Tot een Hanze- of Zui- derzeelijn (van Lelystad verder naar het noor den) is het nog steeds niet gekomen. De spoorlijn bereikte Lelystad ook te laat, vindt Lammers. „We hebben moeten knokken voor die trein. Een trein bevestigt de ontwik keling van een stad. Het is een teken dat de overheden het zaakje steunen. De Noord oostpolder is nu nog steeds alleen per bus te bereiken. Emmeloord heeft daar last van. Dat is duidelijk Markermeer Het inpolderen van het Markermeer is niet altijd het stokpaardje van Lammers geweest. Een tegenvaller dat dat niet al tijdens zijn be stuursperiode gebeurde. Nu, op het scheiden van de markt, heeft minister Annemarie Jor- ritsma van verkeer en waterstaat van de Flevolandse bestuurders een stuk gekregen over een luchthaven in het Markermeer. Het vliegveld, door sommigen al vliegeiland ge noemd, moet ten noordwesten van Lelystad in het water vVorden aangelegd in een polder van 5000 hectare. „Het is d om het niet te doen!" Hij pauzee rt even. „Nou ja, het is niet handig om het niet te doen. Ik hoop trouwens wel dat wij voor dit plan de volledige steun van de noor delijke provincies krijgen. Dat is echt een noodzaak, want het effect van het vliegeiland op het Noorden zal groot zijn. Als we vijf of zes jaar geleden hadden besloten het Marker meer in te polderen, dan hadden we nu een ijzersterke troef in handen gehad. Je wéét dat zo iets lang duurt. Voordat de eerste paal de grond in gaat voor een dijklichaam of een sluis - daar zijn jaren mee gemoeid." Het steekt hem dat er lacherig wordt ge daan over de inpoldering. „De mensen zijn bang. De milieubeweging in dit land heeft veel macht. Daar gaan bestuurders liever niet tegenin, al worden er niet altijd wezenlijke argumenten gebruikt. Er spelen trouwens ook andere sentimenten mee. „Mensen vin den water over het algemeen mooier dan land. Op de een of andere manier vindt men dat 'meer natuur' dan land. Dat zie ik niet. Dan vergeten ze dat driekwart van Nederland door inpoldering tot stand is gekomen. Je maakt water alleen maar bruikbaar. Wie weet dat beter dan wij? Land uit water is alleen Het eiland in het Markermeer voor de aan leg van een tweede nationale luchthaven is goedkoper dan een constructie voor de Noordzeekust, gaat Lammers nog even door. De ontwikkeling maakt de regio Amsterdam 'die zo vastloopt als een huis', losser. „En het kabinet heeft het toch altijd over werk-werk- werk? Nou, wat wil je nog meer?" Druk aan het lobbyen is 'ie niet. „Neu... Dat er over ge praat wordt is al mooi genoeg." En die polder komt er. „Daar ben ik zeker van. Ik kan me niet v dat Jorritsma niet uitkomt op deze lo catie. Al weet ik niet of ik dat zelf nog zal meemaken." Verheugd constateert Lammers dat de sa menwerking met de noordelijke provincies de laatste jaren steviger werd. „Het weder zijds begrip is in elk geval gegroeid. In het verleden is daar niet altijd even hard aan ge trokken. Friesland en Groningen zijn 'Het Noorden' en zij vonden niet altijd dat Flevoland daar ook een beetje bij hoort. Dat lag ook aan onszelf, hoor. Flevoland heeft lang de handen vol gehad aan haar eigen za ken. De blik was anders gericht, dichtbij, richting Amsterdam. Het gezamelijk streven naar de Hanzelijn, de Zuiderzeelijn en doortrekking van de A6 maakt de banden sterker. „Die economische as in de richting van het noorden is heel be langrijk. We moeten samen voorkomen dat alles naar het zuiden trekt. Voor iedereen is het goed dat het zuiden en het noorden zich gelijkwaardigontwikkelen. In Flevoland zelf groeit na tien jaar al voor zichtig een wij-gevoeL Steeds frequenter, zo vertelt Larrtmers, rijden op de polderwegen auto's met een sticker van de kiekendief op het kofferdeksel. De kiekendief, beeldmerk van het ingepolderde land. „Dat zegt toch wel iets." In april 1993 lanceerde de toenma lige staatssecretaris van binnenlandse zaken Dieuwke de Graaf-Nauta het idee om Flevoland maar te splitsen: Almere naar het Regionaal Orgaan Amsterdam (ROA), de rest van zuidelijk Flevoland naar Gelderland en de Noordoostpolder terug naar Overijssel. Heel Flevoland stond op z'n achterste benen. Ironisch: „Mevrouw De Graaf heeft ons toen een geweldige dienst bewezen met dat plan. Er kwam een felle reactie en iedereen hier wist opeens wat het is, zo'n wij-gevoel." Lammers zal de ontwikkelingen na 1 okto ber als 'gewone' Flevolander volgen. Hij lijkt echter niet van zins het kalm aan te gaan doen. De oud-journalist, oud-wethouder, oud-landdrost en oud-commissaris mag zich graag bezighouden met de politiek. Hij blijft ook 'zeer zeker' actief binnen de PvdA. De kabinetten van de laatste tijd krijgen van Lammers geen voldoende. Ook het hui dige paarse niet. „De ministers zitten te veel op de knip en dat wreekt zich". De commis saris waarschuwt alvast zijn opvolger: „Het zal een hele toer worden om Almere als een grote stad van 250.000 inwoners te voltooien. De gang moet er in blijven. En dat is moeilijk als die neiging tot bezuinigen maar blijft doorgaan. Stadsvernieuwing en meer van dat soort zaken zijn duur, zeggen ze dan. Tuur- lijk! Maar je moet er ook lang mee doen!" Hij noemt de situatie van de lage inko mensgroepen in de grote Flevolandse steden 'zorgelijk'. „Dat is een gevaar voor het welsla gen van de operatie. Mensen die hier komen zijn kwetsbaar. J hier. Je bent net verhuisd en als je dan je baan kwijtraakt en in die hele mallemolen van die uitkeringstoestand ver zeild raakt, dan wordt het heel moeilijk." Wrang vindt hij het dat de PvdA het juist op zijn lievelingsterreinen, de volkshuisvesting en ruimtelijke ordening, laat afweten. „Dat was een klassiek goed, maar ze hebben het laten versloffen. De partij moet zich weer hervinden." Lammers helpt er graag aan mee, zo maakt hij duidelijk. Op de gang klinkt de zware stem al van verre. De kamer van de commissaris ligt op de vierde verdieping. Achter de ruiten een weids ge zicht over de hoofdstad Lelystad. Vanaf het officiële begin van de provincie Flevoland, nu tien jaar geleden, loopt Lammers al rond in het provinciehuis. Hij hoorde tot het selecte groepje pionier-bestuurders dat zich als eer ste vestigde in het zuidelijk deel van Flevoland. Lammers moet over een half jaar weg vanwege zijn leeftijd, maar voelt nog geen enkele aandrang óm te stoppen. „Dit is een ongelooflijk lollig gebied. Alles heeft een geschiedenis, hoe jong het ook is." Ook v de officiële oprichting van de provin cie in januari 1986 was Lammers al betrok ken bij de totstandkoming van Flevoland. Eerst begin jaren zeventig als PvdA-wethou- der volkshuisvesting van Amsterdam en daarna, van 1976 tot 1985, als landdrost van de Zuidelijke IJsselmeerpolders. Aan die begintijd bewaart oud-journalist Lammers zijn mooiste herinneringen. Land drost was volgens hem 'een soort commissa ris van de koningin in opleiding'. Voor het eerst sinds 1840 werd in Nederland weer eën provincie gesticht. Hij moest de bestuurs structuur van de drie nieuwe steden in dat gebied op poten zetten en meehelpen aan de invulling van het ontgonnen zuidelijke land. „Streven naar een naadloze overgang van het abnormale naarhet normale", noemt hij het zelf. „Ik kwam hier om mijn baan op te hef fen. Het was gewoon een kwestie van niet zeu ren en de mouwen opstropen. Besturen was allerminst star. Je had een grote mate van vrijheid", blikt Lammers terug. „Sommigen Flevoland in de groei. Het 'Nieuwe Land' in Zeewolde; een opname uit 1993. foto archief

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 45