A 'Als huisarts moetje soms dwingend optreden' 995 ZATERDAG 6 APRIL 1996 dt De Leidse huisarts Beu Crul (44), tevens voorzitter van de Districts Huisartsen Vereniging Rijnland en Midden-Holland, krijgt in zijn praktijk aan het Noordeindeplein, zoals eigenlijk alle huisartsen, het iele palet van het menselijk lief en leed onder ogen. Van wonderbaarlijke genezingen tot aan wiegedood. Van vreemdgaan tot aan Euthanasie. Hij heeft kritiek op de manier waarop door 'die truttebol van een Sorgdrager' wordt omgegaan met euthanasie. „Het is toch te gek voor woorden dat je opkomt mor een kind dat lijdt en dat je daarna dan nog voor een proefproces wordt gepakt door een paar ambtenaren die nog nooit in hun leven aan een sterfbed hebben gezeten! Over de zachte dood, boeiende patiënten en de tabaksmaffia. Huisarts Ben Crul: „Praten en luisteren is in ons vak heel belangrijk." I jarenlang hebben Ben Crul en zijn vrouw een huisartsenpraktijk Laan het Leidse Noordeindeplein. Het motto is: twee weten meer dan één. De patiënten hebbèn dus twee huisartsen. Crul bokst in de media zijn partijtje mee tegen het roken, schrijft onder meer in Trouw over de gezondheidszorg en daarnaast hanteert hij de voorzittershamer voor de Districts Huis artsen Vereniging Rijnland en Midden-Hol land. Maar de huisartsenparktijk is en blijft voor Crul het belangrijkst. De mens staat bij hem centraal. Die blijft hem boeien. „Af en toe ben je bijna een voyeur", zegt hij. „Dan hoor je van een patiënt: 'Ik heb nou toch iets ergs, daar durf ik bijna niet over te praten'. Ooit kwam er een vrouw bij me die dacht dat haar vruchtwater was gebroken. Maar nee, ze was vreemd gegaan. Dan komt ze twee dagen later voor de bevalling en zie je haar benauwd, kijken naar mij en haar echt genoot. Met zo'n blik in haar ogen van: als-ie maar niets zegt. Als ik dan even met haar al leen ben, zeg ik tegen haar: 'We gaan nu be vallen, hè, ik praat nergens over.' Ach, je krijgt zoveel informatie, daar kun je de Story mee volschrijven. Ook heel veel leuke dingen. En dat doe je dan lekker niet. Wat in de spreekkamer ter sprake komt, blijft daar. Mijn vrouw en ik werken met zijn tweeën in de praktijk. Ik ben dus niet fulltime bezig en dat is een luxe. Kinderen hebben we niet. Helaas. Als ik patiënten krijg die daarmee ko men, snap ik dat nu toch wat beter. Ik heb bewust voor dit vak gekozen en als ik op nieuw moest beginnen zou ik het weer doen. Je hebt te maken met mensen in al hun puurheid. Er is een moment geweest waarop ik heb moeten kiezen: of ik word ambtenaar of ik word huisarts. Ik heb bewust voor het laatste gekozen. Je staat zo dicht bij de men sen, ze vertellen je zulke intieme zaken. Ook bij de stervensbegeleiding. Op die momenten ontmoet je de mens zoals hij echt is. Er zijn zoveel bedrijven en werkkringen waar de on echtheid vanaf straalt. Mensen doen zoveel moeite om carrière te maken. Maar als ze in mijn spreekkamer zitten, hoor je wat écht be langrijk is in hun leven. Ik denk dat ik door twee dingen bij die keuze ben beïnvloed. Mijn moeder is overle den toen ik nog met mijn studie bezig was. Thuis. We hebben haar met het hele gezin verpleegd. De huisarts kwam twee, drie, keer in de week. Medisch gezien kon hij niet veel meer doen. Maar hij wós er. En dat was voor ons en voor haar een enorme steun. Daarna ben ik afdelingsarts in het Anthoni van Leeu wenhoekziekenhuis geweest. Daar sterven nou eenmaal meer mensen dan in andere ziekenhuizen. Op dat moment heb ik ervoor gekozen om huisarts te worden. Dat super specialisme lag me niet echt. De meest inge wikkelde operaties vonden daar plaats. Mooi, hoor. Maar specialisten die gebogen staan boven een vrouw van wie ze net het halve ge zicht hebben weggehaald en die dan zeggen: Nou, mevrouw, dat ziet er prachtig uit'. Nee, dat is het voor mij toch niet." „Als je te oplossingsgericht bent als huisarts kun je gigantisch de mist in gaan. Soms ben je al bezig met een opname voor de patiënt en die wil dat dan helemaal niet. Die wil al leen weten of iets kwaad kan. Daar praat je dan over. Ik zou nooit kiezen voor een vak als tandarts. Tegen hem kunnen de mensen bij na nooit wat terugzeggen. Praten en luisteren is in ons vak heel be langrijk. Dat geldt trouwens voor iedereen. Ook voor echtparen. Die denken veel te veel voor elkaar. Vijftig procent van die gedachten kloppen niet. Daar is onderzoek naar gedaan. Jij denkt dat zij ook naar het strand wil. Je vraagt dat niet, maar eigenlijk had ze wat an ders willen doen. Op het moment dat je dat afcheckt, blijkt het dus anders te zijn. Dat is De visie van Ben Crul in veel relaties de bron van alle ellende." „Als arts moet je op zeker moment ook dwingend optreden. Een jaar of tien geleden was het helemaal in om te vragen: En me vrouw, wat dacht u er zélf van?' Dat was de standaardvraag. De sociologen en psycholo gen hadden bij de huisartsenopleiding bijna het alleenrecht. Maar de patiënten werden daar onzeker van. Hoor eens', zeiden ze, daar heeft toch voor gestudeerd?!' Soms moet je dus, figuurlijk gezien, gewoon eens je witte jas aantrekken en zeggen: Dit is het en zo gaat het over'. Er zijn patiënten die elke week komen. Die bij wijze van spreken opbellen en zeggen: Ik kom van de week niet want ik ben ziek'. Maar je hoort mij niet zeggen dat het aanstellers zijn. Sommige mensen hebben zo'n beperkt vermogen om de dingen zelf op te lossen dat ze wel móéten. Die voelen zich echt ziek. Ik vind wel dat er meer voorlichting moet ko men over de dingen waarmee je wel en niet naar de dokter gaat. En ook op welk moment je dat doet. Veel telefoontjes tijdens diensten kunnen best even wachten tot het normale spreekuur. Je hoeft niet met een kind dat koorts heeft en wat keelpijn meteen op de stoep te staan. Maar aanstellers? Nee. Hoe wel: ik weet ook haast wel zeker dat geest kracht invloed heeft op ons afweergestel. Een positieve levensinstelling heeft een genezend effect. Dan heb je meteen weer van die scherpslijpers die tegenwerpen: dus het zit altijd tussen je oren. Nee, dat niet. Maar de vechtertjes doen het het langst. Ik zeg wel eens tegen mensen die iets ernstigs hebben: 'Jöh, je ligt nog niet in de kist, hoor!" Individualisering „Als mensen ziek zijn, denken ze te vaak al leen aan zichzelf. Dan zitten er nog twintig patiënten in de wachtkamer en komen zij bij je met een lijstje van twintig klachten. AJsof ze de enige zijn! Ik vind dat tóenemen. Het komt door de individualisering. Mensen zijn meer met zichzelf bezig en houden weinig rekening meer met anderen. Het is een ten dens. Ikke, ikke en de rest kan stikken. Als ik er maar goed uit spring. Als ik maar carriere maak, als ik maar doorschiet. Het is inherent aan die hele ratrace. Na de oorlog was het: met zijn allen de schouders eronder. Dat ge voel heb je nu niet meer. Alleen als het Ne derlands elftal speelt. Je krijgt niet de grootste bossen bloemen van de mensen voor wie je het meest hebt gedaan. Dat hoeft ook helemaal niet, maar vaak krijg je dankbaarheid van mensen in wie je helemaal niet zoveel energie hebt ge stoken. Soms denk je wel eens: ik heb echt al les voor die patiënt gedaan, mijn benen uit mijn lijf gelopen, ik kan het niet helpen dat ze kanker heeft. En dan verlaat zo iemand de praktijk omdat je weigert een stom briefje voor een vakantie-annuleringsverzekering te schrijven. Daar kan ik pissig over worden. Laatst was er iemand die moest een medi sche verklaring hebben omdat hij anders niet met zo'n karretje het golfterrein op kon. Wij hebben als artsen nu eenmaal afgesproken dat niet te doen. Je bent namelijk niet objec tief meer voor de wensen van je eigen patiën ten. Van mij mogen al mijn patiënten boven aan de lijst voor een nieuw huis en uitstel van tentamen, om maar eens iets te noemen. Maar mijn buurman-huisarts vindt dat voor zijn patiënt hetzelfde. Als zo'n patiënt zijn zin niet krijgt, dan verlaten ze daarom soms de praktijk. Dat vind ik ondankbaar." Kritiek Wie wordt waar beter van? Dat is de vraag die Ben Crul zichzelf telkens weer stelt als er Weer eens ach en wee wordt geroepen over het geld dat ons de gezondheidszorg kost. In 'De Achterkant van het Gelijk', het spraakma kende programma van Marcel van Dam, hield hij zijn kritiek op die gezondheidszorg niet achter de haag van zijn tanden. Maar ook nu neemt hij geen blad voor de mond. „Wie wordt er in bepaalde kwesties beter van? Want dat is altijd het achterliggende motief. Mijn vaste overtuiging is dat mensen die in het veld werken vaak beter weten hoe het moet dan de beleidsmakers. Of het nu gaat over de drugsproblematiek of over abor tus, je moet goed naar de mening luisteren van de mensen die ermee te maken hebben. Ex-staatssecretaris Simons heeft destijds de hele boel overhoop gegooid en daar hebben we nog last van. Dan zeggen ze wel: hij heeft het bedje opgeschud, maar ja, dank je de koekoek. Neem de concurrentie tussen de ziekenfondsen, daar heb ik nog niet veel goeds van gezien. Leg als beleidsmakers je oor eens te luisteren bij de huisartsen. Denk niet vanuit je ivoren toren dat je het wel weet. Ik heb een bizar voorbeeld. Er was een man op het departement die verantwoordelijk was voor een bepaald schooltype. En hij had nog nooit zo'n school bezocht! Dan denk ik: er is toch iets los bij je. En dat geldt ook voor de gezondheidszorg. In die zorg kom je veel te veel ambtenaren, beleidsmakers en symposi umbezoekers tegen. En te weinig verpleeg sters, dokters en middelen. Er zijn in het politieke denken over de ge zondheidszorg zulke paradoxale dingen. Ik ben wat meer te weten gekomen over de ach tergronden in de tabaksindustrie. Als je ziet hoe die industrie constant bezig is ons een loer te draaien, daar is de maffia niks bij. Ik -kan best begrijpen dat mensen roken. Als ie mand sterft die zijn leven lang flink heeft ge rookt, zul je mij niet horen zeggen: eigen schuld. Maar de overheid moet niet dikke tranen huilen over de gezondheidszorg, ter wijl er aan de andere kant miljoenen aan ac cijnzen worden opgestreken. Dat is spreken met twee tongen: Economische Zaken en Fi nanciën tegen Volksgezondheid. Wij hebben als artsen veel te lang onze mond gehouden. Aan de ene kant altijd bezig met tegen de mensen te zeggen: 'Wat loop je toch weer te hoesten'. En dat komt dus door het roken. En we deden er als groep weinig of niets aan. Ik vind het gewoon vervelend als mensen bij mij op bezoek zijn en dat ik dan 's morgens alle ramen en deuren moet openzetten om het weer een beetje leefbaar te maken. Kijk, dat vind ik niet zo sociaal. Ik ben helemaal niet zo'n steile jongen. Twee glaasjes wijn per dag, blijkt gezonder te zijn dan geen. Natuur lijk geeft alcohol ook wel problemen, soms heel veel. Maar de patiënten met levercirrose halen het in mijn praktijk voorlopig nog niet bij die met longkanker, hart- en hersenin farct." Beleid Ben Crul heeft als huisarts zo'n vijftien keer euthanasie verricht. Hij kan zich niet vinden in de ongenuanceerde manier waarop daar soms tegenaan wordt gekeken. „Ik heb van de familie nooit gehoord dat ze het achteraf verkeerd hebben gevonden. Tot twee keer toe heb ik meegemaakt dat tijdens de euthanasie het Ave Maria werd gedraaid op verzoek van de patiënt. Daar krijg je de tranen van in je ogen. Je hebt zo'n enorm contact met ie mand. Dat gaat van hart tot hart. Als daarna een of andere jurist verkondigt dat we daar onzorgvuldig in zijn, denk ik: man, kom eens een keer kijken, dan weet je het. Sorgdrager heeft gewoon haar wetgeving niet op orde. Je groeit met een patiënt naar die euthana sie toe. Na veel wikken en wegen en overleg gen en praten. Je spreekt op een zeker mo ment af dat je komt. Dan zeg je: ik kom van avond om zeven uur. En dan moet je er ook stipt om zeven uur zijn, hoor, want de patiënt ligt op je te wachten. Inmiddels heb je dan met de apotheek voor de euthanatica ge zorgd. Het klinkt misschien gek, maar je moet het wel goed doen. Dat mensen niet weer bijkomen nadat ze afscheid hebben ge nomen. Of dat het veel te lang duurt. Je laat de patiënt iets drinken met een hele hoge concentratie barbituraten. Of je geeft een in jectie met hetzelfde middel. En als de men sen dan heel diep in coma zijn, kun je een spierverslappend middel toedienen. Dan ver slapt de hartspier en houdt de ademhaling op. Tegenwoordig kun je er met je collega's over praten. Toen het verboden was nog niet. Soms wordt als verkapte euthanasie gewoon de morfinekraan opengedraaid en dat kan een hele slechte dood zijn. Te vergelijken met een 'bad trip'. Mensen mogen zich wel eens realiseren wat het de dokter zelf doet. Op dit ogenblik denken velen steeds meer: euthana sie op bestelling. Het komt vaker voor dat de familie zegt: 'Dokter, zo is het genoeg, van avond om negen uur had ik het gepland'. Ja, zeg, ben fk er ook nog een keer bij?, denk ik dan. Je komt nu gevallen tegen waarin de fa milie wel even beslist wanneer opa euthana sie krijgt. Nou, never nooit niet! Mensen zijn zo puur op zo n moment. Veel puurder dan wanneer ze in driedelig grijs achter de bestuurstafel zitten. Ach, in zijn on derbroek ziet iedereen er hetzelfde uit. Op het moment dat iemand hoort ernstig ziek te zijn, valt alles weg. Goede vrienden, familie, die hele kleine kring om hen heen - dat is de kern waar het dan om draait. Het is zo gek dat dat vaak ondergeschikt wordt gemaakt aan geld en carrière. Myrthe, een meisje van acht jaar, zei eens tegen me: 'Maar in de he mel is toch alles gratis'. Dat vind ik zo'n mooie uitspraak. Ik herinner me van mijn moeder, die ging sterven, dat zij tegen de mensen die op be zoek kwamen, zei: 'Doê nou niet zo somber, ik help je wel'. En wij hadden het gevoel dat we hiér moesten helpen. Het was dus juist andersom. De stervende is dan sterker dan degeen die op bezoek komt om afscheid te nemen. Het gaat er niet om wat je zegt. Maar vraag bijvoorbeeld eens aan iemand, en dat geldt voor iedereen die ernstig ziek is: hoe wil je dat ik ermee omga? Wil je dat ik zeg: wat ver velend, of wil je dat ik zo gewoon mogelijk doe, zal ik erover met je praten, huilen? Als je dat niet doet, krijg je een idioot soort pop penkastspel waarbij mensen langs elkaar heen praten en voelen. De dood lijkt minder erg dan ik dacht. Nogal wat hoogbejaarde patiënten zitten er gewoon op te wachten en praten er luchtig over. 'Ach, laat Hij me maar halen'. Hoe je als arts met het eind van het leven omgaat, heeft te maken met de manier waarop je tegen je eigen dood aankijkt. Als je die heel ver pro beert weg te schuiven, beïnvloedt dat hoe dan ook je kijk op de patiënt en zijn wensen. Als je de dood altijd beschouwt als het meest afgrijselijke in het leven en je wilt dat koste wat het kost voorkomen, dan zal je in elk gat van de patiënt een slang of infuus duwen. Ook al wordt die patiënt er niet echt beter van. Ik ben niet zo bang voor de dood. Ik wil per se niet gecremeerd worden en ik wil graag door mijn vrienden worden gedragen. Ik geloof niet dat de dood het einde is. Je trekt je jas uit en nou ja, die ligt daar."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 43