)PORT Elfstedentocht ondenkbaar zonder Jan van der Hoorn 'Aanpak Haan getuigt van weinig respect' Stoffels is er klaar voor WILLEM SPIERDIJK. 071 -5356464. PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071 -5356463 Als de Elfstedentocht deze winter toch nog wordt georganiseerd, is Jan van der Hoorn van de partij. Bijna een halve eeuw na zijn gedenkwaardige overwinning in 1947 wil hij de Tocht der Tochten nog wel eens meemaken, maar dan als toerrijder. Het glijden gaat de 72-jarige schaatser uit Ter Aar nog altijd goed af. Mocht voorzitter Kroes van de Vereniging de Friesche Elf Steden met zijn gevolg alsnog door de bocht gaan, dan ontbreekt de 64-jarige neef van Van der Hoorn, die dezelfde naam draagt en in 1956 één van de vijf winnaars van de Elfstedentocht, op het appèl. De liefde voor het schaatsen van deze Jan van der Hoorn veranderde na zijn veelbesproken overwinning geleidelijk in de liefde voor de schaatsen. De winnaar van 1956 verkoopt ze in allerlei soorten en maten en mag zelfs W.A. van Buren, de schaatser van koninklijke bloede, tot zijn klantenkring rekenen. Twee schaatsers uit Ter Aar met dezelfde naam en dezelfde parel op hun erelijst, dat vraagt om verwarring. „Dat valt reuze mee', zegt de oudste Van der Hoorn, die in zijn jonge jaren als J.W. van der Hoorn door het leven ging. Zo viel hij te onder scheiden van J.J., die negen jaar na J.W. opnieuw voor een winnaar van de Elfste dentocht uit Ter Aar zorgde. Geen van beide overwinningen kwam bovendien normaal tot stand. Hoewel JW op 8 februari begon aan de barre tocht, hoorde hij pas maanden later dat hij tot winnaar van de editie van 1947 was uitge roepen. „Ik was net op het land bezig met kunstmest strooien, toen ze mij een brief kwamen brengen. Daarin stond dat ik de officiële winnaar van de Elfstedentocht was, omdat de drie schaatsers die vóór mij waren gefinisht zich onderweg hadden la ten helpen. Eén van hen heeft dat later ook toegegeven, maar onderweg heb ik er weinig van gemerkt. Ik vond het allang mooi, toen ik van het publiek hoorde dat ik kans had om de vierde plaats te be machtigen. Ik reed notabene op schaatsen die onder mijn voetbalschoenen waren gemonteerd? Na zijn verrassende triomf, die in Ter Aar met een huldiging niet onopgemerkt voorbij ging, ging Jan van der Hoorn weer over tot de orde van de dag. 's Zomers ver diende hij net als iedereen in zijn woon plaats zijn brood als tuinder. Als het 's winters te koud was om op het land te werken, maakte hij van de nood een deugd. Dan bond hij de schaatsen onder en verdiende hij met name bij koppelwed strijden een aardig zakcentje, dat kon op lopen tot 150 gulden voor de eerste plaats. Van der Hoorn won dikwijls. „Ik ben nu eenmaal van nature een glijder." Zijn acht jaar jongere neef („Tijdens een merentocht in 1947 kwamen ze me vertel len dat mijn neef van voren was geëin digd') bleek uit hetzelfde hout gesneden. Alleen liet hij de Elfstedentocht in 1954, omdat hij dacht dat hij te onervaren was, aan zich voorbijgaan. Achteraf had hij er spijt van. „Ik had zeker in de groep van Maus Wijnhout (uit Lisserbroek) achter winnaar Jeen van der Berg kunnen eindi gen." Nu moest de kampioen van 1947 de eer van de illustere schaatsfamilie uit Ter Aar verdedigen. Hij vocht weliswaar voor wat hij waard was, maar kwam door omstan digheden niet verder dan de zevende plaats, die hij met twee concurrenten deelde. „Toch was Ter Aar in die tijd de gemeente met de sterkste schaatsers van Nederland. Mijn neven Hein en Wim Vermeulen reden ook met de voorsten mee. En later had je nog Jos Valentijn, die wereldkampioen op de sprint had kunnen worden. Hij is weer een neef van Jan." 'Wat mijn neef kan, kan ik ook', moet JJ van der Hoorn twee jaar later hebben ge dacht. Van zijn neef had hij in Friesland geen last, omdat die zijn eigen bedrijf op dat ogenblik belangrijker vond dan weer een Elftsteden-kruisje. „Ik lag op bed naar de radio te luisteren en hoorde dat Jan op kop reed. Toen besefte ik dat ik verkeerd had gegokt door thuis te blijven. Maar het was niet zo vanzelfsprekend als tegen woordig om deel te nemen als de tocht eenmaal was uitgeschreven. En als je af reisde naar Friesland, kon het gebeuren dat je onverrichterzake naar huis moest terugkeren. Dat hebben we toch ook een keer meegemaakt? In 1956 was de jongste Van der Hoorn er helemaal klaar voor. Met zijn 24 jaar streed hij als een ervaren rot in de frontli nie. Al vroeg in de wedstrijd maakte hij met de medekoplopers de afspraak dat zij tegelijk over de eindstreep zouden schaat sen. Zo gezegd, zo gedaan. De vijf mannen van het laatste uur riepen met hun histori sche daad echter de afkeuring van het pu bliek over zich af. Dat had sportieve strijd willen zien in plaats van vijf winnaars die hand in hand over de finish glijden. Neef JW: „Ik vond het ook jammer, want ik had je in de sprint een goede kans gegeven te gen Jeen Nauta, Wijnhout, De Koning en Anton Verhoeven. Zijn neef vreesde alleen de laatste, die bekend stond om zijn eindschot en geen meter te veel schaatste. „Maar het maken van zulke afspraken kwam wel vaker vooor. In de oorlogsjaren, ik geloof in 1942, was dat ook eens het geval, maar toen werd die afspraak in de eindsprint geschonden. Wij wisten overigens dat de organisatie op de hoogte was van onze plannen. Aad de Koning had namelijk kans gezien een journalist in te lichten. Maar de waarschuwing die we vervolgens kregen, hebben we weggewuifd. Uiteinde lijk hebben we wel het Elfsteden-kruisje gekregen en bleef onze klassering gehand haafd, maar we kregen geen prijzen. Ik ben nog steeds boos op Sipkema (de voor ganger van Kroes, red.), die ons ook ach teraf nooit als winnaar heeft willen behan delen. Dat vind ik nog steeds een dunne streek.' De eerste Elfstedentocht waarin beide neven samen aan het vertrek stonden, was de barre editie van 1963. „Maar omdat wij niet op tijd werden, gewekt, moesten we helemaal achterin starten, zegt JJ van der Hoorn. „Dat wil ik overigens niet als ex cuus aanvoeren, want Reinier Paping, de latere winnaar, startte zelfs nog achter ons. Maar ik maakte voor het eerst van mijn leven een inzinking mee. Wie brengt me naar Leeuwarden, heb ik toen ge vraagd. Voor ik het wist stond ik bij men sen thuis onder de douche. Daarna voelde ik mij volledig hersteld, maar toen was het te laat? Ook zijn neef behoorde bij het grote Elfstedentocht-winnaar Jan van der Hoorn van paar schaatsen aan.' contingent uitvallers. „Wat wil je als je een eigen bedrijf en vrouw en kinderen thuis hebt. ^Daarvan had ik in 1947 nog geen last. Wel schaatste ik naar mate ik ouder werd technisch steeds beter, maar de con ditie werd minder." Datzelfde ondervond Jan junior, die bij zijn rentree in 1986 net buiten de tijdslimiet in Leeuwarden arri veerde. „Ik had een kennis op sleeptouw genomen, die last had van sneeuwblind heid. Omdat hij steeds viel, kon ik mijn groepje niet meer achterhalen. De groep kwam tien minuten vóór sluitingstijd bin nen, ik twee minuten erna. Weer geen kruisje." Sindsdien schiet de schaatstraining er bij de vader van marathonschaatser Rick van der Hoorn er steeds vaker bij in. Als er natuurijs ligt, beleeft zijn schaatsenzaak tropenweken. „Ik ben in 1956 na mijn overwinning in de Elfstedentocht schaat sen gaan verkopen. Ik begon met de ver koop aan clubgenoten. Daarbij had ik baat bij de naamsbekendheid die ik genoot.' In zijn woonplaats hield zijn populari teit echter niet over. „Ter Aar was een dorp met veel arme mensen. Wij van Van der Hoorn staken er iets bovenuit. Ik denk dat dat wangunst veroorzaakte. Maar dat had verder weinig met schaatsen te ma ken." En schaatsen zit beide neven, net als hard werken, in het bloed. „Trainen deden wij in die tijd nauwelijks. Van het werken op het land werd je sterk genoeg. We wa ren knoerdhard. Dat gold ook voor de an dere schaatsers. Tegenwoordig zie je in 1956 (links) meet zijn neef (winnaar 1947) een FOTO HOLVAST/MARK LAMERS het peloton naast tuinders en boeren ook andere beroepen, zoals leesmappenbezor- gers." Voor niet-agrarische marathonschaat sers hebben de neven net zo goed respect als voor tuinders die aan de Elfstedentocht deelnemen. JJ: „Ze moeten die wedstrijd rijders alleen niet in het donker laten rij den, dat is wagen om ongelukken. Van mij hoeft er niet zo nodig in elk door een orkest te spelen. Het schouwspel met toer rijders die van zes uur s morgens tot mid dernacht op het ijs zijn, vind ik mensont erend, sportverdwazing. Zulke mensen kennen hun plaats niet. Als je niet goed genoeg kunt schaatsen, moet je oefenen.' JW: „Dat gold vroeger net zo goed. In 1947 was er ook een hele berg militairen die de tocht niet aankon." Hoe graag de beide Jannen ook een zware Elfstedentocht wensen, ze zien het er voorlopig nog niet van komen. „Wij zien het nog steeds niet zitten. Ondanks de vorst gaat de kwaliteit van het ijs hard achteruit. De organisatie moet zich vooral niet laten opjutten door de media. Die be ginnen al druk uit te oefenen na één nacht vorst." Dat neemt niet weg dat de schaatswin- kel van Van der Hoorn één dag dicht gaat, als de Elfstedentocht er komt. Dan kruipt hij achter de televisie, „want het blijft een hele happening." Onder de wedstrijdrij ders hoopt hij zijn zoon Rick te ontwaren. En 's middags, hopelijk voor zonsonder gang, ziet hij tussen de toerrijders wellicht ook zijn neef door het beeld glijden. De visie van Hans van Zeeland, de nieuwe waterpolo-bondscoach v, Geen toekomst zonder verleden. „Verdomme", zegt Hans van Zeeland als hij zich dat ook realiseert, „wat is dit moeilijk praten zeg." Wat geweest is, is ge weest, had-ie aan het begin van het ge sprek gemeld. Geen vragen svp over mijn ontslagen voorganger, bedoelde de nieu we bondscoach van het Nederlands wa- terpoloteam te zeggen. „Daarvoor heb ik teveel respect voor Ivo Trumbic." Mooie woorden, goede bedoelingen, maar hoe kun je vooruit kijken zonder achterom te blikken? „Laat ik het zo stel len", 'redt' de Arnhemmer zich: „Ivo is nooit veranderd. De spelers wel. Dus was het Ivo's probleem dat uiteindelijk boven kwam drijven. Voor mij is dat niet anders, als leraar. De leerlingen van nu kan je niet vergelijken met die van tien jaar terug. Pas jij je niet aan, ga je niet mee met de tijd, ja, dan heb je hommeles. Maar dat kun je de leerlingen nooit kwalijk nemen." Hij heeft er inmiddels ruim dertig trai ningen met zijn selectie opzitten. „De geest zit weer in de fles", zegt de decaan en leerlingenbegeleider aan de Maarten van Rossem-scholengemeenschap. Maar wat voor ploeg hij medio oktober vorig jaar aantrof toen hij het roer van Trumbic overnam, laat hij (weer) in het midden. Van Zeeland zegt eigenlijk al voldoende wanneer hij zijn visie op het bedrijven van teamsport op tafel legt. „Automatismen als basis voor het spel en verder zo veel mogelijk op intuïtie. De verdediger moet rationeel bezig zijn, de aanvaller emotio neel. Je zegt toch ook niet tegen Patrick Kluivert hoe-ie moet schieten? Eigen ver antwoordelijkheden, daar draait het om." Draai de visie van de ruim 200-voudige international om en je hebt de aanpak van Ivo Trumbic redelijk omschreven. Het werkte, aanvankelijk, de keiharde discipli ne, toen het vaderlandse polo kopje onder ging en de Kroaat in '91 binnen werd ge haald als een soort van verlosser. De mys tiek was evenwel uitgewerkt toen vorig jaar de kwalificatie voor olympisch Atlanta binnengehaald moest worden. Op de Eu ropese kampioenschappen in Wenen en de FINA Cup in Atlanta spotte Oranje met de Nederlandse status van weleer. Trum bic vloekte, zat hoofdschuddend aan de kant en vloog emotioneel naar het bad, niets hielp. Zijn spelers lagen volkomen apathisch in het water, fysiek en mentaal was de ploeg als een machine zonder olie vastgelopen. Van Zeeland koesterde geen enkele twij fel, toen de nationale selectie na terugkeer uit Atlanta zijn naam opperde als vervan ger voor Trumbic. Opmerkelijk, omdat hij als speler met dezelfde Trumbic als bondscoach nog olympisch brons had op gehaald in Montreal. „Dat is geen mo ment een blokkade voor me geweest. Trumbic is verder gegaan, ik ook, als trai ner. Ik heb vijf jaar bij AZ&PC gewerkt, twee landstitels veroverd, een keer de be ker en drie Europa Cup-toernooien ge speeld. Nee, ik vond het alleen vervelend dat Ivo misschien zou denken dat ik het initiatief had genomen om hem op te vol gen bij Oranje. Daarom heb ik hem on middellijk gebeld, op de avond van terug keer uit Atlanta. Dat stelde hij wel op prijs, dacht ik." Nu nog hebben de voorganger en zijn opvolger contact met elkaar. Niet weke lijks, wel regelmatig. „Gek eigenlijk", fronst de voormalige pupil zijn wenkbrau wen, als ware het een ontdekking van dat moment, „tijdens die gesprekken wordt er eigenlijk nooit over polo gesproken. Wat algemeenheden, daar blijft het bij. We omzeilen het, onbewust, maar het gebeurt toch. Vreemd. Of misschien ook weer niet, het is een gevoelig onderwerp. Ivo is ook nooit meer komen kijken, bij de trainin gen. Maar goed, dat zou ik waarschijnlijk ook niet meer doen." Respect is Van Zeeland veel waard. Dat bleek ook toen hij zijn selectie voor het olympisch kwalificatietoernooi in Berlijn bekendmaakte. Dezelfde dertien spelers die onder Trumbic maandenlang toewerk ten naar de uiteindelijke desillusie in We nen en Atlanta, mogen het vanaf zaterdag weer gaan proberen. Dat is wel even iets anders dan de manier waarop Arie Haan Hans van Zeeland: „De aanpak van Ivo Trumbic werkte niet meer." AZC was voorheen een van de hofleve ranciers van Oranje. In Berlijn wordt de Alphense poloclubs slechts vertegen woordigd door Joeri Stoffels. Eerder vielen Gijsbert van der Leden en doel man Willem Vermeulen wegens drukke werkzamheden af. Stoffels: „Het is het oude verhaal. Mensen met een goede baan houden internationaal polo niet vol. Het kost teveel tijd." Stoffels is student te Leiden en is daardoor in de gelegenheid veel te trai nen en hij maakt gretig gebruik van de door het NOC'NSF geschapen moge lijkheden. Stoffels vindt dat het Neder lands poloteam er 'klaar' voor is. „Al zul je mij niet horen roepen dat we het even gaan reden. Je zult op dit toernooi alle wedstrijden top moeten spelen. Anders red je het niet." Ondanks de teleurstelling over de ge miste kwalificatie in Atlanta tijdens de FINA-cup (met een zevende plek viel Oranje buiten de boot) en de daaruit vloeiende trainerswissel Trumbic-Van Zeeland, kijkt Oranje volgens Stoffels nuchter tegen de komende wedstrijden in Berlijn aan. „Er heerst geen gespan nen sfeer. We weten dat het de laatste kans is. We zullen aan de bak moeten." de taken bij Feyenoord overnam van Wim van Hanegem... „Ik vind het van weinig niveau en res pect getuigen, wat er ajlemaal in de Kuip gebeurt", snuift de polotrainer de grote schoonmaak in Rotterdam weg. „Van Hanegem heeft veel succes met Feye noord gehad, het is een kenner. Waarom zou je dan alles ineens gaan veranderen? Dat neigt naar discriminatie, jezelf op een voetstuk plaatsen. Zo ben ik niet, zal ik nooit worden ook. Ivo Trumbic is ook een kenner. Hij had de beste mensen al gese lecteerd, alleen werkte zijn aanpak niet meer. Dat is een groot verschil. Natuurlijk heb ik over andere namen nagedacht. Maar ik heb ze niet kunnen vinden. Ik zie geen dertien betere poloërs in de baden. Sterker nog: nog geen twee. Dus ben ik doorgetrokken met de jongens die er wa ren." 4 De benadering was desondanks wel to taal anders dan ih het Trumbic-tijdperk. Het keurslijf lijkt verdwenen, de spelers la chen weer. Hans van Zeeland lacht bij die constatering. „Kom nou toch zeg. Ik heb ze zelfs een strakker keurslijf aangetrok ken. Het enige verschil is dat de jongens het nu zelf niet in de gaten hebben. Ik..." Een klop op de deur van zijn kantoor. „Ogenblildde", zegt de decaan. Om de hoek verschijnt het meest onschuldige ge zicht dat deze leerling kan trekken. „Ben eruit gestuurd", kreunt de middenbouwer. „K'had iets gepakt en ik heb me nog ge- sneeie ook." „Had je het gevraagd, of je dat 'iets' mocht pakken?", werpt Van Zee land terug. Een antwoord blijft uit. „Dus ben je er terecht uit gestuurd", luidt de conclusie. „Kom straks maar hier terug, kan je het uur bij mij afmaken." Weg leer ling. „Is van nature lui, deze jongen, pro beert steeds onder de lessen vandaan te komen. Dus dwing je hem." Zoals hij de uitverkoren poloers de afge lopen maanden ook dwong. „Tot naden ken. Het polo-intellect hebben ze, alle maal. Ik durf zelfs te stellen dat Nederland op elke positie in de ploeg een potentiële Europese topper in het bad heeft liggen. Maar zoals zo vaak was het team de groot ste tegenstander van zichzelf, tot nu toe. Zó Nederlands. Dat meen ik, wij kunnen niet omgaan met spanning. 'Tweede wor den, dat is toch ook mooi voor zo'n klein landje'. Het wreekt zich wel, die instelling. De volleyballers zijn nog nooit eerste ge worden, het vrouwen hockeyteam haalt Atlanta, maar vraag niet hoe. Ja Ajax, dat kun je tegenwerpen, maar hoeveel buiten landse jongens trekken daar de kar niet?" „Ik houd er ook rekening mee, dat klopt. Ik heb de druk in de voorbereiding gelegd. 'Berlijn is leuk', heb ik ze voorgehouden. Om die spanning, die er toch zal zijn, er vanaf te nemen. Het is onze laatste kans. Dat beseffen de spelers, dat besef ik. Ha len we het niet en blijkt dat ik voor spel systemen heb gekozen die niet meer pas sen in het hedendaagse waterpolo, dan zal ik ook mijn conclusies trekken. Zo-eerlijk moet je zijn." „Of we het redden, de logische vraag. Laat ik het zo stellen: door de financiële steun van NOC'NSF heeft Oranje de laatste twee jaar professioneel kunnen trainen en spelen. Dat was prachtig. Maar mag je dan ook eisen dat je binnen die twee jaar bij de top-drie van de wereld staat? Onmogelijk. NOC'NSF trok het geld terug toen de FINA Cup flopte. Ik heb daardoor maar twee keer per week kun nen trainen met de jongens. En toch zeg ik dat we een goede kans hebben. Vijfen zeventig procent. Waarom? Omdat ik weet dat de instelling is veranderd, zelfs in deze korte tijd. Collectief? Dat woord neem ik nooit in mijn mond. Dat bestaat ook niet. Iedere speler moet in z'n eentje de wed strijd winnen. Hij moet initiatief tonen wanneer-ie merkt dat zijn ploegmakkers er niet zijn. Die gedachte leeft nu. En die gedachte zal ons naar Atlanta loodsen." De nazorg We zullen ze missen (en zij tins nog meer!), al die rayonhoofden, ijsmeester Venema en voorzitter Kroes. Kroes hier, Kroes daar. Kroes voor. Kroes na. Wat heeft Bill Clinton de laatste weken eigenlijk gedaan. Ziek of zo? Ergens vrede gesloten? Tuin gemaaid? Nog een aanslagje overleefd? Ook de schaatsen on der gehad? Het zou allemaal best kunnen, Bill zit niet stil, maar de krant heeft hij er niet mee gehaald. Clinton was geheel van de voorpagina 's verdreven. Hoe zou het de andere wereldlei ders vergaan? Ijeeft Jeltsin nog? Is de paus nog steeds verkouden Hoe staat Cruijff ervoor in Bar celona? Heeft Ajax al een keer gewonnen dit jaar? Geen Jlauw idee. Het was louter Kroes dat de klok sloeg. De hele wereld hield zondag ile adem in. l£euwarden, half vijf. Het grote nieuws was dat er geen nieuws was. Zelden tevoren stond geen nieuws zo in de be langstelling. Geen rayon hoofdenoverleg. Geen datum voor de tocht. Helemaal geen tocht. Niks. Niets. (De tele visie schakelt live naar Wiras- hington. De aarde is even opge houden met draaien. Een aan slag. Buiten adem, zweet op het voorhoofd, geen kans gezien zich fatsoenlijk in colbert te kleden, werpt de Amerikacorrespondent zijn strakke blik in de camera. Het vaderland wil alles weten. Hoe maakt de president het? Is de presidentiële poes ongedeerd? Hoe heeft Hillary de klap opge vangen? Goed, antwoordt de correspondent, naar omstandig heden goed. De tuin van het Witte Huis die hij in overall aan het maaien was heeft hij nog af gemaaid alsof er niets was ge beurd. Ja, de presidentsvrouw heeft de klimop nog gesnoeid, als je dat een gebeurtenis wilt noe men, maar verder is er niets noemenswaardigs gebeurd. Geen aanslag, nee. Nog niet althans. Nee, er staat nog geen datum vast voor de aanslag. Morgen, misschien overmorgen, het ligt eraan. Het kan vriezen en het kan dooien terug naar de stu dio.) Sippe gezichten in de studio. Geen Elfstedentocht. Erwin Kroll krijgt met ingang van heden weer het alleenrecht op het voor spellen van het weer. Zes weken lang hingen wij aan de lippen van de profeet Paulusma. Vrien delijk man, Paulusma. Had het trucje snel onder de knie. Kroll heeft nog wel eens een bui dat hij nors kijkend ieder barbecue plezier op voorhand vergalt, op zulke dagen wacht je zijn show tje niet eens af. Paulusma deed het anders. Keek ons ruin op zo'n manier van 'ik sta open voor suggesties'. Trok er een smoel bij van, het kan vriezen en het kan dooien. Dat doet het uiteindelijk dus ook, dooien. Hoe zou Paulusma de komende maanden zijn tijd doorbrengen, qua weer? Hij lijkt me typisch zo'n weerman die ge specialiseerd is in vorst en dooi. Voor al het andere u/eer moet je bij Paulusma niet zijn. Dat is toch de kracht van Kroll, dat hij meer allround is, zeg maar de li its ma van het weer. Wie zou hebben gewonnen? Huizebosch hoor en lees je overal. Slecht ijs is in Huize bosch voordeel en slecht ijs was het. Te slecht. Het vriest nooit in elf sleden tegelijk, hij wijze van spreken. Huizebosch zou miljo nair zijn geworden als hij had gewonnen, wordt door Elfste- dendeskundigen beweerd. Dat gold volgens ingewijden in 19B5 ook voorde winnaar toen. Zou goed kunnen, want dat Calvépindakaasreclamejilmpje gaat nu al tien jaar mee en houdt het waarschijnlijk nog twintig jaar vol, dus zal het mil joen hem uiteindelijk wel herei ken, want als voorzitter Kroes en zijn rayonhoofden ons iets dui delijk hebben gemaakt is het wel dat zij niet over één nacht ijs gaan en ook niet over 25 nach ten ijs. Zou het ijs nift zo verschrikkelijk dik zijn geweest, dan zou je die Kroes donderdag toch kopje on der hebben willen duwen in de Bonkevaart toen hij zonder een rimpeltje van spijt toegaf dat de tocht achteraf bezien gisteren of eergisteren gereden had kunnen worden. Hoe moet het nu verder? Kun nen wij de krokussen al aan? Heeft hei ministerie van volksge zondheid al een nummer open gesteld voorde nazorg?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 21