)PORT
Elfstedentocht ondenkbaar
zonder Jan van der Hoorn
'Aanpak Haan getuigt van weinig respect'
Stoffels is er klaar voor
WILLEM SPIERDIJK. 071 -5356464. PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071 -5356463
Als de Elfstedentocht deze winter toch nog
wordt georganiseerd, is Jan van der Hoorn
van de partij. Bijna een halve eeuw na zijn
gedenkwaardige overwinning in 1947 wil
hij de Tocht der Tochten nog wel eens
meemaken, maar dan als toerrijder. Het
glijden gaat de 72-jarige schaatser uit Ter
Aar nog altijd goed af. Mocht voorzitter
Kroes van de Vereniging de Friesche Elf
Steden met zijn gevolg alsnog door de
bocht gaan, dan ontbreekt de 64-jarige
neef van Van der Hoorn, die dezelfde
naam draagt en in 1956 één van de vijf
winnaars van de Elfstedentocht, op het
appèl. De liefde voor het schaatsen van
deze Jan van der Hoorn veranderde na
zijn veelbesproken overwinning geleidelijk
in de liefde voor de schaatsen. De winnaar
van 1956 verkoopt ze in allerlei soorten en
maten en mag zelfs W.A. van Buren, de
schaatser van koninklijke bloede, tot zijn
klantenkring rekenen.
Twee schaatsers uit Ter Aar met dezelfde
naam en dezelfde parel op hun erelijst,
dat vraagt om verwarring. „Dat valt reuze
mee', zegt de oudste Van der Hoorn, die in
zijn jonge jaren als J.W. van der Hoorn
door het leven ging. Zo viel hij te onder
scheiden van J.J., die negen jaar na J.W.
opnieuw voor een winnaar van de Elfste
dentocht uit Ter Aar zorgde.
Geen van beide overwinningen kwam
bovendien normaal tot stand. Hoewel JW
op 8 februari begon aan de barre tocht,
hoorde hij pas maanden later dat hij tot
winnaar van de editie van 1947 was uitge
roepen. „Ik was net op het land bezig met
kunstmest strooien, toen ze mij een brief
kwamen brengen. Daarin stond dat ik de
officiële winnaar van de Elfstedentocht
was, omdat de drie schaatsers die vóór mij
waren gefinisht zich onderweg hadden la
ten helpen. Eén van hen heeft dat later
ook toegegeven, maar onderweg heb ik er
weinig van gemerkt. Ik vond het allang
mooi, toen ik van het publiek hoorde dat
ik kans had om de vierde plaats te be
machtigen. Ik reed notabene op schaatsen
die onder mijn voetbalschoenen waren
gemonteerd?
Na zijn verrassende triomf, die in Ter
Aar met een huldiging niet onopgemerkt
voorbij ging, ging Jan van der Hoorn weer
over tot de orde van de dag. 's Zomers ver
diende hij net als iedereen in zijn woon
plaats zijn brood als tuinder. Als het 's
winters te koud was om op het land te
werken, maakte hij van de nood een
deugd. Dan bond hij de schaatsen onder
en verdiende hij met name bij koppelwed
strijden een aardig zakcentje, dat kon op
lopen tot 150 gulden voor de eerste plaats.
Van der Hoorn won dikwijls. „Ik ben nu
eenmaal van nature een glijder."
Zijn acht jaar jongere neef („Tijdens een
merentocht in 1947 kwamen ze me vertel
len dat mijn neef van voren was geëin
digd') bleek uit hetzelfde hout gesneden.
Alleen liet hij de Elfstedentocht in 1954,
omdat hij dacht dat hij te onervaren was,
aan zich voorbijgaan. Achteraf had hij er
spijt van. „Ik had zeker in de groep van
Maus Wijnhout (uit Lisserbroek) achter
winnaar Jeen van der Berg kunnen eindi
gen."
Nu moest de kampioen van 1947 de eer
van de illustere schaatsfamilie uit Ter Aar
verdedigen. Hij vocht weliswaar voor wat
hij waard was, maar kwam door omstan
digheden niet verder dan de zevende
plaats, die hij met twee concurrenten
deelde. „Toch was Ter Aar in die tijd de
gemeente met de sterkste schaatsers van
Nederland. Mijn neven Hein en Wim
Vermeulen reden ook met de voorsten
mee. En later had je nog Jos Valentijn, die
wereldkampioen op de sprint had kunnen
worden. Hij is weer een neef van Jan."
'Wat mijn neef kan, kan ik ook', moet JJ
van der Hoorn twee jaar later hebben ge
dacht. Van zijn neef had hij in Friesland
geen last, omdat die zijn eigen bedrijf op
dat ogenblik belangrijker vond dan weer
een Elftsteden-kruisje. „Ik lag op bed naar
de radio te luisteren en hoorde dat Jan op
kop reed. Toen besefte ik dat ik verkeerd
had gegokt door thuis te blijven. Maar het
was niet zo vanzelfsprekend als tegen
woordig om deel te nemen als de tocht
eenmaal was uitgeschreven. En als je af
reisde naar Friesland, kon het gebeuren
dat je onverrichterzake naar huis moest
terugkeren. Dat hebben we toch ook een
keer meegemaakt?
In 1956 was de jongste Van der Hoorn er
helemaal klaar voor. Met zijn 24 jaar
streed hij als een ervaren rot in de frontli
nie. Al vroeg in de wedstrijd maakte hij
met de medekoplopers de afspraak dat zij
tegelijk over de eindstreep zouden schaat
sen. Zo gezegd, zo gedaan. De vijf mannen
van het laatste uur riepen met hun histori
sche daad echter de afkeuring van het pu
bliek over zich af. Dat had sportieve strijd
willen zien in plaats van vijf winnaars die
hand in hand over de finish glijden. Neef
JW: „Ik vond het ook jammer, want ik had
je in de sprint een goede kans gegeven te
gen Jeen Nauta, Wijnhout, De Koning en
Anton Verhoeven.
Zijn neef vreesde alleen de laatste, die
bekend stond om zijn eindschot en geen
meter te veel schaatste. „Maar het maken
van zulke afspraken kwam wel vaker
vooor. In de oorlogsjaren, ik geloof in
1942, was dat ook eens het geval, maar
toen werd die afspraak in de eindsprint
geschonden. Wij wisten overigens dat de
organisatie op de hoogte was van onze
plannen. Aad de Koning had namelijk
kans gezien een journalist in te lichten.
Maar de waarschuwing die we vervolgens
kregen, hebben we weggewuifd. Uiteinde
lijk hebben we wel het Elfsteden-kruisje
gekregen en bleef onze klassering gehand
haafd, maar we kregen geen prijzen. Ik
ben nog steeds boos op Sipkema (de voor
ganger van Kroes, red.), die ons ook ach
teraf nooit als winnaar heeft willen behan
delen. Dat vind ik nog steeds een dunne
streek.'
De eerste Elfstedentocht waarin beide
neven samen aan het vertrek stonden, was
de barre editie van 1963. „Maar omdat wij
niet op tijd werden, gewekt, moesten we
helemaal achterin starten, zegt JJ van der
Hoorn. „Dat wil ik overigens niet als ex
cuus aanvoeren, want Reinier Paping, de
latere winnaar, startte zelfs nog achter
ons. Maar ik maakte voor het eerst van
mijn leven een inzinking mee. Wie brengt
me naar Leeuwarden, heb ik toen ge
vraagd. Voor ik het wist stond ik bij men
sen thuis onder de douche. Daarna voelde
ik mij volledig hersteld, maar toen was het
te laat?
Ook zijn neef behoorde bij het grote
Elfstedentocht-winnaar Jan van der Hoorn van
paar schaatsen aan.'
contingent uitvallers. „Wat wil je als je een
eigen bedrijf en vrouw en kinderen thuis
hebt. ^Daarvan had ik in 1947 nog geen
last. Wel schaatste ik naar mate ik ouder
werd technisch steeds beter, maar de con
ditie werd minder." Datzelfde ondervond
Jan junior, die bij zijn rentree in 1986 net
buiten de tijdslimiet in Leeuwarden arri
veerde. „Ik had een kennis op sleeptouw
genomen, die last had van sneeuwblind
heid. Omdat hij steeds viel, kon ik mijn
groepje niet meer achterhalen. De groep
kwam tien minuten vóór sluitingstijd bin
nen, ik twee minuten erna. Weer geen
kruisje."
Sindsdien schiet de schaatstraining er
bij de vader van marathonschaatser Rick
van der Hoorn er steeds vaker bij in. Als er
natuurijs ligt, beleeft zijn schaatsenzaak
tropenweken. „Ik ben in 1956 na mijn
overwinning in de Elfstedentocht schaat
sen gaan verkopen. Ik begon met de ver
koop aan clubgenoten. Daarbij had ik baat
bij de naamsbekendheid die ik genoot.'
In zijn woonplaats hield zijn populari
teit echter niet over. „Ter Aar was een
dorp met veel arme mensen. Wij van Van
der Hoorn staken er iets bovenuit. Ik denk
dat dat wangunst veroorzaakte. Maar dat
had verder weinig met schaatsen te ma
ken."
En schaatsen zit beide neven, net als
hard werken, in het bloed. „Trainen deden
wij in die tijd nauwelijks. Van het werken
op het land werd je sterk genoeg. We wa
ren knoerdhard. Dat gold ook voor de an
dere schaatsers. Tegenwoordig zie je in
1956 (links) meet zijn neef (winnaar 1947) een
FOTO HOLVAST/MARK LAMERS
het peloton naast tuinders en boeren ook
andere beroepen, zoals leesmappenbezor-
gers."
Voor niet-agrarische marathonschaat
sers hebben de neven net zo goed respect
als voor tuinders die aan de Elfstedentocht
deelnemen. JJ: „Ze moeten die wedstrijd
rijders alleen niet in het donker laten rij
den, dat is wagen om ongelukken. Van
mij hoeft er niet zo nodig in elk door een
orkest te spelen. Het schouwspel met toer
rijders die van zes uur s morgens tot mid
dernacht op het ijs zijn, vind ik mensont
erend, sportverdwazing. Zulke mensen
kennen hun plaats niet. Als je niet goed
genoeg kunt schaatsen, moet je oefenen.'
JW: „Dat gold vroeger net zo goed. In 1947
was er ook een hele berg militairen die de
tocht niet aankon."
Hoe graag de beide Jannen ook een
zware Elfstedentocht wensen, ze zien het
er voorlopig nog niet van komen. „Wij
zien het nog steeds niet zitten. Ondanks
de vorst gaat de kwaliteit van het ijs hard
achteruit. De organisatie moet zich vooral
niet laten opjutten door de media. Die be
ginnen al druk uit te oefenen na één nacht
vorst."
Dat neemt niet weg dat de schaatswin-
kel van Van der Hoorn één dag dicht gaat,
als de Elfstedentocht er komt. Dan kruipt
hij achter de televisie, „want het blijft een
hele happening." Onder de wedstrijdrij
ders hoopt hij zijn zoon Rick te ontwaren.
En 's middags, hopelijk voor zonsonder
gang, ziet hij tussen de toerrijders wellicht
ook zijn neef door het beeld glijden.
De visie van Hans van Zeeland, de nieuwe waterpolo-bondscoach
v,
Geen toekomst zonder verleden.
„Verdomme", zegt Hans van Zeeland als
hij zich dat ook realiseert, „wat is dit
moeilijk praten zeg." Wat geweest is, is ge
weest, had-ie aan het begin van het ge
sprek gemeld. Geen vragen svp over mijn
ontslagen voorganger, bedoelde de nieu
we bondscoach van het Nederlands wa-
terpoloteam te zeggen. „Daarvoor heb ik
teveel respect voor Ivo Trumbic."
Mooie woorden, goede bedoelingen,
maar hoe kun je vooruit kijken zonder
achterom te blikken? „Laat ik het zo stel
len", 'redt' de Arnhemmer zich: „Ivo is
nooit veranderd. De spelers wel. Dus was
het Ivo's probleem dat uiteindelijk boven
kwam drijven. Voor mij is dat niet anders,
als leraar. De leerlingen van nu kan je niet
vergelijken met die van tien jaar terug. Pas
jij je niet aan, ga je niet mee met de tijd,
ja, dan heb je hommeles. Maar dat kun je
de leerlingen nooit kwalijk nemen."
Hij heeft er inmiddels ruim dertig trai
ningen met zijn selectie opzitten. „De
geest zit weer in de fles", zegt de decaan
en leerlingenbegeleider aan de Maarten
van Rossem-scholengemeenschap. Maar
wat voor ploeg hij medio oktober vorig
jaar aantrof toen hij het roer van Trumbic
overnam, laat hij (weer) in het midden.
Van Zeeland zegt eigenlijk al voldoende
wanneer hij zijn visie op het bedrijven van
teamsport op tafel legt. „Automatismen
als basis voor het spel en verder zo veel
mogelijk op intuïtie. De verdediger moet
rationeel bezig zijn, de aanvaller emotio
neel. Je zegt toch ook niet tegen Patrick
Kluivert hoe-ie moet schieten? Eigen ver
antwoordelijkheden, daar draait het om."
Draai de visie van de ruim 200-voudige
international om en je hebt de aanpak van
Ivo Trumbic redelijk omschreven. Het
werkte, aanvankelijk, de keiharde discipli
ne, toen het vaderlandse polo kopje onder
ging en de Kroaat in '91 binnen werd ge
haald als een soort van verlosser. De mys
tiek was evenwel uitgewerkt toen vorig
jaar de kwalificatie voor olympisch Atlanta
binnengehaald moest worden. Op de Eu
ropese kampioenschappen in Wenen en
de FINA Cup in Atlanta spotte Oranje met
de Nederlandse status van weleer. Trum
bic vloekte, zat hoofdschuddend aan de
kant en vloog emotioneel naar het bad,
niets hielp. Zijn spelers lagen volkomen
apathisch in het water, fysiek en mentaal
was de ploeg als een machine zonder olie
vastgelopen.
Van Zeeland koesterde geen enkele twij
fel, toen de nationale selectie na terugkeer
uit Atlanta zijn naam opperde als vervan
ger voor Trumbic. Opmerkelijk, omdat hij
als speler met dezelfde Trumbic als
bondscoach nog olympisch brons had op
gehaald in Montreal. „Dat is geen mo
ment een blokkade voor me geweest.
Trumbic is verder gegaan, ik ook, als trai
ner. Ik heb vijf jaar bij AZ&PC gewerkt,
twee landstitels veroverd, een keer de be
ker en drie Europa Cup-toernooien ge
speeld. Nee, ik vond het alleen vervelend
dat Ivo misschien zou denken dat ik het
initiatief had genomen om hem op te vol
gen bij Oranje. Daarom heb ik hem on
middellijk gebeld, op de avond van terug
keer uit Atlanta. Dat stelde hij wel op prijs,
dacht ik."
Nu nog hebben de voorganger en zijn
opvolger contact met elkaar. Niet weke
lijks, wel regelmatig. „Gek eigenlijk",
fronst de voormalige pupil zijn wenkbrau
wen, als ware het een ontdekking van dat
moment, „tijdens die gesprekken wordt er
eigenlijk nooit over polo gesproken. Wat
algemeenheden, daar blijft het bij. We
omzeilen het, onbewust, maar het gebeurt
toch. Vreemd. Of misschien ook weer niet,
het is een gevoelig onderwerp. Ivo is ook
nooit meer komen kijken, bij de trainin
gen. Maar goed, dat zou ik waarschijnlijk
ook niet meer doen."
Respect is Van Zeeland veel waard. Dat
bleek ook toen hij zijn selectie voor het
olympisch kwalificatietoernooi in Berlijn
bekendmaakte. Dezelfde dertien spelers
die onder Trumbic maandenlang toewerk
ten naar de uiteindelijke desillusie in We
nen en Atlanta, mogen het vanaf zaterdag
weer gaan proberen. Dat is wel even iets
anders dan de manier waarop Arie Haan
Hans van Zeeland: „De aanpak van Ivo Trumbic werkte niet meer."
AZC was voorheen een van de hofleve
ranciers van Oranje. In Berlijn wordt de
Alphense poloclubs slechts vertegen
woordigd door Joeri Stoffels. Eerder
vielen Gijsbert van der Leden en doel
man Willem Vermeulen wegens drukke
werkzamheden af. Stoffels: „Het is het
oude verhaal. Mensen met een goede
baan houden internationaal polo niet
vol. Het kost teveel tijd."
Stoffels is student te Leiden en is
daardoor in de gelegenheid veel te trai
nen en hij maakt gretig gebruik van de
door het NOC'NSF geschapen moge
lijkheden. Stoffels vindt dat het Neder
lands poloteam er 'klaar' voor is. „Al zul
je mij niet horen roepen dat we het
even gaan reden. Je zult op dit toernooi
alle wedstrijden top moeten spelen.
Anders red je het niet."
Ondanks de teleurstelling over de ge
miste kwalificatie in Atlanta tijdens de
FINA-cup (met een zevende plek viel
Oranje buiten de boot) en de daaruit
vloeiende trainerswissel Trumbic-Van
Zeeland, kijkt Oranje volgens Stoffels
nuchter tegen de komende wedstrijden
in Berlijn aan. „Er heerst geen gespan
nen sfeer. We weten dat het de laatste
kans is. We zullen aan de bak moeten."
de taken bij Feyenoord overnam van Wim
van Hanegem...
„Ik vind het van weinig niveau en res
pect getuigen, wat er ajlemaal in de Kuip
gebeurt", snuift de polotrainer de grote
schoonmaak in Rotterdam weg. „Van
Hanegem heeft veel succes met Feye
noord gehad, het is een kenner. Waarom
zou je dan alles ineens gaan veranderen?
Dat neigt naar discriminatie, jezelf op een
voetstuk plaatsen. Zo ben ik niet, zal ik
nooit worden ook. Ivo Trumbic is ook een
kenner. Hij had de beste mensen al gese
lecteerd, alleen werkte zijn aanpak niet
meer. Dat is een groot verschil. Natuurlijk
heb ik over andere namen nagedacht.
Maar ik heb ze niet kunnen vinden. Ik zie
geen dertien betere poloërs in de baden.
Sterker nog: nog geen twee. Dus ben ik
doorgetrokken met de jongens die er wa
ren." 4
De benadering was desondanks wel to
taal anders dan ih het Trumbic-tijdperk.
Het keurslijf lijkt verdwenen, de spelers la
chen weer. Hans van Zeeland lacht bij die
constatering. „Kom nou toch zeg. Ik heb
ze zelfs een strakker keurslijf aangetrok
ken. Het enige verschil is dat de jongens
het nu zelf niet in de gaten hebben. Ik..."
Een klop op de deur van zijn kantoor.
„Ogenblildde", zegt de decaan. Om de
hoek verschijnt het meest onschuldige ge
zicht dat deze leerling kan trekken. „Ben
eruit gestuurd", kreunt de middenbouwer.
„K'had iets gepakt en ik heb me nog ge-
sneeie ook." „Had je het gevraagd, of je
dat 'iets' mocht pakken?", werpt Van Zee
land terug. Een antwoord blijft uit. „Dus
ben je er terecht uit gestuurd", luidt de
conclusie. „Kom straks maar hier terug,
kan je het uur bij mij afmaken." Weg leer
ling. „Is van nature lui, deze jongen, pro
beert steeds onder de lessen vandaan te
komen. Dus dwing je hem."
Zoals hij de uitverkoren poloers de afge
lopen maanden ook dwong. „Tot naden
ken. Het polo-intellect hebben ze, alle
maal. Ik durf zelfs te stellen dat Nederland
op elke positie in de ploeg een potentiële
Europese topper in het bad heeft liggen.
Maar zoals zo vaak was het team de groot
ste tegenstander van zichzelf, tot nu toe.
Zó Nederlands. Dat meen ik, wij kunnen
niet omgaan met spanning. 'Tweede wor
den, dat is toch ook mooi voor zo'n klein
landje'. Het wreekt zich wel, die instelling.
De volleyballers zijn nog nooit eerste ge
worden, het vrouwen hockeyteam haalt
Atlanta, maar vraag niet hoe. Ja Ajax, dat
kun je tegenwerpen, maar hoeveel buiten
landse jongens trekken daar de kar niet?"
„Ik houd er ook rekening mee, dat klopt.
Ik heb de druk in de voorbereiding gelegd.
'Berlijn is leuk', heb ik ze voorgehouden.
Om die spanning, die er toch zal zijn, er
vanaf te nemen. Het is onze laatste kans.
Dat beseffen de spelers, dat besef ik. Ha
len we het niet en blijkt dat ik voor spel
systemen heb gekozen die niet meer pas
sen in het hedendaagse waterpolo, dan zal
ik ook mijn conclusies trekken. Zo-eerlijk
moet je zijn."
„Of we het redden, de logische vraag.
Laat ik het zo stellen: door de financiële
steun van NOC'NSF heeft Oranje de
laatste twee jaar professioneel kunnen
trainen en spelen. Dat was prachtig. Maar
mag je dan ook eisen dat je binnen die
twee jaar bij de top-drie van de wereld
staat? Onmogelijk. NOC'NSF trok het geld
terug toen de FINA Cup flopte. Ik heb
daardoor maar twee keer per week kun
nen trainen met de jongens. En toch zeg
ik dat we een goede kans hebben. Vijfen
zeventig procent. Waarom? Omdat ik weet
dat de instelling is veranderd, zelfs in deze
korte tijd. Collectief? Dat woord neem ik
nooit in mijn mond. Dat bestaat ook niet.
Iedere speler moet in z'n eentje de wed
strijd winnen. Hij moet initiatief tonen
wanneer-ie merkt dat zijn ploegmakkers
er niet zijn. Die gedachte leeft nu. En die
gedachte zal ons naar Atlanta loodsen."
De nazorg
We zullen ze missen (en zij tins
nog meer!), al die rayonhoofden,
ijsmeester Venema en voorzitter
Kroes. Kroes hier, Kroes daar.
Kroes voor. Kroes na.
Wat heeft Bill Clinton de laatste
weken eigenlijk gedaan. Ziek of
zo? Ergens vrede gesloten? Tuin
gemaaid? Nog een aanslagje
overleefd? Ook de schaatsen on
der gehad? Het zou allemaal
best kunnen, Bill zit niet stil,
maar de krant heeft hij er niet
mee gehaald. Clinton was geheel
van de voorpagina 's verdreven.
Hoe zou het de andere wereldlei
ders vergaan? Ijeeft Jeltsin nog?
Is de paus nog steeds verkouden
Hoe staat Cruijff ervoor in Bar
celona? Heeft Ajax al een keer
gewonnen dit jaar? Geen Jlauw
idee. Het was louter Kroes dat de
klok sloeg.
De hele wereld hield zondag ile
adem in. l£euwarden, half vijf.
Het grote nieuws was dat er geen
nieuws was. Zelden tevoren
stond geen nieuws zo in de be
langstelling.
Geen rayon hoofdenoverleg. Geen
datum voor de tocht. Helemaal
geen tocht. Niks. Niets. (De tele
visie schakelt live naar Wiras-
hington. De aarde is even opge
houden met draaien. Een aan
slag. Buiten adem, zweet op het
voorhoofd, geen kans gezien zich
fatsoenlijk in colbert te kleden,
werpt de Amerikacorrespondent
zijn strakke blik in de camera.
Het vaderland wil alles weten.
Hoe maakt de president het? Is
de presidentiële poes ongedeerd?
Hoe heeft Hillary de klap opge
vangen? Goed, antwoordt de
correspondent, naar omstandig
heden goed. De tuin van het
Witte Huis die hij in overall aan
het maaien was heeft hij nog af
gemaaid alsof er niets was ge
beurd. Ja, de presidentsvrouw
heeft de klimop nog gesnoeid, als
je dat een gebeurtenis wilt noe
men, maar verder is er niets
noemenswaardigs gebeurd. Geen
aanslag, nee. Nog niet althans.
Nee, er staat nog geen datum
vast voor de aanslag. Morgen,
misschien overmorgen, het ligt
eraan. Het kan vriezen en het
kan dooien terug naar de stu
dio.)
Sippe gezichten in de studio.
Geen Elfstedentocht. Erwin Kroll
krijgt met ingang van heden
weer het alleenrecht op het voor
spellen van het weer. Zes weken
lang hingen wij aan de lippen
van de profeet Paulusma. Vrien
delijk man, Paulusma. Had het
trucje snel onder de knie. Kroll
heeft nog wel eens een bui dat
hij nors kijkend ieder barbecue
plezier op voorhand vergalt, op
zulke dagen wacht je zijn show
tje niet eens af. Paulusma deed
het anders. Keek ons ruin op zo'n
manier van 'ik sta open voor
suggesties'. Trok er een smoel bij
van, het kan vriezen en het kan
dooien.
Dat doet het uiteindelijk dus
ook, dooien. Hoe zou Paulusma
de komende maanden zijn tijd
doorbrengen, qua weer? Hij lijkt
me typisch zo'n weerman die ge
specialiseerd is in vorst en dooi.
Voor al het andere u/eer moet je
bij Paulusma niet zijn. Dat is
toch de kracht van Kroll, dat hij
meer allround is, zeg maar de
li its ma van het weer.
Wie zou hebben gewonnen?
Huizebosch hoor en lees je
overal. Slecht ijs is in Huize
bosch voordeel en slecht ijs was
het. Te slecht. Het vriest nooit in
elf sleden tegelijk, hij wijze van
spreken. Huizebosch zou miljo
nair zijn geworden als hij had
gewonnen, wordt door Elfste-
dendeskundigen beweerd. Dat
gold volgens ingewijden in 19B5
ook voorde winnaar toen.
Zou goed kunnen, want dat
Calvépindakaasreclamejilmpje
gaat nu al tien jaar mee en
houdt het waarschijnlijk nog
twintig jaar vol, dus zal het mil
joen hem uiteindelijk wel herei
ken, want als voorzitter Kroes en
zijn rayonhoofden ons iets dui
delijk hebben gemaakt is het wel
dat zij niet over één nacht ijs
gaan en ook niet over 25 nach
ten ijs.
Zou het ijs nift zo verschrikkelijk
dik zijn geweest, dan zou je die
Kroes donderdag toch kopje on
der hebben willen duwen in de
Bonkevaart toen hij zonder een
rimpeltje van spijt toegaf dat de
tocht achteraf bezien gisteren of
eergisteren gereden had kunnen
worden.
Hoe moet het nu verder? Kun
nen wij de krokussen al aan?
Heeft hei ministerie van volksge
zondheid al een nummer open
gesteld voorde nazorg?