Wind mee voor de fietsers Weggespoelde wereld Nederland wordt aangemerkt als een echt fietsland. Maar fietspaden zijn vaak slecht geplaveid, fietsers moeten dikwijls omrijden en er zijn allerlei hindernissen. En dan die tegenwind natuurlijk. Daar zouden ze iets tegen moeten uitvinden. Er wordt aan gewerkt... Nederland loopt vast. De files worden langer en talrijker. We moeten uit de auto, zeker voor het woon-werkverkeer. Maar het openbaar vervoer is lang niet altijd de oplossing. En de fiets? In theorie zouden best meer mensen met de fiets naar hun werk kunnen gaan, maar toch doet lang niet iedereen dat. De omstandigheden voor de fietser op de Neder landse wegen zijn verre van ideaal. Aandacht voor verbetering van die omstandigheden zou wel eens een belangrijke stimulans kun nen zijn voor toename van het fietsverkeer. Dat is althans de redenering van drie me dewerkers van het advies- en ingenieursbu reau Tebodin in Den Haag. Het drietal, ir. Piet Rieff, drs. jean-Marc Abbing en ir. Susan Bodmer-Sluis, ontwikkelde in de afgelopen maanden het 'fietsvlotplan', dat beoogt aller lei knelpunten voor fietsers weg te nemen. Dat plan werd gemaakt in het kader van het project 'Inspirerend denkwerk', dat Tebodin opzette ter gelegenheid van het 50-jarig be staan. Het idee achter het fietsvlotplan is dat fiet sers te veel hindernissen op hun weg vinden en dat het daardoor voor veel mensen niet aantrekkelijk is met de fiets naar het werk te gaan. Piet Rieff: ,,Als je naar de technologie van de fiets kijkt, dan is die in de loop der ja ren zeer sterk verbeterd. De fiets is lichter ge worden en ook veel sneller. Neem de wiel rennerij: daar haalt een renner makkelijk een snelheid van 40 tot 45 km per uur. Een gewo ne fietser komt niet verder dan een gemid delde van tien tot vijftien kilometer. Nou kun je een gemiddelde fietser natuurlijk niet met een wielrenner vergelijken, maar het verschil is wel érg groot. En dat komt vooral door de slechte omstandigheden op de weg." Hindernissen Rieff wijst erop dat het fietspad in tegenstel ling tot de fiets helemaal niet verder ontwik keld is. „Daar zitten moeilijke haakse boch ten in die je met een wat hogere snelheid niet kunt nemen, en in het stadsverkeer zijn er veel belemmeringen die maken dat de ge middelde snelheid heel laag blijft. Bij kruis punten moet je als fietser nogal eens omrij den. En: je moet vaak veel langer voor het stoplicht wachten dan het autoverkeer." Volgens Rieff gaat de fietser meer dan enig andere weggebruiker gebukt onder de kwali ficatie 'langzaam verkeer'. Als daarin het een en ander zou veranderen, zou het een stuk aantrekkelijker worden de auto te laten staan en de fiets te pakken, denkt hij. „De overheid is te veel bezig met een negatieve benadering om mensen uit de auto te krijgen. Het kan ook andersom: maak het fietsverkeer aan draait. De luchtstroom die in zo'n scherm te rechtkomt, wordt door die kromming omge draaid. Bij voorkeur moet je het scherm zo maken, dat de lucht als een enigszins ver dichte straal wordt teruggestuurd, zodat je een extra stuwende werking krijgt." Theoretisch klinkt de werking van zo'n omkeer-scherm niet zo gek, maar werkt het trekkelijker door allerlei belemmeringen weg ook in de praktijk? Rieff denkt van wel, al zal door ervoor te zorgen dat de middelde snelheid van de fietser wat omhoog kan. Dan gaan er heus wel meer mensen op de fiets naar hun werk." Het plan van Rieff, Abbing en Bodmer gaat uit van zo'n positieve benadering. Het drietal bepleit een betere infrastructuur, met goede fietspaden die in de bebouwde kom niet plotseling ophouden zodat de fietser zich moet storten in de wirwar van straten, maar die zoveel mogelijk ononderbroken doorlo pen tot in alle delen van de stad. Bij voorkeur moeten die fietsroutes zoveel mogelijk geschei den zijn van het overige verkeer. Maar er is nog meer nodig het fietsverkeer te stimuleren. Hoe goed de fietspaden ook mogen worden, de weersom standigheden hebben we niet in de hand. Vooral de wind vormt voor fietsers een groot pro bleem, zeker omdat het bijna altijd tegen wind lijkt te zijn. Eigenlijk zou je die wind als steuntje in de rug moeten kunnen gebruiken; je zou van wind-tegen wind-mee moeten kunnen maken, dat fietst pas lekker. Volgens de bedenkers van het fietsvlotplan is dat een minder gekke gedachte dan het lijkt. Stérker nog: het is technisch mogelijk, denken ze. Langs fietspaden zouden wind schermen kunnen worden geplaatst, die door hun vorm in staat zijn de windrichting 180 graden om te keren. Als je op zo'n fietspad tegenwind hebt, dan krijg je wind méé zodra je langs die windschermen rijdt. Piet Rieff liep al geruime tijd rond met het idee voor zo'n windomkeer-scherm. Hij legt uit: „Zo'n scherm moet een bepaalde krom ming hebben, die van bovenaf gezien lijkt op een komma. De beste vorm is waarschijnlijk een zogenaamde cycloïde: de baan die het ventieltje beschrijft als het fietswiel rond- Plan ter bevordering van het trapgenot nog heel wat windtunnel-onderzoek nodig zijn om de exacte vorm van het scherm te vinden. „Je moet de windrichting op het fietspad dusdanig omkeren, dat er zo min mogelijk wervelingen ontstaan. Dat vergt nog wel flink wat studie, maar het principe moet volgens ons werken." De ingenieur haalt een met de hand in elkaar geknutselde maquette tevoorschijn van een fietspad, met langs één kant een hele rij kom- mavormige windschermen. Op het fietspad zijn links en rechts rijen omhoog staande pa piertjes geplakt, waarmee de luchtstroming zichtbaar kan worden gemaakt. Dan plaatst Rieff aan één kant van de maquette een venti- latortje, zo te zien gesloopt uit een afgedankte PC. Zodra hij het aanzet, buigen de pa- pierstookjes op het niet afge schermde fietspad wappe rend naar voren. De strook jes op het andere pad, langs de kartonnen omkeerschermen, blijven vrijwel rechtop staan: die ondervinden kennelijk geen last van de tegenwind. De theorie blijkt zelfs al met dit snel in elkaar geflanste model wel de gelijk een grond van waarheid te bezitten. Er zijn ook andere manieren om de wind in het voordeel van de fietser te gebruiken. Jean-Mark Abbing kreeg tijdens de brain- storm-sessies met zijn collega's plotseling een idee, hoe je de wind in een fietstunnel beter kunt benutten. „Volgens ons voorstel zou de fietser meer vrij baan moeten krijgen. Dat betekent onder meer dat er op allerlei plekken vrije banen en ongelijkvloerse krui singen zouden moeten komen. Fietstunnels kun je tegenwoordig heel goed boren, daar hoef je de straat niet meer voor op te breken. Het vervelende van een fietstunneltje het er altijd vreselijk tocht. Maar die lucht stroom kan de fietser ook helpen om snel heid te houden en de klim naar boven te ma ken. Wat je dus nodig hebt is een windmee- tunnel." Volgens Abbing is zo'n tunnel te realiseren door een windstuw, die ergens aan het begin van de tunnel moet worden gebouwd. Die windstuw draait - door een of ander mecha niek, of gewoon door een windvaan - met de opening in de windrichting, zodat de wind er krachtig in blaast. De opgevangen wind wordt daarna door de buis afgebogen in de richting van het fietsverkeer. Zo ontstaat er een 'unidirectionele tocht' door de tunnel. „Er zit wel een nadeel aan: het moet een een richting-tunnel zijn, want anders zit de helft van de fietsers nóg met tegenwind", zegt Jean-Marc. Futuristisch idee In het fietsvlotplan wordt ook het idee geop perd voor een aan het fietsverkeer aangepas te stad, Velopolis, waar een volledige schei ding is aangebracht tussen fietsers en het overige verkeer. Overal zijn tunneltjes onder de kruisingen door, er zijn overkapte fietspa den waar je snel en droog kunt rijden en er zijn opritten naar hoger gelegen etages, zodat het bij voorbeeld mogelijk wordt met de fiets een kantoorgebouw op de eerste verdieping binnen te rijden en vlak naast je werkplek af te stappen. „Het idee is misschien wel een beetje futu ristisch, en het is wellicht ook niet in een complete stad realiseerbaar, maar het illu streert wel dat er veel meer over het fietsver keer zou moeten worden nagedacht", zegt Rieff. „We moeten toe naar professionalise ring van het fietspad. Nu zie je op steeds meer plaatsen het fietspad zelfs verdwijnen. Er komt dan een zogenaamde fietssuggestie- strook voor in de plaats: alleen maar een stip pellijn langs de kant van de weg, want dat is veel goedkoper. Op die manier stimuleer je het fietsverkeer echt niet. Jean-Marc Abbing: „We komen al een heel eind als de overheid de zwakke schakels in de fietsroutes eens goed zou bekijken. In som mige steden is die aandacht er al. In Tilburg hebben ze bij voorbeeld de rode fietspaden die een logische route door de hele stad vor men. Dat zou op veel meèr plaatsen moeten gebeuren." Denkwijzer „Mijn drinkebroers en ik hadden honderden slimme maar ver wrongen ideeën over ons zelf. En allemaal hadden ze precies hetzelfde doel: het overeind houden van de illusie dat we uit vrije wil dronken. We waren het roerend met elkaar eens dat we geen drankprobleem hadden. We konden stoppen wanneer wé maar wilden, maar waarom zouden we? Trouwens, waarom zou je er niet af en toe een paar innemen in een wereld die hele maal bol stond van de problemen: problemen thuis met je vrouw, problemen op je werk met je collega's, problemen in het land met al die werklozen, problemen in de wereld met die ooi logen overal, problemen uit je verleden die je almaar achter volgden? Maar op de duur werd alles een reden voor alcohol. Ik dronk omdat het regende en ik dronk omdat de zon scheen. Ik dronk omdat mijn vrouw vervelend deed en ik dronk omdat ze lief deed. Ik dronk omdat ik me niet goed voelde en ik dronk omdat ik me goed voelde. Uiteindelijk was er maar één ding dat in mijn leven telde: alcohol." De man die op deze manier zijn geschiedenis met alcohol verwoordde, was een beer van een vent, arts, en een tijdlang een van de internationaal leiden de figuren in zijn specialisme. Hij was op zijn 28ste getrouwd met de liefde van zijn leven, een meisje dat hij al vanaf de middel- bare-schoolbanken op het oog had gehad. Ze wilden graag kin deren. Een jaar na hun huwelijk stierf hun eerste kind, een jonge tje, bij de geboorte. Hun tweede kind, een meisje, overleed aan een zeldzame ziekte toen ze acht jaar oud was. Waar hij in zijn werk een soort van god was die tal van mensen genas en soms zelfs van de rand van de dood te rughaalde, bleek hij thuis mach teloos tegenover de dood. Even machteloos was hij in het helpen van zijn vrouw. Verplet terd door verdriet begon ze zwaar te drinken. Ze werd opge nomen in een alcoholkliniek waar ze van de drank afraakte, weer naar huis kwam en vervol gens een zware terugval kreeg. „Ik probeerde werkelijk van alles te regelen en te zorgen dat de dingen binnens- en buitenshuis zo veel mogelijk glad gestreken werden", herinnert hij zich. Maar het bleek onvoldoende. Twee jaar na de dood van hun dochtertje werd de schei ding uitgesproken. Hij vertrok uit het grote huis dat ze samen be woond hadden en ging alleen op een flat wonen. Na verloop van tijd begon hij om te gaan met een vrouw die werkte op de ad ministratie van 'zijn' ziekenhuis. Al vrij spoedig besloten ze om te trouwen, mede omdat hij het ge voel had daarmee een nieuwe kans te krijgen. Het eerste jaar van hun huwelijk gingen ze op wintersport. Hij kreeg een ski ongeluk waarbij hij een been brak en zijn rug ernstig bescha digde. Maandenlang moest hij in een soort dwangbuis lopen om te kunnen werken. Hij slikte in die periode hoge doses pijnstillers, maar dat was vaak nauwelijks voldoende om de dag pijnloos én zonder hinder door te komen. „AJs ik 's avonds thuis kwam voelde ik me zo slecht, dat ik niet alleen pijnstillers innam maar ze wegspoelde met alcohol. Gezien de pijn vond ik dat ik gewoon een legitieme reden had voor ie dere pil en iedere slok." Geleidelijk aan begon hij ster kere dranken te drinken, 's Avonds zat hij in een overruime stoel, zijn slechte been op een kussen gelegd en een fles whis key nooit ver uit de buurt. In de weekenden begon hij vaak al 's morgens te drinken. Zijn vrouw begon kritiek te uiten op zijn drinkgedrag, maar hij wuifde die weg en werd daar zelfs vaak boos om: hij was hier de dokter, niet zij, trut van de administratie, en dus wist hij en niemand anders hier in huis wat te veel drank was en wat niet! Van de weeromstuit begon zij zijn drinkgedrag te controleren, flessen te verstop pen en ervoor te zorgen dat ze 's avonds vaak weg was. Als reactie daar weer op verlegde hij gelei delijk aan zijn drankplaats van huis naar bepaalde kroegen. Steeds vaker begon het voor te komen dat hij de volgende dag vanwege een kater en tekort aan slaap niet in staat was zijn werk naar behoren te doen. Hij begon weekenddiensten te wei geren en als ze hem vanuit het ziekenhuis thuis belden, had-ie duidelijk moeite om zijn hoofd er goed bij te houden. Hij kwam re gelmatig te laat op zijn werk en dronk soms al iets voordat hij van huis ging: om de dag aan te kunnen. Hoewel hij zelf geloofde dat anderen beslist niets in de gaten konden hebben, ontstond al spoedig in het ziekenhuis het gerucht dat hij een drankpro bleem had. Zijn vrouw kon op een gegeven moment de druk van de gerucht vorming om haar heen op het werk niet meer aan en besloot buiten hem om de anderen in zijn maatschap te vertellen wat er aan de hand was. Op de dag dat hij dat te horen kreeg, dronk hij zichzelf een enorm stuk in de kraag en thuisgekomen mishan delde hij haar ernstig. Een paar dagen later vond er een gesprek plaats van alle leden van de maatschap met hem onder lei ding van een oud-collega, een gepensioneerde arts die zelf ooit een drankprobleem had gehad. Tijdens dat gesprek werden de verschillende voorvallen waarin naar hun mening drank een rol had gespeeld nauwkeurig be sproken en werd hem ook duide lijk gemaakt, hoe hij - die als arts altijd groot respect had afge dwongen - door zijn gedrag in de afgelopen tijd ieder van hen ne gatiefhad beïnvloed. Aan het einde van die bijeen komst besefte hij dat het van tweeën één was. Of hij zou moe ten stoppen met drinken, of hij zou moeten stoppen met zijn be roep als arts. In overleg met zijn collega's besloot hij naar een ontwenningskliniek te gaan. „Ik t daar sen die ik niet voor de gek kon houden. Metselaars, brandweer lieden, artsen, verpleegkundigen met een gemeenschappelijk ge geven: allemaal waren ze aan al cohol verslaafd. Als ervaringsdes kondigen hadden ze onmiddel lijk mijn leugens en excuses door en confronteerden me daarmee. Het moeilijkste was om eerst me zelf en dan ook nog eens voor de hele meute toe te geven dat ook ik, die knappe dokter, een alco holverslaafde was. Na zo'n twee maanden ging hij over in ambulante behandeling, waarbij hij nog een tijdlang over dag aan groepstherapie en groepsgesprekken deelnam. I lij besloot ook naar de dagelijkse bijeenkomsten van de AA, de Anonieme Alcoholisten, te gaan. De ochtend dat hij voor het eerst weer terugging naar het ziekenhuis, was zoals hij dat noemde, een 'loodzware' mor gen. „ledereen, van de portier tot en met de directeur, wist wat er met mij aan de hand was ge weest. En wat mij vooral sterk bezighield was de vraag of mijn collega's, de verpleegkundigen, mijn patiënten, mij weer zouden accepteren." Maar aan het einde van zijn eerste spreekuur kwam een van de verpleegkundigen naar hem toe en zei: Ik heb groot echt op uit om me de duwtjes te geven die ik nodig had." Inmiddels heeft hij in zekere zin zijn tragedie omgezet in een tri omf. Een stuk van zijn vrije tijd offert hij op om andere mensen in de gezondheidszorg op de ge varen van alcohol te wijzen. „I let is niet gemakkelijk om voor een groep medische studenten of Jonge artsen te gaan staan en zeggen: ,,0.oit was ik iemand zoals ieder van u: ik dacht dat ik een soort van immuniteit had te gen alcoholverslaving omdat ik arts was. Ik had het bij het ver keerde eind. Dit probleem kan iedereen overkomen, ongeacht hoe intelligent of succesvol je bent. Het kan ieder van jullie ook overkomen. Als je niet op je tel len past, kan het je op een dag gebeuren dat je hele wereld, met alles wat je lief is, met alles waar je, ook in jezelf, respect voor had, weggespoeld blijkt te zijn." (In 1994 waren er in Nederland ongeveer 650.000 mensen die ge middeld per dag ten minste 8 glazen bier, wijn of gedistilleerd dronken. Onder hen waren er 320.000 die minstens 12 glazen per dag en 183.000 die meer dan 16 glazen gemiddeld per dag dronken) Het TV-programma 'Het Onder ste Boven' besteedt zondag (28 januari) aandacht aan alcohol verslaving; Veronica, 22.30 uur. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie ■.I.t.FliMIIB! aantrekkelijker moet worden deze i van ven/oer te kiezen. FOTO MARTIJN DE JONGE e fietser heeft in Nederland heel wat hindernissen te Het 'Fietsvlotplan' voorziet in het oplossen van knelpunten, waardoor het voor veel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 39