'Wat Beatrix draagt, staat me tegen'
ZATERDAG 27 JANUARI 1
yyT
Frank Govers: „De rek is er nu een beetje uit. Het creatieve begint langzaam te verdwijnen.'
W i en kamer, nee, bijna een boudoir dat schuw
het daglicht trotseert. Dik nachtblauw be-
hang, gul-comfortabele banken van rood
jiche, veel kunst, boeken en marmer. Met een deli
st gebaar plukt Frank Govers een pluisje van zijn
ut talon, die mosgroen is, net zoals zijn coltrui en zijn
noenen. Aan zijn linkerhand enkele massief-gouden
tnbanden die bedelen om jaloezie. Govers heeft kou
vat tijdens het wachten op een taxi. Zelfs kuchen
Jet hij elegant. Al met al maakt hij een wat broze in-
pe couturier is somber. „Ik vind het begin van het
ren intrigerend. Het einde bijna nooit. Er treedt zo
el slijtage op dat je denkt: god, ben ik nog wel wie ik
I zijn? Mijn moeder is nu 95. Wat ze altijd heeft ge-
etendeerd: de mevrouw te zijn en te blijven, dat kan
nu niet meer invullen. Nu laat ze het dan ook afwe-
n. Ze zit op haar geborduurde stoeltje iedere dag een
etje voor zich uit te kijken, ze bridget nog wat. Maar
rek is er uit. Mijn moeder is voor mij altijd het voor
leid geweest van hoe je oud zou moeten worden. En
ch hou je dat niet vol, al zijn de bedoelingen nog zo
ed. Er is een afgang, er is een onttakeling. Voor een
Jeboel mensen die niet de ijdelheid hebben die ik
jb, komt dat verval eerder. Ik wil straks niet dank-je
ll zeggen tegen mensen die me komen verzorgen.
!t initiatief was altijd aan mij. Ik heb er moeite mee
li tegen mijn werkster, die riant betaald wordt, te
fegen: je hebt te veel eten gemaakt. Ik hou mijn bek.
[hebben me gevraagd om een programma te maken
Ier de kunst van het ouder worden. Dat doe ik dus
fet. Jean Cocteau en nog wat van die mensen verston-
n die kunst. Maar er zijn er veel meer die als een ou-
geranium zitten te wachten tot ze afsterven. Je moet
rgen dat nog iets de moeite waard blijft en dat je niet
nul eindigt. Ellende heb ik mijn hele leven van me
lezet."
Isolement
waak ervoor dat ik niet zö ga leven als Marcel
Oust. Dat ik niet alleen nog maar in huis ga zitten
ft mooie dingen om me heen. Dat ik niet vrijdag-
Dnd denk: haak van de telefoon, gordijnen dicht,
|en haard aan, kaarsje aan en niemand zien. Soms
tkies ik het isolement. De keerzijde daarvan is dat je
h beetje wonderlijk gaat worden. Dat ik in mezelf ga
kten of tegen een foto van Uwe, mijn vriend die door
n scheur in zijn aorta plotseling is overleden. Dat je
|it denken: god, het is toch behelpen in zo'n klein
thuis, waarom heb ik geen tuin? Uwe haatte dit huis
lidat we uit een ontzettend mooi huis kwamen waar
de scepter zwaaide en feesten kon geven voor drie-
nderd mensen. Dat was zijn domein, daar genoot hij
n. Zo gauw hij 's morgens zijn ogen opendeed, zei
mmm, lekker! Nee, dit huis was echt een nood-
rong. We konden het andere niet meer betalen.
Nu kun je natuurlijk zeggen: is dat niet erg verwend?
lar verwendheid vind ik soms een buitengewoon
ik aspect van iemand. Als je zoiets tenminste weet te
hteren. Mensen die zeggen: zo'n horloge hoef ik
It, geef mij maar een gesigneerd Cartier-horloge,
ftr hou ik van. Uwe had gevoel voor kwaliteit. In al
Als couturier staat Frank Govers nog steeds op eenzame hoogte. Al
jarenlang drukt hij zijn stempel op het modeleven in de hoofdstad en
elders. Na een verwaarloosde ziekte van Pfeiffer zette hij onlangs een
uitroepteken achter zijn creatieve loopbaan.
Govers' leven lijkt voorde buitenstaander één grote succestory. Maar wie
zijn autobiografie erop naleest, maakt kennis meteen man die met ijzeren
wilskracht vele tegenslagen te boven is gekomen.
Frank Govers' kritische kijk op het
leven, de mensen en de dingen
les. Dat zou iedereen een beetje moeten hebben. Dan
zou het nu niet nodig zijn dat er duizenden en duizen
den confectiewinkels dicht moeten. De smaak is zo ge
nivelleerd dat er geen ruimte meer voor is. Mijn mode
is gelukkig nooit vluchtig geweest, nooit een eendags
vlieg.
Ik ergerde me vroeger al als ik in mijn vakantieoord
een bus zag aankomen en al die vrouwen met ge
bloemde jurken en witte Orlonvestjes zag. Met plastic
zakken zus en plastic zakken zo. Dan dacht ik: o, ik
moet hier weg wezen! Miep laat haar beha uit. Want
dat vindt ze dan zo modieus staan. En ze maakt haar
ogen turqoise. En ze zit daar met een paar knotskniee-
en en een verkeerde Bermuda aan sjiek te doen met
gestrekte pink. 's Middags al aan de sherry. Pa met een
vuurrode harses ernaast aan de pils. Dikke zilveren ket
ting. 'We hebben het ontzettend leuk op onze vakan
tie', wordt er dan gezegd. 'Volgend jaar doen we het
weer.' Nou ja, laat ze maar samenhokken, ik vind het
best. Als er voor mij ook nog maar een plekje overblijft
waar ze me niet kunnen vinden."
Homobeweging
Govers heeft een bloedhekel aan de rellerigheid waar
mee de homobeweging de laatste jaren de aandacht
probeert te trekken. Hij wil daar niets mee te maken
hebben. „Nu zijn we eindelijk geëmancipeerd en dan
worden er weer beurzen zus en zo gehouden. En ook
nog eens Gay Games. Belachelijk! Dat draagt toch niets
bij aan de tolerantie van je medemens. Het gedrag, dat
is belangrijk. Niet welke kant je pik op staat. Wat is er
sportief aan die Gay Games? Elkaar in de blote kont
zien staan na afloop? Ach, als je dat niet op een andere
manier voor elkaar kunt krijgen... Ik was laatst met An-
nemarie Grewel te gast bij de Leidse Werkgroep Ho
moseksualiteit. Ik dacht: ik lijk wel gek dat ik hier onder
een schuin afdakje mijn kunsten ga zitten vertonen.
Zo'n Annemarie Grewel maakt er het beste van. Maar
mijn god, ze is zeker niet moeders mooiste. Als je haar
hier 's morgens voorbij ziet sjokken: dat is de triestig
heid ten top."
Opvallend
Frank Govers, zo is te lezen in zijn biografie, bracht zijn
jeugdjaren door in Tiel. Zijn vader had daar een schoe
nenzaak. Al in zijn jeugd probeert Frank zich te onder
scheiden van zijn vriendjes en vriendinnetjes, ook als
het gezin later in Den Bosch woont. Wie de jeugdfoto's
bekijkt, ziet hem daar staan, als een roos tussen de
paardebloemen. Zijn klasgenoten allemaal met een
Schillerkraag, Frank met een keurige stropdas. De be
nepenheid in die provincieplaatsen ergerde hem mate
loos. „Wat mij stoort in dat provinciale, is dat mensen
daar verkleuren van jaloezie als het iemand anders be
ter gaat. En de achterdocht. Als ik 's zondags naar de
Sintjan ging, zat de halve kerk achterstevoren als ik
binnenkwam. Maar daar trok ik me niks van aan."
De couturier werd grootgebracht in een katholiek ge
zin. Maar hemel, hel en vagevuur zeggen hem nu niets
meer. „Ik ben blij dat ik er vroeg achter ben gekomen
dat het katholicisme een volksvermaak is, een volks-
hypnose. Wij zijn geen mensen meer voor dogma's.
Maar ik ben nog steeds dol op de ceremonie. Ik denk
dat de tijd van het katholieke geloof voorbij is. Het is
allemaal zo ongeloofwaardig geworden. Maar mis
schien komt nog één keer het moment dat ik zal zeg
gen: 'Onze lieve Heertje, laat me alsjeblieft nu maar ge
loven dat het daarboven allemaal zang en dans is'. Dan
tuf ik misschien rustig af... O, al is het maar voor één
keer! Maar het hoeft na de dood ook allemaal weer niet
eeuwig te duren. Zo saai. Maar ach, één keer dat gerus
te gevoel...
Doodgaan heeft te maken met overgave. Net zoals
een orgasme te maken heeft met overgave. En daarna
het gevoel van: nou, ik kan er weer even tegen. Als er
tenminste liefde in het spel is. Maar vaak ook was het
orgasme voor mij niet meer dan mijn neus snuiten.
Klaar en dan gauw weer door. Er kwam weinig emotie
bij kijken. Tot op het moment dat je echte liefde ont
moet en dan wordt het allemaal anders. En dan is hét
de kunst om dat heel lang vol te houden.Ik hoop dat ik
nog eens zo'n liefde tegenkom. Mijn liefde voor Uwe
was, denk ik, eenmalig. Aan die liefde ben ik opge
brand. Ik denk dat ik er nu niet meer het geduld voor
zou hebben. Door je positie sta je bij de heren natuur
lijk behoorlijk in de belangstelling. Er zijn altijd wel van
die ambitieuze jongetjes die denken: o, als ik maar
eenmaal bij hem over de vloer kan komen, heb ik het
helemaal gemaakt. Maar je maakt een carrière zoals ik
heb niet via het bed. Ik heb me altijd doodgeërgerd aan
die parasieten."
Kritiek
Govers heeft in Nederland alle eer gehad die een kun
stenaar maar ten deel kan vallen. Door toedoen van
zijn vriend Cees Goekoop, de burgemeester van Lei
den, kreeg hij vorig jaar een koninklijke onderschei
ding. „Jarenlang heb ik shows gegeven in de Leidse
Pieterskerk. De vrouw van Cees Goekoop heb ik nog les
gegeven in het maken van hoeden en styling. Cees en
zijn vrouw zijn altijd vrienden gebleven.
Ach, zo'n lintje zegt me niks. Maar wat ik wel leuk
vind, is dat je als nicht een carrière kan maken die de
moeite waard is. Dat je voor vol wordt aangezien, ook
door het Koninklijk Huis.
Het koningshuis wordt al jarenlang gekleed door een
dame in de P.C. Hooftstraat. Verschrikkelijk! Ik denk
dat Juliana alles aan het afsloffen is wat ze nog had.
Wat Beatrix draagt, gaat me steeds meer tegenstaan. Ze
is geen vrouw van nu. AI die hoedjes met die frutsels
erop, alsof er kilo's serpentines uit de lucht zijn geval
len en op die hoedjes zijn blijven liggen. Het wonderlij
ke is: als ze iets ernstigs moet doen, ziet ze er altijd
voortreffellijk uit. Bij begrafenissen of zo. Ze zou eigen
lijk alleen nog maar naar begrafenissen toe moeten.
Het lijkt me heel aannemelijk dat ze mij eens hadden
gevraagd om kledingadvies, maar dat is nooit gebeurd.
Beatrix wordt heel duidelijk gekleed. Wat ze aan heeft,
is haar niet eigen. Je ziet haar wel eens die limousine
uitstappen en denken: 'Wat heb ik nu in godsnaam
aan?"'
„Mode mag nooit een verkleedpartij zijn. Je eigen
persoonlijkheid moet in kleren altijd prevaleren, je ei
gen kop, je eigen inbreng. Je moet leren om de moge
lijkheden die je hebt uit te buiten. Of je moet toetreden
tot een kloosterorde en je hullen in een soutane. Dan
zie je alleen nog maar je neus en een stukje van je
ogen. Er komen in mijn zaak wel eens klanten en dan
FOTO GPD CffS ZORN
denk ik meteen: dat wordt niks. Eer we elkaar hebben
gevonden, zitten we allebei in het Rosa Spierhuis. Maar
de klanten die ik heb, koester ik alsof ik ze zelf gebaard
heb.
Zo'n mevrouw Sorgdrager zou ik niet willen kleden.
Ze is weliswaar de tegenhanger van len Dales, maar ze
is niet boeiend, geen spannend mens. Ze zal niet zeg
gen: 'Frank, zorg dat ik er mooi uitzie'. Ze ziet er de
noodzaak niet van in om een goed gemaakt pak te dra
gen. Jorritsma vind ik een gein van een wijf. En ook Eri
ca Terpstra. Die heeft uitstraling, al lijken haar jurken
soms op een wonderlijk dekbed dat ze in de haast heeft
omgeslagen. Maar die kop maakt veel goed. Hoor eens,
goede smaak kun je niet kopen. Er zijn mensen die
hun huizen laten inrichten en bij zichzelf op bezoek
zijn."
Vindingrijkheid
Goede smaak heeft volgens Govers niets met geld te
maken. Wie een beetje vindingrijk is, kan er met niet al
te veel geld toch goed uitzien. Die vindingrijkheid is
een van de peilers waarop Govers zijn mode-imperium
heeft gegrondvest. „Ik weet het nog goed: het was oor
log. We droegen pullovers waarvan de voorkant totaal
was versleten. Maar de ruggen waren nog als nieuw. Ik
zei tegen mijn moeder: 'Nu halen we overal de ruggen
uit en die zetten we aan de voorkant.' Zo was ik de eer
ste die een hooggesloten pullover aan had. Mijn kop
kon niet meer door de halsopening, dus er moesten
twee ritsjes komen. Het was dé trouvaille uit mijn
schooljaren.
Vindingrijkheid, daar gaat het om. De meeste vrou
wen zien er middelmatig, om niet te zeggen, ordinair
uit omdat ze steeds weer dezelfde verschrikkelijke din
gen kopen in plaats van één goed kledingstuk. Je ziet
hen denken: kijk mij eens modieus zijn. Jacks met
staarten en kwasten eraan, appliques van slangenleer
•erop. Dan denk ik: mens, doe gewoon. Met weinig geld
kun je er voortreffelijk uitzien. Maar vrouwen kopen
zich suf en het is bijna altijd een sol.
Ik hou van kleding die overleeft. Misschien is dat wel
de Frank Govers-signatuur. Op het juiste moment met
de juiste dingen komen. Maar niet aanstellerig. Het
gaat om de manier waarop een kledingstuk wordt ge
knipt. Ik had al heel snel in de gaten dat wanneer je dal
zus of zo deed, dat het dan de tijd trotseerde. Simpele
stoffen gebruik ik, maar wél stoffen die volume geven.
Verpleegsterslinnen, beddetijkstoffen, de voor haute
couture niet geijkte stoffen.
Noodgedwongen moesten we destijds weg uit ons
mooie, grote huis. Als we dat grote huis nog hadden
gehad en Uwe was nog in leven, dan was het nu alle
maal volmaakt geweest. Daarmee zeg ik niet dat het le
ven me onrechtvaardig heeft behandeld. Maar de rek is
er nu een beetje uit. Het creatieve begint langzaam te
verdwijnen, al zou ik nog wel kleding willen ontwerpen
voor grote opera's of voor het theater. Tja, als ik vroe-
ger op zondag in het atelier een paar lappen zag liggen,
dacht ik: daar gaan we maandag mooie dingen mee
doen. Nu denk ik: mmm, mooie stof."