ZATERDAGS BIJVOEGSEL Thom de Graaf: een bevlogen politicus Wachten op Van Traa 7 Het Haarlemse 'koningskoppel' Langendoen en Van Vondel heeft het ingedutte wereldje van justitie en politie in Nederland wakker geschud. De rechercheurs uit de Spaarnestad hebben zich met bovenmatig enthousiasme gestort op het vangen van grote boeven. Geen middel was hen te dol, geen grens heilig. Het resultaat: een alles omvattende discussie over de rechtsstaat en een veilige samenleving. Komende donderdag rapporteert de parlementaire commissie opsporingsmethoden over de stand van zaken. Leidenaar Thom de Graaf (D66) is vice-voorzitter van de commissie. Portret van een gezichtsbepalend kamerlid uiteen nieuwe generatie politici. De 'big bang' klinkt in december 1993. Dan ontploft het Interregionaal Recherche Team (1RT) Noord-Hollan d/Utrecht. Een mega-ruzie tussen hoge politiebazen bij de oprichting van het elite-team heeft geleid, zo blijkt later, tot onher stelbare verhoudingen en het verzwijgen van de toepassing van hoogst omstreden opsporingsmethoden bij het onderzoeken van zware criminaliteit. De kwestie kan niet worden afgedaan als een incident. Ko Wieren- ga, oud-burgemeester van Enschede, moet van het kabinet de ge wenste bestuurlijke opheldering geven over de werkelijke oorzaak van de grondig verstoorde verhoudingen in justitie- en politieland. Zijn rapportage veroorzaakt uiteindelijk nog meer ophef dan het ten grave dragen van het IRT. Twee ministers stappen op, de Amsterdamse po litie zweert wraak, omdat ze de schuld krijgt van het IRT-debacle, ter wijl zij zich juist als de redder des vaderlands beschouwt. Immers, zij acht het gebruik van de omstreden opsporingsmethoden van het IRT absolut ontoelaatbaar. Het parlement eist daarna inzicht in omvang en ernst van zware criminaliteit. Het wil kennis dragen van toepassing, rechtmatigheid en effectiviteit van gebruikte opsporingsmethoden en tevens weten hoe de controle op die opsporing is geregeld. De parlementaire werk- groep Vooronderzoek Opsporingsmethoden signaleert veel open vra gen en onduidelijkheden en beveelt een groter onderzoek aan. In de cember '94 wordt de parlementaire enquêtecommissie opsporings methoden geïnstalleerd. Ook de commissie Van Traa genoemd, naar haar voorzitter. Na een onderzoek van ruim een jaar brengt de commissie Van Traa volgende week verslag uit. De opzienbarende openbare verhoren hebben onbarmhartig het feilen van politie en justitie getoond, zowel op het uitvoerende als op het controlerende vlak. Het onvermogen van vele betrokkenen is schrijnend en maatregelen zijn hoe dan ook geboden. Die maatregelen komen niet van de commissie Van Traa, zoveel staat vast. De commissie zal voorstellen moeten doen, waarna de re gering de zaak wettelijk zal moeten regelen. Als uit een nu nog lopend onderzoek van de rijksrecherche blijkt dat politie- en/of justitiemen sen misdrijven hebben gepleegd, dan volgt uiteraard een strafrechte lijke afrekening. De commissie Van Traa had niet de opdracht te speuren naar verwijtbaar gedrag. Haar taak was niet de ondergang van het IRT opnieuw te onderzoeken, hoewel daar in de openbare verhoren veel aandacht aan is besteed. De enquêtecommissie, bestaande uit voorzitter M. van Traa (PvdA) en de leden Th. de Graaf, A. Koekkoek (CDA), O. Vos (WD), M. Rab- bae (GroenLinks), A. Rouvoet (RPF) en tijdelijk mevrouw E. Aiking (Groep Nijpels) beweegt zich door een mijnenveld. Het aanwijzen van schuldigen is, gezien de opdracht aan de commissie, uit den bo ze. Bovendien loopt de commissie het risico dat het eventueel plaat sen van een zwarte piet een nieuwe splijtzwam oplevert tussen poli- tie-organisaties onderling en onderscheiden afdelingen van justitie. Zoals eerder het geval was met het rapport Wierenga, dat een vrijwel onoverkomelijke breuk veroorzaakte tussen aan de ene kant de poli tie Amsterdam en aan de andere kant de korpsen van Haarlem en Utrecht. De parlementaire onderzoekscommissie zal haar toevlucht moeten nemen tot het doen van voorstellen over het beter reguleren en con troleren van opsporingsmethoden. Een allesbehalve eenvoudige zaak. Misstanden als het vrijuit gaan van zware criminelen vanwege over dreven vormvereisten kunnen net zo min worden getolereerd als al te vrijpostig opsporingswerk van politie en justitie. Met wat minder risi co's kan de commissie zich buigen over de organisatie van het inlich tingenwerk bij de politie en de gezagsverhoudingen bij het openbaar ministerie. Die aanbevelingen kunnen de weg wijzen naar een be trouwbare rechtsstaat en een betrouwbare, maar tevens efficiënte en effectieve politie- en justitie-organisatie. 'Het is een heerlijk vak' o op zijn 38-ste worden de krullen wat A 'an88ere'cter- Toch doet dat niets af, on- danks het vroege uur, aan zijn jeugdige verschijning. Thom de Graaf houdt iets kwajon gensachtigs. Lang postuur, guitige ogen, joviaal gezicht. Geen gebrek aan zelfvertrouwen. Een burgemeesterszoon, dus iemand die de wereld van de overheid van jongsaf kent. Sterker nog: De Graaf is er door gefascineerd geraakt en kan in zijn huidige functie'het reilen en zeilen van de overheid zelf beïnvloeden. Geredeneerd vanuit zijn met de paplepel inge goten belangstelling voor het binnenlands bestuur is zijn levensweg een logische. Eerst een studie Nederlands recht met de nadruk op staatsrecht en vervolgens een verdieping van de opgedane alge mene kennis in de positie van wetenschappelijk medewerker staatsrecht aan de katholieke univer siteit van Nijmegen. Daarna de overstap naar het ambtelijke bestaan bij de rijksoverheid. Politieza ken vormen zijn bezigheden bij het ministerie van binnenlandse zaken. Tegelijkertijd proeft hij tus sen 1990 en 1994 als gemeenteraadslid in Leiden aan het binnenlands bestuur. In '94 krijgt zijn loopbaan een nieuwe wending, wanneer hij de verworvenheden van een ambtelijke positie met aanzien inruilt voor het onzekere politieke be staan van lid van de Tweede Kamer. Daar heeft hij nu zijn bestemming gevonden. „Een heerlijk vak", zegt de democraat glunderend. Hier in Den Haag is het alles overheid wat de klok slaat. Alles, ja alles, ademt overheid. Hij proeft het, ruikt het, voelt het en kan er ook nog invulling aangeven. Hier, in het centrum van de politieke macht, combineert hij baan en belangstelling. Hier wil hij nog wel een tijdje doorbrengen. Maar dan niet zoals het afgelopen anderhalf jaar. Moeiteloos somt hij zijn drukke bezigheden op gedurende de tijden van reces in deze zelfde pe riode. Normaal neemt een kamerlid dan wat gas terug om even op adem te komen. De Graaf is daar niet aan toegekomen. De bezigheden in het kader van de parlementaire enquêtecomissie op sporingsmethoden lieten dat niet toe. Noodge dwongen gingen de laatste 18 maanden alle vrije uren in het comissiewerk zitten. Binnenkort komt daaraan echter een eind. Komende donderdag presenteert de commissie het eindrapport en daarna wacht weer het 'gewone' parlementaire werk. Met een reces dat ook echt een reces is. Huize De Graaf kijkt er nu al naar uit. De democraat kan nog niet ingaan op de resul taten van de enquêtecommissie. Tot de presenta tie van het rapport is alles strikt geheim. Wel on derstreept hij het specifieke parlementaire karak ter van deze onderzoekscommissie uit de Tweede Kamer. „Het is, denk ik, zelfs het meest dankbare werk dat een kamerlid kan doen. Een fantastische ervaring. Het is controle uitoefenen op wat er aan beleid is gemaakt èn het bijdragen aan wetgeving. Het enquêtewerk raakt de kern van deze twee ta ken. En er zijn maar weinig kamerleden, die in de gelegenheid zijn om zo diepgaand over een on derwerp te praten. Het is niet alleen maar jagen op de waan van de dag: het is fundamenteler. Hoe fundamenteel ook, De Graaf kan niet ont kennen dat de ware politieke strijd, het stoeien met belangentegenstellingen, het in het openbaar onderhandelen over compromissen, noodge dwongen beperkt is gebleven. Maar, verzekert hij, de schade wordt de komende tijd snel ingehaald. Criminaliteitsbestrijding, drugs en staatkundige vernieuwing vormen zijn werkterrein. En op al de ze gebieden zijn grote parlementaire debatten in aantocht. Bovendien noopte de politieke hartstocht hem ook die andere onderwerpen te blijven volgen. En ja, Thom de Graaf is ambitieus. Vandaar dat hij Thom de Graaf, lid van enquêtecommissie Van Traa: „Dit is, denk ik, het meest dankbare werk dat een kamerlid kan doen." ook in het bestuur van de vooral in het begin nogal onzekere D66-fractie een taak op zich nam. Zóveel hooi op één vork kan noch gezond, noch verstandig zijn! De Graaf: „Ik houd van werken, maar het afge lopen jaar is inderdaad slopend geweest, je wilt als kamerlid van verschillende markten thuis zijn. En, niet in het minst, ik vind het leuk. Als ik het niet leuk zou vinden, zou ik overspannen zijn ge weest. Maar omdat ik het leuk vind, gebeurt het niet. Wel wil ik zo langzamerhand nu eens een keer een rustig reces hebben." Belangrijke positie In anderhalf jaar is de democraat er in geslaagd binnen D66 een vooraanstaande positie in te ne men. Hij praat mee over de te volgen politiek-stra- tegische lijn, zet mede de koers uit bij politiek cru ciale onderwerpen en ontpopt zich tot de grote denker achter de D66-ideeën over het voor de de mocraten zo belangrijke onderwerp van de staat kundige vernieuwing. Vanuit deze positie wint zijn oordeel over de kwakkelende koers van de D66-fractie aan gewicht. „Het is logisch, dat je een jaar nodig hebt om de zaak in het gareel te krijgen. Deze fractie wordt namelijk bepaald door de nieuwigheid. Achttien van de 24 leden zijn dit werk begonnen zonder enige parlementaire ervaring. Ik heb nu het gevoel dat het eindelijk een beetje begint te lopen. Maar dit alles heeft echt een lange inwerkperiode nodig gehad." Zelf voelde hij zich redelijk snel 'senang' in de Haagse politiek, 'maar door mijn ambtelijke posi tie was ik dan ook geen vreemde in Jeruzalem'. Toch moet het voor iemand die zich er graag op laat voorstaan de levendigheid van de politiek en de inbreng van de burger te willen bevorderen, niet eenvoudig zijn geweest zich te schikken in de strakke vergaderregels en de saaie procedures van de Tweede Kamer. Dit is een bal voor open doel. Gretig stort De Graaf zich in dit onderwerp van het politieke metier. „Daar heb ik wel het een en ander over te zeg gen. Ik vind dat de kamer veel efficiënter kan ver- gadefen. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen of het wel nodig is dat iedere afgevaardigde van elke fractie zo nodig een eigen verhaal moet afsteken bij elke vergadering. Als experiment zou je kunnen werken met rapporteurschappen, zodat niet elke fractie zijn vraagjes hoeft te stellen. Een van de le den kan de hoofdpunten van het debat presente ren, waarna een wat vrije discussie kan volgen. Dat gebeurt soms al, maar het kan meer en be- Ook in de procedures wil hij zaken veranderen. „Ik ben geen revolutionair die daar dwars door heen wil gaan, maar stapje voor stapje moet je als individuele kamerleden proberen wijzigingen ten goede door te voeren en debatten levendiger te maken." De Eerste en Tweede Kamer dienen vol gens hem vaker gezamenlijk te vergaderen. Voorts zou de Eerste Kamer in voorkomende gevallen be sluiten van de Tweede Kamer terug moeten kun nen sturen. Dat soort dingen, daar houd ik me nog steeds mee bezig." Het is deze mix van wetenschappelijk bezig zijn en politieke interesse voor het binnenlands be stuur die hij in het kamerwerk optimaal kan be nutten. De mogelijkheid hebben om af en toe diepgaand met dingen bezig te zijn en tegelijker tijd ook heel concreet op actuele zaken te kunnen reageren. Maar het belangrijkste blijft voor De Graaf, hoe de overheid reageert naar de burgers toe. „Daarin kan ik al mijn betrokkenheden kwijt." Spreekuur Dit uit zich ook in het samen met partij- en stad genoot Jan Hoekema genomen initiatief om in het stadhuis van Leiden een spreekuur te beginnen. Daaraan doen ook de kamerleden Gerrit-Jan van Oven (PvdA) uit Oegstgeest en Cees Bremmer (CDA) uit Voorschoten mee. Gevieren willen zij inwoners van de regio de gelegenheid geven hun zegje te doen tegen de parlementariërs. De bedoe ling is mensen uit Leiden en omgeving met hun kamerleden uit de regio in contact te brengen. An ders gezegd: de band tussen kiezer en gekozene versterken. Thom de Graaf: „Het spreekuur heeft voor ons nog een belangrijke functie. Door zulke contacten word je weer gevoed door andere, nieuwe gedach ten. Het grootste risico voor een kamerlid is dat je in het rondje en het binnenwereldje van Den Haag blijft rondlopen. Den Haag zit vol abstracties en daar, lever je je snel aan over. Dan moet je kranten lezen om te weten hoe anderen over som mige onderwerpen denken. Tijdens spreekbeur ten lukt dat ook niet. Dan praat je voor je achter ban. Bij instellingen spreek je voor deskundigen. Dat alles geeft weinig toegang tot anderen, die toch van alles willen zeggen. Zo bezien is het spreekuur een veel aardiger manier om te horen wat mensen te vertellen hebben." De Graaf is niet bang dat het experiment uit mondt in een spreekuur van een politieke ziele- knijper. „Je moet het eigenbelang en de emotie uit de verhalen halen en vervolgens bekijken of je dan iets over houdt, waarmee je iets kunt doen. Vol gens mij is dat meer dan je in eerste instantie denkt. Als na een half jaar blijkt dat niemand geïn teresseerd is en er geen hond komt, dan weten we ook dat mensen kamerleden niet zien als volks vertegenwoordigers. Hen niet zien als mensen hij wie je zomaar binnen loopt. Dat zou me enorm teleurstellen." De kloof tussen politiek en burger houdt hem intensief bezig. Als de politiek steeds minder ge voed wordt, steeds minder legitimatie krijgt, steeds minder mensen gaan stemmen en zij steeds vaker het gevoel krijgen 'die politici doen maar en daar komen wij toch niet binnen', dan is dat volgens De Graaf het failliet van de democra tie. „Iemand heeft wel eens gezegd: 'I let is zo oor verdovend stil op het Binnenhof. Dat moet te denken geven. Signalen zijn: het opkomstpercen tage, het lidmaatschap van politieke partijen, op merkingen bij opiniepeilingen. De binnenwereld van de politiek moet worden open gegooid. Zeker nu de democratie kampt met achterstallig onder houd. Als je daar niets aan doet, neemt de beteke nis van de democratie voor de burger af." De bevlogen D66'er presenteert geen nieuw in zicht, wanneer hij signaleert dat de politiek er in dit land niet best voor staal. De opleving door paars komt volgens hem, omdat het nieuw is. De huidige weg is in zijn visie een platgetreden pad. „Als we zo doorgaan, verliest de politiek steeds meer legitimatie. Daarom zeg ik: vernieuw op staatkundig gebied en kijk wat er van komt." Zeer betrokken Tot in zijn diepste vezels is De Graaf bij het bin nenlands bestuur betrokken. Hij werkt en speelt, gaat serieus op de zaken in en geniet. Geniet van de vrijheid die het kamerlidmaatschap biedt en neemt verantwoordelijkheden, wanneer het moet. Beseft tegelijkertijd dat hij nog steeds een nieuw komer is in de politieke arena. „Bas de Gaaij Fortman heeft ooit een boekje ge schreven 'De kunst van het ivoor draaien'. Daar mee duidde hij dat politiek niet alleen een kwestie van idealisme is, maar ook van handwerk. Dat het een vak is met eigen wetten en wetmatigheden. Je moet weten hoe je het spel speelt. Dat is iets an ders dan politiek beschouwen als een doos vol lis tige trucs. Wie daarop terugvalt, die haalt het vol gens mij niet. Zo iemand wordt inhoudelijk niet serieus genomen. Maar natuurlijk komt het voor en dus moet je daartegen kunnen. Wie daar niet tegen kan, moet niet de politiek ingaan."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1996 | | pagina 31