'Laat hij mij maar kleinkinderen geven Gerhard Berger geeft Formule 1 menselijk tintje Sport ZATERDAG 23 DECEMBER 1995 CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071 -5356464. PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071 -53564 Moeder Blijlevens wil de centen en de cadeaus van Jeroen niet WtBKZSSZSBEZEMm^ Een mirakel is het, elke geboorte opnieuw. Stuk voor stuk uniek zijn ze, al die duizen den kinderen die dagelijks, waar dan ook, ter wereld komen. Nieuw leven, bron van hoop voor elke trotse ouder. 'Dit kind is bijzonder, dat gaat het straks helemaal maken'. Nu is geluk soms heel gewoon en ge zondheid het belangrijkste vart al, maar welke sportieve vader hoopt niet stiekem op een tweede Johan Cruijff, Pete Sampras of Eddy Merckx? Dromen die illusies blij ken te zijn, want waarom ook zou nou juist dat ene, eigen, kind beter kunnen voetballen, tennissen of fietsen dan al die anderen? Doorgaans is dat ook al snel duidelijk en blijft sporten een leuke bezigheid, een hobby dus. Maar soms duurt het even voordat ouders erachter zijn. Jaren waarin hun tijd en geld als in een bodemloze put verdwijnen. Een ouder vraagt niets van zijn kind, een ouder geeft. Het is een natuurlijk pa troon Ouders verwachten ook niets van hun kind terug, in dat ene geval waarin dromen waar blijken te zijn, waarin alle investeringen zich dubbel en dwars heb ben geloond. Zoals in dat zeldzame geval van Jeroen Blijlevens. Z'n moeder reed hem jarenlang naar de koers. Dit jaar won hij dertien wedstrijden, waaronder etappes in de Tour de France en de Ronde van Spanje. Vanaf 1 januari is zoonlief grootverdiener. Deze maand verhuisde hij, om fiscale re denen, naar België. Zijn moeder blijft al leen achter in het huis waarin hij werd ge: boren en opgroeide. ,,Hij hoeft me niets terug te geven, alsjeblieft zeg. Wat ik het liefst van hem wil hebben? Overwinningen natuurlijk, maar vooral kleinkinderen." Een verhaal over Annie en Jeroen Blijle vens, moeder en zoon. Wielersucces zette dit jaar voor hen de wereld op zijn kop. Het geluk? Dat zit 'm niet in het materiële. 'Ia, kon pa dit nog maar meemaken'. Leer. Alles draaide om leer. Twee win kels en elke dag op de markt. In Tilburg, in Roosendaal, in de hele omgeving waren ze bekend - de schoenen van Blijlevens. Nu, tien jaar na het overlijden van haar man, zit Annie Blijlevens nog in het leer. Ze stikt tassen in een atelier, een stuk verderop. Om er te komen, neemt ze de fiets. Een nieuwe, die kreeg ze van Jeroen. Jeroen Blijlevens, held van Rijen, held van de buurt waarin hij opgroeide, held van de straat. Die avond ligt de Heinsius- hof er rustig bij. De - merendeels geda teerde - auto's staan keurig in de parkeer havens. Alleen aan de knalgele nieuwe Toyota Celica op de stoep, pal voor huis nummer 12, is nog iets van de juli-glorie te merken. Wat was het een feest toen. De hele buurt liep de deur bij Annie plat. Zelf wist ze niet waar ze het zoeken moest en had ze niet eens tijd om naar de herhalingen te kijken. Hoe een Touretappe alles op zijn kop kan zetten. Sindsdien is het nooit meer geworden zoals het was. Sponsors die zo maar een flitsende auto weggaven, interviews op het strand (Pano rama's 'In de kuil met Martha'), bedragen die er plotseling een nulletje bij kregen, vreemde mannen> die wilden profiteren van het succes en vreemde vrouwen die Jeroentje wel leuk vonden. Eentje bleef hem bij, een stewardess uit Amsterdam. Maar er gebeurde nog veel meer, in de nazomer van het zo gedenkwaardige jaar 1995. Zijn contract bij Priem ging vele ke ren omhoog. ,,A1 verdien ik minder dan het halve miljoen dat ik heb zien staan in de kranten." Wel genoeg kennelijk om weg te trekken bij zijn moeder, weg uit de straat, weg uit Rijen. Op naar België, waar het belastingklimaat veel milder is, op naar een gloednieuw appartement in Hoogstraten waar hij vooralsnog alleen woont en hoopt dat zijn vriendin er ooit uit de lucht komt vallen. Een streep dus onder de Rijense perio de. Een streep onder bijna Alles. Zijn hele leven had hij doorgebracht in dat huis aan de Heinsiushof (Annie: 'En nu nog zal hij wel komen met de was en om te eten'). De basisschool (Jena Plan-onderwijs) stond maar tweehonderd meter" verderop, zijn vrienden woonden in de buurt en de fiets wedstrijdjes van de Westbrabantse Jeugd Wieier Bond (WBJB) lagen naast de deur. Een mooie maar harde jeugd (Annie: 'Hij trainde of hij hielp op de markt, tijd voor kattekwaad had hij niet') die op veertien jarige leeftijd werd overschaduwd door de dood van z'n vader. Jeroen: „Hij was altijd al vrij vaak ziek. Had te maken met zijn suikerziekte. Maar dat het ineens zo snel zou gaan." Hij reed bij de nieuwelingen toen en sindsdien was het zijn moeder, zijn zus Angelique of zijn zwager die met hem mee ging naar de koers. Annie: „Tot hijzelf zijn rijbewijs had. Jeroen: „Ik heb er ook geen pottekijkers bij nodig. Ik heb er een hekel aan als ik renners zie met een hele familie bij zich." Maar toen, in die eerste Tourdagen van dit jaar, vond hij het wel prettig zijn moe der even vlak bij zich te weten. Misschien dat juist dat hem over het dooie punt til de. Want het ging slecht in die eerste week. Journalisten geloofden niet meer in hem, zijn eigen ploegleider Priem betoon de spijt, 's Avonds, in het hotel, moest moeder Annie hem opbeuren. Wat was het een bevrijding dus, die winnende eindsprint op de boulevard van Duinker ken. Overigens was Annie daar toen al niet meer bij. „Nee, want je ziet toch niets. Ik ben een dag eerder in Le Havre geweest. Je moet achter een hek en al die journalis ten staan voor je neus." Ze ging naar huis, liet een vreugdetraan bij de rechstreekse TV-uitzending en bleef verder opvallend nuchter. Natuurlijk, ze vond dat feest bij de voortijdige thuiskomst van Jeroen leuk. Vlaggetjes, spandoeken, al zijn shirts die in de straat waren opgehangen. Maar verder geen poespas. De spotlights, die liggen haar nu eenmaal niet. In de schijnwereld van het wielercircus wenst ze niet terecht te ko men. „Daar gaat hij maar alleen naartoe, daar heeft hij mij niet bij nodig." Ze is ten slotte de moeder van Claudio Chiappucci niet, die in een kar over de Nederlandse criteriums werd rondgereden. Evenals Jeroen kocht ook Claudio een huis toen het geld binnenstroomde. Zijn moeder kwam inwonen. Jeroen: „Maar dat is typisch Italiaans hè. Zo iets gebeurt in Nederland niet." Annie: „Het voor naamste is dat hij goed terecht komt. Ik ben daar nuchter in. Zelf was je ook blij dat je wegkon. Tenminste, dat je kon gaan trouwen en op je eigen kon gaan zitten. Nee, laat mij hier maar lekker wonen en naar mijn werk gaan. Ik vind het wel." Ze moet er niets van hebben, van al die snoeshanen die zich plotseling met zijn wel en wee bemoeiden. Die komen er bij haar niet in. „Hij heeft een vriend, een goede bekende, zijn ouwe ploegleider bij de amateurs, Rik van Dongen, die is nu accountant. Samen regelen ze alles. Toen Jeroen nog bezig was voor een nieuw con tract, belde er een of andere vreemde snuiter op. Of hij niet kon helpen. 'Ik kan goed schelden in het Italiaans', zei hij. Maar iemand die goed kan schelden in het Italiaans, die hebben wij toch niet nodig?" En van Jeroen heeft ze ook niets nodig, zegt ze. Ze heeft hem gebracht waar hij nu is, en voor de rest kan hij heel goed zelf zorgen. Haar investeringen hoeven niet terug te komen en de rente al helemaal niet. Als het goed gaat, wordt hij zomaar miljonair. Jeroen: „Als ik nog een paar jaar door kan fietsen, zal ik heus wel een hoop geld hebben. En eigenlijk ben ik haar heus wel wat schuldig, ja." Annie: „Maar ik hoef niets van je te hebben. Ik blijf lekker op die tassenfabriek werken, de hele dag thuis zitten is ook niets. Dan moet ik elke dag bakkies koffie gaan drinken en praten over een ander. Nou, daar houd ik dus he lemaal niet van." Jeroen: „Ik denk dat het ook logisch is. Dat een moeder zo denkt. Het liefst ziet ze me winnen en met kleinkinderen binnenko men." Tot die tijd verrast Jeroen haar met andere zaken, met materiële dingen, ook al zit ze er niet om te springen. Maar wat doe je als goede jongen met wat geld op zak? Annie: „Hij ging op vakantie. Ik was 's morgens nog even naar de zaak omdat ik moest werken. Kwam ik thuis, stond daar een spiksplinternieuwe TV. Die had hij onverwacht neergezet. Het was me niet eens opgevallen als dat rode lampje niet had gebrand, die stand-by knop hè." Of die andere keer, vorig jaar Kerstmis. „Zag ik ineens een fiets in plaats van een kerstboom. De zaak waar ik werk heeft hier altijd een paar straten achter gelegen, maar verhuisde vorig jaar naar de grote weg, naar het industrieterrein. Dat is nu meer dan een kwartier fietsen. Daarom kreeg ik van hem een nieuwe. „Ik vind het lief hoor, wat hij doet. Maar ik zeg tegen hem: 'Jongen houd je geld toch bij je. Als ik iets nodig heb, dan koop ik het zelf wel." Jeroen: „Ach, wat maakt het uit. Ik weet het wel: ze kan heus de dingen doen die ze wil. Maar het is leuk om haar wat te geven. En ik kom nog vaak genoeg thuis. Dit hier in Rijen, dat is mijn wereld en zal dat altijd blijven. Ik ben ook het liefst thuis. Hier ben ik het meest op mijn gemak, bij vrien den en kennissen. Ik kom nu heus niet plotseling in een ander milieu terecht. Wel daar: buiten. Als ik wegrijd naar een huldi ging of naar een wedstrijd. Dat is iets heel anders. Dat is een heel andere wereld." Jeroen Blijlevens, thuis bij z'n moeder. „Ik ben niet plotseling in een ander milieu terecht." ook het liefst thuis. Hier ben ik het meest op m'n gemak, bij vrienden en kennissen. Ik kom nu heus foto cp\ Egoïsme is de motor van succes. Minach ting voor de medemens en liefde voor het geld, dat zijn de kurken waar de topsport op drijft. De Formule 1 is het non plus ul tra. Het letterlijke gevecht op leven en dood wordt gezien als afspiegeling van de maatschappij. De enorme financiële be langen maken van de sport een steriele bezigheid, waar plezier en hartelijkheid ver te zoeken zijn. Stress viert hoogtij. Uit zonderingen bevestigen die regel. Gerhard Berger toont aan dat het anders kan. De 36-jarige Formule 1-coureur is multi-mil- jonair, onaihankelijk én succesvol. Insi ders beschouwen hem als grote kansheb ber om in 1996 de wereldtitel te grijpen. Toch is Gerhard Berger vooral mens ge bleven. 'De weg is erg steil. Bij sneeuwval kom je niet boven zonder vierwiel-aandrijving.' De routebeschrijving laat niets aan toeval over. Dat zal zo'n vaart toch niet lopen? Mis! Een piepklein bordje wijst de juiste richting: Salvenmoos. Het weggetje lijkt op ee n lastig begaanbaar voetpad. Het zal toch niet de bedoeling zijn? Ja, dus! Sneeuwkettingen monteren en met de moed der wanhoop naar boven. De blik strak vooruit, de afgrond negeren. Na tien minuten 'Rally Monte Carlo' doemt een aantal chalets op. Wellicht ge waarschuwd door het geronk van de die selmotor stormt Gerhard Berger het terras van zijn luxueuze onderkomen op. 'Hy, leicht gefunden', roept hij. Staccato-dia lect, vergezeld van het o zo bekende Ber ger-handelsmerk: de ondeugende glim lach. De grimas, die blijk geeft van plezier in het leven. In de riante woonkamer vraagt Sarah Maria de aandacht. De kleine spruit van net twee maanden wordt door papa Ber ger uit de baby-wagen getild en eens flink geknuffeld. Ruwe bolster, blanke pit. Echt genote Ana mag dan de ouderlijke taken overnemen. Het interieur is een mengel moes van typisch Oostenrijks houten meubilair en moderne kunst. Op de ven sterbank herinnert een aantal ingelijste fo to's aan markante gebeurtenissen in zijn leven. Uitstraling Groen bruine ogen in een karaktervol ge zicht. Uitstraling en charisma. Gerhard Berger: de laatste der Mohikanen, de laatste van een uitstervend ras coureurs. Exact 180 Grote Prijken oud is hij en daar mee de meest ervaren man van het start- veld. Een paar keer stond hij oog in oog met de dood. Eelt op zijn ziel heeft hij er nauwelijks van gekregen. „Ik heb altijd van risico's gehouden. Dat maakt het le ven een beetje spannend." Op 23 april 1989 sprong hij de doodgra ver van de schop. Imola, de l amburello. De moordenaar onder de bochten, met een gemeen muurtje ernaast. Vol gas kust --- de Ferrari vanf Berger het beton. Benzine stroomt uit de vernielde tank en vat vlam. Berger zit hulpeloos vast in zijn bolide. Slechts door doortastend optreden van drie marchals ontspringt hij de dans des doods. Als blijk van waardering nodigt hij het drietal nog elk jaar uit voor een korte skivakantie in zijn vlak bij de piste gelegen woning. „Na die dag ben ik anders gaan racen", bekent hij volmondig. „Ik neem geen on verantwoorde risico's meer als dat niet nodig is. Alleen als het er op aankomt, ga ik voluit. Voor die tijd reed ik zonder na te denken. Altijd op het randje." Maar in de Formule 1 loert het onheil om elke hoek. 'Rustig rijden' is wel een relatief begrip bij snelheden van boven de 300 km/uur. 'Ie der ongeluk is als het uitgeven van een cheque. Op een gegeveh moment zijn ze op.' Zo omschreef Berger ooit het risico dat Formule 1 -coureurs in de loop der ja ren nemen. Anderen houden het erop dat bij elke flinke crash een stukje lood ver dwijnt uit het rechtervoetje. „Klopt niet", lacht hij, „dan zou ik als een toerist rond rijden." De meeste Formule 1-rijders praten lie ver niet over de gevaren in hun sport. En zeker als God zijn beschermende hand wegtrekt en de dood genadeloos toeslaat, verdringen de gladiatoren van het asfalt akelige gedachten. Gerhard Berger weet hoe je ermee omgaat. Veel van zijn For mule 1-landgenoten bleken niet voor het geluk geboren. Jochen Rindt, Helmut Koi- nigg, Jo Gartner en Roland Ratzenberger reden zich te pletter. Niki Lauda en Karl Wendlinger zweefden meerdere dagen tussen hemel en aarde. „Ik heb er lange tijd niet bij stilgestaan." Op 30 april 1994 veranderde dat. Imola, het circuit dat patent op vreselijke onge lukken lijkt te hebben. Berger wacht in zijn bolide op een rustig moment om de baan op te rijden. Op de monitor volgt hij de verrichtingen van zijn collega's. Plots verschijnt er een angstaanjagend rondtol lend paars voertuig in beeld: de Simtek van Roland Ratzenberger. Oorzaak: een bij 314 km/uur afgebroken voorvleugeltje. „Ik wist meteen: dit loopt verkeerd af," draait Berger de klok terug. „Ik schrok. Mijn hele lichaam trilde. Ik ben weggelopen en heb me opgesloten in het motorhome." Slecht nieuws Het slechte nieuws volgde een half uur la ter: Ratzenberger dood. Inmiddels werden de motoren weer gestart en trommelden de meeste teambazen hun rijders op om plaats te nemen achter het stuur. „Ik werd niet gedwongen te rijden. Ik heb getracht helder na te denken. De keuze was: stop ik met racen of niet? Ik kwam tot de conclu sie dat ik nog veel te veel houd van deze sport, ook al zijn de risico's soms erg groot. Ik wist: of ik stap nu weer in of nooit meer. Ratzenberger zou ik geen dienst be wijzen door niet te rijden en de dag erna toch weer in te stappen. Ik heb'de knop omgedraaid. Mijn gedachten heb ik ver drongen door me te concentreren op mijn werk." Een dag later is het weer prijs. Ayrton Senna, de Braziliaan die onsterfelijk leek, schiet rechtdoor in de Tamburello. Een soortgelijk ongeluk als Berger vijf jaar eer der. Met één groot verschil: Senna over leeft de crash niet. Berger en Senna waren vrienden van elkaar. Terwijl de drievoudig wereldkampioen in hopeloze toestand per helikopter naar het hospitaal in Bologna wordt vervoerd, gaat Berger van start in de race. „Ik had de knop al een dag eerder omgedraaid", verklaart hij dit op het eer ste oog bijna onmenselijke besluit. Berger stuurt zijn Ferrari na een half uur naar de pits en staakt de race. „Maar niet omdat ik niet verder wilde rijden, zoals destijds is geschreven. Ik voelde dat iets kapot was aan mijn auto. Later bleek het een defecte schokdemper te zijn." Berger vertrekt als een speer richting Bologna om zijn vriend in het hospitaal te bezoeken. Heel behoedzaam zoekt de Oostenrijker naar woorden. Hij leunt voorover, zijn kin krijgt ondersteuning van een hand. Na denkende blik. „Om zes uur was ik bij hem. Ayrton was kansloos, al leefde hij op dat moment nog wel. Hij werd kunstmatig in leven gehouden. Wat moest ik? Ik wilde hem nog een keer zien. Ik heb hem gezien en ben naar huis gegaan." Veertig minuten later hield het hart van Senna op te kloppen. Op dat moment stapte Gerhard Berger in zijn privé-jet. „Hij stond naast die van Ayrton. Toen kreeg ik pas de klap te verwerken. De da gen erna had ik een leeg gevoel. Voor het eerst in mijn leven was Formule 1 minder belangrijk voor me, maar ik heb met nie mand van gedachten gewisseld of ik moest stoppen met racen." De speculaties waren niet van de lucht, reden waarom Berger aan de vooravond van de volgende race in Monte Carlo een persconferentie gaf. „Ik wilde niet telkens dezelfde vragen beantwoorden. Omdat ik me een paar dagen had afgesloten van de buitenwereld, dachten veel mensen dat ik een punt achter de racerij zou zetten. Daarom leek het me beter de media op deze manier mijn besluit toe te lichten." De vriendschap tussen Berger en Senna was verwonderlijk. Twee grotere tegenpo len waren er niet. Senna, de perfectionist, die alles opzij zette voor zijn sport en Ber ger, een bon vivant die zijn talent leek te verkwanselen. Bij McLaren werden de twee in 1990 teammaten, drie jaar lang. „We hebben heel veel van elkaar geleerd. Ik heb gezien wat een topsporter er alle maal voor moet doen om de beste in zijn metier te zijn. Dat was een wijze les voor me. Ik wist meteen dat mijn aanpak niet de juiste was. Ayrton heeft van mij geleerd dat er af en toe ook eens gelachen moet kunnen worden." De fratsen die het duo uithaalde zijn legio. Van taartgevechten in de pits tot het verstoppen van kikkers in andermans hotelkamer. Hobby's heeft hij ook: skiën en ijshoc key. Berger geniet bovendien veel aanzien bij het vrouwelijk schoon in de Formule 1. „Zie jij ze?" speelt hij de onschuld zelve. „Och, dat hoort bij het leven en met name bij het image van deze bport. Ik heb mijn plezier gehad, maar dat is toch allemaal veel minder geworden. De tijden zijn ver anderd. De Formule 1 vergt tegenwoordig een heel andere instelling. Fysiek kun je je geen spatjes meer veroorloven. Bovendien schaad je het image van de sponsors als je tot diep in de nacht aan de zwier gaat." Bodyguards Veel Formule 1-coureurs beschouwen de ongekende populariteit van hun sport als een nadeel. Het privé-leven lijdt er im mers onder. Gerhard Berger heeft daar geen last van. „Je moet normaal blijven doen. Als je met bodyguards naar het cir cuit komt, vraagje toch om aandacht. Dan moet je niet klagen dat je niet met rust ge laten wordt. Ik heb daar geen last van. Er zijn coureurs die één zaak uit het oog ver liezen: onze sport leeft van de fans en wij leven heel goed van deze sport. Geen pro bleem als ik in een restaurant zit en er ko men fans om een handtekening vragen. Die krijgen ze. Het is toch prachtig dat er zo veel mensen geïnteresseerd zijn in For mule 1. Dat is een extra motivatie voor me." Zijn joviale houding maakt Gerhard Berger ook geliefd bij de pers, maar hij er kent dat er een keerzijde aan de medaille kleeft. „Ik ben niet egoïstisch genoeg. Dat is mijn grootste zwakte. Schumacher ver staat de kunst om vooraf al een collega uit te schakelen. Hij geeft zelfs zijn teamge noot geen kans om op technisch vlak te profiteren. Misschien is dat onsportief, maar zo lang het resultaat goed is kraait daar geen haan naar. Mijn natuur is niet zo. Dat is een nadeel. Ik heb geen zin om energie te steken in het ontwapenen van mijn collega's. En slechter ben ik er uitein delijk ook niet van geworden." Dat mag je wel zeggen. Met een jaarin komen van zo'n slordige vijfentwintig mil joen gulden behoort Gerhard Berger tot de grootverdieners in de sport. Behalve zijn optrekje in de Alpen beschikt hij onder meer over een riant appartement in Monte Carlo, een luxueus jacht van meer dan der tig meter lengte en een privé-jet, waarmee hij onlangs nog naar de Grote Prijzen van Japan en Australië vloog. 'Speelgoed' noemt hij deze materiële waarden. Niet dat hij geld zaligmakend vindt. „Maar het speelt wel een belangrijke rol in mijn hang naar onafhankelijkheid", be kent hij eerlijk. Bij ATS, Arrows en Benet ton was het in het begin van zijn Formule 1-loopbaan geen vetpot. Daarna kwam Ferrari. Berger moest nog met de almach tige Enzo Ferrari, de vermaarde 'Commen- datore', rond de tafel. „Ik had veel respect voor die man. Te veel. Dan neig je tot on derdanigheid en stel je je veel te zwak op. De tweede kéer wist ik wat me te doen stond." Grote fout Zijn mooiste van negen Grand Prix-zeges behaalde hij in 1988 in Monza, vier weken nadat Enzo Ferrari overleden was. „Ik heb één grote fout in mijn carrière gemaakt: ik heb mijn overwinningen te weinig gevierd. Tegenwoordig is het vaak: op het podium, de monteurs bedanken, omkleden en in de helikopter naar het vliegveld. In Monza bén ik vijf uur lang blijven rondzwerven. ^Het was heel erg emotioneel. De sfeer op circuits als Monza. Interlagos en Monte Carlo is uniek. Als je daar wint, moet je er intens van genieten." Na een frustrerend 1995 zonder over winning is Gerhard Berger overgestapt naar Benetton. Wereldkampioen Michael Schumacher is zijn opvolger. „Onbegrijpe lijk", noemt Berger deze keuze van Ferrari. „Dat zou met Enzo Ferrari aan het roer nooit gebeurd zijn. Veertig miljoen gulden per jaar betalen, terwijl je alleen maar wat te verliezen hebt. Wint Schumacher, dan is dat omdat hij zo goed kan rijden. Verliest hij, dan is dat omdat de Ferrari niet deugt." Hij kan er niet van wakker liggen. „Ik was het moe om nog veel tijd te steken in de ontwikkeling van een nieuwe mo tor." Hij strekt de benen: 'n glimlach siert - zijn gezicht. Zijn blik waart over de flanken van de besneeuwde Alpentoppen. „Ook voor mij beginnen de jaren te tellen. De wereldtitel heeft nu prioriteit. Dat zou een fraaie afsluiting van mijn loopbaan zijn."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 24