'Laat hij mij maar
kleinkinderen geven
Gerhard Berger geeft Formule 1 menselijk tintje
Sport
ZATERDAG 23 DECEMBER 1995
CHEF WILLEM SPIERDIJK. 071 -5356464. PLV -CHEF ROB ONDERWATER. 071 -53564
Moeder Blijlevens wil de centen en de cadeaus van Jeroen niet
WtBKZSSZSBEZEMm^
Een mirakel is het, elke geboorte opnieuw.
Stuk voor stuk uniek zijn ze, al die duizen
den kinderen die dagelijks, waar dan ook,
ter wereld komen. Nieuw leven, bron van
hoop voor elke trotse ouder. 'Dit kind is
bijzonder, dat gaat het straks helemaal
maken'.
Nu is geluk soms heel gewoon en ge
zondheid het belangrijkste vart al, maar
welke sportieve vader hoopt niet stiekem
op een tweede Johan Cruijff, Pete Sampras
of Eddy Merckx? Dromen die illusies blij
ken te zijn, want waarom ook zou nou
juist dat ene, eigen, kind beter kunnen
voetballen, tennissen of fietsen dan al die
anderen?
Doorgaans is dat ook al snel duidelijk en
blijft sporten een leuke bezigheid, een
hobby dus. Maar soms duurt het even
voordat ouders erachter zijn. Jaren waarin
hun tijd en geld als in een bodemloze put
verdwijnen.
Een ouder vraagt niets van zijn kind,
een ouder geeft. Het is een natuurlijk pa
troon Ouders verwachten ook niets van
hun kind terug, in dat ene geval waarin
dromen waar blijken te zijn, waarin alle
investeringen zich dubbel en dwars heb
ben geloond.
Zoals in dat zeldzame geval van Jeroen
Blijlevens. Z'n moeder reed hem jarenlang
naar de koers. Dit jaar won hij dertien
wedstrijden, waaronder etappes in de
Tour de France en de Ronde van Spanje.
Vanaf 1 januari is zoonlief grootverdiener.
Deze maand verhuisde hij, om fiscale re
denen, naar België. Zijn moeder blijft al
leen achter in het huis waarin hij werd ge:
boren en opgroeide. ,,Hij hoeft me niets
terug te geven, alsjeblieft zeg. Wat ik het
liefst van hem wil hebben? Overwinningen
natuurlijk, maar vooral kleinkinderen."
Een verhaal over Annie en Jeroen Blijle
vens, moeder en zoon. Wielersucces zette
dit jaar voor hen de wereld op zijn kop.
Het geluk? Dat zit 'm niet in het materiële.
'Ia, kon pa dit nog maar meemaken'.
Leer. Alles draaide om leer. Twee win
kels en elke dag op de markt. In Tilburg, in
Roosendaal, in de hele omgeving waren ze
bekend - de schoenen van Blijlevens. Nu,
tien jaar na het overlijden van haar man,
zit Annie Blijlevens nog in het leer. Ze stikt
tassen in een atelier, een stuk verderop.
Om er te komen, neemt ze de fiets. Een
nieuwe, die kreeg ze van Jeroen.
Jeroen Blijlevens, held van Rijen, held
van de buurt waarin hij opgroeide, held
van de straat. Die avond ligt de Heinsius-
hof er rustig bij. De - merendeels geda
teerde - auto's staan keurig in de parkeer
havens. Alleen aan de knalgele nieuwe
Toyota Celica op de stoep, pal voor huis
nummer 12, is nog iets van de juli-glorie
te merken.
Wat was het een feest toen. De hele
buurt liep de deur bij Annie plat. Zelf wist
ze niet waar ze het zoeken moest en had
ze niet eens tijd om naar de herhalingen
te kijken. Hoe een Touretappe alles op zijn
kop kan zetten. Sindsdien is het nooit
meer geworden zoals het was.
Sponsors die zo maar een flitsende auto
weggaven, interviews op het strand (Pano
rama's 'In de kuil met Martha'), bedragen
die er plotseling een nulletje bij kregen,
vreemde mannen> die wilden profiteren
van het succes en vreemde vrouwen die
Jeroentje wel leuk vonden. Eentje bleef
hem bij, een stewardess uit Amsterdam.
Maar er gebeurde nog veel meer, in de
nazomer van het zo gedenkwaardige jaar
1995. Zijn contract bij Priem ging vele ke
ren omhoog. ,,A1 verdien ik minder dan
het halve miljoen dat ik heb zien staan in
de kranten." Wel genoeg kennelijk om
weg te trekken bij zijn moeder, weg uit de
straat, weg uit Rijen. Op naar België, waar
het belastingklimaat veel milder is, op
naar een gloednieuw appartement in
Hoogstraten waar hij vooralsnog alleen
woont en hoopt dat zijn vriendin er ooit
uit de lucht komt vallen.
Een streep dus onder de Rijense perio
de. Een streep onder bijna Alles. Zijn hele
leven had hij doorgebracht in dat huis aan
de Heinsiushof (Annie: 'En nu nog zal hij
wel komen met de was en om te eten'). De
basisschool (Jena Plan-onderwijs) stond
maar tweehonderd meter" verderop, zijn
vrienden woonden in de buurt en de fiets
wedstrijdjes van de Westbrabantse Jeugd
Wieier Bond (WBJB) lagen naast de deur.
Een mooie maar harde jeugd (Annie: 'Hij
trainde of hij hielp op de markt, tijd voor
kattekwaad had hij niet') die op veertien
jarige leeftijd werd overschaduwd door de
dood van z'n vader. Jeroen: „Hij was altijd
al vrij vaak ziek. Had te maken met zijn
suikerziekte. Maar dat het ineens zo snel
zou gaan."
Hij reed bij de nieuwelingen toen en
sindsdien was het zijn moeder, zijn zus
Angelique of zijn zwager die met hem mee
ging naar de koers. Annie: „Tot hijzelf zijn
rijbewijs had. Jeroen: „Ik heb er ook geen
pottekijkers bij nodig. Ik heb er een hekel
aan als ik renners zie met een hele familie
bij zich."
Maar toen, in die eerste Tourdagen van
dit jaar, vond hij het wel prettig zijn moe
der even vlak bij zich te weten. Misschien
dat juist dat hem over het dooie punt til
de. Want het ging slecht in die eerste
week. Journalisten geloofden niet meer in
hem, zijn eigen ploegleider Priem betoon
de spijt, 's Avonds, in het hotel, moest
moeder Annie hem opbeuren. Wat was
het een bevrijding dus, die winnende
eindsprint op de boulevard van Duinker
ken. Overigens was Annie daar toen al niet
meer bij. „Nee, want je ziet toch niets. Ik
ben een dag eerder in Le Havre geweest.
Je moet achter een hek en al die journalis
ten staan voor je neus."
Ze ging naar huis, liet een vreugdetraan
bij de rechstreekse TV-uitzending en bleef
verder opvallend nuchter. Natuurlijk, ze
vond dat feest bij de voortijdige
thuiskomst van Jeroen leuk. Vlaggetjes,
spandoeken, al zijn shirts die in de straat
waren opgehangen. Maar verder geen
poespas. De spotlights, die liggen haar nu
eenmaal niet. In de schijnwereld van het
wielercircus wenst ze niet terecht te ko
men. „Daar gaat hij maar alleen naartoe,
daar heeft hij mij niet bij nodig." Ze is ten
slotte de moeder van Claudio Chiappucci
niet, die in een kar over de Nederlandse
criteriums werd rondgereden.
Evenals Jeroen kocht ook Claudio een
huis toen het geld binnenstroomde. Zijn
moeder kwam inwonen. Jeroen: „Maar
dat is typisch Italiaans hè. Zo iets gebeurt
in Nederland niet." Annie: „Het voor
naamste is dat hij goed terecht komt. Ik
ben daar nuchter in. Zelf was je ook blij
dat je wegkon. Tenminste, dat je kon gaan
trouwen en op je eigen kon gaan zitten.
Nee, laat mij hier maar lekker wonen en
naar mijn werk gaan. Ik vind het wel."
Ze moet er niets van hebben, van al die
snoeshanen die zich plotseling met zijn
wel en wee bemoeiden. Die komen er bij
haar niet in. „Hij heeft een vriend, een
goede bekende, zijn ouwe ploegleider bij
de amateurs, Rik van Dongen, die is nu
accountant. Samen regelen ze alles. Toen
Jeroen nog bezig was voor een nieuw con
tract, belde er een of andere vreemde
snuiter op. Of hij niet kon helpen. 'Ik kan
goed schelden in het Italiaans', zei hij.
Maar iemand die goed kan schelden in het
Italiaans, die hebben wij toch niet nodig?"
En van Jeroen heeft ze ook niets nodig,
zegt ze. Ze heeft hem gebracht waar hij nu
is, en voor de rest kan hij heel goed zelf
zorgen. Haar investeringen hoeven niet
terug te komen en de rente al helemaal
niet. Als het goed gaat, wordt hij zomaar
miljonair. Jeroen: „Als ik nog een paar jaar
door kan fietsen, zal ik heus wel een hoop
geld hebben. En eigenlijk ben ik haar heus
wel wat schuldig, ja." Annie: „Maar ik hoef
niets van je te hebben. Ik blijf lekker op
die tassenfabriek werken, de hele dag
thuis zitten is ook niets. Dan moet ik elke
dag bakkies koffie gaan drinken en praten
over een ander. Nou, daar houd ik dus he
lemaal niet van."
Jeroen: „Ik denk dat het ook logisch is. Dat
een moeder zo denkt. Het liefst ziet ze me
winnen en met kleinkinderen binnenko
men." Tot die tijd verrast Jeroen haar met
andere zaken, met materiële dingen, ook
al zit ze er niet om te springen. Maar wat
doe je als goede jongen met wat geld op
zak? Annie: „Hij ging op vakantie. Ik was 's
morgens nog even naar de zaak omdat ik
moest werken. Kwam ik thuis, stond daar
een spiksplinternieuwe TV. Die had hij
onverwacht neergezet. Het was me niet
eens opgevallen als dat rode lampje niet
had gebrand, die stand-by knop hè."
Of die andere keer, vorig jaar Kerstmis.
„Zag ik ineens een fiets in plaats van een
kerstboom. De zaak waar ik werk heeft
hier altijd een paar straten achter gelegen,
maar verhuisde vorig jaar naar de grote
weg, naar het industrieterrein. Dat is nu
meer dan een kwartier fietsen. Daarom
kreeg ik van hem een nieuwe.
„Ik vind het lief hoor, wat hij doet. Maar
ik zeg tegen hem: 'Jongen houd je geld
toch bij je. Als ik iets nodig heb, dan koop
ik het zelf wel."
Jeroen: „Ach, wat maakt het uit. Ik weet
het wel: ze kan heus de dingen doen die ze
wil. Maar het is leuk om haar wat te geven.
En ik kom nog vaak genoeg thuis. Dit hier
in Rijen, dat is mijn wereld en zal dat altijd
blijven. Ik ben ook het liefst thuis. Hier
ben ik het meest op mijn gemak, bij vrien
den en kennissen. Ik kom nu heus niet
plotseling in een ander milieu terecht. Wel
daar: buiten. Als ik wegrijd naar een huldi
ging of naar een wedstrijd. Dat is iets heel
anders. Dat is een heel andere wereld."
Jeroen Blijlevens, thuis bij z'n moeder. „Ik ben
niet plotseling in een ander milieu terecht."
ook het liefst thuis. Hier ben ik het meest op m'n gemak, bij vrienden en kennissen. Ik kom nu heus
foto cp\
Egoïsme is de motor van succes. Minach
ting voor de medemens en liefde voor het
geld, dat zijn de kurken waar de topsport
op drijft. De Formule 1 is het non plus ul
tra. Het letterlijke gevecht op leven en
dood wordt gezien als afspiegeling van de
maatschappij. De enorme financiële be
langen maken van de sport een steriele
bezigheid, waar plezier en hartelijkheid
ver te zoeken zijn. Stress viert hoogtij. Uit
zonderingen bevestigen die regel. Gerhard
Berger toont aan dat het anders kan. De
36-jarige Formule 1-coureur is multi-mil-
jonair, onaihankelijk én succesvol. Insi
ders beschouwen hem als grote kansheb
ber om in 1996 de wereldtitel te grijpen.
Toch is Gerhard Berger vooral mens ge
bleven.
'De weg is erg steil. Bij sneeuwval kom
je niet boven zonder vierwiel-aandrijving.'
De routebeschrijving laat niets aan toeval
over. Dat zal zo'n vaart toch niet lopen?
Mis! Een piepklein bordje wijst de juiste
richting: Salvenmoos. Het weggetje lijkt
op ee n lastig begaanbaar voetpad. Het zal
toch niet de bedoeling zijn? Ja, dus!
Sneeuwkettingen monteren en met de
moed der wanhoop naar boven. De blik
strak vooruit, de afgrond negeren.
Na tien minuten 'Rally Monte Carlo'
doemt een aantal chalets op. Wellicht ge
waarschuwd door het geronk van de die
selmotor stormt Gerhard Berger het terras
van zijn luxueuze onderkomen op. 'Hy,
leicht gefunden', roept hij. Staccato-dia
lect, vergezeld van het o zo bekende Ber
ger-handelsmerk: de ondeugende glim
lach. De grimas, die blijk geeft van plezier
in het leven.
In de riante woonkamer vraagt Sarah
Maria de aandacht. De kleine spruit van
net twee maanden wordt door papa Ber
ger uit de baby-wagen getild en eens flink
geknuffeld. Ruwe bolster, blanke pit. Echt
genote Ana mag dan de ouderlijke taken
overnemen. Het interieur is een mengel
moes van typisch Oostenrijks houten
meubilair en moderne kunst. Op de ven
sterbank herinnert een aantal ingelijste fo
to's aan markante gebeurtenissen in zijn
leven.
Uitstraling
Groen bruine ogen in een karaktervol ge
zicht. Uitstraling en charisma. Gerhard
Berger: de laatste der Mohikanen, de
laatste van een uitstervend ras coureurs.
Exact 180 Grote Prijken oud is hij en daar
mee de meest ervaren man van het start-
veld. Een paar keer stond hij oog in oog
met de dood. Eelt op zijn ziel heeft hij er
nauwelijks van gekregen. „Ik heb altijd
van risico's gehouden. Dat maakt het le
ven een beetje spannend."
Op 23 april 1989 sprong hij de doodgra
ver van de schop. Imola, de l amburello.
De moordenaar onder de bochten, met
een gemeen muurtje ernaast. Vol gas kust
---
de Ferrari vanf Berger het beton. Benzine
stroomt uit de vernielde tank en vat vlam.
Berger zit hulpeloos vast in zijn bolide.
Slechts door doortastend optreden van
drie marchals ontspringt hij de dans des
doods. Als blijk van waardering nodigt hij
het drietal nog elk jaar uit voor een korte
skivakantie in zijn vlak bij de piste gelegen
woning.
„Na die dag ben ik anders gaan racen",
bekent hij volmondig. „Ik neem geen on
verantwoorde risico's meer als dat niet
nodig is. Alleen als het er op aankomt, ga
ik voluit. Voor die tijd reed ik zonder na te
denken. Altijd op het randje." Maar in de
Formule 1 loert het onheil om elke hoek.
'Rustig rijden' is wel een relatief begrip bij
snelheden van boven de 300 km/uur. 'Ie
der ongeluk is als het uitgeven van een
cheque. Op een gegeveh moment zijn ze
op.' Zo omschreef Berger ooit het risico
dat Formule 1 -coureurs in de loop der ja
ren nemen. Anderen houden het erop dat
bij elke flinke crash een stukje lood ver
dwijnt uit het rechtervoetje. „Klopt niet",
lacht hij, „dan zou ik als een toerist rond
rijden."
De meeste Formule 1-rijders praten lie
ver niet over de gevaren in hun sport. En
zeker als God zijn beschermende hand
wegtrekt en de dood genadeloos toeslaat,
verdringen de gladiatoren van het asfalt
akelige gedachten. Gerhard Berger weet
hoe je ermee omgaat. Veel van zijn For
mule 1-landgenoten bleken niet voor het
geluk geboren. Jochen Rindt, Helmut Koi-
nigg, Jo Gartner en Roland Ratzenberger
reden zich te pletter. Niki Lauda en Karl
Wendlinger zweefden meerdere dagen
tussen hemel en aarde. „Ik heb er lange
tijd niet bij stilgestaan."
Op 30 april 1994 veranderde dat. Imola,
het circuit dat patent op vreselijke onge
lukken lijkt te hebben. Berger wacht in
zijn bolide op een rustig moment om de
baan op te rijden. Op de monitor volgt hij
de verrichtingen van zijn collega's. Plots
verschijnt er een angstaanjagend rondtol
lend paars voertuig in beeld: de Simtek
van Roland Ratzenberger. Oorzaak: een bij
314 km/uur afgebroken voorvleugeltje. „Ik
wist meteen: dit loopt verkeerd af," draait
Berger de klok terug. „Ik schrok. Mijn hele
lichaam trilde. Ik ben weggelopen en heb
me opgesloten in het motorhome."
Slecht nieuws
Het slechte nieuws volgde een half uur la
ter: Ratzenberger dood. Inmiddels werden
de motoren weer gestart en trommelden
de meeste teambazen hun rijders op om
plaats te nemen achter het stuur. „Ik werd
niet gedwongen te rijden. Ik heb getracht
helder na te denken. De keuze was: stop ik
met racen of niet? Ik kwam tot de conclu
sie dat ik nog veel te veel houd van deze
sport, ook al zijn de risico's soms erg
groot. Ik wist: of ik stap nu weer in of nooit
meer. Ratzenberger zou ik geen dienst be
wijzen door niet te rijden en de dag erna
toch weer in te stappen. Ik heb'de knop
omgedraaid. Mijn gedachten heb ik ver
drongen door me te concentreren op mijn
werk."
Een dag later is het weer prijs. Ayrton
Senna, de Braziliaan die onsterfelijk leek,
schiet rechtdoor in de Tamburello. Een
soortgelijk ongeluk als Berger vijf jaar eer
der. Met één groot verschil: Senna over
leeft de crash niet. Berger en Senna waren
vrienden van elkaar. Terwijl de drievoudig
wereldkampioen in hopeloze toestand per
helikopter naar het hospitaal in Bologna
wordt vervoerd, gaat Berger van start in de
race. „Ik had de knop al een dag eerder
omgedraaid", verklaart hij dit op het eer
ste oog bijna onmenselijke besluit.
Berger stuurt zijn Ferrari na een half uur
naar de pits en staakt de race. „Maar niet
omdat ik niet verder wilde rijden, zoals
destijds is geschreven. Ik voelde dat iets
kapot was aan mijn auto. Later bleek het
een defecte schokdemper te zijn." Berger
vertrekt als een speer richting Bologna om
zijn vriend in het hospitaal te bezoeken.
Heel behoedzaam zoekt de Oostenrijker
naar woorden. Hij leunt voorover, zijn kin
krijgt ondersteuning van een hand. Na
denkende blik. „Om zes uur was ik bij
hem. Ayrton was kansloos, al leefde hij op
dat moment nog wel. Hij werd kunstmatig
in leven gehouden. Wat moest ik? Ik wilde
hem nog een keer zien. Ik heb hem gezien
en ben naar huis gegaan."
Veertig minuten later hield het hart van
Senna op te kloppen. Op dat moment
stapte Gerhard Berger in zijn privé-jet.
„Hij stond naast die van Ayrton. Toen
kreeg ik pas de klap te verwerken. De da
gen erna had ik een leeg gevoel. Voor het
eerst in mijn leven was Formule 1 minder
belangrijk voor me, maar ik heb met nie
mand van gedachten gewisseld of ik
moest stoppen met racen."
De speculaties waren niet van de lucht,
reden waarom Berger aan de vooravond
van de volgende race in Monte Carlo een
persconferentie gaf. „Ik wilde niet telkens
dezelfde vragen beantwoorden. Omdat ik
me een paar dagen had afgesloten van de
buitenwereld, dachten veel mensen dat ik
een punt achter de racerij zou zetten.
Daarom leek het me beter de media op
deze manier mijn besluit toe te lichten."
De vriendschap tussen Berger en Senna
was verwonderlijk. Twee grotere tegenpo
len waren er niet. Senna, de perfectionist,
die alles opzij zette voor zijn sport en Ber
ger, een bon vivant die zijn talent leek te
verkwanselen. Bij McLaren werden de
twee in 1990 teammaten, drie jaar lang.
„We hebben heel veel van elkaar geleerd.
Ik heb gezien wat een topsporter er alle
maal voor moet doen om de beste in zijn
metier te zijn. Dat was een wijze les voor
me. Ik wist meteen dat mijn aanpak niet
de juiste was. Ayrton heeft van mij geleerd
dat er af en toe ook eens gelachen moet
kunnen worden." De fratsen die het duo
uithaalde zijn legio. Van taartgevechten in
de pits tot het verstoppen van kikkers in
andermans hotelkamer.
Hobby's heeft hij ook: skiën en ijshoc
key. Berger geniet bovendien veel aanzien
bij het vrouwelijk schoon in de Formule 1.
„Zie jij ze?" speelt hij de onschuld zelve.
„Och, dat hoort bij het leven en met name
bij het image van deze bport. Ik heb mijn
plezier gehad, maar dat is toch allemaal
veel minder geworden. De tijden zijn ver
anderd. De Formule 1 vergt tegenwoordig
een heel andere instelling. Fysiek kun je je
geen spatjes meer veroorloven. Bovendien
schaad je het image van de sponsors als je
tot diep in de nacht aan de zwier gaat."
Bodyguards
Veel Formule 1-coureurs beschouwen de
ongekende populariteit van hun sport als
een nadeel. Het privé-leven lijdt er im
mers onder. Gerhard Berger heeft daar
geen last van. „Je moet normaal blijven
doen. Als je met bodyguards naar het cir
cuit komt, vraagje toch om aandacht. Dan
moet je niet klagen dat je niet met rust ge
laten wordt. Ik heb daar geen last van. Er
zijn coureurs die één zaak uit het oog ver
liezen: onze sport leeft van de fans en wij
leven heel goed van deze sport. Geen pro
bleem als ik in een restaurant zit en er ko
men fans om een handtekening vragen.
Die krijgen ze. Het is toch prachtig dat er
zo veel mensen geïnteresseerd zijn in For
mule 1. Dat is een extra motivatie voor
me."
Zijn joviale houding maakt Gerhard
Berger ook geliefd bij de pers, maar hij er
kent dat er een keerzijde aan de medaille
kleeft. „Ik ben niet egoïstisch genoeg. Dat
is mijn grootste zwakte. Schumacher ver
staat de kunst om vooraf al een collega uit
te schakelen. Hij geeft zelfs zijn teamge
noot geen kans om op technisch vlak te
profiteren. Misschien is dat onsportief,
maar zo lang het resultaat goed is kraait
daar geen haan naar. Mijn natuur is niet
zo. Dat is een nadeel. Ik heb geen zin om
energie te steken in het ontwapenen van
mijn collega's. En slechter ben ik er uitein
delijk ook niet van geworden."
Dat mag je wel zeggen. Met een jaarin
komen van zo'n slordige vijfentwintig mil
joen gulden behoort Gerhard Berger tot de
grootverdieners in de sport. Behalve zijn
optrekje in de Alpen beschikt hij onder
meer over een riant appartement in Monte
Carlo, een luxueus jacht van meer dan der
tig meter lengte en een privé-jet, waarmee
hij onlangs nog naar de Grote Prijzen van
Japan en Australië vloog. 'Speelgoed'
noemt hij deze materiële waarden.
Niet dat hij geld zaligmakend vindt.
„Maar het speelt wel een belangrijke rol in
mijn hang naar onafhankelijkheid", be
kent hij eerlijk. Bij ATS, Arrows en Benet
ton was het in het begin van zijn Formule
1-loopbaan geen vetpot. Daarna kwam
Ferrari. Berger moest nog met de almach
tige Enzo Ferrari, de vermaarde 'Commen-
datore', rond de tafel. „Ik had veel respect
voor die man. Te veel. Dan neig je tot on
derdanigheid en stel je je veel te zwak op.
De tweede kéer wist ik wat me te doen
stond."
Grote fout
Zijn mooiste van negen Grand Prix-zeges
behaalde hij in 1988 in Monza, vier weken
nadat Enzo Ferrari overleden was. „Ik heb
één grote fout in mijn carrière gemaakt: ik
heb mijn overwinningen te weinig gevierd.
Tegenwoordig is het vaak: op het podium,
de monteurs bedanken, omkleden en in de
helikopter naar het vliegveld. In Monza
bén ik vijf uur lang blijven rondzwerven.
^Het was heel erg emotioneel. De sfeer op
circuits als Monza. Interlagos en Monte
Carlo is uniek. Als je daar wint, moet je er
intens van genieten."
Na een frustrerend 1995 zonder over
winning is Gerhard Berger overgestapt
naar Benetton. Wereldkampioen Michael
Schumacher is zijn opvolger. „Onbegrijpe
lijk", noemt Berger deze keuze van Ferrari.
„Dat zou met Enzo Ferrari aan het roer
nooit gebeurd zijn. Veertig miljoen gulden
per jaar betalen, terwijl je alleen maar wat
te verliezen hebt. Wint Schumacher, dan is
dat omdat hij zo goed kan rijden. Verliest
hij, dan is dat omdat de Ferrari niet
deugt." Hij kan er niet van wakker liggen.
„Ik was het moe om nog veel tijd te steken
in de ontwikkeling van een nieuwe mo
tor." Hij strekt de benen: 'n glimlach siert
- zijn gezicht. Zijn blik waart over de flanken
van de besneeuwde Alpentoppen. „Ook
voor mij beginnen de jaren te tellen. De
wereldtitel heeft nu prioriteit. Dat zou een
fraaie afsluiting van mijn loopbaan zijn."