ZATERDAGS BIJVOEGSEL Acht maanden nschuldig in de cel TT ZATERDAG 9 DECEMBER 1995 I Onschuldig in de iH gevangenis. Het ^tij verkwam de 34-jarige ,f Ron Sari, die werd i)| J beschuldigd van medeplichtigheid aan 4j een overval op het ïïij postkantoor in ÉeimuidenSari bracht acht maanden door ^ch ter de tralies, maar werd in hoger beroep vrijgesproken omdat de rechters het aangedragen bewijsmateriaal onvoldoende vonden. Een reconstructie van een overval en een dubieus politie onderzoek. ij is amper vier weken op vrije I voeten en zit er bij alsof er niets is voorgevallen. Een keurige heer, strak in het pak. Zonder een spoor van emotie verhaalt hij van de nachtmerrie die zijn leven op z'n kop zette: de arrestatie, de veroordeling tot tweeënhalf jaar cel, het ver blijf achter de tralies en de vrijspraak in ho ger beroep. De uiterlijke rust blijkt slechts schijn. „In de twee weken dat de politie de bewijzen te gen mij verzamelde, werd alles wat ik had opgebouwd om zeep geholpen. Toen ik net in de gevangenis zat, zag ik het helemaal niet meer zitten. Ik wilde er een eind aan maken. Er zijn acht maanden uit mijn leven verdwe nen. Het ergste is dat veel van de ellende pas begon toen ik eenmaal was vrijgelaten. Op vrijwel al m'n bezittingen is beslag gelegd, ik was m'n baan kwijt, mijn relatie was stuk en ik had flinke schulden omdat er gedurende mijn gevangenisstraf geen rekening was be taald." „Maar ik ben er de man niet naar het hoofd in de schoot te leggen. Ik wil deze pe riode zo snel mogelijk afsluiten. Hoewel ik weet dat ik dit nooit zal kunnen vergeten." De overval Het verhaal van Ron Sari begint op 2 juli 1992 in Leimuiden. Kassier Albert Schuring had zoals elke dag om vijf uür 's middags het postkantoor aan de Drechtlaan 1 afgesloten. Terwijl hij in de losruimte de postzakken op ruimde, sprongen vanachter containers twee gewapende mannen tevoorschijn. Schuring werd geboeid en onder bedreiging van een pistool meegenomen naar de kluis, die hij moest openen. Nadat de overvallers de inhoud in een postzak hadden gepropt, werd Schuring ge dwongen op de grond te gaan liggen. Hij hoorde hoe de overvallers de buitendeur dichtsloegen en kroop naar het raam. Daar zag hij nog net hoe een donkerblauwe Golf met hoge snelheid wegreed. De beheerder rende naar de buren, waar de politie werd gebeld. Bij het opmaken van de kas bleek de vol gende dag dat de overvallers zo'n 75.000 gul den en een hoeveelheid waardepapieren en staatsloten hadden buitgemaakt. Een van de staatsloten bleek later goed voor een prijs van 1.000 gulden. Het onderzoek De politie boekte aanvankelijk weinig succes met het onderzoek. Het spoor van de vlucht wagen liep dood bij een garage in Voorscho ten, waar bleek dat de nummerplaten waren vervalst. Maar de politie had nog een ander ijzer in het vuur. Verondersteld werd dat de overvallers gebruik hadden gemaakt van een sleutel van de deur van het postkantoor die door een (voormalig) medewerker was ver strekt.' Een van de vele PTT-ers die de politie aan de tand voelde was de 34-jarige Ron Sari uit Bodegraven. Sari werkte bij de PTT als een soort vliegende keep. Hij werd her en der in gezet op postkantoren, en enige tijd voor de overval had hij een paar weken als beheerder op het postkantoor in Leimuiden gewerkt. Sari begon zijn carrière bij de PTT in 1980 als postbesteller. Daarnaast was hij mede-ei genaar van een drukkerijtje in Den Haag en werkte hij in de avonduren voor een assuran tiekantoor. Hij had een nogal uitbundige le vensstijl met een forse auto, een zaktelefoon, dure uitstapjes en casino-bezoekjes. De overval kwam voor hem niet onver wacht. „Er waren niet veel mensen die op het postkantoor in Leimuiden wilden werken", vertelt Sari: „Het postkantoor in Rijnsater- woude was al twee keer overvallen en toen dat dicht ging, werd gevreesd dat overvallers hun aandacht op Leimuiden zouden rich ten." Uit eigen ervaring had Sari gemerkt dat het met de beveiliging van het postkantoor niet geweldig was gesteld. Er bleken maar liefst 44 sleutels van het kantoor in omloop te zijn, en dat terwijl er geregeld grote bedragen in huis waren. De daders De verhoren van de PTT-medewerkers wer den afgesloten zonder dat de politie iets wij zer was geworden. Het dossier 'Leimuiden' verdween in een la en bleef daar twee jaar onaangeroerd liggen. Totdat de twee recher cheurs die zich met deze zaak hadden bezig gehouden in december 1994 een proces ver baal ontvingen van de Criminele Inlichtin gendienst van de politie Hollands Midden. Deze meldde over informatie te beschikken dat twee Voorschotense mannen verant woordelijk zouden zijn voor de overval. Op 30 januari werd de 29-jarige Paul Ste- gers in zijn flat in Voorschoten opgepakt. Zijn compagnon, de 28-jarige Peter Schuyt was niet thuis, maar meldde zich een dag later keurig op het politiebureau. Hij werd onmid dellijk opgesloten. Voor beide mannen was hun aanhouding bijna een bevrijding. Schuyt verklaarde lange tijd nauwelijks te hebben geslapen uit wroeging. De twee bekenden onmiddellijk. Schuyt, in het dagelijkse leven chauffeur bij een bouwbedrijf, was bijna bij toeval op het idee van de overval gekomen. Bij een bezoek aan het postkantoor was hem opgevallen hoe slecht de beveiliging was. Schuyt had geld nodig, hij had grove schulden in het illegale gokcircuit in Den Haag en was reeds enkele malen bedreigd. Zijn compaan Stegers, die een eenmansbedrijfje bezat, stond er finan cieel ook niet best voor en aarzelde geen mo ment toen zijn vriend met het plan van de overval kwam. DE aanhouding De politie pakte de draad weer op en ging op zoek naar de derde man, de tipgever. De ver denking viel op Ron Sari, over wie collega's hadden verklaard dat hij gokverslaafd was en schulden had. Op 13 februari werd hij uitge nodigd te verschijnen op het politiebureau. Hij mocht meteen blijven. Sari: „Toen de politie belde, dacht ik dat het iets te te maken had met een overtreding in '92 waarbij ik 90 kilometer te hard had ge reden. De boete had ik nooit betaald. Na bin nenkomst in het politiebureau mocht ik de veters uit m'n schoenen halen en werd ik in een kamertje gesmeten. Pas later vertelden ze me dat ik werd verdacht van medeplich tigheid aan een gewapende overval. Ik dacht dat het een geintje was. Bovendien, ik wist zoveel van de tekortkomingen van de post kantoren. Had ik echt een overval willen ple gen, dan had ik wel een miljoen kunnen pak ken." De zaak begon er voor Sari somber uit te zien toen een van de twee overvallers op aan dringen van de politie bekende hulp te heb ben gehad van een derde man, die Ronnie werd genoemd. Die naam, zo blijkt uit de proces verbalen, was hem door de politie ge suggereerd. De Alphense advocaat J. van den Heuvel, die Sari verdedigde: „De betreffende rechercheur heeft bij de zitting van het ge rechtshof ronduit toegegeven dat die naam door hem in de mond van de dader was ge legd. Daarmee was het belangrijkste bewijs tegen Sari ingegeven door suggestie." Die overvaller, Schuyt, zat er op dat mo ment compleet doorheen. Hij weigerde eten en drinken en dreigde met zelfmoord om zijn vrouw en kind de kans te geven een nieuw le ven te beginnen. Schuyt zei overigens zijn tipgever niet zo goed te kennen. Hij zou hem hebben ontmoet in een Haags casino, het was een 'Hindoestaan of Pakistaan' die 'altijd goed gekleed was'. Voor de politie was dat voldoende bewijs tegen Sari. De rechtszaak „A^les wat ik zei was niet waar. Ik werd gezien als tipgever en de politie trachtte punten te verzamelen om dat te bevestigen", aldus Sa ri. Zijn houding tegenover de politie zal zijn zaak ook geen goed hebben gedaan. „Ik kan goed mijn woordje doen-en ik laat me door niemand intimideren. Ik proefde een beetje afgunst bij die agenten. Aan discriminatie heb ik ook gedacht maar dat is te makkelijk gesteld. Als je dat niet kan bewijzen, moet je het ook niet zeggen, vind ik." Advocaat Van den Heuvel: „Laat ik voorzichtig zeggen dat mijn indruk is dat het feit dat mijn cliënt Hindoestaan is niet in zijn voordeel heeft ge werkt." De twaalfde mei naderde, de datum van de rechtszaak in Den Haag. Een week daarvoor had de politie belangrijk bewijsmateriaal ver zameld. Ontlastend bewijsmateriaal wel te verstaan. Schuyt kreeg twaalf foto's voorge legd waaronder die van Sari. Hij herkende hem niet. Bovendien kwam er een rapport binnen FOTO HIELCO KUIPERS van het casino in Den Haag waaruit bleek dat Sari en Schuyt nooit gelijktijdig in het casino waren geweest, zoals Schuyt had beweerd. Het bracht de politie niet van haar stuk. Sari: „De politie had niet veel bewijs kunnen ver zamelen. Ik was er van overtuigd dat we de rechtszaak zouden winnen." Het tegendeel bleek het geval. Op 26 mei stelde de rechtbank de straf voor Sari vast op tweeënhalf jaar cel. Aan die uitspraak ging een curieus voorval vooraf. Van den Heuvel: „Eerder die ochtend was de uitspraak tegen Schuyt. Na zijn ver oordeling riep hij dat Sari niets met de over val te maken had. Maar toen lag de uitspraak al klaar." De gevangenis Sari werd teruggebracht naar het huis van bewaring Noordsingel in Rotterdam. Zijn we reld stortte in. Sari: „Je wordt in een milieu gedouwd waar je altijd heel bang voor was. ik kon het niet aan, wilde niemand zien, ik had zoveel agressie in mijn lijf over het onrecht wat me was aangedaan dat ik bang was an deren te ontmoeten. Ik was 22 uur per dag op mezelf, alleen voor het luchten en douchen kwam ik uit mijn cel. Ik zag het niet meer zit ten en wilde er een eind aan maken." „Ik ben er uitgetrokken door twee mede gedetineerden. Twee zware jongens die bin nen de vleugel waar ik zat de dienst uitmaak ten. Zij hebben me van de dood gered, die jongens vergeet ik niet. Ze noemden ons The Scorpio Brothers, naar onze sterrebeelden. Door hen heb ik me staande kunnen houden. Uiteindelijk heb ik hét gevangenisleven geac cepteerd." „Het bajesleven is absoluut geen luxe le ven, wie dat beweert, is ontzettend naïef. Ik heb er acht maanden geen dag warm gege ten. Het eten was er zo vies, er werd driemaal per week gestaakt vanwege het slechte eten." Sari, die voorheen vrijwel nooit een boek inzag, verdiepte zich in het Nederlands straf recht. Hij leerde schaken en stortte zich, als voorbereiding op het hoger beroep dat in het najaar zou dienen, op zijn eigen zaak. Het hoger beroep Het begon Schuyt inmiddels te spijten dat een onschuldige man was veroordeeld. Hij schreef brieven naar politie en justitie waarin hij terugkwam op zijn eerdere verklaring en waarin hij de naam noemde van de werkelij ke tipgever. Het was een vriend van hem die Echte tipgever overval postkantoor nog altijd op vrije voeten in Leimuiden enige tijd als postbesteller had gewerkt en over een sleutel van het postkan toor beschikte. De man was destijds niet door de politie ondervraagd. In een brief aan Sari schreef Schuyt: „Tot mijn grote spijt heb ik vernomen dat u nog steeds onschuldig vastzit. Ik begrijp hier niks van. Ik heb justitie schriftelijk op de hoogte gebracht van de werkelijke tipgever en dat staat ook op de bandrecorder bij de politie te Leiderdorp. Ik ben te allen tijden bereid dit alles voor de rechtbank te getuigen en heb heel erg spijt en berouw over mijn verzonnen bekentenis." Justitie negeerde de brieven van Schuyt en liet het aankomen op het hoger beroep. Dat diende op 5 oktober. De overvaller en zijn moeder werden door de verdediging als ge tuigen opgeroepen. Sari: „Ik werd samen met Schuyt in een auto van Rotterdam naar Den Haag overgebracht. 'Wat vind je nu van mij', vroeg ie. Wat moet je daarop zeggen. Ik had hem natuurlijk in elkaar kunnen stompen. Maar wat heb ik daaraan. Ik had medelijden met hem. Hij had gezegd wat de politie wilde horen om zijn vrouw en kind te kunnen zien." Op de zitting van het gerechtshof vertelde Schuyt het ware verhaal. Hierin gesteund door zijn moeder, bij wie 'de derde man' da gelijks over de vloer kwam. De vrouw deed er volgens Sari „werkelijk van alles aan om mij vrij te krijgen". Voor de procureur-generaal bleef er weinig anders over dan wegens ge brek aan bewijs vrijspraak te eisen. Hetgeen door de rechters vrijwel onmiddellijk werd gehonoreerd. Sari: „De hele zaal applaudi- seerde. Het was een heel emotioneel mo ment. Zelfs de parketwachter stond te snik ken." De nasleep Sari was vrij en keerde terug naar de woning van zijn moeder. Hij moest de puinhopen van de afgelopen maanden zien te ruimen. Rekeningen waren niet betaald, de hypo theek was niet afgelost en op zijn geld had de FIT beslag gelegd om de buit van de overval te kunnen terugvorderen. Geld lenen kon niet omdat Sari bij het Bureau Krediet Regi stratie inmiddels als wanbetaler stond geno teerd. Zijn baan bij de PTT was hij al eerder kwijtgeraakt, met zijn drukkerij in Den Haag gaat het niet best en van zijn relatie was wei nig over. Inmiddels heeft het assurantiekantoor waar hij vroeger al werkte, hem in vaste dienst genomen. Officieel geldt hij nog steeds als verdachte, totdat de werkelijke tipgever wordt gepakt. Sari wil bij justitie een schadeclaim indie nen van een kwart miljoen. Bovendien wil hij bij de Nationale Ombudsman en de Leidse burgemeester C. Goekoop als korpsbeheer der van dè politie Hollands Midden een klacht indienen. „Ik heb dit allemaal redelijk overleefd. Iemand anders zou er misschien slechter aan toe zijn." Mr. Van den Heuvel komt tot de conclusie dat de politie te gretig heeft getracht de over val op te lossen: „De politie heeft al te mak kelijk gedacht dat ze eruit was. In theorie was het een kloppend verhaal. Sari zou het ge daan kunnen hebben, maar daarmee is het bewijs natuurlijk nog niet geleverd." De twee Voorschotense overvallers werden tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Zij zitten hun straf uit in Veenhuizen in Drente. Voor beheerder Albert Schuring van het Lei- muidense postkantoor werd de overval een traumatische ervaring. Hij werd op eigen ver zoek overgeplaatst naar een administratieve functie. De man die is aangewezen als de echte tipgever loopt vrij rond en werkt nog steeds bij de PTT. De politie is inmiddels met het onderzoek tegen hem begonnen. In verband met de privacy zijn de namen van be trokkenen hij de overval in dit artikel gefingeerd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 33