ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
'Geef
Afrikanen
de ruimte'
7
ZATERDAG 18 NOVEMBER 1995
Jan Pronk doet niet mee aan doemdenken
Donderdag (23 november) begint in Maastricht de tweede
conferentie van de Global Coalition for Africa (GCA). Gedurende
een kleine week komen staatshoofden, regeringsleiders, ministers
en deskundigen uit de meeste Afrikaanse landen 'ten zuiden van
de Sahara' in de Maasstad bijeen voor vooral informeel overleg.
Met Sir Ketumile Masire, president van Botswana, en Roberts.
McNamara, voormalig president van de Wereldbank, is minister
Jan Pronk van Ontwikkelingssamenwerking de geestelijke én
fysieke 'vader' van deze GCA.
ijn gehoor luistert ademloos toe,
i op deze zatermiddag in het
Utrecht College. De linkerhand
losjes in de broekzak. Met de rechter wijst hij
vermanend naar niet-aanwezige schenners
van mensenrechten, waar ook ter wereld. Of
hij krabt met dezelfde hand achter het oor,
alsof hij daar zoekt naar de juiste woorden.
Minister Jan P. Pronk - van oorsprong een
CHU'er - is eigëhlijk een predikant van het
klassieke soort. Maar misschien is voor de
enige honderden vertegenwoordigers van de
katholieke Derde Wereld-hulporganisatie Ce-
bemo, die zich hier in Utrecht voorbereiden
op een nieuwe Vastenactie, het woord mis
sionaris beter op zijn plaats. Preker is slechts
een van de vele 'bijnamen' die Pronk in zijn
lange politieke carrière heeft gekregen: 'bet
weter', 'ramptoerist', 'hofnar van de PvdA',
'haantje de voorste', maar ook 'het geweten
van links' of 'paradepaard van de armen'.
Praten is Pronk altijd goed afgegaan. Of het
nu in de Tweede Kamer is, op een internatio
nale conferentie of voor een groepje scholie
ren, steeds opnieuw weet de nu 55-jarige
PvdA-minister zijn gehoor te boeien met zijn
Derde Wereld-boodschap. De moord op Ra
bin, enige dagen eerder, of de executie van
de Nigeriaanse milieu-activist Ken Saro Wiwa
en acht van diens Ogoni-medestanders,
Pronk trekt moeiteloos zijn conclusies, die
doordrenkt zijn van ingehouden, maar echte
verontwaardiging.
Zijn liefde voor de Derde Wereld en de ont
wikkelingsproblematiek gaat terug naar zijn
studententijd. „Maar mijn eerste liefde was
Azië, niet Afrika. In 1967 maakte ik mijn eer
ste reis naar landen als Thailand en India. Ik
voelde me er direct thuis. En zo'n eerste lief
de vergeet je niet snel. Als ik erover doorfïlo-
sofeer, denk ik dat Afrika me vroeger bang
maakte. Dat was hetzelfde als toen ik als Ha
genaar in Rotterdam studeerde en daar op
kamers woonde. Drie jaar lang ging ik iedere
maandagochtend met tegenzin terug naar
Rotterdam. Ik vond het maar een vreemde
stad, tot ik me er thuis ging voelen en er niet
meer was weg te slaan. Dat proces is dus ge
leidelijk gegaan, net zoals met Afrika. Totdat
ik me door dat continent echt gegrepen ging
voelen. Maar dat gebeurde pas in de tweede
helft van de jaren tachtig."
Bemoeienis
Dat bang zijn voor Afrika had voor Pronk
mogelijk ook een andere, diepere reden.
„Psychisch verzette ik me ook tegen een te
grote betrokkenheid bij Afrika, dat bestond
uit voormalige koloniën van Engeland, België
en Frankrijk, die ook na de dekolonisatie zijn
doorgegaan om het continent te bevoogden.
Dat stond me tegen. Toen ik bij de VN werkte
heb ik ooit een stuk geschreven, waarin ik
pleitte voor een moratorium. Minder be
moeienis dus met Afrika. Dat continent moet
van die dominantie van het Westen af. Geef
de Afrikanen de ruimte. Geef hen de gelegen
heid om die tweede dekolonisatie door te
maken. De kern van die boodschap is het
zelfde gebleven."
Zijn betrokkenheid bij de Global Coalition
for Africa dateert van 1989, het jaar van de
grote politieke veranderingen in het Westen.
De wereld balanceerde op een historische
breuklijn: „Talloze landen in het zuiden van
de wereld vreesden, overigens voor mij ten
onrechte, dat door het wegvallen van het
IJzeren Gordijn ook de belangstelling van het
rijke noorden voor het veel armere zuiden
zou verdwijnen. Samen met president Masire
van Botswana en Robert McNamara heb ik
toen gezegd: we moeten proberen een nieu
we kijk op Afrika te ontwikkelen, weg van het
doemdenken dat het continent verloren is en
dat iedere cent die erin gestoken wordt, in
een bodemloze put wordt gestort. Omdat de
Nederlandse regering voor de organisatie te
kende van deze eenmalige conferentie, koos
ik voor Maastricht. Waarom niet? Waarom
moeten dit soort conferenties altijd in het
westen worden gehouden?"
Nog tijdens die eerste conferentie vroegen
de Afrikaanse deelnemers aan de drie god
fathers' van de GCA of deze beweging - 'want
dat is het, het is dus niet de zoveelste organi
satie!' - niet kon worden gecontinueerd. „Zo
is het gebeurd. We zijn verder gegaan met sa
menkomen, op kleine schaal. Wij zijn de ka-
talisatoren van een denkproces, de aanjagers
van een discussie. En nu, na vijf jaar, komen
we opnieuw in een plenaire zitting bijeen om
te evalueren en te zien waar we zaken kun
nen bijstellen. En waarom niet in de stad
waar het allemaal begonnen is? In Maas
tricht. Die stad is sinds 1990 een begrip in
Afrika geworden. Die stad symboliseert het
begrip over het nieuwe denken over Afrika."
De Engelse historicus Stephen Ellis, ver
bonden aan het Afrika Studiecentrum in Lei
den, stelde in opdracht van Pronk een boek
samen, 'Africa Now' getiteld, waarin de ge
dachten van Afrikaanse wetenschappers over
de huidige crisis in hun continent zijn sa
mengebracht. Het boek is Pronk's geschenk
aan de conferentie van volgende week en hij
is er zeer gelukkig mee. „De afgelopen vijf
jaar deden zich situaties voor die geleid heb
ben tot het plukken van de vruchten van
1989. Er is meer ruimte voor verandering en
voor vrijheid, bijvoorbeeld in Mali, Angola,
Mozambique, Ethiopië, Eritrea. Die landen
konden ineens zelf veel meer doen, omdat ze
losraakten uit de oost-west klem. Ongelukki
gerwijs leidde dat in een aantal gevallen ook
tot meer geweld. Wat al die landen nodig
hebben, is een tweede dekolonisatie. De eer
ste was de dekolonisatie van het rijke noor
den en de tweede moet van binnenuit ko
men. De personen die deze landen uit de ko
loniale afhankelijkheid hebben geleid, waren
over het algemeen mensen die de kolonisato
ren zelf goed hadden begrepen. Ze spraken
hun taal, studeerden in Parijs of Londen, ze
behoorden tot een elite, waren dus net zoveel
Europeaan als Afrikaan. Dat was ook nodig,
anders konden ze die strijd niet aan. Want je
moet je tegenstander kennen om hem te be
strijden. Maar daardoor was ook een zekere
vervreemding ontstaan van de eigen samen
leving. Dat leidde gemakkelijk tot het ont
staan van een nieuwe elite. Dat kun je die
mensen niet eens verwijten. Zo werkt dat
proces nu eenmaal. En dan is er een nieuwe
bevrijding nodig, een tweede dekolonisatie."
Volgens Pronk is juist Nigeria daar een heel
goed voorbeeld van. „Dat land me; zijn nieu
we elite, is, getuige opnieuw de gebeurtenis
sen van de afgelopen dagen, toch voor alles
een vazal van de wereldeconomie geworden.
Dat is de tragiek van Afrika. Nigeria en Zuid-
Afrika zijn de twee belangrijkste landen van
het continent. En als het daar niet lukt, lukt
het nergens."
Positieve ontwikkelingen
Iedereen weet dat Pronk een heel belangrijke
rol heeft gespeeld om de wereld bewust te
maken van de gruwelijkheden in Rwanda van
het afgelopen jaar. „Het is afschuwelijk wat
daar is gebeurd. Toch heeft dat land maar zes
miljoen inwoners. Nigeria heeft er ruim hon
derd miljoen. Etnisch geweld daar, zoals in
Rwanda, zal leiden tot een onvoorspelbare,
gigantische slachting. Als zoiets in Nigeria
zou gebeuren, heeft dat ernstige consequen
ties voor heel West-Afrika."
Gelukkig zijn er volgens Pronk ook positie
ve ontwildcelingen te signaleren in Afrika.
„Denk aan Zuid-Afrika, Mozambique, Nami
bië, Angola, Eritrea, Ethiopië. Ook het feit dat
er een structurele verbetering in de voedselsi
tuatie in West-Afrika is opgetreden door be
ter beleid." Pronk is ervan overtuigd dat de
problemen van Afrika alleen door de Afrika
nen zelf kunnen worden opgelost. Van bui
tenaf opgelegde oplossingen werken niet. Bo
vendien bestaat er niet één oplossing voor elk
Afrikaans land. Maar, zo meent de minister,
over een aantal basisopvattingen kan geen
discussie bestaan, zoals over de kwestie van
de mensenrechten: „Ik zeg dus niet, dat het
systeem moet zijn zoals in het Westen, maar
basisnormen zijn universeel. In Timor, Nige
ria en in Nederland willen moeders dat hun
kinderen blijven leven. Hebben mensen het
zelfde verdriet als iemand uit hun naaste om
geving door geweld wordt omgebracht. Dat is
essentieel. De zwakke, de onderliggende, het
slachtoffer dient het referentiekader te zijn.
Het is te gemakkelijk om te zeggen, zoals dat
vaak in relatie tot Afrika gebeurt: geweld be
hoort tot een traditionele cultuur. Nee, ge
weld behoort tot de cultuur van de macht."
Een van de belangrijkste voorwaarden voor
een betere toekomst van Afrika ziet Pronk in
een beter politiek leiderschap. De minister
legt de nadruk op het belang van leiders die
in hun eigen leven het conflict hebben door
leefd. „Nelson Mandela is daar een prachtig
voorbeeld van. En dat is ook de reden waar
om de moord op Rabih zulke emoties heeft
losgemaakt. Rabin heeft ook een levensreis
van binnenuit gemaakt. Is in Israël geboren
en getogen. Doorleefde de historie in zijn ei
gen persoon. En is daarom ook een leider ge
worden die iedereen aanspreekt. Hetzelfde
geldt voor Mandela. Alleen al het feit dat zo'n
leider de hand reikt aan zijn tegenstanders.
Indrukwekkend. Jammer genoeg zijn er te
weinig van dit soort leiders in Afrika."
Pronk weigert dus mee te doen aan het
doemdenken over Afrika, na rampen als die
in Angola, Somalië, Rwanda, Mozambique en
noem maar op. Wat heb ik daar aan? Er wo
nen wel honderden miljoenen mensen. Ik
weiger me genoegzaam in onze weelde van
welvaart en vrede te koesteren. Er ligt in Afri
ka een groot probleem, daar heb ik dus mee
te maken. Temeer, omdat dat probleem voor
een deel voortvloeit uit de koloniale geschie
denis. Voor een ander deel ook, omdat we
het continent nog steeds marginaliseren. En
als we dat marginaliseren niet doen, sturen
we er Shell op af en dan leidt dat ook weer tot
nieuwe problemen. Je hebt dus niet het recht
om te zeggen: ik keer me van Afrika en zijn
inwoners af, want ze doen daar zo dom.
Als je het op een goede, verstandige ma
nier doet. dan kan het werken, kan er succes
worden geboekt. Kijk maar naar Zuid-Afrika.
Zelfs als je zegt: ik laat ze het zelf uitzoeken,
moet je heel erg oppassen, dat je degene die
het zelf doen, niet in de weg loopt. Dat ge
beurt ook regelmatig. Bijvoorbeeld door te ei
sen dat ze een meerpartijensysteem introdu
ceren, terwijl ze daar zelf andere opvattingen
over hebben. En als we steun geven, moet
dat heel voorzichtig gebeuren. Dat heeft, bij
voorbeeld in Mozambique tot succes geleid.
En laten we wel wezen: doemdenken over
Afrika strookt ook niet met het Westers be
lang. Denk maar aan de ecologie, de migra-
tieproblematiek, politieke stabiliteit, econo
mische betrekkingen. Dat alles betekent voor
mij: zet Afrika a.u.b. niet al te laag op de
agenda."
Verwachtingen
Blijft de vraag bestaan of er in Nederland vol
doende wordt gedaan voor Afrika. Pronk is
daar heel zelfverzekerd over: „Allereerst ben
ik er als minister sterk mee bezig. Verder
hoop ik dat in het kader van de herijking van
het buitenlands beleid Afrika niet helemaal
alleen aan mij wordt overgelaten. Ik kies voor
de herijking om juist mijn andere collega's
meer te interesseren voor Afrika. Verder zijn
er gelukkig talloze groepen die zich met Afri
ka inlaten. Veel meer dan de politiek denkt
en juist in Limburg. Voor een deel kerkelijk
georiënteerd, maar zeker niet alleen. Daar
naast bestaat er een grote belangstelling voor
de wereldmuziek, de wereldcultuur. Mis
schien is hier de aandacht voor Afrika wel
sterker toegenomen dan die voor andere
Derde Werelddelen."
Welke verwachtingen heeft Pronk van de
aanstaande GCA-conferentie in Maastricht?
„In 1990 probeerden we vast te stellen waar
over we het eens waren. Dat staat hekend als
de consensus van Maastricht. We zijn nu vijf
jaar verder. We moeten ons nu afvragen of er
iets moet worden bijgesteld. Op economisch
gebied bijvoorbeeld was het in het verleden
nooit mogelijk iets op te nemen over de
schuldsanering van Afrika. Dat zou deze keer
hest wel eens het geval kunnen zijn. Als dat
lukt, kunnen we een nieuw uitgangspunt
daarover formuleren en dat vanuit onze be
weging inbrengen in internationale organisa
ties als de Wereldbank. Dat zou al een fantas
tisch resultaat zijn van Maastricht '95."
Minister Jan Pronk:
„Het is te gemakke
lijk om te zeggen,
zoals dat vaak in rela
tie tot Afrika gebeurt:
geweld behoort tot
een traditionele cul
tuur. Nee, geweld be
hoort tot de cultuur
van de macht."
FOTO GPD
ROLAND DE BRUIN