ZATERDAGS
BIJVOEGSEL
'Altijd die dwang, dat werd te veel'
ZATERDAG 11 NOVEMBER 1995
De Hazerswoudse incestzaak
De rechtszaak tegen een 65-jarige
inwoner van Hazerswoude-dorp baarde
veel opzien. Jarenlang misbruikte hij
drie van zijn dochters. Een van hen
pleegde uiteindelijk zelfmoord.
Het verhaal van een incest-slachtojfer.
cht jaar lang werden de drie oud-
ste dochters uit het Hazerswoudse
"^^gezin seksueel misbruikt. Door
hun vader, door een broer en door een oom.
Aan het misbruik kwam pas een einde toen
een van de meisjes in 1982 zelfmoord pleeg
de. Binnen Hazerswoude-Dorp was in brede
kring al jaren duidelijk dat het scheef zat bin
nen het gezin. Hulpverleners kwamen over
de vloer, de politie was op de hoogte van de
problemen. Niemand greep in. „Drie keer
heb ik geprobeerd duidelijk te maken wat er
bij ons gebeurde. Toen niemand het geloof
de, heb ik het maar voor mezelf gehouden",
zegt een van de slachtoffers.
Dit voorjaar dedei\.zij en haar zusje alsnog
aangifte. Vorige maand is haar inmiddels 65-
jarige vader veroordeeld tot vier jaar gevan
genisstraf. Een hoge straf in een incestzaak,
naar Nederlandse begrippen. Nog opmerke
lijker is dat de rechter met zijn uitspraak ver
der ging dan de officier van justitie die
slechts twee jaar had geëist. Veel genoegdoe
ning beleeft het slachtoffer daar echter niet
aan. „Veel liever had ik gehad dat hij spijt
had getoond, maar dat heeft hij niet."
Afwijkend
Ze is nu 29. Al jaren geleden vertrok ze uit
Hazerswoude-dorp. Ze heeft inmiddels zelf
een gezin en is bereid om het verhaal van
haar jeugd te vertellen. „Omdat ik hoop dat
anderen er wat aan hebben." Voorwaarde is
anonimiteit. Na de aangifte tegen haar vader
werden zij en haar zus lastiggevallen door
andere gezinsleden. Nachtelijke telefoontjes.
Haar moeder eiste het huwelijkscadeau, een
naaimachine, terug. Kort daarna is ze ver
huisd.
Negen kinderen telde het gezin, zeven
meisjes, twee jongens. Moeder kwam uit Sas-
senheim, vader uit Boskoop. Toen een blokje
nieuwbouw in Hazerswoude-dorp gereed
kwam, betrok het gezin daar een woning. De
meeste kinderen zijn daar geboren. Dat het
gezin afweek van het gebruikelijke moet al
snel duidelijk zijn geweest in de wijk. „We
liepen altijd over straat, vaak met gescheurde
kleren. Ik weet dat er kinderen waren die niet
met ons mochten spelen. We leefden geïso
leerd. Tegelijk zagen we bij andere kinderen
dat het niet normaal was. Andere ouders
zorgden voor hun kinderen. Mijn moeder
kon het allemaal niet aan, er waren gewoon
te veel kinderen. Ze werd zenuwachtig. Mijn
oudste zusje ging op een gegeven moment
bij een oom wonen, door wie ze naar later
bleek ook is misbruikt. Mijn tweelingzusje en
ik hielden al heel klein het huishouden draai
ende. Ik deed de boodschappen, mijn zusje
de rest. Bij de Spar moeten ze me nog goed
kennen. Steeds moest ik weer vragen of ze
toch nog een keertje de boodschappen wil
den opschrijven."
Blauwe plekken
Haar vader die in de tuinderij werkte, raakte
werkloos en kwam daarna nooit meer aan de
slag. Hij dronk en dat werd steeds erger.-Als
hij niet dronk had hij zijn 'goede buien'.
„Dan gingen we bijvoorbeeld naar Avifauna."
Maar meestal ging het anders. „We hadden
altijd blauwe plekken. Op een gegeven mo
ment vroeg een schoolarts hoe ik daar aan
kwam. Toen zei ik dat ik van de trap was ge
vallen. Daar zette hij een vraagteken achter
en ik moest later terugkomen. Maar toen ik
bij mijn verklaring bleef, heeft hij niet meer
doorgevraagd."
Een ander voorval speelde zich aan tafel af.
„We zouden tomatensoep eten en mijn vader
werd steeds bozer op mijn jongste broer. Op
een gegeven moment gooide hij een soep
bord naar zijn hoofd, daar hield mijn broer
een gat in zijn lip aan over. Tegen buiten
staanders werd daar over gezegd dat hij een
vork door zijn lip had gekregen."
Ze was bijna acht toen haar vader haar be
gon te misbruiken. „Misschien begon hij er
mee omdat mijn moeder steeds zwanger
raakte en moesten wij haar plaats innemen.
Als ik niet wilde meewerken, dreigde hij mijn
zusjes te pakken. Heel lang hebbèn we het
van elkaar niet geweten, alleen van mijn
tweelingzusje wist ik het op een gegeven mo
ment. Alle drie wilden we dit onze jongere
zusjes besparen."
Ook toen ze nog niet zeker wist dat haar
andere zusjes ook slachtoffer waren, had ze
altijd het gevoel dat er meer aan de hand
was. „Ik vond het raar dat als alles stil was in
huis, je iemand van beneden, waar mijn ou
ders sliepen, naar boven hoorde komen."
Haar jongere zusjes die de verhalen over
seksueel misbruik nog altijd niet geloven,
sliepen als de incest plaatsvond. Steevast was
haar vader daarbij dronken. Op een gegeven
moment dwong hij zijn vrouw toe te kijken.
„Hij heeft toen een stoel neergezet en moe
der gezegd te kijken. Ze zei niets, ze zei toch
al nooit veel. Als mijn vader onder normale
omstandigheden iets tegen haar zei en ze gaf
Tiet verkeerde antwoord, zei ze daarna ook de
hele avond niets meer." De oudste zoon (nu
32) zag op een gegeven moment hoe zijn va
der zich aan een van zijn dochters vergreep.
„Hij begon toen ook." t
Verwaarloosd
Voor de buitenwereld moet toen allang dui
delijk zijn geweest dat de kinderen verwaar
loosd werden. De politie was al eens te hulp
geroepen toen de vader de moeder met een
hooivork had belaagd. Na verloop van tijd
kwam het steeds vaker voor dat de kinderen
hun toevlucht moesten zoeken bij buurtbe
woners. „We belden daar dan de politie. 'Is je
vader weer bezig?', zeiden ze dan. Maar ver
der deden ze niets. We hadden het altijd het
gevoel er alleen voor te staan. De huisarts
wist wat er speelde. Hij zou weieens gaan
praten. Misschien deed hij ook wel wat, belcje
hij de kinderbescherming, maar wij hebben
er nooit iets van gemerkt. Altijd hadden we
het gevoel dat we niet geloofd werden. Het
enige dat mensen erkenden, was dat we wer
den verwaarloosd. We zaten onder de blauwe
plekken, maar ze geloofden niet eens dat we
werden mishandeld."
De kinderen waren toen al op een school
voor speciaal onderwijs in Leiden geplaatst.
„Ik had een spraakachterstand, daar heb ik
nog last van. Ik kom niet altijd goed uit mijn
woorden. Gewoon omdat ik zo weinig op
school kwam, omdat ik altijd thuis nodig
was. Ook toen ik in Leiden naar school ging
en met een busje werd opgehaald, bleef ik
noodgedwongen vaak thuis." Ze was twaalf
toen in 1978 maatschappelijk werkers van de
toenmalige Leidse stichting De Drieslag de
familie gingen begeleiden. Toen werd ein
delijk iets gedaan, maar eigenlijk was het al te
laat. Elk jaar kwam er een andere maatschap
pelijk werkster. Ze lieten ons nog vijf jaar in
de ellEnde zitten. We gaven aanwijzingen dat
we werden mishandeld, zeiden dat het niet
goed ging. Ze konden zien hoe we er bijlie
pen. We hebben gevraagd om in een tehuis
te worden geplaatst, als we maar bij elkaar
konden blijven. Pas een jaar na de dood van
mijn zusje, in 1983, is ingegrepen. Mijn ou
ders waren niet thuis. Om half tien 's mor
gens stonden ze op de stoep. Zes agenten en
vier maatschappelijk werkers kwamen ons
ophalen. In het tehuis waar we werden ge
plaatst had iemand een taart voor ons ge
haald. We hadden nog nooit zo'n mooie tijd
gehad als in het tehuis. Daar werd voor ons
gezorgd, daar kregen we liefde, als er iets
was, kon je het vertellen. Het gekke was dat ik
er in het begin aan moest wennen. Ik wilde
de zorg voor de anderen eigenlijk niet uit
handen geven."
Achteraf is gezegd dat die ingreep zo lang
uitbleef omdat de kinderen bij elkaar wilden
blijven. „Het zou niet mogelijk zijn geweest
ons bij elkaar te plaatsen. Ik geloof dat niet.
Als ze eerder hadden ingegrepen, zou mijn
zusje nog hebben geleefd. Hoewel ze mijn
tweelingzusje was, was ze heel anders dan ik.
Ze wilde niet vechten, ze was gelaten, geslo
ten. Op een gegeven moment heeft ze de
moed opgegeven en is ze ziek geworden. Ze
kon goed leren, maar op school ging het niet
meer. Op haar vijftiende zei ze dat ze niet
meer wilde leven. Een maand na haar zes
tiende verjaardag heeft ze alle pillen die in
huis waren ingenomen. Op 14 juli 1982 is ze
overleden, 10 juni 1983 gingen we naar het
tehuis."
Juist in dat jaar normaliseerde de situatie
in het gezin iets. Niet alleen kwam er een ein-
&e aan het misbruik, de familie ging zelfs op
vakantie. „Voor het eerst na bijna zeventien
jaar. Het leek wel een soort afscheid van mijn
Dwang
Na de plaatsing in het tehuis probeerden de
oudste dochters een eigen bestaan op te bou
wen. Het contact met de ouders bleef niette
min in stand. „Ze belden elke week, wilden
dat we op de gekste momenten kwamen. Ze
hadden macht over ons, als ze wilden dat je
kwam, dan kwam je. Deed je dat niet, dan
werden ze boos. Ze geloofden het bijvoor
beeld niet als je kinderen ziek waren. Dan
ging ik met twee snotverkouden kinderen
toch weer naar ze toe en als ik dan door an
deren voor gek werd verklaard, zei ik dat zij
niet wisten wat ik had meegemaakt."
Indirect werd die druk aanleiding om na
twaalf jaar samen met haar zus aangifte te
doen. „Ik wilde er vroeger wel over praten,
maar toen ik het drie keer had verteld en nie
mand het geloofde, dacht ik: dan houd ik het
maar voor mezelf. Begin dit jaar vertelde
mijn zus dat mijn ouders steeds minder bij
haar over de vloer kwamen. Ze maakte toen
een wrang geintje, zo van: ach jij hebt mei
den en ik heb jongens. Toen is het begonnen
te knagen. Juist die tijd begonnen ze ook nog
te vragen of mijn dochter met hun mee kon
op vakantie. Dat hield ik af. maar op een ge
geven moment vroegen ze het bijna elke
week. Altijd die dwang, 'Kom je nog?', dat
werd me te veel."
Steun
In april van dit jaar deden de twee vrouwen
aangifte bij de politie in Leiderdorp. „Daar
geloofden ze ons direct, dat maakte ons ster
ker. Bovendien hebben we steun gekregen
van het bureau Slachtofferhulp." Het onder
zoek leidde er toe dat de ouders en de broer
in juli werden aangehouden. Vader bleef in
voorarrest, de broer werd na verhoor weer op
vrije voeten gesteld, maar zal naar verwach
ting nog voor moeten komen. Het lange
wachten betekende echter ook dat een groot
deel van de beschuldigingen al verjaard was.
Voor incest geldt een verjaringstermijn van
twaalf jaar na de meerderjarige leeftijd van
het slachtoffer. Er is daardoor geen vervol
ging meer mogelijk naar aanleiding van de
aangifte van de oudste dochter.
Nu haar vader veroordeeld is, wil de voor
malige Hazerswoudse het liefst een punt
achter de zaak zetten. Een procedure om een
schadevergoeding zal ze niet beginnen. „Ik
wil geen geld van mijn vader, dat heeft 'ie
trouwens toch niet. Ik had duizend keer lie
ver gehad dat hij aangaf dat hij spijt heeft van
de hele geschiedenis." Mocht er eventueel
via Slachtofferhulp toch nog wat geld worden
uitgekeerd, dan heeft ze er al een bestem
ming voor. „Als het kan zou ik een steen op
het graf van mijn zusje willen laten plaatsen,
met als tekst: 'Eindelijk gerechtigheid